Brief regering; Evaluatie wet basisregistraties adressen en gebouwen - Evaluatie wet basisregistraties adressen en gebouwen - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 33926 - Evaluatie wet basisregistraties adressen en gebouwen.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Evaluatie wet basisregistraties adressen en gebouwen; Brief regering; Evaluatie wet basisregistraties adressen en gebouwen |
---|---|
Documentdatum | 30-04-2014 |
Publicatiedatum | 30-04-2014 |
Nummer | KST339261 |
Kenmerk | 33926, nr. 1 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2013–2014
33 926
Evaluatie wet basisregistraties adressen en gebouwen
Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2014
De wet basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) is op 1 juli 2009 in werking getreden1. Artikel 46 van deze wet bepaalt dat de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) vier jaar na inwerkingtreding aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Deze brief, en de bijbehorende rapportages2, strekken daartoe.
Het doel van de wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: de wet) is het aan eenieder beschikbaar stellen van de in die basisregistraties opgenomen gegevens over adressen en gebouwen. Hierbij is het essentieel om een landelijk uniforme afbakening en benoeming van gebouwen te realiseren om de onderlinge uitwisselbaarheid van gebouwinformatie in verschillende processen te ondersteunen. De wet is opgesteld in het kader van het programma Stroomlijning Basisgegevens3, onderdeel van het Actieprogramma Elektronische Overheid. Dit programma beoogde het verbeteren van de gegevenshuishouding binnen de overheid door het realiseren van een stelsel van basisregistraties met authentieke gegevens. Hiermee wordt beoogd een eenmalige uitvraag en vastlegging van gegevens, die verplicht door bestuursorganen gebruikt worden. Hierbij geldt een terugmeldplicht voor bestuursorganen in geval van een geconstateerde onjuistheid in het betreffende register. Achterliggende beleidsdoelen zijn onder meer: het beperken van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven, maar ook het realiseren van kwaliteitsverbeteringen en kostenbesparingen bij de overheid. Kortom een efficiëntere taakvervulling door de overheid. Daarnaast sluit de beschikbaarstelling van gegevens uit de BAG aan «eenieder»4 aan bij het kabinetsbeleid inzake «open data», dat een uitwerking is van de
1 Staatsblad 2009 – 257.
2 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
3 Kamerstuk 26 387, nr. 18.
4 wet BAG, artikel 3: Staatsblad 2008 – 39.
EU-richtlijnen inzake het hergebruik van overheidsinformatie5. Een doelstelling die hieruit gedestilleerd kan worden: de BAG is een registratie die niet alleen door bestuursorganen maar ook door burgers en private organisaties gebruikt wordt.
De evaluatie van de BAG is onafhankelijk uitgevoerd door de Auditdienst Rijk (ADR), onderdeel van het Ministerie van Financiën. De evaluatie heeft primair betrekking op de periode 2011 - eerste helft 2013, omdat de BAG sinds medio 2011 volledig landelijk operationeel is, dat wil zeggen alle gemeenten aangesloten zijn op de landelijke voorziening (in beheer bij het Kadaster). Daarnaast is het deel van de wet dat over het verplichte gebruik door bestuursorganen gaat sinds 1 juli 2011 van kracht6. De ADR focust in zijn onderzoek7 op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de wet. De ADR constateert dat de uitvoering van de BAG op dit moment in behoorlijke mate doeltreffend is. Er is immers een voor publieke en private partijen toegankelijke en bruikbare registratie van adressen en gebouwen gerealiseerd. Er wordt geconstateerd dat de BAG in toenemende mate door bestuursorganen gebruikt wordt, maar dat het verplichte gebruik nog niet overal gestalte heeft gekregen. Daarnaast wordt geconstateerd dat de kwaliteit op bepaalde aspecten aandacht behoeft en dat monitoring, toezicht, handhaving en bijsturing op dit moment onvoldoende bijdragen aan de kwaliteitsverbeteringen van de BAG. Ook het proces van terugmeldingen verloopt op dit moment nog niet optimaal. Daarnaast concludeert de ADR dat de uitvoering van de BAG bekeken over de evaluatieperiode in behoorlijke mate doeltreffend is. De beoogde effecten zijn deels gerealiseerd en kosten en baten zijn ongeveer in balans, maar er is potentie voor de toename van de baten. Om dit te bereiken is verdere verbetering en breder gebruik van de BAG noodzakelijk.
