Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 33750 VIII - Vaststelling begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2014.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 17-09-2013
Publicatie­datum 17-09-2013
Nummer KST33750VIII2
Kenmerk 33750 VIII, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

33 750 VIII

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

A.          ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGRO-

TINGSWETSVOORSTEL

Blz.

B. 1. 2. 3.

4.

5.

BEGROTINGSTOELICHTING

Leeswijzer

Beleidsagenda

11

 

De beleidsartikelen

33

1.

Primair onderwijs

33

3.

Voortgezet onderwijs

40

4.

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

48

6. en 7.

Hoger onderwijs

58

8.

Internationaal beleid

69

9.

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

75

11.

Studiefinanciering

82

12.

Tegemoetkoming studiekosten

90

13.

Lesgelden

93

14.

Cultuur

95

15.

Media

102

16.

Onderzoek en wetenschapsbeleid

107

25.

Emancipatie

111

De niet-beleidsartikelen

114

91.

Nominaal en onvoorzien

114

95.

Apparaatskosten

115

Begroting baten-lastenagentschappen

119

1.

Dienst Uitvoering Onderwijs

119

2.

Nationaal Archief

124

3

5

5

6.           Bijlagen                                                                                              129

1.              RWT’s en ZBO’s                                                                129

2.              Verdiepingshoofdstuk                                                     133

3.              Moties en toezeggingen                                                  170

4.              Subsidies                                                                          217

5.              Evaluatie en onderzoek                                                   229

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastenagentschappen.

Wetsartikel 3

Artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 schrijft voor dat een meerjarige begrotingsreserve kan worden aangehouden ten laste van een beleidsartikel. De begrotingsreserve is bestemd als budgettaire voorziening voor de garantstelling door het Ministerie van OCW voor ontstane restschuld bij onderwijsinstellingen die in gebreke blijven om gesloten leningen en kredieten, bedoeld in de artikelen 48, eerste lid, en 49, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001 terug te betalen.

De begrotingsreserve inzake garantiestelling restschuld speelt een rol voor het universitair onderwijs, het hoger beroepsonderwijs, het middelbaar onderwijs, het voortgezet onderwijs en het primair onderwijs. Uit het oogpunt van administratieve doelmatigheid is het niet gewenst dat er vijf aparte begrotingsreserves worden aangehouden ten laste van de betrokken beleidsartikelen (1, 3, 4, 6 en 7). Om die reden wordt door middel van dit wetsartikel bepaald dat de begrotingsreserve gekoppeld kan worden aan het niet-beleidsartikel Apparaatskosten (artikel 95). Inhoudelijk is de begrotingsreserve bestemd om het begrotingsbeheer met betrekking tot de betrokken beleidsartikelen op een doelmatige wijze vorm te geven.

In het kader van de zesde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 zal een algemene wettelijke voorziening worden getroffen. Zolang die voorziening er nog niet is, zal jaarlijks in de begrotingswet van OCW deze afwijkingsbepaling worden opgenomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Leeswijzer

B. BEGROTINGSTOELICHTING 1. DE LEESWIJZER

De begroting 2014 bevat de volgende onderdelen:

  • a. 
    Beleidsagenda;
  • b. 
    Beleidsartikelen;
  • c. 
    Niet-beleidsartikelen;
  • d. 
    Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren;
  • e. 
    Verdiepingshoofdstuk;
  • f. 
    Bijlagen.

De minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het groene onderwijs.

Groeiparagraaf

Verantwoord begroten

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld. De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel Budgettaire gevolgen van beleid. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor het jaar 2012. Een aantal financiële gegevens over 2012 is wel opgenomen in de verdiepingsbijlage.

