Memorie van toelichting - Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 33940 VIII - Wijziging begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2014 (Voorjaarsnota).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota); Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 28-05-2014
Publicatie­datum 03-06-2014
Nummer KST33940VIII2
Kenmerk 33940 VIII, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

33 940 VIII

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 tot en met 3

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2014 wijzigingen aan te brengen in:

  • 1. 
    de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
  • 2. 
    de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit Ministerie.

De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 4

Artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 schrijft voor dat een meerjarige begrotingsreserve kan worden aangehouden ten laste van een beleidsartikel. De begrotingreserve is bestemd als budgettaire voorziening voor de garantstelling door de Staat voor ontstane restschuld bij onderwijsinstellingen die in gebreke blijven om gesloten leningen aan de schuldeiser terug te betalen.

De begrotingsreserve inzake garantiestelling restschuld speelt een rol voor zowel het universitair onderwijs, het hoger beroepsonderwijs, het middelbaar onderwijs, het voortgezet onderwijs als het primair onderwijs. Uit een oogpunt van administratieve doelmatigheid is het niet gewenst dat er vijf aparte begrotingsreserves worden aangehouden ten laste van de betrokken beleidsartikelen (1, 3, 4, 6 en 7). Om die reden wordt door middel van dit wetsartikel bepaald dat de begrotingsreserve gekoppeld kan worden aan het niet-beleidsartikel Apparaatskosten (artikelnummer 95). Inhoudelijk is de begrotingsreserve bestemd om het begrotings- beheer met betrekking tot de betrokken beleidsartikelen op een doelmatige wijze vorm te geven.

Dit past in de geest van artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001. In het kader van de voorgenomen herziening van de Comptabiliteitswet zal een algemene wettelijke voorziening worden getroffen. Zolang die voorziening er nog niet is, zal jaarlijks in de begrotingswet van OCW deze afwijkingsbepaling worden opgenomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

B. BEGROTINGSTOELICHTING

  • 1. 
    Leeswijzer
  • 2. 
    Het beleid

2.1.          Overzicht belangrijkste uitgaven- en ontvangsten

2.2.          Beleidsartikelen

2.3.          Niet-beleidsartikelen

2.4.          Agentschap

3

3 6

44 47

  • 1. 
    Leeswijzer

In deze 1e suppletoire begroting van OCW zijn de effecten van besluiten van het Kabinet over de Voorjaarsnota verwerkt. Deze suppletoire wet moet dan ook in samenhang worden bezien met de Voorjaarsnota. Als gevolg hiervan wordt in de OCW-begroting 2014 een uitgavenpeil van € 36,0 miljard geraamd.

Dit onderdeel van de memorie van toelichting bestaat uit een algemeen deel en een artikelsgewijs deel. Het algemeen deel bevat een overzicht van de belangrijkste suppletoire mutaties (paragraaf 2.1). Vervolgens wordt per beleidsartikel een overzicht van de wijzigingen gegeven, inclusief toelichting (paragraaf 2.2). Op de beleidsartikelen worden alleen de beleidsmatige en autonome mutaties groter dan € 2,2 miljoen toegelicht.

  • 2. 
    Het beleid

2.1 Overzicht belangrijkste suppletoire mutaties

In onderstaande tabel worden de belangrijkste suppletoire mutaties weergegeven. Daaronder worden de mutaties toegelicht.

Tabel 1 Belangrijkste suppletoire mutaties 2014 (x € 1 miljoen)

 
   

Artikelnr.

Uitgaven

Ontvangsten

Stand

oorspronkelijk vastgesteld begro-

     

ting

   

35.022,9

1.232,1

Belangrijkste suppletoire mutaties:

     

1

Leerlingen- en studentenontwikke-

     
 

ling

diverse

169,9

  • 0,2

2

Bijstelling autonome raming

     
 

studiefinanciering

11, 12, 13

  • 223,8

25,3

3

Eindejaarsmarge 2013/2014

diverse

237,0

 

4

Inzet eindejaarsmarge

diverse

  • 115,4
 

5

Wettelijke verplichte prijsbijstelling

diverse

59,6

 

6

Kasschuif OV-studentenkaart

11

450,0

 

7

Kasschuiven overig

diverse

  • 75,5
  • 3,3

8

Beleidsmatig overig

diverse

32,6

10,0

9

Prijsbijstelling tranche 2014

diverse

43,1

 

10

Inzet prijsbijstelling

diverse

  • 43,1
 

11

Loonbijstelling tranche 2014

diverse

49,7

 

12

Rente studiefinanciering

11

 
  • 37,3

13

Niet Relevant

11,12

393,5

9,3

14

Overig

diverse

9,2

  • 1,0

Stand 1e suppletoire begroting 2014

 

36.009,6

1.234,9

3

Toelichting:

  • 1. 
    Uit de referentieraming leerlingen- en studentenaantallen 2014 blijkt dat het aantal leerlingen en studenten in 2014 per saldo hoger is dan de in de OCW-begroting 2014 verwerkte referentieraming 2013. Alleen in het voortgezet onderwijs is er een daling ten opzichte van de referentieraming 2013, terwijl vooral het hoger onderwijs een grote toename in studentaantallen laat zien.

