Mediadebat over journalistiek en publieke omroep - Hoofdinhoud
In het jaarlijkse debat over de mediabegroting ging het vooral over de journalistiek en de publieke omroep. Hier vind je mijn bijdrage aan dat debat. "Heb je nog een puntje?" Een Kamerlid weet wat er bedoeld wordt als de journalist met die vraag belt. Een nieuwtje, iets dat tot een leuk berichtje kan leiden voorafgaand aan een begrotingsbehandeling. In deze maanden staan de kranten vooraf vol met dergelijke puntjes, maar achteraf lees je niet veel meer over de belangrijkste debatten van het jaar. Misschien is het een mooie illustratie van wat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling bedoelde in 2003, toen ze in haar rapport "Medialogica" beschreef dat de journalistiek aan het veranderen was door de toenemende concurrentie en de voortgaande digitalisering. Meer haast, meer hypes. Nieuws vaker als hapklare brokken, minder vaak als diepgravend verslag. Meer aandacht voor personen, minder voor hun opvattingen. Meer aandacht voor conflict, minder voor de inhoud ervan. Het minder goed scheiden van feiten en meningen en de lezer, kijker of luisteraar vaker een oordeel meegeven in plaats van hem zelf te laten oordelen. Politiek als strijd of zelfs als wedstrijd om de macht, veel minder als strijd om ideeën. De RMO waarschuwde voor het cynisme dat daar het gevolg van zou kunnen zijn en de radicalisering van opvattingen die daar uit voort zou kunnen vloeien. En wees daarmee op de cruciale rol van journalistiek voor onze samenleving. Politici zijn belangrijk voor het functioneren van een democratie, maar journalisten zijn belangrijker. Zij zijn het die de macht controleren en die burgers van informatie voorzien op basis waarvan zij zich een oordeel kunnen vormen en kunnen participeren in het publieke debat. Ze zijn onmisbaar. Het rapport van de RMO is van meer dan tien jaar geleden. De tijd heeft niet stilgestaan. Nieuws wordt steeds vaker bekeken op een smartphone, het wordt daardoor meer en meer een tussendoortje. Nieuws als snack in plaats van een maaltijd. Journalisten die met hard en lang werk iets nieuws boven tafel hebben weten te krijgen, zien hun inspanningen binnen minuten op allerlei nieuwssites terug. Met slechts een bronvermelding, uitgekleed tot een hapklaar brokje. In de VS is de afgelopen jaren het fenomeen ontstaan van de zogeheten content farms, bedrijven die zich specialiseren in het produceren van grote hoeveelheden korte artikelen, geoptimaliseerd voor zoekmachines. Geschreven door zwaar onderbetaalde freelancers, voor $3,50 per artikel. Er valt voor echte journalisten steeds moeilijker tegenop te boksen. Deze ontwikkeling bracht de Engelse wetenschapper Bob Franklin tot de term McJournalism: journalistiek die efficiënt geproduceerd wordt, met goedkope arbeidskrachten en gestandaardiseerde ingrediënten en die hapklaar wordt opgediend voor de nieuwsconsument, geschikt om even snel tussendoor te worden bekeken. De traditionele journalistiek heeft het nakijken. Productiviteit, efficiency en zo laag mogelijke productiekosten gaan immers in deze sector niet goed samen met waarheidsvinding, zorgvuldigheid en kwaliteit. En die laatste bepalen juist het maatschappelijke belang van de journalistiek. Velen denken dat het in Nederland zo'n vaart niet loopt. Kijk maar eens naar de stijgende oplage van de Volkskrant of naar nieuwe initiatieven als De Correspondent. Het zijn lichtpuntjes. Maar ook in Nederland klagen journalisten over de toegenomen druk om te produceren. Meer artikelen schrijven, minder tijd om ergens goed in te duiken, steeds minder ruimte voor onderzoeksjournalistiek. Freelancers worden onder druk gezet om hun tarieven te verlagen en tegelijk hun auteursrechten af te staan. Het aantal journalistieke banen nam zienderogen af. De helft van de journalisten in Nederland die werkten aan regionale kranten bij Wegener. Hetzelfde verhaal bij de noordelijke kranten en de kranten van MediaGroepLimburg. Bij de Telegraaf Media Groep verdwijnen 600 banen, zo werd vorige maand bekend. Sanoma neemt afscheid van een kwart van het personeel en van 32 bladen. De Weekblad PersGroep 123 mensen. Honderden banen bij de landelijke en regionale publieke omroepen. Wie dit alles op zich in laat werken, kan niet concluderen dat het met de maatschappelijke