Verfijning techniek verantwoord begroten

In maart 2013 heeft de vaste commissie voor OCW een aantal aanbevelingen gedaan voor de verfijning van de techniek van Verantwoord begroten door OCW. Deze voorstellen zijn betrokken bij het verder verbeteren van de OCW-begroting. Het betreft de volgende verbeteringen. In de beleidsagenda 2014 spelen streefcijfers en indicatoren een dominantere rol. Voor de belangrijkste doelen en thema’s zijn indicatoren opgenomen waarbij per indicator een eindjaar wordt vermeld (kabinetsperiode of horizon van de betreffende begroting). Deze indicatoren zijn ook in het betreffende beleidsartikel herkenbaar opgenomen. Voor zover mogelijk zijn daar ook tussenliggende (jaar)doelstellingen in het begrotingsjaar aan gekoppeld. In de beleidsagenda en beleidsartikelen is een directe link naar de website van Trends in Beeld opgenomen, waar de voortgang op de doelen in relatie tot de streefwaarden zichtbaar zijn. Naast de voortgang op de doelen in de beleidsagenda brengt Trends in Beeld als generieke stelselmonitor de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het stelsel kwantitatief in kaart.

Trends in Beeld is een dynamische website waar continu de meest actuele cijfers zijn terug te vinden. In de tabel indicatoren in de beleidsagenda en het beleidsartikel is een hyperlink opgenomen naar stand van 1 augustus 2013. Deze stand van de indicatoren ook is opgenomen in het boek Trends in Beeld dat als bijlage bij de begroting wordt aangeboden.

Om de informatie over doelmatigheid en doeltreffendheid verder te vergroten zijn zoveel als mogelijk «links» opgenomen naar uitgevoerde evaluaties en doorlichtingen. Indien een evaluatie/doorlichting aanleiding is tot een aanpassing van het beleid dan is dat vermeld in

Leeswijzer

de betreffende beleidsartikelen. Bovendien wordt indien relevant nader ingegaan op acties naar aanleiding van rapporten van de Algemene

Rekenkamer.

In het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk is een overzicht opgenomen met de grote beleidstrajecten en ombuigingen.

Artikelstructuur

In het kader van Verantwoord begroten is de administratie aangepast aan de nieuwe indeling van de begroting naar financiële instrumenten. Hierdoor is de artikelstructuur in de verdiepingsbijlage gewijzigd. Onder artikelstructuur wordt hier verstaan: de nummering van de artikelen (po, vo, enz.) en de artikelonderdelen (de financiële instrumenten zoals bekostiging, subsidies, enz.).

Toelichting budgetflexibiliteit

De minister van Financiën heeft in het AO van 6 maart 2013 over Verantwoord begroten toegezegd dat in het nieuwe begrotingsjaar bekeken wordt wat mogelijk is om de reden voor de juridische verplichting, wat daarachter zit en wat de onderbouwing daarvan is, toe te lichten. In navolging hierop is bij ieder beleidsartikel een kwalitatieve toelichting op de budgetflexibiliteit opgenomen na de toelichting op de financiële instrumenten.

Toezegging WGO jaarverslag 2012

Tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2012 heeft de minister van OCW toegezegd in de begroting 2014 een overzicht te geven van de ombuigingen en intensiveringen uit het Regeerakkoord Rutte I, het Begrotingsakkoord 2013 (Lenteakkoord) en het Regeerakkoord Rutte II. Dit overzicht is opgenomen in het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De in de motie vermelde landen-specifieke aanbevelingen geven geen aanleiding tot een specifieke OCW-reactie.

Garantieverplichtingen

In verband met gewijzigde afspraken met het ministerie van Financiën zijn nu ook de leningen aan onderwijsinstellingen met een gemeentegarantie als garantieverplichting toegevoegd.