Onderstaande tabel geeft de verdeling per sector weer:

Tabel 2 Leerlingen- en studentenontwikkeling (x € 1 miljoen)

ArtikelnrO. mschrijving                                                                                                                        2014

1 Primair onderwijs                                                                                                                   4,4

3            Voortgezet onderwijs                                                                                                           – 5,1

4            Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie                                                                        2,2

6            Hoger beroepsonderwijs                                                                                                    127,7

7            Wetenschappelijk onderwijs                                                                                                56,4 11,12,13 Studiefinanciering

– 15,7

Subtotaal uitgaven                                                                                                                           169,9

12,         Minus: Lesgeldontvangsten en WTOS ontvangsten

13                                                                                                                                                        – 0,2

Totaal leerlingen- en studentenontwikkeling                                                                                170,1

  • 2. 
    De raming voor studiefinanciering laat lagere kaderrelevante uitgaven zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2014 verwerkte raming uit het voorjaar 2013. Dit is het gevolg van de verwerking van nieuwe uitvoeringsgegevens van DUO. Hieruit blijkt onder andere dat er minder omzettingen waren van lening naar gift bij de studiefinanciering. Daarnaast is de omvang van het contract voor de OV-studentenkaart neerwaarts bijgesteld vanwege een daling van het aantal reizigerskilometers door studenten.
  • 3. 
    In 2013 zijn diverse budgetten niet volledig tot besteding gekomen. Deze middelen gaan via de eindejaarsmarge over naar 2014. Voor zover het overlopende verplichtingen betreft, zijn de middelen overgeboekt naar de artikelen.
  • 4. 
    De eindejaarsmarge wordt ingezet voor onder andere het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 20,3 miljoen), overlopende verplichtingen (€ 55,6 miljoen.), middelen voor incidentele loonruimte NOA (€ 34,0 miljoen) en ter dekking van interne OCW problematiek (€ 39,8 miljoen)
  • 5. 
    Deze post bestaat uit de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor de sectoren Cultuur en media (tranches 2014 en 2013 vanaf 2014) en studiefinanciering tranche 2014.
  • 6. 
    Ter optimalisering van het kasritme van de staat wordt een deel van de vergoeding (€ 450,0 miljoen) aan de vervoersbedrijven in 2014 betaald in plaats van in 2015.
  • 7. 
    Deze post bestaat uit diverse kasschuiven op de OCW-begroting, voor onder andere Caribisch Nederland (€ 25,9 miljoen), decentralisatie Huisvesting stelsel bekostiging musea (€ 14,8 miljoen), invoering Passend onderwijs (€ 13,0 miljoen), en het regionaal investeringsfonds mbo (€ 17,5 miljoen).
  • 8. 
    Onder de post Beleidsmatig overig vallen onder andere de middelen voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 20,3 miljoen) en incidenteel de Kleinescholentoeslag (€ 9,0 miljoen).
  • 9. 
    en 10. De prijsbijstelling en inzet prijsbijstelling betreft de overboeking van de tranche 2014 van het overgebleven restant van de prijsbijstelling. Zie voor de inzet onder 5.
  • 11. 
    In het Regeerakkoord is besloten om een nullijn te hanteren voor de lonen in 2014. Dit betekent dat de loonbijstellingstranche 2014 die aan de departementen wordt uitgekeerd geen vergoeding bevat voor contractloonstijging, maar alleen voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten.
  • 12. 
    De raming voor studiefinanciering laat lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2014 verwerkte raming uit het voorjaar 2013. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de neerwaarts bijgestelde rentevoet. Conform de begrotingsregels worden mutaties in de renteontvangsten generaal verwerkt.
  • 13. 
    De raming voor studiefinanciering laat hogere niet-relevante uitgaven en ontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2014 verwerkte raming van het voorjaar 2013. Dit is de doorwerking van de realisaties in 2013.
  • 14. 
    De overige mutaties betreffen de technische wijzigingen die in deze 1e suppletoire begroting zijn opgenomen. Het betreft overboekingen van en naar andere departementen en desalderingen van uitgaven en ontvangsten.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden met € 26,2 miljoen verhoogd.

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 17,3 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Het budgettaire effect van de leerlingenraming (€ 4,3 miljoen), zie ook de algemene toelichting op de 1e suppletoire begroting. – Een kasschuif van 2015 naar 2014 (€ 13 miljoen) vanwege het naar voren halen van de bekostiging van rugzakleerlingen in het voortgezet onderwijs als gevolg van de invoering van Passend Onderwijs. – Het budgettaire effect als gevolg van een toename van het aantal kleine scholen en het aantal scholen dat fuseert (€ 9 miljoen). – Een structurele overboeking aan de Inspectie (€ 3 miljoen) voor gedifferentieerd toezicht. – Een overboeking van bekostiging naar subsidies (€ 9,3 miljoen) voor de implementatie van Passend Onderwijs en de invoering van de centrale eindtoets.

Subsidies

Onder de post overig is een aantal subsidies op basis van de Wet overige onderwijs subsidies (WOOS) opgenomen die niet in de begroting 2014 waren genoemd. Dit zijn de subsidies voor Stichting Onderwijsgeschillen (€ 0,6 miljoen); Edventure, Ziezon (€ 0,2 miljoen); FODOK, ouderorganisatie van dove kinderen (€ 0,1 miljoen) en Oogvereniging Nederland (voorheen Viziris), ouderorganisatie van visueel gehandicapte kinderen (€ 0,1 miljoen).

Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 6,0 miljoen verhoogd.

De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– In de begrotingsafspraken 2014 is € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor Nederlands onderwijs buitenland. Deze middelen worden verdeeld over drie jaar. Via een kasschuif uit 2015 en 2016 komen in deze suppletoire begroting middelen beschikbaar voor 2014. De middelen voor 2015 en 2016 komen beschikbaar in de ontwerpbegroting 2015.

