Ik ben niet racistisch, maar… - Hoofdinhoud
Tot nu toe heb ik de verleiding weerstaan om mee te doen aan de discussie over zwarte piet. Niet omdat die onbelangrijk zou zijn, maar omdat het om de haverklap uit de hand loopt. Elke keer als de gedachte bij me opkomt een duit in het zakje te doen, zie ik op TV, facebook of twitter zo veel empathieloze bitterheid dat ik mijn woorden maar weer inslik. Wat is het toch dat we dit gesprek niet kunnen voeren?
Over culturele verschijnselen denken we verschillend. Dat geldt niet alleen voor zwarte piet, maar bijvoorbeeld ook voor circusdieren, het rondrijden in milieuvervuilende oldtimers en diverse religieuze zaken. Wat de een prachtig vindt, dat is volgens de ander problematisch. Waar de een niets van begrijpt, dat is voor de ander van de hoogste waarde.
Soms leg je je daarbij neer, want we zijn nu eenmaal verschillend. Wat maakt het uit als mijn buren standvastig stamppot met jus eten en naar Frans Bauer luisteren omdat dat nu eenmaal echt Hollands is? Wat maakt het uit als een ander aan de couscous gaat en uitzinnig wordt van de muziek van de Turkse ster Tarkan? Leven en laten leven, waar mogelijk de overlast voor anderen beperken en ook niet te snel zeuren als je eens iets merkt van een ander.
Tolerantie gaat echter verder dan dat. Het betekent dat je ruimte laat om te verdragen wat je zwaar op de maag ligt. Tandenknarsend misschien, maar toch. Het betekent dat je de vrijheid van de ander om anders te zijn zo belangrijk vindt dat je niet alles verbiedt wat jou tegen staat. Dat is altijd balanceren. Het schuurt bij mij bijvoorbeeld als ik zie dat vrouwen in bepaalde religieuze kringen achtergesteld worden.
Tolerantie betekent dan ook niet dat je geen kritiek kunt hebben op elkaar. Sterker nog: cultuurkritiek is noodzakelijk voor het samen leven in een wereld met zo veel verschillen. Juist als je de verschillen wilt verdragen, moet je ook bereid zijn met elkaar de strijd aan te gaan over de scherpe kanten daarvan. Over zwarte piet bijvoorbeeld. Of over sluimerende discriminatie.
Ik heb dan ook geen moeite met cultuurkritiek en religiekritiek, zelfs niet in de vorm van blasfemie waardoor gelovigen zich gekwetst voelen. Cartoons van Mohamed met een bom in zijn tulband of een priester met kleine kinderen zijn wel pijnlijk, maar ze dienen ook om noodzakelijke kritische vragen te stellen: Wat doen religieuze stromingen met de altijd dreigende ontaarding van hun traditie? En ik heb nog minder moeite met kritiek op zwarte piet, dat complexe personage uit de volkscultuur waar je alles op kunt projecteren wat je wilt, maar dat ontegenzeglijk ook zijn duistere zijde heeft.
Maar dan wordt het spannend. Want dezelfde roeptoeters die de afgelopen jaren steeds luider riepen dat kritiek op de Islam toch moest kunnen en die boos waren op de in hun ogen ‘politiek correcte’ ‘multicultiknuffelaars’ (om maar eens wat termen over te nemen), hadden ineens grote moeite met de kritiek op zwarte piet. Als door een adder gebeten schrijven ze hun commentaren vol op twitter en facebook. Stel je voor dat iemand hun cultuur bekritiseert…
Binnen de kortste keren kom je daarbij onversneden racisme tegen. Alsof iedereen die kritische vragen stelt bij zwarte piet zelf van een ander ras is, van elders komt, hier niks te zoeken heeft, een misdadiger is, en (daar is ie weer) moslim is. Scheldpartijen en doodsbedreigingen zijn nooit ver weg. En met grote regelmaat staat er dan bij: ik ben niet racistisch, maar… Soms lijkt dat zinnetje, het besef dat racisme kwalijk is, het laatste restje beschaving. Want vervolgens druipt het racisme er aan alle kanten van af. Over de minderwaardigheid van andere rassen en culturen. Over de superioriteit van onze cultuur.
Tot nu toe heb ik de verleiding weerstaan om mee te doen aan de discussie over zwarte piet. Maar hoe lang blijf ik zwijgen over het steeds verder oprukkende onderhuidse racisme?
Column in CW, 08.11.2013