Informatie in de begroting en andere relevante publicaties

De begroting is compacter geworden en meer toegespitst op de financiële informatie. De beleidsagenda presenteert de doelstellingen van de minister en de bijbehorende prestatie-indicatoren, en de beleidsartikelen beschrijven de werking en financiering van de verschillende stelsels. Voor een bredere kwantitatieve onderbouwing en monitoring van de toerusting en de presentaties van de O, C en W stelsels verwijzen we naar Trends in Beeld. Onderstaand schema geeft grafisch een totaalbeeld van welke informatie en verantwoording van het OCW-beleid gedurende een begrotingscyclus aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Leeswijzer

Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus

 

Begroting

Trends in Beeld

Cultuur in Beeld

Jaarwerkplan Inspectie van het

Onderwijs

 

Prinsjesdag

Verantwoordingsdag

Hieronder volgt een nadere toelichting bij het schema.

Op Prinsjesdag ontvangt de Tweede Kamer de begroting van OCW en Trends in Beeld. In Trends in Beeld zijn de relevante cijfers te vinden die inzicht geven in de kwaliteit en prestaties van de Nederlandse onderwijs, cultuur en wetenschapsstelsels en van emancipatie. In deze publicatie zijn ook de belangrijkste beelden voor Nederland uit Education at a Glance, de jaarlijkse publicatie van de OESO, opgenomen, alsmede de voortgang op de Europese doelstellingen. In het najaar komt de publicatie Cultuur in Beeld uit. In deze publicatie wordt ingegaan op de belangrijkste trends en ontwikkelingen in het Nederlandse cultuurbeleid. Deze publicatie gaat dieper in op de maatschappelijke en economische waarden van cultuur. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de bijdrage van cultuur aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, en de prestaties van culturele instellingen over de afgelopen subsidieperiode. De Inspectie van het Onderwijs heeft een belangrijke rol in het onderwijsstelsel als toezichthouder, maar ook als leverancier van beleidsinformatie. In het jaarwerkplan van de Inspectie van het Onderwijs worden voorgenomen werkzaamheden gepresenteerd aan de Tweede Kamer.

Gedurende het jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de begrotingsuitvoering door middel van de Voorjaarsnota (1e supple-toire begroting) en de Najaarsnota (2e suppletoire begroting). Ook worden gedurende het jaar allerlei beleidsdocumenten zoals actieplannen, beleidsdocumenten, beleidsevaluaties, beleidsdoorlich-tingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Wetsvoorstellen worden ter behandeling aangeboden en AMvB’s worden voorgehangen. Over verschillende beleidsterreinen worden brieven naar de Tweede Kamer gestuurd, onder andere ter nadere uitwerking van de beleidsagenda en de begroting. Hierover vindt vaak separaat overleg met het parlement plaats. De actieplannen geven voor de verschillende beleidsterreinen een beeld van het beleid. Beleidsdoorlichtingen en andere evaluaties verschaffen inzicht in de effectiviteit van beleid.

De derde woensdag in mei is verantwoordingsdag. De Tweede Kamer ontvangt dan het jaarverslag van OCW en de publicatie Kerncijfers. In Kerncijfers worden resultaten, de stand van zaken en ontwikkelingen in het OCW-veld met een kwantitatieve toelichting en onderbouwing in beeld gebracht. Ook wordt het Onderwijsverslag aan de Tweede Kamer toegestuurd. Daarin wordt uitgebreid stilgestaan bij de staat van het onderwijs.

Leeswijzer

Trends in Beeld

De minister monitort met Trends in Beeld de kwaliteit en prestaties van de Nederlandse onderwijs-, cultuur- en wetenschapsstelsels in woord, beeld en cijfers. Enerzijds vormt Trends in Beeld een stelselmonitor van samenhangende en kenmerkende indicatoren en kengetallen. Deze geeft per onderwijssector een beeld van de ontwikkelingen van vaardigheden, rendement, behaald opleidingsniveau, de aansluiting met vervolgonderwijs/arbeidsmarkt en toezicht/kwaliteitsoordeel. Door deze indeling brengt de minister voor elke onderwijssector op eenduidige manier de doorlopende leerlijn in beeld. Aan de gepresenteerde indicatoren en kengetallen zijn geen expliciete streefcijfers verbonden maar de monitor werkt signalerend t.a.v. negatieve of positieve trendontwikke-lingen. Op dezelfde manier volgt de minister met een samenhangende set indicatoren en kengetallen het functioneren van het Cultuur- en Media-stelsel en het Wetenschapsbestel.