– Een structurele overboeking van het budget Herstart/Op de Rails aan artikel 3 (€ 9,5 miljoen) vanwege de invoering van Passend Onderwijs. Deze middelen zijn bestemd voor de samenwerkingsverbanden VO.

– Een overboeking van bekostiging naar subsidies (€ 9,3 miljoen) voor de implementatie van Passend Onderwijs en de invoering van de centrale eindtoets.

– Voor een aantal projecten is in totaal € 3 miljoen aan juridische verplichtingen doorgeschoven naar 2014.

– Een toevoeging van € 1,2 miljoen voor antipestbeleid.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt per saldo met € 3,1 miljoen verlaagd.

De verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Een bijdrage aan artikel 3 betreffende projecten Passend onderwijs (€ 1,3 miljoen).

– Een bijdrage aan de Inspectie ten behoeve van de kosten die voortvloeien uit de intensivering van het continuïteitstoezicht (€ 1,2 miljoen).

Bijdragen aan agentschappen

Het budget voor DUO wordt met € 2,7 miljoen verhoogd als gevolg van de extra uitvoeringskosten voor de invoering van Passend onderwijs.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden met € 289,6 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 267,0 miljoen) wordt veroorzaakt door: – Het feit, dat een groot deel van de uitgavenmutaties voor 2015 reeds in

2014 worden verplicht (€ 244,1 miljoen). Dit is het gevolg van een gewijzigde administratieve systematiek. – Een aanpassing van de garantieverplichtingen 2014 met € 22,9

miljoen.

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 3,7 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Kasschuif van 2013 van een deel van de continuïteitsgarantie aan

Amarantis (+ € 2,7 miljoen). – Uitvoeringstekort i.v.m. financiële situatie onderwijs Caribisch

Nederland (+ € 2 miljoen). – De realisatie van het aantal leerlingen is lager dan de raming (– € 5,1

miljoen). – Minder gebruik van de regeling leerplusarrangement (– € 3,9 miljoen). – Overboeking van beleidsterrein 1 primair onderwijs van de middelen voor herstart en op de rails (+ € 9,5 miljoen). Deze worden per

1 augustus 2014 opgenomen in de regeling regionaal zorgbudget. – Overboekingen naar andere beleidsterreinen (– € 1,5 miljoen).

Subsidies

Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 2,9 miljoen verhoogd.

De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Overboeking van art 1 PO naar art 3 VO m.b.t. project steunpunt passend onderwijs en monitor passend onderwijs, uitgevoerd door de VO-raad ad € 1,2 miljoen.

– Overboekingen van art 4 MBO en art 9 Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid naar art 3 VO m.b.t. het intensiveringstraject rekenen in het vo en mbo, uitgevoerd door Steunpunt Taal en Rekenen. Totaal ad € 0,9 miljoen.

– Overboeking van art 1 PO naar art 3 VO m.b.t. het project Excellente scholen € 0,6 miljoen.

Bijdragen aan agentschappen

Het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt per saldo met € 10,0 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Beschikbaar stellen van middelen voor de ontwikkeling en productie van Facet (centraal examen systeem) + € 5,3 miljoen.

– Gelden voor invoering van SBR-XBRL (Standard Business Reporting Programma; standaard om financiële gegevens en bedrijfsinformatie elektronisch uit te wisselen) en SEPA (nieuwe bestandsformaat voor betalingen): + € 1,6 miljoen.

– Diverse overboekingen (+ € 3,1 miljoen).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s.

Het budget voor de SLOA-instellingen wordt per saldo met € 5,8 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Kasschuif van 2013 met betrekking tot een vertraging van het project diagnostische toets (+ € 2,5 miljoen).

– Overboeking van beleidsterrein 4 beroepsonderwijs en volwassenedu-catie inzake de bijdrage voor CITO voor de centraal ontwikkelde examens taal en rekenen en mbo 2f en 3f (+ € 5,0 miljoen).

– Overige overboekingen (– € 1,7 miljoen).

Ontvangsten

Het ontvangstenbudget wordt verlaagd met € 3,3 miljoen als gevolg van: Kasschuif van 2014 naar 2016 van de opbrengst van het terugstorten van reserves van de Regionale Verwijzings Commissies. Dit in verband met het feit, dat de RVC’s eerst op 1 januari 2016 worden opgeheven.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Uitgaven

Voor artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneducatie) is sprake van een daling van de uitgaven met € 42,7 miljoen ten opzichte van de vastgestelde begroting 2014.

Voor € 9,9 miljoen betreft het technische mutaties. Als gevolg van autonome en beleidsmatige mutaties is de begroting met € 32,7 miljoen gedaald.

Toelichting per instrument:

Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 25,3 miljoen verlaagd. De verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– De jaarlijkse doorrekening van de referentieraming 2014 leidt tot in de eerste jaren tot een verlaging van de beschikbare middelen en vanaf 2017 tot een stijging (zie ook de algemene toelichting) ten opzichte van de referentieraming 2013.

– Door een kasschuif zijn de middelen voor bekostiging roc’s/overige regelingen in 2014 met € 6,0 miljoen verlaagd en in 2015 met € 3,0 miljoen. Deze middelen zijn doorgeschoven naar de jaren 2016 tot en met 2018 om de lumpsumtaakstelling uit de Begrotingsakkoord 2013 gelijkmatig over de jaren te verdelen. Hierdoor wordt deze taakstelling van 2014 tot en met 2018 € 28 miljoen per jaar en per 2019 is dit structureel € 29 miljoen.

