GroenLinks wil snelle invoering van versterkte positie lesbische ouders

Met dank overgenomen van M.M. (Margreet) de Boer i, gepubliceerd op dinsdag 12 november 2013.

In de Eerste Kamer vond vandaag het plenaire debat plaats over het lesbisch meemoederschap. Het wetsvoorstel regelt dat beide ouders van lesbische paren met kinderen dezelfde juridische rechten krijgen als een heteropaar. Nu is alleen de biologische moeder bij de geboorte van het kind juridisch als ouder erkend. Eerste-Kamerlid Margreet de Boer verwelkomde dit voor lesbische stellen belangrijke wetsvoorstel, en benadrukte het belang van de gelijke behandeling van homo- en heteroparen.

Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen leidt dit tot gelijkere behandeling van hetero- en homoparen. De niet-biologische moeder van een kind hoeft dan geen hele adoptieprocedure meer te doorgaan. Het is een kleine verandering in het familierecht, maar een forse verandering voor de vrouwelijke partner van de moeder.

Een voorstel om een staatscommissie in te stellen die breder gaat bekijken of het familierecht aangepast moet worden, krijgt steun van GroenLinks. Maar De Boer benadrukt dat goedkeuring van het voorstel lesbisch ouderschap daar nietvertraging op mag lopen door het instellen van een staatscommissie: Deze wet moet zo snel mogelijk van kracht worden.

Lees hier de inbreng van Margreet de Boer

Voorzitter,

Eindelijk is het zover.

Eindelijk behandelen we in deze kamer plenair het wetsvoorstel juridisch ouderschap vrouwelijke partner van moeder; ook wel het wetsvoorstel lesbisch ouderschap genoemd. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 30 oktober vorig jaar aangenomen. Deze kamer heeft er dus meer dan een jaar over gedaan om dit wetsvoorstel te behandelen. En deze keer lag dat eens niet aan de beantwoording door de regering, maar aan de termijn die door de kamer zelf werd genomen. Voor een zorgvuldige behandeling, zeker. Maar ook een zorgvuldige behandeling had naar het oordeel van mijn fractie in een korter tijdsbestek plaats kunnen vinden. Waar wij de herziening van de gerechtelijke kaart in zeven maanden konden behandelen, had dat met het onderhavige wetsvoorstel toch ook moeten kunnen? Zeker nu er aan dit wetsvoorstel reeds diverse uitgebreide onderzoeken ten grondslag liggen, en temeer daar de snelle inwerkingtreding voor lesbische paren van groot praktisch belang is. Ik heb al vanaf eind vorig jaar vele brieven ontvangen van aanstaande moeders en hun partners die hoopten dat de wet spoedig in werking zou treden, opdat het kindje dat zij verwachtten op grond van de normale afstammingsregels hun beider kind zou kunnen zijn, in plaats dat daarvoor een adoptieprocedure gevolgd zou moeten worden. Velen van hen hebben we teleurgesteld.

Maar vandaag is het dan toch zover, en behandelen we het wetsvoorstel.

Voorzitter,

in de discussies die in deze kamer over en naar aanleiding van het wetsvoorstel zijn gevoerd spelen verschillende zaken door elkaar. Enerzijds de regeling met betrekking tot het ouderschap van de meemoeder, zoals door dit wetsvoorstel geregeld, en anderzijds een aantal bredere discussies, waarvan die naar de wenselijkheid van verwekking door anoniem of onbekend donorschap en die naar het regelen van andere vormen van niet-biologisch ouderschap in ons afstammingsrecht de belangrijkste zijn.

Natuurlijk is het van belang die algemenere discussies te voeren, en het is zeker de taak van de Eerste Kamer om wetsvoorstellen in een breder perspectief te plaatsen; ook wij hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel bijvoorbeeld vragen gesteld over het meervoudig ouderschap. Maar nu wij ons oordeel moeten vellen over het wetsvoorstel moeten we er wel voor waken daar meer in te lezen dan het inhoudt. Dit wetsvoorstel regelt het ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder. Niet meer, en niet minder.