Anderzijds geeft Trends in Beeld voor de belangrijkste doelen en functies van het Onderwijs, Cultuur- en Wetenschapsbestel inzicht in het functioneren van deze stelsels. Daartoe volgt de website de volgende thematische indeling:

Onderwijs

Hier krijgt de lezer inzicht in de kwaliteit, toegankelijkheid, doelmatigheid en de socialisatiefunctie van het onderwijsbestel. Kwaliteit

  • Getoond worden de prestaties van leerlingen en studenten, het opleidingsniveau in Nederland en of afgestudeerden makkelijk een baan kunnen vinden. Daarnaast geeft ook de internationale concurrentiepositie van onze hoger onderwijs instellingen een indruk van de kwaliteit.

Toegankelijkheid

  • De onderwijscarrière van een willekeurig individu mag niet afhangen van factoren als de sociale, economische, etnische of culturele achtergrond. Behalve bij de instroom in het po moeten talent en behaalde resultaten doorslaggevend zijn in de onderwijscarrière van een individu en mogen er geen financiële belemmeringen zijn.

Doelmatigheid

  • Het gaat hier om de relatie tussen ingezette middelen en opbrengsten die met de ingezette middelen worden behaald. Doelmatigheid kan worden bekeken aan de hand van de prestaties van het stelsel, de investeringen van OCW en aan de hand van rendementen op de arbeidsmarkt. Ook lerarensalarissen spelen een rol, omdat lerarensalarissen een relatie hebben met de onderwijskwaliteit en medebepalend zijn voor de hoogte van de onderwijsuitgaven.

Socialisatiefunctie

  • Hierdoor leren nieuwe generaties zich de algemene waarden en moraal eigen te maken die nodig zijn voor een actieve deelname aan de maatschappij en die de sociale samenhang bevorderen.

Cultuur en Media

Binnen dit thema krijgt de lezer inzicht in het functioneren van het Cultuur-en Mediastelsel op het gebied van verscheidenheid (inclusief bescherming van erfgoed), spreiding (zowel geografische spreiding als toegankelijkheid) en kwaliteit. Verscheidenheid

Leeswijzer

Verscheidenheid in het cultuurbestel betekent een brede variëteit van cultuurvoorzieningen, met of zonder gerichte overheidssubsidie. Ondersteuning van het Rijk is bedoeld om erfgoed te beschermen en aanbod te verzekeren van voldoende omvang en kwaliteit. Spreiding en toegankelijkheid

Om bij te dragen aan de ontwikkeling van het individu en de samenleving, moeten cultuurvoorzieningen in Nederland toegankelijk zijn voor een breed publiek. Het Rijk is daarom verantwoordelijk voor spreiding van het Nederlandse cultuuraanbod. Kwaliteit en doelmatigheid

Kwaliteit is een belangrijke doelstelling van het cultuur- en mediabeleid. Voor media is onafhankelijkheid een belangrijk indicator. In de subsidieplansystematiek wordt de artistieke kwaliteit van instellingen beoordeeld door de Raad voor Cultuur. Gezonde bedrijfsvoering en ondernemerschap zijn nauw verbonden aan doelmatigheid, doordat ze de productiviteit en effectiviteit vergroten en tegelijkertijd de subsidie-afhankelijkheid van de cultuur- en mediasector beperken.

