‘De euro heeft zich bewezen’ - Hoofdinhoud
‘De euro heeft zichzelf inmiddels meer dan voldoende bewezen, al zijn er in Europa maar weinig politici die dit hardop durven te zeggen.’ Die conclusie trok Wim Boonstra, hoofdeconoom van de Rabobank, in een terugblik op het roerige jaar 2008, waarin sommige banken omvielen maar de euro overeind bleef. Hij had dit beter niet hardop kunnen zeggen.
Ter verdediging van Boonstra: hij zal niet de enige econoom zijn geweest die die conclusie trok. De euro is door menig econoom ondersteund als een middel om oorlog te voorkomen: de eenheidsmunt zou een ondoordringbare verdedigingswal tegen de financiële markten opwerpen en zou zorgen voor stabiele wisselkoersen en daarmee voor groei van handel en investeringen binnen de Europese grenzen. Eerdere pogingen tot stabiele wisselkoersen zijn ondermijnd door speculatieve en succesvolle aanvallen van handelaren op financiële markten. Het zijn die aanvallen geweest waardoor het Engelse pond noodgedwongen in 1992 het Europese Monetair Stelsel heeft moeten verlaten. De Europese Monetaire Unie moest het pleit definitief beslechten door wisselkoersen eens en voor altijd vast te klinken en door een eenheidsmunt te introduceren.
Vlak voor de entree van de euro kreeg de econoom Robert Mundell voor zijn werk over‘optimal currency area’ de Nobelprijs voor economie. Maar de eurozone is niet ‘optimal’; de verschillen tussen de West-Europese en Zuid-Europese leden zijn groot. Terwijl in Duitsland en Nederland de lonen in de pas met productiviteit lopen, zijn in Italië en Spanje de stijgende loonkosten door een dalende wisselkoers gecompenseerd, tot de entree van de euro. Daarna zijn deze verschillen een tijd gemaskeerd, door een lagere rente voor en aantrekkende investeringen in Zuid-Europese landen. Maar de kredietcrisis heeft de verschillen genadeloos blootgelegd. Het gevolg is dat Italië en Spanje onder vuur van de financiële markten liggen (terwijl Portugal en Ierland al bezweken zijn). De speculatie dat de landen niet de schulden kunnen voldoen, leidt tot een oplopende rente zodat de landen inderdaad niet de schulden kunnen voldoen. Alleen al de kans dat de serieuze technocraat Monti voortijdig vertrekt en de slinkse politicus Berlusconi opnieuw premier wordt, doet de rente flink stijgen.
De euro heeft inmiddels meer dan voldoende bewezen dat de financiële markten nog niet in toom te houden zijn. De financiële turbulentie is in 2012 vele malen groter dan in 1992. Daarom kwamen Herman Van Rompuy en José Manuel Barroso met een blauwdruk voor een ‘echte economische en monetaire unie’, in een poging om gaten in de verdedigingswal te dichten. Het belangrijkste voorstel is de bankunie. Hiermee moet een einde komen aan het wankele evenwicht van landen en banken die elkaar kunnen laten omvallen. Dat betekent dat er Europese middelen moeten zijn om wankelende banken te ondersteunen en dus ook dat er Europees toezicht op die banken moet komen.
Een omstreden voorstel is een oordeel van de Europese Commissie over nationale begrotingen en contracten tussen de Commissie en een lidstaat over hervormingen als ontslagrecht en pensioenstelsel. Daarmee worden zo duidelijk bevoegdheden van Den Haag aan Brussel overgedragen dat zelfs onze minister-president dat niet langer kan ontkennen. Het verlies aan bevoegdheden is omstreden ook omdat Brussel wordt gezien als bolwerk van bureaucraten, met een gebrek aan democratische legitimatie. Maar de keuze is niet tussen het Europese Brussel en de nationale parlementen. De laatsten hebben legitimiteit maar geen soevereiniteit. Niet als landen onder vuur van de financiële markten liggen. De keuze is tussen het half bureaucratische, half democratische Brussel en financiële centra als Londen en Wall Street. Wie zijn het die nationale overheden en parlementen ter verantwoording roepen en die ter goed- of afkeuring de rente laten dalen of stijgen? We kennen geen namen en gezichten. We kennen alleen het stereotiepe beeld van jonge, strak geklede, haastige, door geld gedreven mannen en vrouwen die de financiële centra bevolken.
Maar het is duidelijk dat Herman en José Manuel meer publieke verantwoording moeten afleggen dan de toch anonieme handelaren in Londen en Wall Street. En het is duidelijk dat een goede verdedigingswal de soevereiniteit van nationale parlementen deels herstelt. Ja, dat betekent ook dat de Italiaanse kiezers wederom Berlusconi in het parlement en zelfs als premier kunnen kiezen. De Italiaanse kiezers moeten het democratische recht hebben om zich gruwelijk te vergissen. Democratische legitimiteit is niet hetzelfde als een verstandige uitslag. Dat kan zolang Berlusconi of andere bandietenpolitici niet de verdedigingswal ondermijnen door zich van afspraken en contracten met de Europese Commissie niets aan te trekken. Met dank aan Herman en José Manuel.
Maar u en ik hopen van harte dat Mario Monti aanblijft en zich kandidaat stelt.