De maatregelen en aanbevelingen die de ADR voorstelt gaan in op:
verbetering van de kwaliteit van de BAG middels een herijking van het inspectie-instrumentarium en het versterken van de terugmeldingen; het bevorderen van het gebruik door het inventariseren van belemmeringen en wensen en het aanspreken van bestuursorganen; het realiseren van de beoogde baten door te sturen op de realisatie van de (gemeentelijke) businesscases;
het versterken van de organisatie en besluitvorming door te zoeken naar synergie met de governance van de andere basisregistraties.
Na de oplevering van de rapportages door de ADR heb ik het BAG Bronhouders en AfnemersOverleg (BAG BAO8) gevraagd een advies uit te brengen over de bevindingen en aanbevelingen van de ADR. Dit advies is 14 maart schriftelijk aan mij uitgebracht en opgenomen als bijlage bij deze brief. Ik neem dit advies ter harte en ik heb onderdelen van dit advies direct meegenomen in mijn reactie op de bevindingen en aanbevelingen.
Ik interpreteer de hoofdconclusies van de ADR als «positief met kansen voor verdere verbetering». Dit is in overeenstemming met het advies van het BAG BAO aan IenM: «de boodschap «de BAG is behoorlijk doelmatig en doeltreffend» steunt ons dat we op de goede weg zijn. Aan de andere kant geeft het een duidelijk signaal dat we er nog niet zijn en niet achterover mogen leunen». Ook de resultaten uit het afzonderlijk
5 EU, richtlijn 2003/98/EG i en richtlijn 2013/37 i/EU.
6 Staatsblad 2011 – 202.
7 Rapportages van de ADR zijn als bijlage bij deze brief opgenomen.
8 BAG BAO is het overleg dat op grond van artikel 29 van de wet is ingesteld en het bestuur van de BAG vormt. Het BAG BAO adviseert het Ministerie van IenM.
uitgevoerde onderzoek onder afnemers van de BAG9 onderschrijven deze bevindingen. Ik onderschrijf deze conclusies en begrijp de positiefkritische beschouwingen van de ADR; er is door alle betrokken partijen veel werk verzet en er is al veel bereikt. Maar het is nu tijd om verbeteringen in de BAG door te voeren om de doeltreffendheid en doelmatigheid in de komende jaren te verhogen. Ik ben dan ook voornemens om een deel van de voorgestelde maatregelen en aanbevelingen op het gebied van kwaliteit en het gebruik van de BAG op te volgen. Voor een deel zijn hier nadere verkenningen in overleg met de betrokken partijen voor nodig. Een specifieke reactie op de afzonderlijke aanbevelingen heb ik als bijlage van deze brief opgenomen.
In de afgelopen jaren zijn de voorwaarden geschapen om de beleidsdoelen – beperking van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven, kwaliteitsverbeteringen en kostenbesparingen bij de overheid – te realiseren. De BAG is vooral dankzij de grote inspanningen van de gemeenten, de projectorganisatie en het Kadaster (als beheerder van de Landelijke Voorziening) sinds begin 2011 landelijk beschikbaar voor iedereen. Er zijn inmiddels circa 1100 bij het Kadaster geregistreerde afnemers binnen en buiten de overheid. Een deel van deze afnemers levert gegevens uit de BAG, veelal verrijkt met andere informatie, door aan een veelvoud aan afnemers in de gehele maatschappij. De BAG is behoorlijk doeltreffend en doelmatig genoemd door de ADR, en draagt nu al bij aan een efficiënt functionerende overheid. Drie jaar na de aansluiting van de laatste gemeente op de landelijke voorziening van de BAG is dat een belangrijk resultaat. We staan nu aan de lat om de borging van gegevenskwaliteit via een goede mix van kwaliteitscontrole en -monitoring, toezicht en handhaving te realiseren. Dit is essentieel voor het groeiend aantal afnemers dat gebruik maakt van de BAG of voornemens is aan te sluiten op de BAG. Een deel van de ontwikkelingen hiervoor heb ik binnen de bestaande kaders reeds in gang gezet. Daarnaast moeten we ons inspannen een zo breed mogelijk gebruik van de gegevens binnen de overheid en gehele maatschappij mogelijk te maken. Ik ben er van overtuigd dat we daarmee aanzienlijke maatschappelijke baten kunnen realiseren.