Wetenschap

Trends in Beeld maakt met grafieken en tabellen het functioneren van het Wetenschapsbestel inzichtelijk aan de hand van de begrippen «toegankelijkheid», «kwaliteit» en «doelmatigheid». Toegankelijkheid

Bij de toegankelijkheid van het stelsel van onderzoek en wetenschap gaat het vooral om contacten en uitwisseling van kennis tussen de wereld van het onderzoek en de wetenschap en de «buitenwereld». Kwaliteit

Basis voor het bepalen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek is de wetenschappelijke output in de vorm van publicaties in (gerefereerde) tijdschriften, boeken en/of proefschriften. Andere vormen van output zijn bijdragen aan conferenties, ontwerpen, catalogi, machines en apparatuur. Doelmatigheid

Het wetenschapssysteem moet zo ingericht zijn dat de middelen (organisaties, financiële instrumenten, wetgeving, bestuurlijke inrichting) leiden tot optimale opbrengsten. Daarnaast is ook het aantal wetenschappelijke publicaties, gekoppeld aan de ingezette hoeveelheid personeel of geld van belang. Ook kan gekeken worden of onderzoeksorganisaties hun middelen effectief inzetten voor de financiering van wetenschappelijke projecten en programma’s op basis van competitie.

Onderdelen begroting

  • a. 
    Beleidsagenda

Naar aanleiding van het gesprek met de vaste commissie voor OCW over de verfijning van de techniek van verantwoord begroten is een aantal wijzigingen in de beleidsagenda doorgevoerd. Voor de belangrijkste doelen en thema’s zijn indicatoren en streefwaarden (dashboard gedachte) opgenomen waarbij per indicator een eindjaar wordt vermeld. Voor zover mogelijk zijn ook de tussenliggende (jaar)doelstellingen in het begrotingsjaar opgenomen.

  • b. 
    Beleidsartikelen

De beleidsartikelen bestaan uit de volgende onderdelen: Algemene doelstelling met een toelichting daarop.

Leeswijzer

Rol en verantwoordelijkheid van de minister.

Beleidswijzigingen. Hierin wordt weergegeven welke beleidswijzigingen financiële gevolgen hebben, zoals voornemens uit het Regeerakkoord/Lenteakkoord waaronder bezuinigingen en intensiveringen. Wanneer er geen beleidswijzigingen met financiële gevolgen zijn, is deze passage niet opgenomen in het artikel. Tabel budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel bevat een vaste indeling in instrumenten volgens de voorschriften van «Verantwoord Begroten», dus naar soorten financiële instrumenten. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt de budgetflexibiliteit van het begrotingsjaar in percentages weergegeven. Toelichting op de instrumenten en budgetflexibiliteit.

  • c. 
    Niet-beleidsartikelen

Er zijn twee zogenaamde niet-beleidsartikelen: Nominaal en onvoorzien; Apparaatskosten.

In artikel 95 (Apparaatskosten) worden naast de apparaatsuitgaven van het kerndepartement ook de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en een aantal RWT’s en ZBO’s zichtbaar. In dit artikel is tevens een tabel opgenomen waarin wordt aangegeven hoe de apparaatstaakstelling wordt verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.

  • d. 
    Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren

Dit onderdeel bevat de cijfermatige overzichten van de baten-lastenagentschappen «Dienst Uitvoering Onderwijs» en het «Nationaal Archief».

  • e. 
    Verdiepingshoofdstuk (zie bijlagen)

In dit onderdeel worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2013 en de ontwerpbegroting 2014. De ondergrens voor het toelichten van mutaties is € 2,2 miljoen. Een aantal mutaties is centraal toegelicht (loonbijstelling, prijsbijstelling, intensiveringen, ombuigingen).

Het algemene deel van dit hoofdstuk bevat een overzicht van de ombuigingen en intensiveringen uit het Regeerakkoord Rutte I, het Begrotingsakkoord 2013 (Lenteakkoord) en het Regeerakkoord Rutte II.

  • f. 
    Bijlagen

De volgende bijlagen zijn in de begroting opgenomen: Overzicht RWT’s en ZBO’s; Verdiepingshoofdstuk; Overzicht moties en toezeggingen;

Subsidieoverzicht: hier wordt een overzicht weergegeven van alle subsidieregelingen van het ministerie;

Evaluatieoverzicht: het overzicht met onderzoeken is opgenomen in één centrale bijlage.