In mijn bijdrage zal ik dan ook eerst hierop ingaan. Aan het eind zal ik kort iets zeggen over de algemene discussies.

Dit wetsvoorstel regelt het ouderschap van de vrouwelijke echtgenoot van de moeder van een kind.

Al lang bestaat de wens op dit meemoederschap anders dan via adoptie mogelijk te maken, en te verankeren in het familierecht. Diverse commissies hebben zich erover gebogen, en uiteindelijk heeft dit geleid tot het voorstel zoals dat nu voorligt.

Het voorstel houdt kort gezegd in dat de vrouwelijke echtgenoot van de moeder van rechtswege juridisch ouder wordt wanneer het kind wordt verwekt via kunstmatige donorbevruchting conform de wet donorgegevens; als het kind wordt verwekt met behulp van een bekende donor of via anoniem donorschap buiten de procedures van het register om kan de echtgenote het kind erkennen.

Hiermee wordt voor de positie van de vrouwelijke echtgenoot van de moeder aangesloten bij die van de mannelijke echtgenoot van de moeder die niet de biologische vader is van het kind. Deze laatste wordt zelfs altijd van rechtswege vader (dus ook als gebruik wordt gemaakt van een bekende donor of anonieme zaaddonatie buiten het register om).

Er is derhalve gekozen voor een oplossing binnen de huidige structuur van het familierecht; een oplossing die de vrouwelijke partner van de moeder (bijna) dezelfde positie geeft als de mannelijke partner die niet de biologisch ouder is.

De fractie van GroenLinks is van oordeel dat dit zonder meer een acceptabele oplossing is. Er wordt aangesloten bij het huidige systeem en hetero- en homo-paren worden meer gelijk behandeld. Wij zien eerlijk gezegd niet wat hier tegen kan zijn; als je tenminste het standpunt hebt dat de vrouwelijke partner van de moeder ook juridisch ouder moet kunnen worden.

Want welke objectieve rechtvaardigingsgrond zou er zijn om de mannelijke echtgenoot van de moeder die niet de biologische vader is wel van rechtswege het vaderschap te gunnen en de vrouwelijke echtgenoot niet?

Met de bepaling dat de echtgenoot, ongeacht zijn biologisch vaderschap de juridisch ouder van dat kind is, heeft ons wettelijk afstammingsrecht de koppeling van het juridisch ouderschap aan het biologisch ouderschap immers al doorbroken.

Het argument dat bij een mannelijke echtgenoot nog een fictie van biologisch ouderschap overeind gehouden zou kunnen worden, omdat hij als man het kind verwekt zou kunnen hebben overtuigt niet.

Het mag zo zijn dat sommige heteroparen deze fictie in stand zouden willen houden; het is niet een fictie die ons familierecht zou moeten beschermen. Het is zelfs een fictie die ons familierecht niet zou mogen beschermen, gezien onder het recht van een kind zijn afstamming te kennen.

En ons huidige familierecht beschermt die fictie ook niet, althans niet als zodanig. De huidige regels bepalen immers dat de echtgenoot van de moeder die kan aantonen niet ingestemd te hebben met de verwekking zijn vaderschap kan ontkennen.

Ons huidige familierecht koppelt voor de mannelijke echtgenoot van de moeder het juridisch ouderschap aan het instemmen met de verwekking, en dus aan het mede verantwoordelijk zijn voor de verwekking van een kind. Diezelfde regeling kan zonder bezwaar worden toegepast op de vrouwelijke echtgenoot. Kan worden toegepast, en moet worden toegepast, in een land waarin we mannen gelijk willen behandelen met vrouwen, en homoseksuelen met heteroseksuelen.

Voorzitter, een enkel woord over het belang van het kind.

Het gaat er bij dit wetsvoorstel niet om een oordeel te vellen over de wenselijkheid dat kinderen bij twee lesbische moeders opgroeien.

