Olli-probleem

Met dank overgenomen van P.J.G. (Paul) Tang i, gepubliceerd op zondag 19 februari 2012, 15:24.

Griekenland had geen andere keuze dan in te stemmen met de drastische bezuinigingen. Een bankroet is nog drastischer. Het kabinet, het parlement, het protest: ze zijn niet meer dan herinneringen aan een democratie. De trojka is aan de macht in Griekenland.

Ook andere landen moesten soevereiniteit inleveren. Pas toen in Italië de politicus Berlusconi plaatsmaakte voor de technocraat Monti was de ECB bereid de onrust op de financiële markten weg te nemen door driejarige leningen aan banken te verstrekken.

Nederland heeft te maken met Olli Rehn. Hij heeft een rol die lijkt op de door Nederland zo vurig gewenste eurocommissaris. Rehn heeft in die rol duidelijk gemaakt dat Nederland in 2013 een tekort van niet meer dan drie procent van het nationaal product mag hebben (terwijl het tekort in 2012 nog 4,1 procent bedraagt en bij de komende voorspelling van het CPB hoger kan blijken uit te vallen). Alle bezweringen van Rutte ten spijt heeft ook Nederland soevereiniteit ingeleverd. Aan Olli Rehn.

Voor de grens aan het tekort zijn weinig betere redenen te vinden dan dat drie een bijbels getal is. Natuurlijk worden er andere redenen aangevoerd. Minister van Financiën De Jager betoogde eerder dat bezuinigingen de economie zelfs zouden kunnen stimuleren. Door bezuinigingen zouden burgers en bedrijven hun angst verliezen dat de overheidsfinanciën uit de hand lopen en belastingen oplopen, en zouden ze weer durven te besteden. Deze reden is even ingenieus als onzinnig: onderzoek van het IMF heeft laten zien dat een reductie van het tekort met één procent gemiddeld leidt tot een verlaging van de bestedingen met een half procent. De lessen van Keynes zijn nog onverminderd relevant.

De Jager betoogt daarom tegenwoordig dat extra bezuinigingen nodig zijn om het vertrouwen van de financiële markten te behouden. Dit veronachtzaamt dat dat vertrouwen groot is: ondanks een oplopend tekort heeft Nederland, net als Duitsland en Finland, een opvallend lage rente. Bovendien is de doelstelling voor bezuinigingen minder overtuigend dan doorvoering van structurele hervormingen. De doelstelling zal uiteindelijk niet gehaald worden terwijl de doorvoering een onomkeerbaar effect heeft. Olli Rehn, onze eurocommissaris, heeft zelfs geen reden nodig. Hij brengt alleen naar voren dat Nederland zich als elk land aan de afspraken moet houden.

Het IMF vreest dat door gezamenlijk bezuinigen de eurolanden gezamenlijk achteruitgaan. Het instituut pleit ervoor dat landen met een lage rente minder snel bezuinigen dan landen met hoge rente. Maar Rehn heeft hieraan geen boodschap: afspraak is afspraak. Het lijdt geen twijfel dat veel nationale politici zich hierbij zullen aansluiten. Dat biedt hun de mogelijkheid om zich te verschuilen achter ‘het moet van Europa’. Dat ontslaat hen tevens van de onmogelijke opdracht om voor de grens van drie procent een goede reden aan te voeren.

De consensus in Brussel staat in schril contrast met het debat in Washington. Daar is een levendig en breed debat over mogelijkheden van de staat om de economie te stabiliseren en de markt te beteugelen. Ik volg dat met jaloezie. Hier is de consensus samen te vatten in twee cijfers: niet meer dan drie procent tekort en niet meer dan twee procent inflatie. Hiermee wordt elk debat gesmoord.

De Europese landen dragen autonomie over aan Europese bureaucraten, die zich hooguit gesteund weten door de tandem Merkel-Sarkozy maar verder elke democratische legitimering ontberen. Die zich verschuilen achter regels waarvan de oorsprong in ingewikkelde Europese besluitvorming ligt maar verder elke rationaliteit missen. Deze ontwikkeling is bedreigend voor de landen maar ook voor het grootse experiment van de Europese Unie. Het ongenoegen onder het grote publiek over de Brusselse bemoeizucht zal groeien, aangemoedigd door nationale politici die zich willen of moeten verschuilen achter Europese regels. Dit is niet zo moeilijk voor te stellen: het ongenoegen is al eerder tot uitbarsting gekomen.

Economische coördinatie kan niet zonder Europese politisering. Het kan niet volstaan met onderonsjes tussen (twee) regeringsleiders of geschuif van memo’s tussen ambtenaren. Het oude idee van een dubbelmandaat waarbij volksvertegenwoordigers zitting in het nationale en het Europese parlement hebben, moet maar een nieuw leven krijgen. Het voorkomt in elk geval dat nationale parlementariërs zich verschuilen achter Europese regels. Bovendien hoeft economische coördinatie niet te ver doorgevoerd te worden. Ik geloof nog steeds dat het mogelijk is om monetaire eenheid te combineren met minimale budgettaire eisen. Voorwaarde is wel dat een land bankroet kan gaan, zonder banken mee te sleuren en andere landen te besmetten. De econoom Willem Buiter noemt dat het Europa van ‘brokken maken, brokken betalen’.

De markten waren opgelucht over de instemming door Griekenland. Maar het zal niet lang duren voor oude en nieuwe problemen de kop opsteken. Voor Griekenland maar ook voor Europa.