De centrale opdracht - Hoofdinhoud
‘Het streven naar volledige werkgelegenheid blijft een centrale opdracht voor de sociaal-democratie.’ Dit beginsel is voor de PvdA relevanter dan ooit. Het leger van werklozen dreigt tussen 2012 en 2014 te groeien met 165 duizend, en deze dreigende voorspelling kan nog te optimistisch blijken. Hoe laat de PvdA zich als regeringspartij door dit beginsel leiden?
De groeiende werkloosheid is het nare gevolg van economische krimp; de voorspellingen zijn even slecht als de cijfers voor 2009. De investeringen door bedrijven dalen met meer dan 10% en de consumptie door gezinnen met 2%. Toen gebeurde dat in één jaar tijd, en nu dreigt dat te gebeuren in twee jaar tijd. De reactie toen en nu verschilt echter hemelsbreed. Toen heeft het kabinet de begrotingsregels losgelaten: het tekort is hoog opgelopen en voor vele miljarden aan extra investeringen is ruimte gemaakt. Nu houdt het kabinet aan de begrotingsregels vast: er wordt gezocht en onderhandeld over zes miljard aan extra bezuinigingen om het financieringstekort aan de Europese eis van 3% te voldoen. Het resultaat toen en nu verschilt eveneens hemelsbreed.
Het kabinet Rutte-Asscher kiest ervoor om een belangrijk instrument tot bestrijding van werkloosheid niet in te zetten. Beide leidsmannen zullen echter tot de ontdekking zijn gekomen dat ze met lege handen staan om de neerwaartse spiraal te stoppen. Mark Rutte heeft het geprobeerd door optimisme te prediken. Het is echter geen verrassing dat de ‘groene waas’ wel tot hilariteit heeft geleid maar geen merkbaar effect heeft gehad. Lodewijk Asscher probeert het door miljoenen voor banenplannen en -plannetjes. Maar het is duidelijk dat miljoenen geen miljarden zijn: het zal geen merkbaar effect hebben. Omdat het kabinet zo wanhopig en vergeefs zoekt naar manieren om de neerwaartse spiraal te doorbreken, groeit de onrust buiten het kabinet. Ook de werkgeversvoorzitter Bernard Wientjes kiest ervoor om de begrotingsregels los te laten en roept op - even wanhopig - desnoods het tafelzilver te verkopen.
De regeringspartijen VVD en PvdA komen met uiteenlopende redenen om de keuze voor de extra bezuinigingen te rechtvaardigen. Stuk voor stuk zijn het drogredenen. Drogreden één is dat het kabinet in 2014 wel en in 2013 niet extra bezuinigt. De schaduwpremier Diederik Samsom houdt ons dit graag om te laten zien dat het kabinet zich niet rigide laat leiden door de geldende begrotingsregels. Hij vergeet erbij te zeggen dat in de praktijk extra bezuinigingen in het lopende jaar nagenoeg onmogelijk zijn; het is geen werkelijke keuze voor en van het kabinet. Drogreden twee is dat Nederland door de zure appel moet heen bijten. De overheid moet nu ingrijpen om later profijt te hebben. Dit geldt voor hervormingen maar niet voor bezuinigingen. Hervormingen versterken de economische structuur en leggen de kiem voor latere groei. Bezuinigingen zullen nu de krimp versterken, zullen later niet de groei bevorderen en kunnen wachten op betere tijden. Dat laatste verdient enige uitleg. Nederland is een land met de goede, lange traditie van gezonde overheidsfinanciën. In die traditie worden goede jaren benut om het tekort terug te dringen, in weerwil van borrelpraat hierover. Dat is zo geweest in de tweede helft van de jaren negentig en halverwege de jaren nul. Natuurlijk bieden successen uit het verleden geen garantie voor de toekomst. Ze leren wel dat economische groei een voorwaarde voor het gezond maken van de overheidsfinanciën is. Drogreden drie is dat de Europese regels voor begrotingsbeleid nodig zijn om de euro te redden. Hiermee wordt de instabiliteit in de eurozone herleid tot spilzieke overheden. Je zou wensen dat het zo eenvoudig ligt. De instabiliteit komt echter door de verstrengeling van landen en banken waardoor landen banken omver kunnen trekken (Griekenland) en banken landen omver kunnen trekken (Ierland, Spanje). Daarom is een bankunie, met een gezamenlijk steunfonds voor individuele banken, zo essentieel en is de veel besproken grens van 3% aan het tekort dat bepaald niet. Dat blijkt ook uit de aanbevelingen door de Eurocommissaris Olli Rehn; Frankrijk heeft extra tijd gevraagd en gekregen en Nederland heeft verzuimd om extra tijd te vragen. Kortom, het kabinet wordt de firma list & bedrog als het om deze redenen blijft vasthouden aan de extra bezuinigingen in 2014.
Nu minder en later meer bezuinigen is noodzakelijk maar niet voldoende om de problemen in de Nederlandse economie te lijf te gaan. Veel burgers, bedrijven en banken kampen met schulden of hebben te lage vermogensbuffers. Zo is er naar schatting een miljoen huishoudens met een hogere hypotheekschuld dan woningwaarde, hebben kleine en middelgrote bedrijven niet of weinig toegang tot risicodragend kapitaal (eigen vermogen of achtergestelde leningen), en moeten banken de buffers vergroten en tegelijkertijd afschrijven op hun portefeuille aan leningen. Het gevolg is dat zij sparen om de schulden weg te werken en buffers op te bouwen. Dit leidt tot de ‘paradox of thrift’: alle pogingen om te sparen leiden juist tot minder besparingen. Want minder bestedingen betekent minder vraag en minder groei zodat aflossen van (nominale) schulden en het opbouwen van buffers alleen maar moeilijker wordt. De balansen van burgers, bedrijven en banken moeten evenwichtiger worden. Dit kan en zal een langdurig en pijnlijk proces zijn als er geen gerichte sanering en herfinanciering plaatsvindt. Japan is hiervan een weinig opbeurend voorbeeld geweest, en Nederland dreigt het voorbeeld van Japan te volgen. Het lijkt erop dat het kabinet dit gevaar zich nog te weinig bewust is. Het regeerakkoord is aan dit gevaar in elk geval volledig voorbij gegaan; de extra bezuinigingen maken een Japans scenario allen maar waarschijnlijker.
Er staat veel op het spel. Nederland dreigt het voorbeeld van Japan te volgen en jaren van magere groei voor zich te hebben als Nederland het macro-economische beleid van extra bezuiniging op extra bezuiniging blijft volgen. Bovendien en bovenal, de werkloosheid zal verder oplopen. Grofweg zal een bezuiniging van 6 miljard leiden tot een 1,5 procent daling van het nationaal product en tot een stijging van het werkloosheidspercentage met 0,75 procentpunten. Dat komt neer op meer dan 65 duizend extra werklozen. Natuurlijk is er een andere inschatting (over de multiplier) te maken . Dat laat onverlet dat er banenplan of banenplannetje te denken is dat op korte termijn tienduizenden banen schept om de extra stijging in werkloosheid op te vangen. De PvdA neemt verantwoordelijkheid voor tienduizenden extra werklozen (en jaren van magere, Japanse groei) door te volharden in extra bezuinigingen.
De centrale opdracht is nu veel relevanter dan toen. Als de PvdA moet kiezen tussen een centrale op dracht het beginselprogramma of afspraken uit het regeerakkoord, lijkt de keuze toch niet heel moeilijk?
Dit artikel is eerder verschenen als opiniestuk in Socialisme & Democratie (link of pdf)