– Per 2015 zijn de middelen voor leerlinggebonden financiering structureel aan de bekostiging roc’s/overige regelingen toegevoegd. In 2014 staan deze middelen nog onder het instrument leerlinggebonden financiering. Voor de leerlinggebonden financiering hebben structurele overboekingen van in totaal € 2,3 miljoen per jaar plaatsgevonden naar het artikel Primair onderwijs en het Ministerie van Economische Zaken voor het aandeel groen onderwijs.

– Daarnaast is gebleken dat er in het studiejaar 2013/2014 meer geïndiceerde deelnemers met een handicap zijn ingestroomd dan verwacht. Dit leidt ertoe dat ook de basis voor de raming voor het jaar 2014 en verder met deze structurele doorwerking aangepast moet worden. Het budget voor de leerlinggebonden financiering stijgt hierdoor met € 1,4 miljoen.

– Investeringsfonds mbo (Techniekpact) is met € 17,8 miljoen verlaagd in 2014. Voor het investeringsfonds is in de periode 2014 – 2017 € 25 miljoen beschikbaar per jaar. Dit bedrag wordt jaarlijks verplicht, maar in tranches uitbetaald. Door een aangepast betalingsritme voor de bijbehorende projecten is een kasschuif van de beschikbare middelen nodig naar latere jaren.

– Het instrument Versterken centrale en uniforme toetsing is met € 2,4 miljoen verlaagd. Dit is vooral het gevolg van een overheveling van € 2,3 miljoen naar het artikel Voortgezet onderwijs ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs voor de invoering van digitale examen-software voor de aansluiting met BRON.

Subsidies

Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 1,5 miljoen verlaagd. De middelen voor het Sectorplan mbo-hbo techniek zijn met € 2,7 miljoen naar beneden bijgesteld in 2014 en verschoven naar 2015. Dit komt hoofdzakelijk door een verandering in liquiditeitsbehoefte in het kader van het sectorplan mbo-hbo techniek Centers of innovatief vakmanschap.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt per saldo met € 2,2 miljoen verlaagd. De verlaging is met name het gevolg een overboeking van € 2,3 miljoen naar het instrument bijdrage aan ZBO’s/RWT’s. Deze middelen worden verstrekt aan het College van Examens.

Bijdragen aan(inter)nationale organisaties/medeoverheden.

Het budget voor Caribisch Nederland daalt met € 16,3 miljoen. Door een vertraging in het masterplan onderwijshuisvesting kunnen betalingen pas later plaatsvinden. Om de middelen te laten aansluiten op de actuele planning zijn kasschuiven doorgevoerd uit 2014 naar 2015 tot en met 2017.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Het budget voor dit instrument wordt per saldo met € 1,4 verhoogd. Dit is met name het gevolg van overboekingen van in totaal € 4,2 miljoen binnen het artikel naar het instrument bijdrage aan ZBO’s/RWT’s ten behoeve van het College voor Examens. Daarnaast hebben er overboekingen van in totaal € 5 miljoen plaatsgevonden naar het artikel Voortgezet onderwijs. Deze middelen worden verstrekt aan CITO. In de eindejaarsmarge 2013/2014 is er € 2,2 miljoen van 2013 doorgeschoven naar 2014 ten behoeve van de invoering van digitale examensoftware voor de aansluiting met BRON en een verplichting aan ECBO die beiden in 2014 betaald worden.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden met € 321,8 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 190,2 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de uitgavenmutatie voor het jaar 2015 – overeenkomstig de bekostigingsregelgeving – in het jaar 2014 wordt verplicht. Daarom wordt deze verwerkt in het verplichtingenbudget 2014.

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 131,9 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– aanpassing op basis van de nieuwe raming van de studentenaantallen:

€ 127,7 miljoen (Referentieraming 2014: zie het algemeen deel); – interne overboekingen: – artikel 16, toevoeging van middelen voor SURF aan de lumpsum van de hogescholen: € 1,7 miljoen; – artikel 9, opname van wetenschap en technologie in de curricula van alle lerarenopleidingen basisonderwijs voor hogescholen die deze opleiding verzorgen: € 3,1 miljoen; – artikel 9, ontwikkeling van twee nieuwe afstudeerrichtingen bij tweedegraads opleidingen tot leraar vo voor hogescholen die deze opleiding verzorgen: € 0,9 miljoen.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden met € 133,4 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 67,1 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de uitgavenmutatie voor het jaar 2015 -overeenkomstig de bekostigingsregelgeving - in het jaar 2014 wordt verplicht. Daarom wordt deze verwerkt in het verplichtingenbudget 2014.

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 66,8 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

  • aanpassing op basis van de nieuwe raming van de studentenaantallen: € 56,4 miljoen (Referentieraming 2014: zie het algemeen deel);
  • interne overboekingen artikel 16, toevoeging van middelen voor SURF, Landelijke functie technische bibliotheek Technische Universiteit Delft en Max Planck Instituut aan de lumpsum van (betreffende) universiteiten en academische ziekenhuizen: € 9,8 miljoen;

artikel 9, uitvoering van het Plan van aanpak gericht op vermindering van het tekort aan leraren in de schoolvakken Nederlands, Engels, Frans, Duits en Klassieke Talen: € 1,4 miljoen.

Ontvangsten

Het ontvangstenbudget wordt verhoogd met € 10,0 miljoen als gevolg van een gedeeltelijke terugvordering van de in 2008 verleende subsidie ad € 25,0 miljoen aan de Technische Universiteit Delft voor de nieuwbouw van de (afgebrande) faculteit Bouwkunde van deze universiteit.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden met € 3,1 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 2,9 miljoen) wordt veroorzaakt door:

een aanpassing van de verplichtingenraming voor de jaren 2014–2016. Het betreft hier het saldo van de verhogingen en verlagingen. De belangrijkste verhoging van € 3,5 miljoen is het gevolg van een tweejarige verplichting aan het Europees Platform met kasgevolgen in 2015.