Beleidsagenda

  • 2. 
    BELEIDSAGENDA

Inleiding

Een vitale samenleving en een veerkrachtige economie zijn voor Nederland van het grootste belang. Onderwijs, wetenschap, cultuur, media en emancipatie leveren daar een onmisbare bijdrage aan. Vakmanschap, creativiteit en ambitie van leerlingen, studenten, leraren, wetenschappers, kunstenaars en programmamakers zijn daarbij cruciaal. Met resultaat: ons onderwijs behoort tot de top, onze wetenschappers genieten internationaal aanzien, en het hoge niveau van onze kunstenaars en musea wordt wereldwijd erkend.

Prestaties om trots op te zijn, maar geen reden om achterover te leunen. Zeker in deze zware tijden, met een haperende economie, met minder financiële middelen, en een vergroot risico op (jeugd)werkloosheid, moeten onze ambities hoog blijven. Onderwijs en wetenschap zijn belangrijke sleutels voor welvaart en groei, zowel persoonlijk als collectief. Waar het beter kan, moet het ook beter. We willen het goede behouden en gericht aan de slag met de verbeterpunten. Daarom investeert het kabinet ondanks financieel moeilijke tijden in het onderwijs. Het is immers onze ambitie om de prestaties tot een niveau te brengen waarmee we tot de internationale top 5 gaan behoren. Het Nederlandse onderwijs presteert in internationaal perspectief op veel indicatoren bovengemiddeld. Vooral bij het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters zijn goede vorderingen gemaakt en ook het percentage jongeren met minimaal een startkwalificatie is toegenomen. Bovendien ligt de gemiddelde lees- en rekenvaardigheid van Nederlandse 9/10-jarige scholieren dichtbij het gemiddelde van de top 5-landen. Daar staat tegenover dat tussen 2003 en 2009 het aandeel 15-jarige leerlingen met lage lees- en rekenvaardigheden en natuurwetenschappelijke vaardigheden is toegenomen. Ook als het gaat om excellentie en het aandeel bètatechnici is verbetering in Nederland nodig en mogelijk. Door verdere kwaliteitsverbetering zetten we weer een stap richting onze ambitie om tot de top 5 van onderwijslanden te horen. Dit gaat echter zeker niet zomaar: ieders inzet is hard nodig. Door onderwijs dat een leerklimaat biedt waarin ambitie wordt beloond en mensen hun talenten ten volle benutten. Door wetenschap die voortdurend bouwt aan een stevige kennisbasis en streeft naar excellentie en innovatie, en die zich door valorisatie te waarde maakt in ons bedrijfsleven en onze samenleving. Door cultuur en media die ruimte geven aan creativiteit en diversiteit. En door verdere emancipatie om te bevorderen dat alle burgers de kans krijgen zich optimaal te ontplooien.

Onderwijs

Er is de afgelopen jaren een belangrijke winst geboekt door het terugdringen van het aantal zwakke en zeer zwakke scholen. Zo is dit percentage in het basisonderwijs van 7% in 2010 naar 3% in 2012 gedaald. Onderwijsinstellingen worden aangesproken op de resultaten die zij behalen en aangespoord gebruik te maken van ruimte voor verbetering. Maar de verbetering van onderwijskwaliteit stagneert: leerlingen, studenten, maar ook scholen en docenten, worden onvoldoende uitgedaagd om het beter dan «goed genoeg» te doen. Juist in deze tijd hebben we al het talent hard nodig. Daarom versterken we scholen en docenten in het uitdagen van onze toptalenten. We stimuleren dit verder door gedifferentieerd inspectietoezicht in te voeren, zodat waar de stap van «goed» naar «excellent» wordt gezet, deze ook snel zichtbaar wordt.

