Amendement van de ledenVan der Burg en Bergkamp ter vervanging van nr. 21 over een wettelijke grondslag voor waarheidsvinding - Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet) - Hoofdinhoud
Dit amendement i is onder nr. 32 toegevoegd aan wetsvoorstel 33684 - Jeugdwet i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet); Amendement; Amendement van de ledenVan der Burg en Bergkamp ter vervanging van nr. 21 over een wettelijke grondslag voor waarheidsvinding |
---|---|
Documentdatum | 09-10-2013 |
Publicatiedatum | 09-10-2013 |
Nummer | KST3368432 |
Kenmerk | 33684, nr. 32 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2013–2014
33 684
Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet)
Nr. 32
AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DER BURG EN BERGKAMP TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 211
Ontvangen 8 oktober 2013
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: Na artikel 3.2. wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.2.a
De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling zijn verplicht in rapportages of verzoekschriften de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Toelichting
Het is belangrijk dat het uitgangspunt van «waarheidsvinding» een wettelijke grondslag krijgt. Bij een ingrijpende maatregel zoals een kinderbeschermingsmaatregel is het van belang dat de kinderrechter de zaak zoveel als mogelijk kan beoordelen op basis van feiten. De verplichting die uit dit amendement volgt houdt in dat de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen die de maatregelen uitvoeren zich moeten richten op het verzamelen van feiten, gebeurtenissen en omstandigheden die objectiveerbaar zijn. Dit geldt voor rapportages maar ook voor de verzoekschriften (waaraan de rapportages vaak ten grondslag liggen) aan de kinderrechter (bijv. verzoek machtiging tot uithuisplaatsing of verzoek ondertoezichtstelling). Op basis van dit amendement dient de besluitvorming in de rapportage te zijn onderbouwd, waarbij feiten, visies van betrokkenen en de interpretaties van de Raad of gecertificeerde instelling duidelijk zijn gescheiden.
Het voorgestelde artikel sluit op artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ook biedt artikel 21 Rv het sluitstuk van het
Vervanging in verband met wijziging van de ondertekening.
voorgestelde artikel: de rechter kan bij overtreding van deze plicht gevolgtrekkingen maken die hij gerade acht.
Van der Burg Bergkamp