Vrijheidsrede

Met dank overgenomen van S.H. (Sophie) in 't Veld i, gepubliceerd op woensdag 7 mei 2014.

Deze vrijheidsrede over privacy werd uitgesproken door Sophie in 't Veld op 5 mei 2014 tijdens het Nationaal vrijheidsdebat in Wageningen.

Afbeelding
Bron: Blog Sophie in 't Veld
Afbeelding
Bron: Blog Sophie in 't Veld
Afbeelding
Bron: Blog Sophie in 't Veld
Afbeelding
Bron: Blog Sophie in 't Veld
Afbeelding
Bron: Blog Sophie in 't Veld

Meer veiligheid, minder vrijheid...privacy als wisselgeld?

Een aantal jaren geleden maakte ik eens een praatje bij een kop koffie met een Roemeense collega. Het was me opgevallen dat ze in het parlement nooit het woord nam. Haar zwijgzaamheid vond ik eigenaardig, want parlementariërs willen doorgaans niets liever dan het woord voeren. Ze vertelde me toen hoe ze was opgegroeid onder het bewind van Ceaușescu, en hoe in haar studententijd zwijgzaamheid een tweede natuur was geworden. Zwijgen en nooit ofte nimmer laten blijken dat je ergens een mening over hebt, dat was haar overlevingsstrategie. Niemand was te vertrouwen, ook je vrienden niet, dus babbelde je over koetjes en kalfjes. Telefoons konden worden afgeluisterd, dus zei je nooit iets wezenlijks over de telefoon. Kranten lezen kon duiden op het hebben van politieke opvattingen, dus dat deed je beter ook niet. Ze was droevig dat ze, nu ze eindelijk de kans had haar mening hardop te zeggen, het niet meer kon opbrengen.

Ik was geraakt door haar persoonlijke verhaal. Maar het onderstreept ook perfect dat het recht op privacy en de kwaliteit van onze democratie wezenlijk met elkaar zijn verbonden.

Als we het over privacy hebben, doen we een beetje achteloos alsof het over een soort abstracte kwestie gaat. Alleen een beetje overgevoelige, wereldvreemde typjes en complotdenkers maken zich in hun studeerkamers druk over zoiets onnozels als schending van de privacy. Volstrekt doorgeschoten bescherming van de grondrechten, zo is de teneur.

Dat is een misvatting. Privacy gaat over vrijheid, democratie en de rechtsstaat. Privacy gaat over het recht op vrije meningsuiting, over vrijheid van de pers, over gelijke rechten en gelijke behandeling.

Het is een rechtstreekse aantasting van het weefsel van onze democratie, als journalisten niet meer vrijelijk met een bron kunnen communiceren, zonder angst te worden afgeluisterd. Als advocaten niet meer zeker kunnen zijn van de vertrouwelijkheid van hun contact met cliënten, en artsen met hun patiënten. Als politici zich niet meer durven uitspreken, omdat ze vrezen dat politieke tegenstanders gevoelige informatie over hen hebben. Als andersdenkenden, zij die afwijken van de norm, moeten vrezen dat ze als verdachte worden aangemerkt.

Slechts weinigen van ons kunnen zich voorstellen dat hun handel en wandel op enige belangstelling van de autoriteiten kunnen rekenen. We wanen ons veilig en onbespied, zeker in ons eigen huis. Alle informatie van burgers opslaan, dat doen alleen enge regimes in landen ver weg. Toch zeker niet wij, fatsoenlijke en verlichte democraten?

Maar onder de oppervlakte verandert er wel degelijk iets in de samenleving. Ergens knaagt er iets. Helemaal zeker zijn we er niet van dat we veilig zijn. Dat we ons anoniem en vrij over het internet kunnen bewegen, en dat onze telefoongesprekken en sms berichtjes vervluchtigen zodra we ze de ether in hebben gestuurd. Dat er geen spionnen in regenjassen door cyberspace waren, die al onze bewegingen gadeslaan, registreren en ingrijpen als ze dat nodig achten.

Steeds meer mensen, zeker mensen met een publieke of maatschappelijke rol, zijn terughoudend met communiceren. Ze vertrouwen niet meer hun gedachten toe aan de e-mail, en ze letten op hun woorden tijdens een telefoongesprek. Mensen zijn zich ervan bewust dat hun bewegingen en handelingen kunnen worden gadegeslagen, en besluiten zich dan maar zeer terughoudend op te stellen.

Dit is het “chilling effect”. Het is helemaal niet nodig dat de overheid misbruik maakt van gegevens, of dat het eens een keertje dramatisch verkeerd gaat. Mensen plegen zelfcensuur en passen hun gedrag aan. Ze zijn geconditioneerd.

