Waarom wij toch tegen de Jeugdwet stemden… - Hoofdinhoud
Vandaag stemde de Eerste Kamer over de Jeugdwet. Bij onze tegenstem sprak ik de volgende stemverklaring uit:
De fractie van GroenLinks is voorstander van decentralisatie en integrale benadering van de jeugdhulp en steunt dus het uitgangspunt van de Jeugdwet. Wij hebben in het debat drie ijkpunten genoemd voor ons oordeel. De ongehinderde toegang via de huisarts tot de zorg waaronder de GGZ is expliciet toegezegd en we houden de regering eraan dat ze daar ook voor zal zorgen. De privacy wordt geborgd via nadere assessments. Wij houden echter grote bezwaren tegen de combinatie met bezuinigingen. De regering is zelfs niet bereid om een vangnet te organiseren voor gemeenten wanneer die ondanks zorgvuldig beleid toch in de problemen komen door onverwachte kosten. Zo loopt het Rijk weg voor haar stelselverantwoordelijkheid en legt ze alle risico’s bij gemeenten. De fractie van GroenLinks vindt dat niet aanvaardbaar en stemt daarom alles afwegend tegen de Jeugdwet.
De druppel was dus het feit dat de regering zich verzette tegen onze motie (zie hieronder) die bedoelde een vangnet te bieden voor gemeenten die ondanks zorgvuldig beleid toch in de problemen komen. Daarmee heeft de regering alle risico’s van zich af georganiseerd en op het bordje van de gemeenten gelegd. Dat is vragen om problemen. In het debat op 11.02 heb ik benadrukt dat we de intentie van de Jeugdwet steunen maar dat het kabinet wel moet bewegen om onze steun ook echt te krijgen. Dat is helaas niet gebeurd.
Hier de motie die in de Kamer niet genoeg steun kreeg:
De Kamer,
gehoord de beraadslagingen,
overwegend dat de transformatie van de jeugdhulpverlening alleen kan slagen wanneer er voldoende wordt geïnvesteerd in transitiekosten en preventie,
overwegend dat dat door de beoogde bezuinigingen onder druk staat,
overwegend dat de rijksoverheid eindverantwoordelijk is voor het welslagen van de transitie,
overwegend dat door veranderingen in de bekostiging de kosten van de JGGZ moeilijk in te schatten zijn,
overwegend dat sommige gemeenten met grote tekorten worden geconfronteerd, bijvoorbeeld omdat zij een grote residentiële instelling binnen hun grenzen hebben,
verzoekt de regering garanties te bieden voor situaties waarin de gemeentelijke budgetten ondanks zorgvuldig beleid te krap zijn om de noodzakelijke zorg en preventie te organiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.