Een aantal voornemens vergt mogelijk een wetswijziging. Mijn streven is om de wet naar de toekomst toe zo robuust mogelijk te laten zijn. Ook zal de wetswijziging goed moeten passen in de dynamische omgeving waarin de BAG zich bevindt. Hierbij kan gedacht worden aan de bredere ontwikkelingen in het stelsel van basisregistraties, de aanpak op weg naar de digitale overheid 2017 en mogelijk andere afspraken over de overheidsbrede digitale basisinfrastructuur en het wetsvoorstel voor de Omgevingswet. Uw Kamer zal hierover vanzelfsprekend binnen de geëigende procedures geïnformeerd worden.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Statisfact 2013: Afnemersonderzoek Basisregistraties Adressen en Gebouwen, als bijlage bij deze brief opgenomen.
BIJLAGE De aanbevelingen van de ADR en de voornemens van het kabinet
Het onderzoeksteam van de ADR besluit zijn rapportage met een viertal maatregelen en een bijbehorend zestal aanbevelingen. De gesuggereerde maatregelen, aanbevelingen en mijn reactie daarop, geef ik hieronder weer.
Maatregel 1: Het verbeteren van de kwaliteit van de BAG
Bij deze maatregel doet de ADR twee aanbevelingen:
Aanbeveling 1: Herijk de huidige inspectieaanpak en het bijbehorende instrumentarium: meer risicogericht, proportioneel, selectief
De ADR stelt onder andere het volgende over de BAG-beheerinspecties: «Het percentage gemeenten dat slaagt is laag. Inspecties worden uitgesteld. Er is geen aandacht in de inspectie voor de feitelijke kwaliteit van de BAG. Bovendien wordt afgeweken van vergelijkbare inspecties zoals bij GBA en WOZ. De inspecties sluiten onvoldoende aan bij de kaderstellende visie op toezicht: ze zijn niet risicogericht (selectief), differentiëren niet naar zwaarte van tekortkomingen (proportioneel) en dragen onvoldoende bij aan te realiseren verbeterpunten (slagvaardig). Alles telt nu even zwaar bij inspecties, de norm van 98% is nauwelijks haalbaar en er is nog geen gedifferentieerde interventieladder.» «Het ongewijzigd afronden van de huidige inspectiecyclus is in onze ogen niet doeltreffend en doelmatig. Zoek bij de herijking van het toezicht aansluiting op de kennis en kunde die op dit gebied al aanwezig is binnen IenM, bij gemeenten (bronhouders) en bij de andere departementen.»
