Initiatiefnota - Initiatiefnota van het lid Thieme over sluiting van de jacht - Hoofdinhoud
Deze initiatiefnota i is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 33827 - Initiatiefnota over sluiting van de jacht.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Initiatiefnota van het lid Thieme over sluiting van de jacht; Initiatiefnota; Initiatiefnota |
---|---|
Documentdatum | 18-12-2013 |
Publicatiedatum | 18-12-2013 |
Nummer | KST338272 |
Kenmerk | 33827, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2013–2014
33 827
Initiatiefnota van het lid Thieme over sluiting van de jacht
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
Inleiding
De Flora- en Faunawet (hierna: Ffw) uit 2002 is een wet waarin de bescherming van de in het wild levende inheemse planten en dieren voorop staat. Jacht, beheer en schadebestrijding zijn als uitzonderingen op die bescherming aangemerkt. De wet gaat uit van de eigen waarde van het dier en het zorgvuldig omgaan met beschermde diersoorten. Dat leidt tot het «nee, tenzij»-principe: dieren worden niet gedood, tenzij het echt niet anders kan.
Jaarlijks worden er in Nederland op grond van artikel 31 e.v. van de Ffw ruim 1 miljoen hazen, fazanten, wilde eenden, konijnen en houtduiven doodgeschoten1 door circa 28.0002 jagers. Een onbekend aantal dieren wordt daarenboven niet-dodelijk geraakt, waardoor ernstig dierenleed wordt veroorzaakt. De Ffw regelt populatiebeheer en schadebestrijding (waaronder afschot) en kent daarnaast de afdelingen 1 tot en met 5, titel 2 inzake «jacht.» Bij de totstandkoming van de Ffw is door het kabinet expliciet aangegeven dat «de jacht een zelfstandige waarde heeft: het genoegen dat de jagers aan de jacht beleven.»3 Jagers wordt onder voorwaarden toegestaan om de natuur «benutten» door dieren zonder objectief vastgestelde noodzaak dood te schieten.
De jacht op de vijf soorten is volgens artikel 50 Ffw geoorloofd met «a. geweren, b. honden, c. gefokte jachtvogels, d. eendenkooien, e. lokeenden of lokduiven (mits niet blind of verminkt), f. fretten en g. buidels.» Jachttradities zoals de drijf- en drukjacht (met of zonder honden) zijn toegestaan.
De initiatiefnemer is van mening dat het doden van dieren zonder maatschappelijk nut of noodzaak niet meer van deze tijd is. Er bestaat geen maatschappelijk draagvlak voor de jacht, voor het genoegen van de jager.
1 WBE nieuwsbrief
2 KNJV jaarverslag
3 MvT Ffw p. 38
Deze initiatiefnota heeft tot doel het zonder noodzaak doodschieten van dieren in Nederland te beëindigen. Daartoe worden twee inhoudelijke voorstellen gedaan, op korte termijn het sluiten van de jacht in de ministeriele regeling en op langere termijn de mogelijkheden voor jacht niet op te nemen in de nieuwe wetgeving.
De Nederlandse wet erkent de intrinsieke waarde van dieren in het wild. De wet schrijft op grond daarvan een zorgplicht voor, ook voor dieren die in het wild leven en die niet onder zeggenschap staan. De jacht op de vijf diersoorten vormt een inbreuk op deze intrinsieke waarde, zonder dat daar een noodzaak voor is. De jacht ontwricht natuurlijke populaties. Het veroorzaakt stress, pijn en leed. Uit onderzoek blijkt dat slechts 3% van de Nederlanders vindt dat hobby een acceptabele reden is voor de jacht. 72% van de bevolking vindt dat jagen als hobby verboden zou moeten worden.4 Voorts zijn er geen maatschappelijke belangen die zich verzetten tegen afschaffing van vormen van niet-noodzakelijke jacht.
Deze initiatiefnota strekt tot een algeheel verbod op het vrij bejagen van diersoorten. Deze initiatiefnota richt zich niet op schadebestrijding en populatiebeheer, maar alleen op de jacht. Schadebestrijding op de huidige wildsoorten zal beter gecontroleerd kunnen worden, omdat een rechterlijke toets op een ontheffing (ex artikel 68) mogelijk is. Bij de jacht behoort dit niet tot de mogelijkheden. Het gebruik van eendenkooien, voor zover het onder jacht valt, verdwijnt.