Het gaat om de vraag hoe wij de familierechtelijke betrekkingen regelen van de kinderen die in deze gezinnen opgroeien.

Het is in het belang van die kinderen dat zij familierechtelijke betrekkingen hebben met de beide volwassenen bij wie zij opgroeien. Het is in hun belang dat twee ouders ook financieel verantwoordelijk zijn voor hun levensonderhoud. En het is bovenal in hun belang dat het gezin waarin zij opgroeien gelijkwaardig wordt behandeld aan gezinnen met een vader en een moeder.

Het mag duidelijk zijn: onze fractie verwelkomt het wetsvoorstel juridisch ouderschap vrouwelijke partner van moeder.

Het is een logische regeling die past binnen ons familierecht, en die een meer gelijkwaardige behandeling van homo- en heterostellen en hun kinderen waarborgt.

Voorzitter, ik zeg niet voor niets meer gelijkwaardig; want gelijkwaardig is het niet.

Want waar de mannelijke echtgenoot van rechtswege ouder wordt ongeacht de wijze waarop het kind is verwekt, wordt de vrouwelijke partner dat alleen wanneer er sprake is van gereguleerde zaaddonatie. Kan de staatssecretaris nog eenmaal aangeven wat de ratio is achter dit onderscheid? Waarom zou de positie van bekende donoren van lesbische stellen meer beschermd moeten worden dan die van hetero-stellen?

Voorzitter,

zoals beloofd nog enkele woorden over de discussies die in het kader van dit wetsontwerp zijn en worden gevoerd, maar die eigenlijk over andere zaken gaan, of in ieder geval veel breder zijn.

In de eerste plaats de angst dat steeds meer kinderen verwekt zullen gaan worden door middel van kunstmatige verwekking met behulp van anonieme zaaddonatie, wat op gespannen voet zou staan met het recht van kinderen op gegevens over hun afstamming. Het aanzwengelen van deze discussie in het kader van het onderhavige wetsvoorstel lijkt van twee veronderstellingen uit te gaan: a. dat dit wetsvoorstel zou bijdragen aan een toename van de verwekking van kinderen via een anonieme zaaddonatie, en b. dat dit tegen het belang van het kind zou zijn. Voor zover wij weten worden deze beide veronderstellingen niet door feiten ondersteund.

Daarenboven leerden wij tijdens de deskundigenbijeenkomst over dit wetsvoorstel dat het aantal kinderen dat met behulp van anonieme zaaddonatie wordt verwekt binnen heterorelaties vele malen groter is dan binnen lesbische relaties, en gaat het alleen daarom al niet aan deze discussie exclusief te koppelen aan dit wetsvoorstel.

Het tweede bredere discussiepunt is dat met dit wetsvoorstel niet alle knelpunten in het ouderschapsrecht zijn opgelost. Het biologisch moederschap is nog veel sterker dan het vaderschap verankerd in ons familierecht, en de wens om in sommige situaties het juridisch ouderschap op een eenvoudiger manier dan via adoptie los te koppelen van het biologisch moederschap loopt wel vast op de grenzen van ons familierecht. Of het nu gaat om draagmoederschap (zowel ten behoeve van hetero- als homo-paren) of eiceldonatie.

Voorts is het de vraag of en hoe een meervoudig ouderschap een oplossing kan bieden voor situaties waarin een kind ofwel door meer dan twee personen wordt opgevoed, ofwel de wens bestaat om naast degenen die het kind opvoeden ook de biologisch ouder een juridische positie te geven.

Het lijkt ook ons een goede zaak om -nadat dit wetsvoorstel is aangenomen- deze discussie op te pakken. Of dat door middel van een Staatscommissie gebeurt of via een andere weg is voor ons van minder belang.

Voorzitter, ik wacht de reactie van de staatssecretaris, en het antwoord op mijn enkele vraag, met belangstelling af.