De kwaliteit van de BAG is erg belangrijk. Geraadpleegde afnemers geven in het afnemersonderzoek aan dat de kwaliteit van de BAG hoger is dan de kwaliteit van andere gebouw- en of adresregistraties, maar geven ook aan dat de kwaliteit van een aantal gegevens hoger zou kunnen zijn. Ik ben voornemens deze aanbeveling grotendeels op te volgen. Ik deel het advies van het BAG BAO van 14 maart 2014 en ben van mening dat toezicht en handhaving moeten sturen op effecten die de wet beoogt. Toezicht en handhaving op de wet zouden mogelijk beter aan kunnen sluiten bij andere toezicht en handhavingvormen in het stelsel van basisregistraties (inclusief toekomstige basisregistraties, zoals de basisregistratie grootschalige topografie en de basisregistratie ondergrond, waar ik verantwoordelijk bewindspersoon voor ben). Ik zie ook dat de cirkel kwaliteitscontrole- en monitoring – toezicht – handhaving – bijsturing een integrale aanpak vraagt en dat de huidige inrichting op gebied van kwaliteit, toezicht en handhaving versnipperd is. Echter op voorhand kan ik de normstelling binnen de wet niet aanpassen. Betrouwbare gegevens met een hoge kwaliteit en actualiteit zijn voor afnemers van de basisregistraties, binnen en buiten de overheid, essentieel. Ik zal de vertegenwoordigers van het BAG BAO wel vragen mij te adviseren over mogelijke differentiatie in normstelling, in relatie tot de gestelde doelen en inhoud van de wet BAG. Ik start een onderzoek met betrokkenen vanuit bronhouders, afnemers en stelsel dat als doel heeft een herijking van kwaliteitscontrole, toezicht en handhaving te verkennen en scenario’s en opties daarvoor in beeld te brengen. Hierbij is het belangrijk om de toezicht en handhaving situaties van het gehele stelsel van basisregistraties te beschouwen zodat hier mogelijk synergiewinst geboekt kan worden. Ik heb daarnaast het BAG BAO gevraagd om een advies uit te brengen over de voortgang en resultaten van de lopende BAG-inspecties die onderdeel zijn van de huidige inspectiecyclus 2012–2014.
Aanbeveling 2: Versterk de terugmeldingen, zowel via technische hulpmiddelen als ook via het aanspreken van bestuursorganen op hun verantwoordelijkheid.
De ADR stelt onder andere het volgende:
«Het aantal terugmeldingen door bestuursorganen is nog beperkt, mede door het ontbreken van een mogelijkheid voor bulk-terugmelding. Echter techniek is niet alles: organisaties moeten ook willen terugmelden. Daarom kan IenM investeren in voorlichting en organisaties aanspreken op het belang om terugmelden op te nemen in hun interne processen en systemen. Dit geldt overigens voor alle basisregistraties, zodat stelsel-breed steun kan worden gezocht.»
Ik onderschrijf deze aanbeveling van harte, maar ik kan dit niet zelfstandig vanuit mijn ministerie oplossen. Van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat verantwoordelijk is voor de coördinatie van het stelsel van basisregistraties en de e-overheid, begrijp ik dat er belangrijke stappen gezet worden in het realiseren van een eenduidige terugmeldvoorziening «Digimelding». Een afnemer van basisregistratiegegevens heeft slechts één aansluiting op Digimelding nodig in plaats van meerdere aansluitingen op alle basisregistraties afzonderlijk. Een afnemer van basisregistratiegegevens stuurt een terugmeldbericht naar Digimelding, en Digimelding zorgt ervoor dat deze melding bij de juiste basisregistratie terecht komt. In de jaarplannen voor de BAG voor 2014 en 2015 wordt rekening gehouden met de technische aansluiting van de BAG op Digimelding 2.0. Ik deel ook de mening dat het goed laten functioneren niet alleen een kwestie van techniek is. Met het Ministerie van BZK zal besproken worden hoe deze aspecten in het stelsel van basisregistraties geborgd kunnen worden. Overigens denk ik dat ook belanghebbende burgers en bedrijven een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van de BAG via het melden van vermoedelijk foutieve gegevens aan de gemeenten. Ik zie dat daarvoor binnen de overheid en op de markt al enige initiatieven gestart zijn.
Maatregel 2: het bevorderen van het gebruik
Hier doet de ADR de volgende twee aanbevelingen:
Aanbeveling 3: Inventariseer en prioriteer de manifeste en latente belemmeringen en wensen bij afnemers die het gebruik van de BAG kunnen vergroten (vraaggericht).
