Laat het debat maar schuren

Met dank overgenomen van M. (Jet) Bussemaker i, gepubliceerd op donderdag 14 november 2013, 1:55.

De cultuursector maakt zware tijden door. De bezuinigingen van het vorige kabinet worden voelbaar voor de sector en het besef dat vroeger niet meer terugkomt daalt langzaam in. Tegelijkertijd ben ik, nu ik een jaar minister van Cultuur ben, aangenaam verrast door de veerkracht en de innovatiekracht die ik er ben tegengekomen.

Je zou kunnen spreken van een nieuw elan in de sector: overal zie je nieuwe samenwerkingsvormen ontstaan, alternatieve vormen van maatschappelijk ondernemerschap worden ontwikkeld, en - wat ik zelf erg belangrijk vind - er is een toenemend bewustzijn van het belang van maatschappelijke legitimering.

Vernieuwing biedt kansen maar leidt ook tot onzekerheid, soms tot nostalgie en niet zelden tot boosheid. Het leidt in elk geval altijd tot discussie. En ik help graag die aan te zwengelen.

Intrinsieke waarde

In mijn visiebrief Cultuur Beweegt verklaar ik het mijn missie om de artistieke, maatschappelijke en economische waarde van cultuur voor de samenleving zichtbaar te maken. Cultuur raakt ons als individu en als samenleving. Het appelleert aan esthetisch gevoel, het ontroert, verbindt, geeft ons identiteit, draagt positief bij aan ons internationale imago en doet nog veel meer. Daarover is nauwelijks discussie: de intrinsieke waarde van cultuur is een gegeven.

Dat ontslaat de cultuursector evenwel niet van de plicht om, waar het kan, de verbinding te leggen met andere maatschappelijke domeinen, zoals onderwijs, welzijn en zorg, en te werken aan talentontwikkeling en bereik van nieuw publiek.

Maatschappelijke binding hoeft niet ten koste te gaan van de intrinsieke culturele waarde, zoals sommigen vrezen. Volgens mij gaat het prima samen.

Prestaties

Neem talentontwikkeling: zonder nieuwe aanwas vandaag straks geen volwaardige culturele top. Neem cultuureducatie: laat kinderen kennis maken met cultuur zodat ook volgende generaties de weg naar het theater en het museum weten te vinden. Neem de programma’s van het Van Abbemuseum en het Stedelijk Museum om Alzheimerpatiënten en hun mantelzorgers naar het museum te halen. Zowel patiënten als mantelzorgers hebben daar baat bij, en zou een tentoonstelling er nou echt slechter van worden? Natuurlijk niet.

In de brief waarin ik mijn ideeën over het bestel uiteenzet doe ik het voorstel om instellingen die voor langere tijd gesubsidieerd worden (de zogeheten bis-instellingen) meer op prestaties af te rekenen, in plaats van alleen op voornemens. Die prestaties kunnen te maken hebben met eigen inkomsten, met ondernemerschap en met publieksbereik. Dat zou een platte economische benadering zijn - als je niet verder leest. Want er staat meer.

Debat en discussie

Prestaties kunnen ook te maken hebben met de vraag in hoeverre dat publiek nieuw publiek is; of instellingen nieuwe groepen belangstellenden weten aan te boren en te binden. Ik wil ze houden aan hun beloftes om meer aan talentontwikkeling en cultuureducatie te doen, en samenwerkingsverbanden met zorg en welzijn aan te gaan. Kortom: ik wil dat ze het toenemend bewustzijn van het belang van maatschappelijke legitimering in concrete daden omzetten.

De komende tijd werk ik mijn plannen verder uit, samen met de sector. Dat kan in goed overleg maar liever nog in debat en discussie. Dat mag schuren en botsen. Graag zelfs. Zolang de cultuur er maar baat bij heeft.