Het recht op het vrije woord deugt nog steeds - Hoofdinhoud
Op de website van NRC Handelsblad staat een opiniepeilinkje: ’Begrijpt u nog iets van het recht op vrijheid van meningsuiting?’ Er is niet veel verbeeldingskracht nodig om de uitslag van deze enquête te voorspellen. Toch ben ik nog benieuwd hoeveel lezers uiteindelijk ’ja’ als antwoord geven.
Een saai recht is de vrije meningsuiting allang niet meer. Een paar jaar geleden nog zou een arrest van de Hoge Raad over vrijheid van meningsuiting vooral voer voor specialisten zijn geweest. En een billboard met een atheïstische slogan langs een snelweg: áls het al ooit geplaatst zou zijn, zou een ieder er schouderophalend aan voorbij zijn gereden. Nu zijn beide landelijk nieuws en voeden ze de toch al levendige discussie.
Maar vanwaar de verwarring over de vrije meningsuiting? Daarvoor zijn naar mijn mening een paar redenen.
De eerste reden is dat de discussie over vrije meningsuiting vooral gevoerd wordt in relatie tot godsdienst. En met godsdienst bestaat een diepe verlegenheid in de samenleving en politiek. Dat maakt ferme uitspraken over het vrije woord al snel eenzijdig. Zo dreigt buiten zicht te raken dat vrijheid van meningsuiting ook wegens andere gronden beperkt wordt. De laatste decennia is de strafwet zelfs met brede steun een paar keer aangescherpt. In 2005 is bijvoorbeeld nog de opzettelijke belediging van een groep van mensen wegens ’lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap’ strafbaar gesteld. Wie dat vergeet, raakt in de discussie al snel het spoor bijster.
De tweede reden is het incidentgedreven karakter van de discussies over de vrije meningsuiting. Opinies over de uitingsvrijheid golven nogal eens mee op de mate van de verontwaardiging over het concrete incident. Zo voert de ene keer de roep om beperkingen de boventoon en wordt een volgende keer even fel gestreden voor het vrije woord. In de reacties op de uitspraken van Pim Fortuyn over de islam in de aanloop tot de roerige verkiezingsstrijd van 2002 voerde non-discriminatie van geloof in de publieke opinie de boventoon boven de vrije meningsuiting. Na de moord op Theo van Gogh in 2004 stond de ’onaantastbaarheid’ van de vrije meningsuiting weer voorop. De verontwaardiging over uitlatingen van radicale imams wordt daarentegen soms meteen vertaald in de noodzaak tot beperkingen ervan. De lijst kan met vele voorbeelden worden aangevuld. In elk geval lijkt de nuance vaak te sneuvelen in de zware woorden die te horen zijn.
Maar voor een goede discussie over de meningsuiting moeten wij een onderscheid maken tussen de sociale of morele afkeuring van uitlatingen en de grenzen die het recht stelt.
De derde reden is een overmatige aandacht voor de strafwet. Bijna alle opvattingen over de meningsuiting lijken zich te vertalen in opvattingen over de eventuele strafbaarheid ervan. Wij moeten ons daarop niet blindstaren. Controversiële uitingen kunnen jegens medeburgers voor het burgerlijk recht onrechtmatig zijn of strijd met het discriminatieverbod van de Algemene wet gelijke behandeling opleveren, zonder strafbaar te zijn. Met andere woorden: de drempel hangt af van de context. Een controversiële uitlating in het publieke debat is iets anders dan een uitlating op de werkvloer. Hoe persoonlijker het wordt, hoe meer de beperkingen. Dat heeft goede gronden.
En het recht op vrije meningsuiting zelf? Het merkwaardige is dat met het recht op vrije meningsuiting zelf niet iets fundamenteels aan de hand is. Als gezegd, de wet is een paar keer aangescherpt. En natuurlijk, de rechter moet concrete gevallen beoordelen in het licht van de wet en dat is nooit een mechanische invuloefening. In hoger beroep kan anders worden geoordeeld dan in eerste instantie. Ook de uitleg van de wet zelf kan aan de orde zijn zoals ook in het nieuwste arrest van de Hoge Raad. Dat is op zich niets nieuws, het hoort bij het werk van de rechter. Zeker waar de strafwet in het spel is, gaat het om het scherp van de snede en is zorgvuldigheid vereist.
De vrijheid van meningsuiting zoals die nu geldt, is zo gek nog niet. Het blijft natuurlijk van belang te discussiëren over de precieze reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting in al haar facetten. Laten wij wel de moeite nemen om dat zorgvuldig te doen. Voor een goede meningsvorming is dit van het grootste belang.