De ADR stelt hierover onder andere het volgende: «Er zijn inmiddels al veel wensen van afnemers bekend, maar er is nog geen duidelijke visie en strategie van het BAG BAO over welke maatregelen het gebruik het meest zullen vergroten. Dit kan gaan om niet alleen een inhoudelijke aanpassing van de BAG, maar ook om het wegnemen van belemmeringen die het gebruik van de bestaande inhoud in de weg staan. Vervolgens is een goede afweging tussen kosten en baten nodig in het licht van het beperkte budget en de impact van maatregelen op de beheerskosten. Overigens gaat het daarbij niet geïsoleerd om de BAG, maar vooral ook om de koppelmogelijkheden met andere registraties. Dus niet alle gebruikerswensen hoeven in de BAG gerealiseerd te worden. Zo heeft de WOZ een ander doel en dus behoefte aan aanvullende gebouw-gegevens bovenop de BAG. En als er slechts een enkele afnemer voor een gegeven is, dan past dat niet in een basisregistratie voor meervoudig gebruik.»
Primair uitgangspunt voor een basisregistratie is dat deze die gegevens bevat die een grootste gemene deler vormen voor het gebruik van het desbetreffende type informatie. De gegevens zijn primair identificerend en in mindere mate beschrijvend. Het is daarom niet de bedoeling dat de BAG uitgebreid wordt met sectorspecifieke wensen, mede om de inwinning- en beheerlast bij gemeenten niet te vergroten. Ik onderschrijf het BAG BAO advies dan ook dat voor eventuele wensen voor uitbreiding van de BAG het «nee tenzij» principe moet gelden. Het vertrekpunt is dat er geen extra processen ontstaan als gevolg van de BAG, maar dat de BAG aansluit bij de bestaande processen. Ik ben het er mee eens dat het zinvol is om voor gebruikerswensen, die voldoen aan de criteria voor een basisregistratie, kostenbatenafwegingen te maken. Ik zal dat dan ook voorstellen aan het BAG BAO. Daarbij is het belangrijk om duidelijk te communiceren naar partijen die dergelijke gebruikerswensen geuit hebben of de wens al dan niet gevolg zal krijgen, en op welke termijn. De huidige structuur en modellering van de BAG maken het ook nu al goed mogelijk om andere gegevens, bijvoorbeeld sectorspecifieke gegevens, te koppelen aan de BAG. Binnen het stelsel van basisregistraties zijn en worden ook belangrijke vorderingen gemaakt in het leggen van koppelingen, en daarmee hergebruik, tussen basisregistraties in het stelsel. Ik onderschrijf dan ook de stelling van de ADR dat het inwinnen van complementaire gebouwgegevens, bijvoorbeeld door de basisregistratie WOZ zelf, in principe geen probleem is.
Aanbeveling 4: Spreek bestuursorganen (afnemers) aan op het naleven en dus uitvoeren van de Wet BAG en draag goede voorbeelden uit.
De ADR stelt hierover het volgende:
«Doordat bijvoorbeeld de Belastingdienst nog maar beperkt gebruik maakt van de BAG kan dat door anderen gezien worden als excuus om het ook niet te doen. Tegelijkertijd kan het uitdragen en breder ondersteunen van succesvolle business cases een impuls aan het gebruik geven, zowel voor gemeenten als andere bestuursorganen. Dit vraagt om een toereikende ondersteuningsstructuur, monitoren en aanspreken op meerdere bestuursniveaus.»