De verplichtingenramingen voor de jaren 2015 en 2016 zijn overeenkomstig aangepast.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden gelijk aan de uitgaven met € 21,6 miljoen verlaagd.

Uitgaven

Toelichting per instrument: Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt met € 27,0 miljoen verlaagd. De

verlaging is het gevolg van de volgende mutaties:

– In het kader van Verantwoord Begroten heeft een nadere toedeling van middelen plaatsgevonden over de instrumenten bekostiging/subsidies/ opdrachten, hetgeen ertoe heeft geleid dat de bekostiging met € 6,4 miljoen is verlaagd.

– Naar het Ministerie van EZ is € 3,6 miljoen overgeboekt ten behoeve van de in de Bestuursakkoorden VO/MBO overeengekomen maatregelen voor de professionalisering van onderwijspersoneel, voor zover het betreft het aandeel groen onderwijs;

– Een kasschuif (€ 17,0 miljoen) van 2014 naar 2015 voor kwaliteit leraren (professionalisering); zie het algemeen deel van deze supple-toire begroting voor een toelichting.

Subsidies

Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 0,3 miljoen verlaagd. De

verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Om voor de subsidies Impuls lerarentekorten vo, de Promotiebeurs, de InnovatieImpuls, de Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek en de overige projecten de beschikbare budgetten in overeenstemming te brengen met de beoogde uitgaven is een intertemporele compensatie verwerkt (voor 2014 + € 7,9 miljoen);

– Een overheveling van € 6,5 miljoen uit de subsidiemiddelen van het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid naar de onderwijssectoren vo, hbo en wo ten behoeve van onder andere het vergroten van het aantal studenten in tekortvakken vo, het opnemen van wetenschap en techniek in de curricula van alle pabo’s en de ontwikkeling van twee nieuwe afstudeerrichtingen bij de 2e-graads opleidingen leraar vo;

– Overboeking van middelen (€ 3 miljoen) naar de Inspectie van het Onderwijs om meer differentiatie in het toezicht te bewerkstelligen.

– Overheveling van middelen (€ 0,5 miljoen) naar DUO voor de uitvoering/ondersteuning van de diverse subsidieprojecten;

– In het kader van Verantwoord Begroten heeft een nadere toedeling van middelen plaatsgevonden over de instrumenten bekostiging/subsidies/ opdrachten, hetgeen ertoe heeft geleid dat de subsidies met € 1,8 miljoen zijn verhoogd.

Opdrachten

In het kader van Verantwoord Begroten heeft een nadere toedeling van middelen plaatsgevonden over de instrumenten bekostiging/subsidies/ opdrachten, hetgeen ertoe heeft geleid dat de opdrachten voor 2014 met

€ 4,6 miljoen zijn verhoogd. Dit heeft nagenoeg geheel betrekking op de opdrachten rondom de ontwikkeling, het beheer en het onderhoud van de leraren- en schoolleidersregisters.

Bijdragen aan agentschappen

Het budget voor DUO wordt met € 1,1 miljoen verhoogd als gevolg van aanvullende uitvoering/ondersteuning door DUO op de diverse subsidieregelingen en overige projecten van het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder wordt eerst een algemene toelichting op de instrumenten van dit artikel gegeven, daarna worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting instrumenten (algemeen):

Het onderscheid relevant en niet-relevant is in onderstaande toelichting als uitgangspunt genomen. Relevant betekent relevant voor het begrotingstekort/EMU-saldo. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen van het diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de betalingen van prestatiebeurzen (zolang die nog niet omgezet zijn in een gift) en verstrekte rentedragende leningen.

De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op verstrekte studieleningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen.

De mutaties als gevolg van de bijstelling van het leerlingenvolume en de prijsbijstelling worden toegelicht in het algemene deel van deze 1e suppletoire begroting.

Toelichting mutaties:

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Inkomensoverdrachten

In totaal wordt € 508,8 miljoen meer uitgegeven aan inkomensoverdrachten dan eerder geraamd. Dit is het gevolg van de volgende mutaties:

  • De basisbeursuitgaven vallen hoger uit dan eerder geraamd. In 2014 wordt per saldo € 81,7 miljoen meer aan basisbeursuitgaven verwacht.

Dit betreft € 63,2 miljoen minder relevante basisbeursuitgaven (gift). Vooral bij het ho (hbo), maar ook bij de bol, wordt minder basisbeurs omgezet in gift. Ook bij de basisbeurs die direct als gift wordt verstrekt in de bol niveau 1 en 2 vallen de uitgaven naar verwachting lager uit.

De niet-relevante uitgaven basisbeurs (prestatiebeurs) stijgen met € 144,9 miljoen, onder andere als gevolg van de hiervoor genoemde lagere omzettingen in gift. Daarnaast zorgen hogere studentenaantallen in de referentieraming voor een forse toename bij de toekenningen van basisbeurs als prestatiebeurs.

  • De uitgaven aanvullende beurs vallen per saldo € 21,3 miljoen hoger uit dan geraamd:

Dit betreft € 10,9 miljoen minder relevante aanvullende beursuitgaven (gift). In lijn met de daling van de uitgaven bij de basisbeurs dalen ook de relevante uitgaven bij de aanvullende beurs door de neerwaartse bijstelling van de omzettingen op basis van de realisatiegegevens. Dit zit voornamelijk bij het hbo. De niet-relevante uitgaven aanvullende beurs stijgen in 2014 met € 32,1 miljoen, zowel door de eerder genoemde daling bij de omzettingen in gift, als door hogere studentenaantallen in de referentieraming 2014.

