Tweede Kamer moet kansen grijpen in Europese Unie - Hoofdinhoud
De kansen voor nationale parlementen om invloed uit te oefenen in de Europese Unie i zijn groter dan de Tweede Kamer i beseft. Dit was de conclusie van het rapport 'Voorop in Europa' van toenmalig Tweede Kamerlid René Leegte i (VVD) dat vlak voor de Europese verkiezingen van 2014 werd aangeboden aan Tweede Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg i.
Leegte had gedurende een half jaar met volksvertegenwoordigers, experts en burgers in binnen- en buitenland van gedachten gewisseld. Dit resulteerde in een aantal aanbevelingen om de betrokkenheid van burgers bij Europese besluitvorming te vergroten.
Volgens Leegte droeg een sterkere betrokkenheid van de Tweede Kamer bij het Europese besluitvormingsproces en een samenspel van nationale parlementen bij aan een betere vertegenwoordiging van de Europese kiezers. Dit zou de sleutel moeten zijn voor meer legitimiteit onder de kiezers.
De Tweede Kamer stemde op 19 mei 2014 in met de aanbevelingen uit het rapport.
Het rapport deed een aantal aanbevelingen aan de Tweede Kamer om meer kennis te vergaren over Europese besluiten. Met een gedegen voorbereiding kon de Tweede Kamer ook beter over besluitvorming meedenken. Hoewel de Nederlandse Tweede Kamer vaak in de top drie voorkwam van actieve controle binnen de Europese Unie i, viel er op veel punten nog winst te behalen. Het rapport beschreef de aanbevelingen vanuit twee invalshoeken.
Meer kennis voor de Kamer
Ten eerste gaf het rapport de Tweede Kamer tips om meer grip te krijgen op het beginproces van besluitvorming. Dit kon door zelf actief achter informatie aan te gaan (inputsturing) of de informatie beter bij de Kamer te laten komen (outputsturing). De Kamer moest daarbij denken aan:
Inputsturing
-
-Overzichten van Groen i- en Witboeken i en nieuw gepubliceerde EU-voorstellen moesten een vast agendapunt worden op procedurevergaderingen i van relevante Kamercommissies i (de Kamer maakte zelden gebruik van het recht om hier in een vroegtijdig stadium op te reageren).
-
-Een vaste EU-rapporteur aanstellen per Kamercommissie, zodat deze effectief op de hoogte zou kunnen blijven van de plannen in de EU.
-
-Meer aandacht voor de middellangetermijnplanning van komende voorstellen.
-
-Nieuw gekozen Europarlementariërs i meer inbreng geven over de nieuw te benoemen Europese Commissie i.
Outputsturing
-
-Rapporteurs van het Europees Parlement uitnodigen bij de behandeling van EU-dossiers.
-
-De regering verzoeken om de kwaliteit van geannoteerde agenda's en de verantwoording na een Raad structureel te verbeteren (bijvoorbeeld via een vast format).
-
-In de documentenstroom vanuit de EU inzichtelijk maken waar behandelings- en beïnvloedingsmomenten van EU-voorstellen wenselijk zijn.
-
-Meer inzetten op gezamenlijke technische briefings van EU-woordvoerders.
-
-EU-kennisprogramma's aanbieden aan alle Kamermedewerkers.
Meer samenwerking
Ten tweede gaf het rapport aanbevelingen om meer samen te werken met andere parlementen in Europa en op die manier meer draagvlak te creëren voor verandering van beleid. De aanbevelingen die hier aan de Kamer werden gegeven zijn:
-
-Werkbezoeken aan en van de Tweede Kamer moeten een duidelijke agenda hebben. De informatie-uitwisseling over de parlementaire Europese werkwijze en prioriteiten moeten daarin centraal staan.
-
-De Kamerdelegatie van de COSAC i (Conferentie van in Europese Zaken gespecialiseerde commissies van nationale parlementen) moet deze bijeenkomsten gebruiken om meer en betere contacten te maken met collega's uit andere landen.
-
-De Kamerdelegatie van de COSAC moet structureel inzetten op interactieve discussie en verschillende ontmoetingen plannen met andere vertegenwoordigers.
-
-De Kamer is tenminste tweemaal per jaar initiatiefnemer van thematische interparlementaire bijeenkomsten, ter voorbereiding op het Nederlandse voorzitterschap 2016 i.
-
-Onderzoeken of er mogelijke aanpassingen kunnen worden gedaan in de huidige procedure van subsidiariteitstoetsing i.
-
-Meer samenwerken met bijvoorbeeld de groep van 41 commissievoorzitters Europese Zaken van nationale parlementen. Gezamenlijk kunnen zij een efficiëntere werkwijze opzetten.
Deze aanbevelingen zouden er vooral voor kunnen zorgen dat de Tweede Kamer een sterkere betrokkenheid kreeg bij het Europese besluitvormingsproces. Daarnaast zou een betere samenwerking met nationale parlementen bijdragen aan een betere vertegenwoordiging van de Europese kiezers. Hiermee zou de legitimiteit van Europese besluitvorming vergroot worden.
Volgens het rapport heeft de Tweede Kamer een bijzondere aanleiding om de aanbevelingen snel kracht bij te zetten, omdat Nederland in de eerste helft van 2016 het EU-voorzitterschap bekleedt. Het voorzitterschap zou kansen bieden voor nieuwe ideeën en samenwerking.
De verkiezingen voor het Europees Parlement van 2014 waren voor de commissie voor Europese Zaken i van de Tweede Kamer i reden om de Nederlandse burgers naar hun mening te vragen over de positie van de Tweede Kamer ten opzichte van de EU.
Het onderzoek ging vooral over de vraag of de mogelijkheden van nationale parlementen om invloed te hebben op het Europese besluitvormingsproces moesten worden uitgebreid. De commissie had zich tot doel gesteld met eventuele concrete ideeën een bijdrage te kunnen leveren aan het verkleinen van de afstand tussen de burger en de Europese Unie i.
In aanloop naar het rapport was een brochure uitgebracht waarin werd aangegeven wat de mogelijkheden voor de nationale parlementen zouden zijn om invloed uit te oefenen op Europese besluitvorming. Hierin kwamen de belangrijkste instrumenten aan de orde:
De Kamer tijdens het Europese wetgevingsproces
Ministers die op Europees niveau in de Raad van Ministers i vergaderen, melden het standpunt van de regering dat zij gaan verdedigen van te voren aan de Tweede Kamer. De Tweede Kamer kan, mocht zij maximale controle op Europese kwesties willen, de regering verplichten om geen actie te ondernemen tot het onderwerp besproken is. Dit is het parlementair behandelvoorbehoud i.
De subsidiariteitstoets en kaartenprocedure
Als de Nederlandse Tweede Kamer niet zeker weet of een besluit wel op Europees niveau genomen moet worden, kan zij een subsidiariteitstoets i uitvoeren. Uit een dergelijke toets kan blijken dat een besluit niet op Europees niveau thuishoort, maar beter op nationaal of lokaal niveau genomen kan worden. In dat geval kan de Tweede Kamer samen met andere parlementen een gele i of oranje kaart i trekken.