Ik ben van mening dat de wetgeving op dit punt zeer helder is. Een bestuursorgaan is verplicht om authentieke gegevens uit de basisregistraties in relevante processen te gebruiken. Een grote uitvoeringsorganisatie als de Belastingdienst kan in de praktijk een belangrijke voorbeeldfunctie vervullen. De Belastingdienst ontvangt op dit moment al wel adresgegevens uit de BAG, maar deze gegevens worden vooralsnog indirect via de basisregistratie personen (BRP) en het handelsregister (NHR) verstrekt en deels gebruikt in de processen van de Belastingdienst. Inmiddels loopt er binnen de Belastingdienst een traject om de BAG ook direct te ontsluiten ten behoeve van de processen van de Belastingdienst. In de praktijk zie ik ook veel goede voorbeelden bij andere bestuursorganen die gebruik van de BAG laten zien. Het Centraal Bureau voor de Statistiek baseert bijvoorbeeld de woningvoorraadstatistiek sinds 1 januari 2012 op de BAG, wat eigen uitvraag via enquêtes grotendeels overbodig maakt. Ook zie ik voorbeelden bij gemeenten dat BAG-data gebruikt wordt in het bepalen van potentieel geschikte gebouwen voor zonne-energie. Ik ben er van overtuigd dat het laten zien van dergelijke voorbeelden stimulerend kan werken naar andere partijen. Ook in de projectfase van de BAG is er door middel van de zogenaamde «winstpak-kerbenadering» zeer veel energie gestopt in het ondersteunen en begeleiden van publieke en private partijen bij het gebruik van de BAG, vaak in combinatie met andere basisregistraties. Overigens geeft het BAG BAO aan wel een toename in het gebruik van de BAG te zien, bijvoorbeeld in de rol van leverancier van basisinformatie in veelomvattende regis- traties, zoals bij verzekeringsmaatschappijen, makelaarskantoren en dergelijke. Ik ben tevens van mening dat dit een onderwerp is dat bij uitstek voor het hele stelsel van basisregistraties een aandachtspunt is. Ik zal bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aandacht voor dit onderwerp vragen. Daarnaast zal ik het BAG BAO verzoeken om mij hierover van een advies te dienen.
Maatregel 3: het realiseren van beoogde baten
Hierbij doet de ADR de volgende aanbeveling:
Aanbeveling 5: Stuur expliciet op het realiseren van de businesscase. Dit vraagt om een aanpak op meerdere sporen.
De ADR stelt hierover het volgende:
«De Memorie van Toelichting legt sterk de nadruk op het eigen belang van bestuursorganen om efficiëntie- en gebruiksvoordelen te bereiken. Dit gebeurt echter niet vanzelf. Vaak zijn eerst bewustwording van de mogelijkheden en investeringen nodig. Denk aan:
Het stimuleren en ondersteunen van gemeenten bij het stroomlijnen van hun interne systemen en processen via onder andere kennisoverdracht, good practices, maar ook via betere standaarden en afspraken met softwareleveranciers.
Waar mogelijk het vereenvoudigen van BAG-processen10 en (stapsgewijs) harmoniseren van definities die de beheerkosten kunnen verminderen. De gemeenten hebben hier diverse voorstellen voor gedaan. Ook hiervoor zullen impactanalyses gemaakt moeten worden. Bovendien verdient het aanbeveling om in de toekomst bij nieuwe wet- en regelgeving (of op momenten van wijzigingen daarvan) zoveel mogelijk aan te sluiten op de bestaande definities en attributen van de BAG en andere basisregistraties. Dit heeft de voorkeur boven het introduceren van nieuwe begrippen. Dit overstijgt de BAG en vraagt om tijdige stelselbrede signalering en toetsing, waarvoor IenM samen met BZK iets zal moeten organiseren.
Verder stimuleren van de gemeentelijke «winstpakkers» via bijvoorbeeld voorlichting, good practices en opleidingen. Verder stimuleren van «winstpakkers» voor andere overheidsorganisaties, zoals fraudebestrijding en verbetering taakuitvoering, vooral via koppeling van gegevens met andere registraties. Ook dit gebeurt niet vanzelf.