  • De uitgaven voor de reisvoorziening stijgen in 2014 met € 307,8 miljoen voornamelijk door:

In 2014 wordt € 450,0 miljoen van de voorlopige vergoeding 2015 voor de OV-studentenkaart aan de vervoersbedrijven vooruitbetaald. Hiermee wordt het kasritme van de Staat geoptimaliseerd. Daarnaast is door herijking van het aantal gereisde kilometers de vergoeding aan de vervoersbedrijven in 2014 lager dan eerder geraamd en worden de omzettingen naar gift naar beneden bijgesteld.

  • De overige uitgaven vallen in 2014 € 98,0 miljoen hoger uit dan geraamd:

Van deze stijging is € 2,7 miljoen relevant. Omdat het wetsvoorstel voor het sociaal leenstelsel in de masterfase is aangehouden, wordt een eerder ingeboekte «fiscale weglek» teruggedraaid. Dit bedroeg € 7,0 miljoen in 2014. Daarnaast worden de overige uitgaven op basis van de realisatie 2013 naar beneden bijgesteld (- € 4,3 miljoen in 2014).

De niet-relevante overige uitgaven vallen € 95,4 miljoen hoger uit. Met deze mutatie worden de technische bijstellingen op de verschillende onderdelen aangesloten.

Leningen

Het budget leningen wordt per saldo met € 121,1 miljoen verhoogd:

  • De verwachte uitgaven aan rentedragende leningen worden verhoogd omdat vanuit de realisaties uit 2013 blijkt dat er door meer studenten wordt geleend. Ook het gemiddelde geleende bedrag is iets gestegen.
  • De uitgaven aan collegegeldkrediet worden op basis van de realisaties over 2013 verlaagd.

Bijdragen aan agentschappen

Het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) wordt per saldo met € 26,1 miljoen verhoogd. Dit is het gevolg van de volgende mutaties:

  • Een bijstelling van het budget voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering met € 20,3 miljoen als gevolg van de definitieve vaststelling van de business case. Met de nieuwe systemen kan de uitvoering efficiënter worden, de dienstverlening aan studenten eigentijds (digitaal) en kunnen maatregelen binnen de studiefinanciering beter worden geaccommodeerd.
  • Een structurele overboeking van € 2,9 miljoen binnen het beleidsarti-kel studiefinanciering, ten laste van het budget voor de reisvoorziening voor studenten naar het budget van DUO. Dit zijn de jaarlijkse uitvoeringskosten aan onterecht OV-kaartbezit.
  • Een bijstelling van het DUO-budget van € 2,9 miljoen voor onder meer het leerlingenvolume en de uitvoeringskosten op het gebied van het tegengaan van misbruik uitwonendenbeurs en de aanpak van fraudebestrijding in de studiefinanciering.

Ontvangsten

Het ontvangstenbudget wordt per saldo verhoogd met € 4,2 miljoen:

  • Op basis van de realisatiecijfers over 2013 en de lage rente worden de relevante rente-ontvangsten naar beneden bijgesteld.
  • Daarnaast worden er meer ontvangsten op de kortlopende vorderingen verwacht. Het gaat hierbij voornamelijk om een verhoging van de ontvangsten voor onterecht kaartbezit.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Uitgaven

Toelichting per instrument: Inkomensoverdrachten

Het budget inkomensoverdrachten wordt met € 6,7 miljoen verlaagd.

Deze verlaging is het saldo van leerlingen- en prijsbijstellingsmutaties (zie het algemene deel voor de toelichting) en mutaties op basis van de realisaties in 2013:

– Bij de regeling WTOS TS17- (inkomensafhankelijke regeling voor ouders van groepen minderjarige leerlingen en minderjarige mbo’ers) doen zich tegengestelde bewegingen voor. Op basis van de referentieraming wordt een stijging van het aantal gerechtigden verwacht, maar tegelijkertijd blijkt uit de realisaties van voorgaande jaren dat het gebruik van de regeling afneemt. Vanaf 2016 is de WTOS TS17-onderdeel van de kindregelingen van het Ministerie van SZW.

Zowel bij de regeling WTOS TS18+ (tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten voor deeltijd- en lerarenopleiding) als bij de regeling WTOS VO18+ (ouderinkomensafhankelijke regeling voor meerderjarige scholieren in het voortgezet onderwijs) worden met ingang van 2014 lagere uitgaven verwacht.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Zie voor de toelichting van de mutaties door het leerlingenvolume het algemene deel.

Toelichting mutaties:

Ontvangsten

Lesgeld wordt gevraagd aan meerderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg van het middelbaar beroepsonderwijs en aan meerderjarige leerlingen in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

De raming van de lesgeldontvangsten wordt verlaagd met € 7,2 miljoen. Deze mutatie wordt grotendeels veroorzaakt door een eenmalige daling in 2014 als gevolg van een wijziging in het inningsproces.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 13,6 miljoen verlaagd. De verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties: – Een verhoging van het budget van de Culturele basisinfrastructuur door uitkering van wettelijke prijsbijstelling huisvesting en toekenning van arbeidsvoorwaardenmiddelen aan het Fonds Podiumkunsten; – Een overboeking van € 3 miljoen van het budget van Monumentenzorg naar Subsidies (Specifiek Cultuurbeleid). Dit zijn middelen die in de Museumbrief beschikbaar zijn gesteld voor het stimuleren van samenwerkingsinitiatieven, talentontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek; – Een verlaging met € 14,8 miljoen van het budget Investeringen huisvesting middels een kasschuif. Deze middelen worden in latere jaren ingezet in het kader van het nieuwe huisvestingsstelsel musea.