Beleidsmatige onderbouwing
1. Jacht leidt tot ernstig leed voor dieren
De jacht is in de Ffw aan regels gebonden, onder meer via eisen aan munitie, geweren en jagers. Deze regels sluiten dierenleed vanwege de jacht niet uit. Dit blijkt ook uit gegevens uit de schadebestrijding zoals bij ganzen. Uit onderzoek blijkt dat 36% van de dieren met hagel in het lichaam leeft5. Aangeschoten ganzen (waar in het kader van afschot op geschoten wordt) kunnen herstellen, zoals blijkt uit het hoge percentage dieren dat met hagel in het lichaam verder leeft. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het gebruik van hagel in schadebestrijding minder leed toebrengt dan gebruik van hagel voor de jacht. Een groot aantal dieren zal als gevolg van de verwondingen sterven buiten het bereik van de jager. Andere dieren zullen door de jachthond worden geapporteerd of doodgebeten. De dieren die niet op slag dood zijn lijden en ervaren een stressvolle doodstrijd.
Als er wordt gejaagd in de tijd van het jaar dat dieren jongen hebben, kunnen jongen verweesd achterblijven. De jongen kunnen nog niet voor zichzelf zorgen en sterven een langzame hongerdood. Dit lijden blijft vaak volledig uit het zicht, maar mag niet onopgemerkt blijven.
2. Jacht staat op gespannen voet met natuurbeheer
Het opdrijven van en schieten op dieren leidt tot verstoring van het gedrag van de dieren.6 Dit effect treedt niet alleen op bij de dieren waar op gejaagd wordt, maar eveneens bij de dieren die in diezelfde omgeving leven. De jacht grijpt op verschillende niveaus in op het gedrag van dieren.
4 Blauw research
5 Noer en Madsen 1996
6 Effecten van populatiebeheer op gedrag van ree, damhert, edelhert en wild zwijn, zoogdiervereniging
(1) Dieren waarop gejaagd wordt, gedragen zich anders, zij mijden sommige plekken of dagdelen of zijn in het algemeen schuwer en vluchten verder.7 Deze gedragsveranderingen hebben invloed op de omringende natuur. Andere plekken worden begraasd of predatiedruk wordt verschoven waardoor de natuur verandert en meer onder invloed staat van menselijk ingrijpen.
(2) Door de jacht verandert de leeftijds-8 en geslachtsopbouw van de populatie bejaagde dieren. Jagers hebben voorkeuren en schieten liever het dominante mannetje ten behoeve van verkrijging van een trofee, dan de jonge dieren. Bij sociale dieren kan dit een effect hebben op het gedrag van dieren omdat natuurlijke hiërarchie in de groep wordt verstoord.
(3) Jagersvoorkeuren kunnen de genenpool van de soort veranderen via willekeurig selecteren op karaktereigenschappen.9 10
(4) Tot slot kan de populatie kunstmatig laag gehouden worden. Hierdoor zijn er onvoldoende dieren om de natuurlijke predatie, dispersie van zaden11 of graasdruk te realiseren. Dit kan een verarmd ecosysteem tot gevolg hebben.
De jacht gaat gepaard met wetsovertredingen die nadelig zijn voor de natuurdoelen. Zo worden roofdieren en roofvogels met regelmaat illegaal bejaagd met dieronvriendelijke en niet-selectieve methoden zoals klemmen en vergif. Ook worden bejaagbare soorten nog steeds illegaal uitgezet, waarna de jager een deel van de uitgezette dieren legaal afschiet. Bijvoeren of het uitzetten van gekweekte dieren is wettelijk verboden maar gebeurt nog altijd. Overtredingen in het buitengebied zijn lastig op te sporen bij gebrek aan sociale controle in veelal voor het publiek gesloten gebieden, maar treden wel op en hebben een negatief effect op de natuurwaarden.
3. Jacht staat op gespannen voet met de wettelijke erkenning van de intrinsieke waarde
Dieren die in het wild leven worden beschermd door de Ffw uit 2002. Deze wet gaat uit van de eigen waarde van het dier, de intrinsieke waarde, en verbiedt in principe het doden van dieren. De erkenning van de intrinsieke waarde van dieren heeft tot gevolg dat de wet er van uitgaat dat de in het wild levende diersoorten zo veel mogelijk met rust moeten worden gelaten.12 Uitgaande van dit «nee, tenzij»-principe mag alleen van bescherming worden afgeweken bij schade of gevaar. De uitzonderingsgronden zijn beschreven in artikelen 65, 67 en 68.