Ik deel de constatering van de ADR dat er weinig vanzelf gebeurt. Het lijkt mij een goede zaak als de gemeentelijke businesscases nader in beeld gebracht worden. Ik zie dit, evenals het stimuleren en ondersteunen van de gemeenten zodat een optimale procesinrichting tot stand kan komen, niet als taak voor het kabinet. Ook het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden aangaande het gebruik en onderhandelingen met ICT-leveranciers zie ik primair als zaak voor de gemeenten zelf. Mogelijk is hier een rol weggelegd voor de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) of het KwaliteitsInstituut Nederlandse Gemeenten (KING), of wellicht ziet de markt hier een rol in. Ik zal dit onder de aandacht brengen van de VNG en KING. Het BAG BAO heeft in haar advies van 14 maart 2014 al aangegeven de kansen die zij hierover signaleert aan te reiken aan de bronhouders (VNG) en de grotere afnemers. Ik deel de mening dat het waard is te onderzoeken waar bij gewijzigde of nieuwe wet- en regel-
10 Hierbij kan gedacht worden aan binnengemeentelijke BAG-processen in het domein BAG-WABO-GBA-WOZ.
geving meer harmonisatie plaats kan vinden. Ik denk dat inmiddels beschikbaar gekomen stelselinstrumenten, zoals de Stelselcatalogus11, hier een belangrijke rol in kunnen spelen. Met dergelijke instrumenten kan op relatief eenvoudige wijze nagegaan worden waar er bij het inrichten van nieuw of gewijzigd instrumentarium aangesloten kan worden op bestaande definities die in gebruik zijn binnen het stelsel van basisregistraties. Mogelijk biedt de Omgevingswet kansen om meer begrippen in het fysieke domein te harmoniseren.
Maatregel 4: het versterken van de organisatie en besluitvorming
Hierbij doet de ADR de volgende aanbeveling:
Aanbeveling 6: Zoek naar synergie met andere basisregistraties voor versterking van de besluitvormings- en ondersteuningsstructuur
De ADR stelt hierover het volgende:
«Zowel afnemers als bronhouders hebben te maken met verschillende basisregistraties. En ook bij de keuzes ten aanzien van de nadere ontwikkeling van de BAG spelen stelselbrede afwegingen, zoals harmonisatievraagstukken en stelselvoorzieningen. Toch is de BAG nog grotendeels stand alone georganiseerd. Tegelijkertijd is de ondersteuningstructuur van de BAG sinds de opheffing van de projectorganisatie beperkt en bovendien versnipperd over Kadaster, inspecties en ad hoc onderzoeken. Zowel de voorbereiding van besluiten van het BAG BAO (via kwaliteitsanalyses en impactanalyses op wijzigingsverzoeken) als de follow-up van besluiten (ondersteunen van de implementatie, uitvoeren van de interventieladder) is nu kwetsbaar. Via bundeling van capaciteit en expertise is meer capaciteit voor analyse en doorzettingskracht te organiseren.»
De constatering dat de BAG «stand alone» georganiseerd is deel ik niet. Juist de BAG is bij uitstek één van de basisonderdelen van het stelsel van basisregistraties en veel gegevens uit de BAG worden al doorgeleverd naar andere registraties in het stelsel. Maar de versnipperde ondersteunings- en kwaliteitsborgende structuur en de beperkte doorzettingskracht van het BAG BAO herken ik. De verschillende manieren van governance en beheer bij de verschillende basisregistraties herken ik tevens. Ik ben voornemens een onderzoek te starten naar de governance van de BAG in relatie tot het stelsel van basisregistraties, waarbij ook de governance van de overige basisregistraties binnen het domein van de fysieke leefomgeving waar ik beleidsverantwoordelijk voor ben een belangrijke rol zal spelen. Hierbij kan gedacht worden aan de basisregistratie topografie, de basisregistratie kadaster, de basisregistratie grootschalige topografie (in oprichting), de basisregistratie ondergrond (in oprichting) maar ook de governance van de gelieerde basisregistraties in het stelsel die niet onder mijn verantwoordelijkheid vallen. Het BAG BAO heeft aangegeven dat men bereid is om samen met mij en de stelselpartners te onderzoeken hoe er tot een krachtige governance van de basisregistraties gekomen kan worden waar het bereiken van synergie een belangrijk uitgangspunt is.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0005730/Hoofdstuk4/411/Aanwijzing161/.
11