Subsidies

Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 11,7 miljoen verlaagd.

De verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Een verlaging van het budget Programma Erfgoed en Ruimte van € 3,9 miljoen ten behoeve van decentralisatie-uitkeringen aan het gemeenteen Provinciefonds.

– Een verlaging van het budget Specifiek cultuurbeleid, met name veroorzaakt door een overboeking van € 11,8 miljoen naar het Nationaal Archief ten behoeve van de Digitale Taken Rijksarchieven.

Bijdragen aan agentschappen

Het budget voor het Nationaal Archief wordt per saldo met € 12,1 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutatie: – Zoals hierboven toegelicht, een overboeking ten behoeve van de Digitale Taken Rijksarchieven.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden met € 29,1 miljoen verhoogd. Er is geen verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties.

Uitgaven

Toelichting per instrument: Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 28,9 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Uitkering van de wettelijke prijsindex 2013 en 2014 voor een bedrag van € 28,4 miljoen.

– Aanvulling op het budget regionale omroepen vanuit het provinciefonds voor een bedrag van € 1,5 miljoen.

– Lager beschikbaar budget als gevolg van een lagere raming van de reclameontvangsten voor een bedrag van € 1 miljoen.

– Binnen het instrument Bekostiging is een bedrag van € 13,5 miljoen overgeboekt van Algemene Mediareserve naar Landelijke Publieke Omroep voor de van de kosten van de superevenementen (Olympische Winterspelen en WK voetbal)

Ontvangsten

Het ontvangstenbudget wordt verlaagd met € 1 miljoen als gevolg van een lagere raming van de reclameontvangsten.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden met € 2,9 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (– € 12,7 miljoen) wordt met name veroorzaakt doordat een uitgavenmutatie voor het jaar 2014 – overeenkomstig de bekostigingsregelgeving – in het jaar 2013 is verplicht. Daarom is deze verwerkt in het verplichtingenbudget 2013.

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Bekostiging

Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 26,3 miljoen verhoogd. De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutatie: – Interdepartementale overboeking van het Ministerie van EZ inzake de bijdrage privaat-publieke samenwerking van € 25 miljoen.

Subsidies

Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 12,0 miljoen verlaagd.

De verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Interne overboekingen naar artikel 6 en 7 in verband met de toevoeging van middelen voor SURF, Landelijke functie technische bibliotheek Technische Universiteit Delft en Max Planck Instituut aan de lumpsum van (betreffende) universiteiten, hogescholen en academische ziekenhuizen: € 11,5 miljoen;

– Interdepartementale overboeking van € 0,9 miljoen naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken in verband met overboeking van de middelen van het Europees Instituut voor Bestuurskunde.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties.

Het budget voor (inter-)nationaleorganisaties wordt per saldo met € 1,4 miljoen verhoogd. De verhoging is het gevolg van de volgende mutaties: – Wettelijk verplichte prijsbijstelling 2014.

In de kolom «Mutaties 1e suppletoire begroting 2014» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2014» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting mutaties:

Verplichtingen

De verplichtingen worden met € 0,5 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 0,4 miljoen) wordt veroorzaakt door:

– Het aangaan van verplichtingen in 2014 met kasjaren na 2014.

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Subsidies

Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 0,6 miljoen verhoogd.

De verhoging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Er heeft een kasschuif plaatsgevonden van 2013 naar 2014 van € 0,7

miljoen voor betalingen die gepland waren in 2013, maar niet meer in

2013 tot betaling zijn gekomen.

Bijdragen aan mede-overheden

Het budget voor bijdrage aan mede-overheden wordt per saldo met € 0,6

miljoen verlaagd. De verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties:

– Overboeking naar het Ministerie van EZ € 0,4 miljoen voor de bijdrage ten behoeve van Talent naar de Top 2014.

– Overboeking naar het gemeentefonds € 0,2 miljoen voor een bijdrage aan de 4 grote steden voor het vergroten van de sociale acceptatie van LHBT(Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, Biseksuelen en Transgender personen)- emancipatiebeleid binnen de etnische kringen.

Toelichting mutaties:

Loonbijstelling

Het totaal van de loonbijstelling ad. € 49,7 miljoen is bij de Voorjaarsnota aan de OCW- begroting toegevoegd. Omdat in het Regeerakkoord is besloten om een nullijn te hanteren voor de lonen in 2014, bevat de loonbijstellingstranche 2014 geen vergoeding voor contractloonstijging, maar alleen voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten. De loonbijstelling wordt in de begroting 2015 toegedeeld aan de loongevoelige begrotingsartikelen.

Prijsbijstelling

De prijsbijstelling tranche 2014 bedraagt € 43,1 miljoen en is bij de Voorjaarsnota aan de OCW- begroting toegevoegd. Deze is ingezet ter dekking van een deel van de wettelijk verplichte prijsbijstelling.

Nader te verdelen

De mutatie in 2014 wordt voornamelijk verklaard door de toevoeging van de eindejaarsmarge 2013/2014 ad. € 237,0 miljoen en de inzet van deze eindejaarsmarge (totaal € 208,8 miljoen). Zie het algemene deel voor een verdere toelichting.