Dat hoeft niet altijd slecht te zijn. Snelheidscontroles kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan lagere snelheden op de weg, en dus meer veiligheid.

Maar als we het gevoel hebben dat we niet meer vrijuit kunnen spreken, dat het riskant is om af te wijken van de norm, dan bevinden we ons op een hellend vlak. En niet alleen omdat het voor het betreffende individu onaangenaam is. Maar omdat een gezonde democratische samenleving bestaat bij de gratie van oppositie, tegenmacht, kritiek en dissonanten. Burgers moeten onbekommerd kritisch kunnen zijn, journalisten moeten de macht ongehinderd kunnen doorlichten, oppositie en activisten moeten onbeperkt hun mening kunnen ventileren, ook als die radicaal en vreemd is. Een vitale democratie zorgt dat alle macht een tegenmacht krijgt. Checks and balances zijn de kern van democratie.

Als we op het punt zijn gekomen dat mensen moeten rechtvaardigen waarom overheid en bedrijven geen toegang mogen krijgen tot de meest persoonlijke informatie, is er iets grondig mis in de verhouding tussen burger en overheid. In een democratie is het precies andersom: moet de overheid de noodzaak van het bespieden onderbouwen. Privacy is een fundamenteel recht van burgers. Niet een gunst van de overheid aan de burgers. Elke inbreuk op dat recht moet tot het absolute minimum worden beperkt, de inbreuk moet noodzakelijk zijn, en de maatregel moet toetsbaar zijn.

Maar in de laatste jaren is de machtsbalans tussen burger en overheid volkomen scheef gegroeid. Alle burgers worden beschouwd als potentieel risico. En dus is verregaande inbreuk op de privacy geoorloofd, zo redeneren de autoriteiten. Het argument “staatsveiligheid” wordt steeds vaker van stal gehaald, en steeds breder toegepast om de normale wettelijke en grondwettelijke safeguards te omzeilen. Eerst was de staatsveiligheid alleen in het geding in het geval van een grote terroristische dreiging. Maar steeds vaker zien we dat ook dissidenten, klokkenluiders en activisten worden bestempeld tot een bedreiging van de staatsveiligheid. Het is een neerwaartse spiraal: het begrip “staatsveiligheid” wordt steeds verder opgerekt, en daardoor vallen steeds meer burgers onder de definitie, waardoor weer nieuwe maatregelen genomen moeten worden, enzovoort. Inmiddels wordt “staatsveiligheid” niet meer alleen gebruikt voor situaties die het eigen land betreffen en waarmee het toepassingsgebied van de eigen nationale wetten wordt beperkt, maar “staatsveiligheid” is een algemeen begrip geworden, dat kan verwijzen naar dreiging van uiteenlopende aard in een willekeurig land. Zo hebben we strakke Europese wetten voor privacybescherming, met een uitzonderingsclausule voor staatsveiligheid. Maar die clausule wordt ook toegepast als het gaat om de staatsveiligheid van, pakweg, de Verenigde Staten, Rusland, Australië of Saoedi Arabië.

De bescherming van burgers tegen fouten, misbruik en willekeur door de overheid wordt steeds verder afgebroken. Grote delen van overheidsbeleid zijn onzichtbaar voor de burger, en hij kan het niet aan de kaak stellen. Zo zijn veel van de afluisterprogramma’s geheim, en gebaseerd op geheime wetten, betaald uit geheime budgeten, en getoetst door geheime rechtbanken. Onder het mom van terreurbestrijding zijn de bevoegdheden van de overheid drastisch uitgebreid. Anderzijds ontsnappen de activiteiten van geheime diensten steeds vaker aan democratische controle, in een soort zone van wetteloosheid.

Zelfs rechterlijke en constitutionele toetsing lijken niet meer helemaal effectief. Onlangs zette het Europese Hof van Justitie een dikke rode streep door programma’s voor het grootschalig en langdurig opslaan van metadata, de zogeheten Richtlijn Bewaarplicht. De rechter was van oordeel dat het een ongeoorloofde inbreuk op de privacy was, en dat de noodzaak niet was aangetoond. Constitutionele hoven in Europa, waaronder ook dat van Karlsruhe, hadden eerder al vergelijkbare conclusies getrokken. Meer dan genoeg reden om de nationale wetten op bewaarplicht ogenblikkelijk nietig te verklaren. Maar diverse Europese regeringen, waaronder de Nederlandse, zien in het oordeel geen enkele aanleiding de bewaarplicht af te schaffen.