taak van de journalistiek vanzelf wel goed komt. De afgelopen tien jaar laten zien dat dat niet zo is. De media zijn verder vercommercialiseerd, de concurrentie om lezers en adverteerders is verder verscherpt, de eigenaars van mediaconcerns hebben financiële belangen keer op keer gesteld boven de maatschappelijke belangen van goede journalistiek. Activistische aandeelhouders als Apax en Mecom verergerden de problemen. Alleen al de afgelopen twee jaar leidde dat tot bijna 3000 ontslagen in de media. Het parlement kijkt al tien jaar toe. Politiek en journalistiek willen van twee kanten afstand houden. De angst voor inhoudelijke bemoeienis leidt tot verlamming. De brief van de staatssecretaris valt wat dat betreft niet uit de toon. De brief straalt geen gevoel voor urgentie uit en ook geen agenda. Dat blijft onbevredigend. Een levende democratie vergt onafhankelijke, pluriforme, kwalitatieve journalistiek met impact in de samenleving. De overheid waarborgt goede journalistiek via de publieke omroep, maar er moet meer en er kan meer. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om opnieuw onderzoek te laten doen naar de ontwikkeling van de journalistiek, bijvoorbeeld weer door de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, en die vragen om aanbevelingen wat de overheid wél kan doen. Dat moet verder gaan dan het afdwingen van een lager BTW-tarief in Europa; het is nogal absurd dat we journalistiek op internet zien als een luxeproduct. Het moet fundamenteler. Voor mij staan twee vragen centraal. Ten eerste wil ik weten of we het voorbeeld uit andere Europese landen kunnen volgen om eisen te stellen aan het percentage aandelen dat eigenaars mogen bezitten bij grote mediaconcerns. Nu kunnen belangrijke mediaconcerns ten prooi vallen aan activistische aandeelhouders die het bedrijf kunnen dwingen tot prioriteit aan financiële en commerciële belangen. Met een meer gespreid eigenaarschap kun je wellicht de maatschappelijke belangen beter waarborgen en bovendien vermijd je het risico van inhoudelijke bemoeienis door eigenaars. Ten tweede zou ik willen dat de mogelijkheden in kaart worden gebracht om non-profitmedia te ondersteunen. Vroeger waren de kranten in handen van stichtingen. Nu heeft alleen de SDM nog een minderheidsaandeel in de Persgroep. Ook dat is een manier om het maatschappelijke belang beter te waarborgen. Het zou, kortom, goed zijn als de staatssecretaris niet alleen een toekomstverkenning laat doen naar de toekomst van de publieke omroep, maar ook naar een toekomstverkenning van de journalistiek en of en hoe die invulling kan blijven geven aan zijn belangrijke maatschappelijke taak. Hoewel het woord media niet in de naam van het ministerie voorkomt, is de staatssecretaris de staatssecretaris van media, niet alleen van de publieke omroep. Tenzij hij vindt dat de enige verantwoordelijkheid van de overheid voor de journalistiek het subsidiëren van de publieke omroep is. Dat kán het antwoord zijn, maar het is onvoldoende. De publieke omroep heeft wel een belangrijke journalistieke taak. Ons bestel waarborgt kwaliteit, onafhankelijkheid en pluriformiteit. Met de verschuiving van tekst naar beeld en de mogelijkheden om via internet meer verdieping te bieden dan slechts op radio of TV mogelijk is, biedt de publieke omroep de beste waarborg voor de journalistiek die een samenleving als de onze nodig heeft. Dat is ook de conclusie van Stephen Cushion van de universiteit van Cardiff in het rapport Why publice service media matter waarin hij na bestudering van allerlei ontwikkelingen in de media tot de conclusie komt dat publieke financiering van een publieke mediadienst de beste manier is voor overheden om onafhankelijke kwaliteitsjournalistiek in de samenleving te waarborgen. Voorzitter, begin volgend jaar verschijnt de toekomstverkenning van de Raad voor Cultuur. Hopelijk kan die bijdragen aan de discussie over de toekomst van de publieke omroep. Ik heb al eerder gezegd geen behoefte te hebben aan nieuwe besteldiscussies. De organisatie van de publieke omroep en ook de inputfinanciering staan voor de PvdA vast. Het moet gaan over de maatschappelijke taak. Vroeger was het overzichtelijk: er was alleen publieke omroep. Toen maakte de omroep dus alles voor iedereen. Dat is vandaag de dag onvoldoende