Een belangrijk signaal - Hoofdinhoud
Het zal u niet zijn ontgaan: een groep vooraanstaande wetenschappers heeft het debat geopend over de wetenschappelijke praktijk vandaag de dag. Onder de noemer Science in Transition richt hun kritiek zich vooral op de ‘stortvloed’ aan publicaties. Er wordt te veel gepubliceerd, te vaak van onvoldoende niveau, en de publicaties zijn, vriendelijk gezegd, niet altijd even relevant.
De wetenschappers die de discussie hebben aangezwengeld wijzen de hoge publicatiedruk aan als een van de belangrijkste oorzaken. Onderzoekers worden afgerekend op het aantal publicaties dat ze afscheiden, dus knippen ze hun publicaties in stukjes op en maken ze de maatschappelijke waarde van het onderzoek ondergeschikt aan hun drang tot publiceren. Aldus Science in Transition.
Vanuit mijn werkkamer in Den Haag kan ik moeilijk inschatten of ze helemaal gelijk hebben maar het signaal herken ik. Dat signaal is trouwens niet uniek voor Nederland. Vorige maand bond The Economist de kat de bel al aan met het stuk Has Science Gone Wrong? Een belangrijk signaal dus dat het verdient serieus genomen te worden, zonder nu meteen alle vertrouwen in de wetenschap op te zeggen. Want wij bedrijven hier in Nederland wetenschap op hoog niveau. Daar is iedereen in binnen- en buitenland - inclusief de Science in Transition-groep - het wel over eens.
Maar als het klopt dat onderzoekers alleen maar publiceren om hoger in de indexen terecht te komen, dan is er iets mis.
De essentie van wetenschap is dat je bewijs probeert te vinden voor je eigen aannames. Dat doe je door op zoek te gaan naar onjuistheden in je eigen aannames en te reflecteren op je eigen werk. Publicaties helpen daarbij. Want met publicaties gooi je de boel open en laat je anderen kritisch meekijken. Scoringsdrang is dan niet de juiste drijfveer. Oprechte nieuwsgierigheid en bereidheid om je eigen aannames publiekelijk ter discussie te stellen zijn dat wel.
In de discussie rondom Science in Transition zijn er ook stemmen die beweren dat universiteiten te veel de nadruk leggen op onderzoek waardoor het onderwijs in het gedrang komt. Dat zijn echo’s uit het verleden. Die verhouding is misschien wel eens uit balans geweest in het voordeel van het onderzoek maar er is de laatste tijd veel verbeterd - en dat mag je ook verwachten van de universiteiten.
Zo zijn er kwaliteitsafspraken gemaakt over meer contacturen voor eerstejaars studenten om de binding met de opleiding te versterken, over minder uitval en nóg betere docenten. Universiteiten laten studenten die een verkeerde keuze hebben gemaakt niet meer oneindig aanmodderen maar begeleiden ze naar een plek waar ze zich wel thuis voelen en ze lichten beter voor. Al is beter hier nog niet goed genoeg, liet de LSVb eerder deze week zien in een eigen onderzoekje naar voorlichting door hogescholen en universiteiten.
Het kan altijd beter, en dat zijn we ook van plan. Met de opbrengsten uit een sociaal leenstelsel zou je bijvoorbeeld de groepsgrootte van 22,5 naar 15 kunnen terugbrengen, zoals nu op university colleges al gebruikelijk is. Je zou op elke zestig studenten een voltijds mentor kunnen aanstellen. Je zou alle studenten die een meerjarige master in beta/techniek doen €1000 kunnen kwijtschelden. En dan hou je nog geld over voor andere maatregelen. Ik kom daar binnenkort zeker eens op terug.