Burgers blijven intussen merkwaardig stil. Als een kikker in een pan water die langzaam aan de kook wordt gebracht. Na het bericht dat de Britse geheime dienst webcams van Yahoo-gebruikers op afstand inschakelt, en de beelden opslaat, had ik verwacht dat de hel zou losbarsten. Daar is toch duidelijk een grens overschreden: geheime diensten die letterlijk in onze slaapkamer meegluren. Naar de dienst zelf toegeeft, zonder enige aanleiding of verdenking. De meest intieme beelden van volstrekt onschuldige burgers opslaan. Als er hier geen grens is overschreden, wanneer dan wel? Wanneer gaan we de barricaden op om onze vrijheid terug te eisen?

Als autoritaire machthebbers in andere werelddelen zoiets doen, veroordelen we dat op hoge toon als ondemocratisch en schending van de mensenrechten en de rechtsstaat. Als de Chinese regering haar onderdanen controleert vinden we dat een schending van de mensenrechten. Maar als onze regering het doet is het voor de veiligheid. Als een klokkenluider de illegale afluisterpraktijken van de Chinese regering aan de kaak zou stellen, zouden we hem vermoedelijk tot held uitroepen en overladen met mensenrechtenprijzen. Als een klokkenluider het illegale afluisteren door de Amerikaanse regering aan het licht brengt, wordt hij als landverrader gezien en helpen we maar al te graag mee hem uit te leveren aan de ziedende Amerikanen. Hoe kunnen wij geloofwaardig autoritaire regimes veroordelen voor het monitoren en controleren van hun burgers, als wij precies hetzelfde doen? Wat doet het met ons moreel gezag, als wij zelf onze eigen normen van democratie en rechtsstatelijkheid niet respecteren?

De grove inbreuken op onze privacy worden steeds onderbouwd met het argument van veiligheid. Dat zou een aanvaardbaar argument zijn, als het waar was. In een democratische rechtsstaat is het volstrekt acceptabel een beetje privacy op te geven voor meer veiligheid.

Maar de bewijzen voor de effectiviteit van de ongebreidelde gegevensopslag zijn buitengewoon dun. De grote terreuraanslagen vonden plaats, ondanks het grootscheeps monitoren van alle reisbewegingen, banktransacties en communicatie per telefoon of internet. De daders waren in alle gevallen bekend bij de veiligheidsdiensten. Voor de inmiddels vernietigde Richtlijn Bewaarplicht zijn de lidstaten tot op heden de bewijzen schuldig gebleven voor de noodzaak en effectiviteit van een dergelijke grootschalige opslag van gegevens van alle gebruikers, zonder onderscheid.

Het is dus onduidelijk of en hoe onze wereld veiliger is geworden door de hand over hand toenemende vergaring van persoonsgegevens, op onvoorstelbare schaal. Niet alleen onze eigen overheid, maar ook die van talloze andere landen hebben vrijwel onbeperkt toegang tot onze gegevens, zonder toetsing door de rechter.

Het ongebreideld bespieden van mensen, en het opslaan en registreren van elk minuscuul, intiem detail van hun leven, is een onaanvaardbare aantasting van onze vrijheid, waarbij de opbrengst in termen van veiligheid twijfelachtig is. In de 20e eeuw zijn er talloze voorbeelden op ons eigen continent, van overheden die onder het mom van “veiligheid” de vrijheid van burgers op grove wijze inperkten, en de informatie over burgers gebruikten tegen die burgers zelf, in plaats van tegen externe vijanden.

Vrijheid is hard bevochten door onze voorouders. Het recht op privacy, recht op een persoonlijke levenssfeer, is een essentieel onderdeel van die vrijheid. Jaarlijks staan we op 4 en 5 mei stil bij de vrijheid, die door de generaties voor ons zo hard bevochten is. We zijn het aan hen verplicht die vrijheid te koesteren. Dat geldt ook voor bescherming van de privacy. We kunnen niet geloofwaardig spreken over bevrijding en vrijheid, als we tegelijkertijd een wezenlijk onderdeel daarvan aantasten. We mogen privacy niet verkwanselen.

Het beschermen van privacy is geen luxe hobby, het raakt aan de essentie. Onze vrijheid. Het hoogste goed. Privacy mag niet langer wisselgeld zijn.

We hebben de morele plicht de volgende generaties een wereld na te laten waarin zij in dezelfde vrijheid kunnen leven als wij. Zodat nog vele generaties na ons op 5 mei reden hebben om de vrijheid te vieren.

Alleen uitgesproken tekst geldt.