Daarnaast is er € 34,0 miljoen gereserveerd op dit artikel voor incidentele middelen voor het NOA. Indien er voor 1 juni 2014 cao’s worden afgesloten waarin de afspraken uit het NOA zijn verwerkt, worden deze middelen beschikbaar gesteld voor loonruimte in 2014.

Toelichting mutaties:

Uitgaven

Toelichting per instrument:

Personele uitgaven

Het budget voor personele uitgaven wordt per saldo met € 14,3 miljoen verhoogd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:

– Het programma Toezicht 2020, een programma om te komen tot een samenhangende en onderwijsbrede visie op het toezicht van de

Inspectie van het Onderwijs zoals dat er in 2020 uit gaat zien (€ 7,0

miljoen); – Tijdelijke uitbreiding van de capaciteit om gestalte te geven aan het geïntegreerd continuïteitstoezicht door de Inspectie van het Onderwijs

(€ 2,3 miljoen); – De inzet van de eindejaarsmarge. Dit heeft geleid tot een verhoging van het budget met totaal € 4,6 miljoen. De eindejaarsmarge is grotendeels ingezet voor de vorming van een Sociaal Beleidskader voor de taakstelling.

Materiële uitgaven

Het budget voor materiële uitgaven wordt per saldo met € 3,0 miljoen verhoogd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een aantal kasschuiven, uitgaven die in 2013 gepland waren maar in 2014 zullen plaatsvinden. Onder andere zijn het: – Diverse vertraagde ICT– projecten;

– vertraging in het Programma invoering Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst.

Ontvangsten

Het ontvangstenbudget blijft ongewijzigd. 2.4 AGENTSCHAP

DIENST UITVOERING ONDERWIJS

In deze paragraaf is de 1e suppletoire begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten, informatievoorziening alsmede diensten gericht op de verbetering van de verbinding tussen beleid en uitvoering. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.

Tabel 1 Staat van baten– lastenagentschap DUO (Eerste suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)

Omschrijving                                                               Oorspron-          Mutaties 1e Totaal geraamd

 

Oorspron-

Mutaties 1e

kelijk

suppletoire

vastgestelde

begroting

begroting

2014

2014

 

Baten

Omzet moederdepartement                                            204.986                  45.748                   250.734

Omzet overige departementen                                         19.462                           0                     19.462

Omzet derden                                                                    10.985                           0                     10.985

 

Omschrijving

Oorspron-

Mutaties 1e

Totaal geraamd

 

kelijk

suppletoire

 
 

vastgestelde

begroting

 
 

begroting

2014

 
 

2014

   

Rentebaten

   

0

Bijzondere baten

   

0

Totaal baten

235.433

45.748

281.181

Lasten

     

Apparaatskosten

229.388

45.748

275.136

– Personele kosten

139.056

13.736

152.792

Waarvan eigen personeel

121.318

7.474

128.792

Waarvan externe inhuur

17.738

6.262

24.000

– Materiële kosten

90.332

32.012

122.344

Waarvan apparaat ICT

18.000

 

18.000

Waarvan bijdrage aan SSO’s

930

 

930

Rentelasten

45

 

45

Afschrijvingskosten

6.000

0

6.000

– Materieel

6.000

 

6.000

Waarvan apparaat ICT

5.000

 

5.000

– Immaterieel

   

0

Overige lasten

0

0

0

– Dotaties voorzieningen

0

 

0

– Bijzondere lasten

0

 

0

Totaal lasten

235.433

45.748

281.181

Saldo van baten en lasten

0

0

0

Toelichting:

De baten en lasten van de 1e suppletoire begroting laten per saldo een stijging zien van € 45,7 miljoen ten opzichte van oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014 (€ 235,4 miljoen).

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is € 45,7 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving over het omzetten van middelen van programma naar apparaat zijn nu in de voorjaarsnota mutaties opgenomen die in voorgaande jaren in de najaarsnota verwerkt werden. De incidentele stijging betreft onder andere de werkzaamheden voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 20,3 miljoen in 2014, € 14,2 miljoen in 2015 en € 1,7 miljoen in 2016) en incidentele middelen (€ 6,6 miljoen) ten behoeve van het projecten portfolio voor o.a. invoering van passend onderwijs, implementatie Rijksbrede Standard Business Reporting programma (XBRL), Kwaliteitsverbetering Informatie Personeel, Modernisering bekostiging mbo en examencijfers mbo.

Daarnaast betreft het de structurele bijstellingen in de (basis)dienstver-lening (€ 16,6 miljoen), zoals uitvoering digitalisering examens (FACET) (€ 4,5 miljoen), examen VSO en Staatsexamens (€ 2,8 miljoen), Incasso OV-studentenkaart (€ 2,9 miljoen), Bron HO (€ 1,1 miljoen), uitvoering onvindbare debiteuren (€ 1,2 miljoen) en overige bijstellingen optellend tot een totaal van € 4,1 miljoen. Tegenover de jaarlijkse incasso OV-studentenkaart en de uitvoering onvindbare debiteuren staan ook ontvangsten.

Tot slot is de toegekende loon- en prijsbijstelling tranche 2013 verwerkt (€ 2,2 miljoen).

Lasten

Apparaatskosten

De personele begroting laat een stijging zien van € 13,7 miljoen, benodigd voor de additionele inzet op de (basis)dienstverlening. De materiële kosten laten een stijging zien van € 32,0 miljoen samenhangend met de eerder genoemde additionele werkzaamheden op (basis)dienstverlening, projecten portfolio en opdrachten OCW.

Kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is ongewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke begroting.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.