De jacht, zoals beschreven in artikelen 31 e.v. op de haas, het konijn, de fazant, de houtduif, de patrijs en de wilde eend, mag in beginsel worden uitgeoefend tijdens een bepaalde periode in het jaar zonder dat daar een noodzaak voor bestaat of voor hoeft te worden aangetoond. De jacht vormt dus een uitzondering op het nee, tenzij principe. Uit de Memorie van Toelichting van de Ffw blijkt dat er een schadedrukkend effect wordt verondersteld van de jacht,13 maar de wet stelt dit niet als voorwaarde voor de jacht. Hieruit blijkt dat het plezier van de jager geen bijzaak is,
7 Thiel 2012 Effects of Recreation and Hunting on Flushing Distance of Capercaillie
8 Miller et al. 2003 Effects of hunting of brown bear on cup survival and litter size in Alaska
9 Coltman et al. 2003 Undesirable evolutionary consequences of trophy hunting
10 Brigatti et al. 2005 Sharp gene pool transition in a population affected by phenotype-based selective hunting
11 Muller-Landau 2007 Predicting the Long-Term Effects of Hunting on Plant Species Composition and Diversity in Tropical Forests
12 23 147, nr. 12, Nota naar aanleiding van het eindverslag, 27 400 XIV, nr. 83, algemeen overleg
13 TK 1996–1997, 23 147, nr. 12, p. 16
maar de hoofdreden om niet noodzakelijke jacht toe te staan. Daarmee wordt afgeweken van het nee, tenzij principe.
4. Er is geen maatschappelijk draagvlak voor jacht
Op grond van de maatschappelijk-ethische discussies over de relatie tussen mens en dier kent de Nederlandse- en Europese wet- en regelgeving het algemene uitgangspunt dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.
De discussie over de aanvaardbaarheid van de jacht wordt al decennia gevoerd. Een van de eerste resultanten daarvan was de eis van een jachtexamen in de Jachtwet van 1977. Bij de afschaffing van deze Jachtwet en de totstandkoming van de Flora- en Faunawet in 2002 werd de jacht verder aan banden gelegd. Het aantal bejaagbare soorten werd ingeperkt van 29 naar vijf (formeel zes, maar de jacht op de patrijs is nooit geopend).
Blauw Research onderzocht de houding van de Nederlandse bevolking tegenover de jacht. Daaruit bleek dat slechts 3% van de ondervraagden het plezier van de jacht een acceptabele reden vonden om dieren dood te schieten. De overgrote meerderheid van 72% vond dit niet acceptabel en steunt een verbod.14
Plan van aanpak (beslispunten)
-
1.De indiener stelt voor de jacht op de in de Ffw genoemde vijf soorten zo snel mogelijk te doen sluiten. In art. 46 lid 1 van de Ffw staat dat bij ministeriele regeling wordt bepaald in hoeverre de jacht op wild zal zijn geopend. De staatssecretaris heeft de mogelijkheid deze regeling op een korte termijn aan te passen (zonder raadpleging van de Staten Generaal of de Raad van State). De indiener stelt daarom voor de staatssecretaris te verzoeken door middel van het zo snel mogelijk aanpassen van de ministeriële regeling de jacht op de vijf soorten geheel te sluiten.
-
2.De indiener stelt voor in de nieuwe natuurwetgeving de jacht geheel te schrappen.
Financiële gevolgen
De mogelijk extra administratieve lasten zijn beperkt. Om mogelijke schade te bestrijden door de huidige wildsoorten zal nu een ontheffing moeten worden gevraagd. Op dit moment is die verplichting er reeds voor ontheffingen buiten het jachtseizoen. Van deze mogelijkheid wordt weinig gebruik gemaakt.
De voorstellen in deze initiatiefnota hebben geen consequenties voor de begroting. Het gaat om het beperken van de mogelijkheden tot het afschieten zonder noodzaak van de haas, het konijn, de fazant, de houtduif en de wilde eend tijdens het jachtseizoen door particuliere jagers. Jachthuurovereenkomsten zullen van karakter veranderen. De huur van de jacht vergt beperkte bedragen of wordt in de pacht inbegrepen. Omdat geen sprake is van significante investeringen zal het voorstel voor geen van de betrokkenen onevenredig financieel nadeel geven. Met de huidige systematiek zullen ondernemers faunaschade kunnen claimen bij het faunafonds. De provincies zijn verantwoordelijk voor de
Blauw Research
14
uitvoering van het faunafonds en krijgen de daarvoor benodigde middelen via het provinciefonds, zoals vastgelegd in het natuurakkoord.
Thieme