legitimatie. Het moet maatschappelijk iets opleveren. Sociaaldemocraten wilden in het verleden nog wel eens de mond vol hebben over volksverheffing. In deze tijd is dat een verouderde en wat paternalistische kijk op de verhouding tussen overheid en burger. De publieke omroep moet ons niet verheffen, maar verbinden. Onze samenleving kent steeds minder gemeenschappelijkheid. We hebben nieuws en informatie nodig om als burgers van dit land mee te kunnen praten. Televisie is onze belangrijkste vorm van cultuur. TV-series, amusementsprogramma's, documentaires kunnen ons aanzetten tot denken. Cultuur is net als sport een verbindende factor in de samenleving en beide horen dus bij de publieke omroep. En de omroep is er ook om te voorzien in die schaarse collectieve ervaringen die we nog hebben: tegelijk inschakelen bij groot nieuws, de WK-finale, het grote lijsttrekkersdebat voor de verkiezingen, de zaterdagavond met zijn allen dat ene programma kijken waar op maandag iedereen over praat. Wij zijn nooit voor een elitaire omroep geweest die alleen programma's maakt die de commerciëlen laten liggen. Wij willen een publieke omroep die er voor iedereen is. Juist om dat de omroep alleen zo zijn verbindende functie kan waarmaken. De publieke omroep doet wat ons betreft niet meer alles zoals vroeger, maar mag wel elk soort programma maken zolang dat maar bijdraagt aan haar maatschappelijke taak. Er zijn twee kernvragen waar de Raad voor Cultuur antwoord op zou moeten geven: 1. Hoe kan de publieke omroep die maatschappelijke taak waarmaken in een tijd dat mediagebruik steeds individueler wordt. 2. Hoe zou de verantwoording eruit moeten zien, want de publieke omroep moet zich veel meer en beter gaan verantwoorden voor de invulling van zijn publieke taak. Een andere belangrijke taak die ik voor de publieke omroep zie, is innovatie. Zowel qua toepassingen als programmatisch. Ze moet de motor zijn voor nieuwe ontwikkelingen in de creatieve sector. Als we willen dat die een sterke exportsector blijft, is een sterke thuismarkt nodig. De publieke omroep kan daar een sleutelrol in spelen. Dat vergt een ander soort mentaliteit. Programmatische innovatie moet ook een doel op zichzelf zijn. En andere Nederlandse mediapartijen zijn geen concurrenten, maar er moet juist worden samengewerkt om nieuwe toepassingen tot stand te kunnen brengen. Met andere commerciële zenders zoals in het initiatief NLZiet. Maar ook met andere media, zoals kranten. De vergroting van eigen inkomsten zal dat als vanzelf stimuleren. Die was niet alleen nodig om bezuinigingen op te vangen, maar ook om een eventuele terugloop van de Ster te compenseren. Maar in de raming van de Ster is er weer niks van dat verhaal te zien. Ik word er een beetje chagrijnig van. Herhaaldelijk heeft de Kamer gevraagd om inzicht, we krijgen niks. Waarom niet? Ik wil de staatssecretaris vragen op korte termijn te komen met een meerjarenraming van de Sterinkomsten en een meerjarenplan van de Ster hoe die denkt de inkomsten op peil te houden. De regionale en lokale omroepen kunnen een belangrijke rol spelen bij het vullen van het journalistieke gat dat terugtrekkende dagbladen achterlaten. Daarom moet het toekomstmodel voor regionale omroepen zorgen voor een blijvende aanwezigheid in de regio, met onafhankelijke redacties, eigen zenders, enz. Bezuinigingen moeten gevonden worden in overhead, zo min mogelijk in programma's en redacties. Als de regionale omroep daarvoor zelf betere plannen hebben dan bestuurlijke centralisatie, staan wij daar voor open. De PvdA-fractie is wel verbaasd over het budget van vier ton dat het kabinet reserveert voor apparaatskosten. Er gaan zich dus vier of vijf extra ambtenaren bemoeien met de regionale omroepen? Wat gaan die doen? De staatssecretaris moet met een goede verklaring komen voor de noodzaak van deze kosten, ook al gaat het om weinig geld. De lokale omroepen willen een professionaliseringsslag maken. De staatssecretaris bekijkt het allemaal van een afstandje, vind het wel goed, maar gaat er niet voluit voor. Is dit het model voor de toekomst? Zo ja, dan kunnen de lokale omroepen waarschijnlijk wel een staatssecretaris gebruiken die samen met ze gaat optrekken om dit model tot een succes te maken. Een beetje meer enthousiasme vraag ik van de staatssecretaris.