Beleidsagenda

De leraar en leerling, docent en student staan centraal bij het maken van die stap. Het vakmanschap van de man of vrouw voor de klas of in de collegezaal is van doorslaggevende betekenis. In de Lerarenagenda worden kwaliteit van de opleidingen, peer review en modernisering van de arbeidsvoorwaarden belangrijke pijlers voor de ondersteuning van onderwijscarrières, om zo bij te dragen aan de verhoging van onderwijskwaliteit. We stimuleren een ambitieus leerklimaat ook door de mogelijkheid om basisscholen en middelbare scholen het predicaat «excellent» te verlenen en hogeronderwijsinstellingen te prikkelen tot sterkere profilering.

Onderwijs is, zeker in tijden van economische crisis, een investering in de eigen toekomst van leerlingen en studenten. Een sociaal leenstelsel borgt de betaalbaarheid en toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Met de wet Kwaliteit in verscheidenheid krijgen instellingen de ruimte om de doelen die ze zich hebben gesteld, onder andere op het gebied van studiesucces en excellentie, te realiseren. We hebben met alle individuele bekostigde hogescholen en universiteiten prestatieafspraken gemaakt voor de periode 2013–2016. Met goed voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs dat gericht is op de (regionale) arbeidsmarkt neemt de uitval af en maken gediplomeerden een goede kans op de arbeidsmarkt. We versterken de focus op vakmanschap door doelmatiger leerwegen en modernisering van de bekostiging van het middelbaar beroepsonderwijs. Door afspraken in regionale convenanten met instellingen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs wordt voortijdig schoolverlaten verder teruggedrongen. Zo dragen we bij aan het tegengaan van de jeugdwerkloosheid. Ook investeren we via het Techniekpact nadrukkelijk in de scholing van goed opgeleid technisch personeel, waarnaar de komende jaren veel vraag verwacht wordt op de arbeidsmarkt. We dagen leerlingen en studenten uit om het beste uit zichzelf te halen.

Schoolbesturen vormen een belangrijke schakel in een kwalitatief hoogwaardig onderwijsstelsel. Zij kunnen schoolleiders en medewerkers stimuleren en met belanghebbende partijen de dialoog aangaan om te komen tot betere prestaties. De afgelopen jaren is gebleken dat het zelfcorrigerend vermogen van schoolbesturen niet altijd vanzelfsprekend is. Samen met de verschillende sectoren werken we aan versterking van bestuurskracht en gaan we in gesprek over het «morele kompas» waarop schoolbestuurders en toezichthouders varen bij het dienen van publieke belangen. Het is goed om te zien hoe bestuurders zich hier publiekelijk, bijvoorbeeld via een eed, aan verbinden.

Wetenschap

Wetenschappelijke professionaliteit is van evident belang voor kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek, dat kan rekenen op maatschappelijk draagvlak. Onderzoekers volgen, met behoud van wetenschappelijke integriteit, hun eigen nieuwsgierigheid en zoeken elkaar op over disciplines en landgrenzen heen. Onze wetenschap behoort op cruciale punten al tot de mondiale top 5. We stimuleren met gerichte investeringen onderzoekers om topkwaliteit te blijven leveren. Het vasthouden en uitdagen van onderzoekstalent doen we onder meer door samen met het bedrijfsleven te investeren in onderzoek verbonden met economische topsectoren. We blijven ook nadrukkelijk investeren in fundamenteel onderzoek om ruimte te bieden aan academisch toptalent, en met het programma Zwaartekracht worden toponderzoekscholen gefinancierd.

Beleidsagenda

Cultuur en media

Onafhankelijkheid, pluriformiteit en creativiteit zijn kernwaarden in een goed functionerend cultuur- en medialandschap. Door bezuinigingen in de afgelopen jaren wordt op instellingen en kunstenaars een groter beroep gedaan om eigen inkomsten te verwerven en zich in de samenleving te wortelen. Dit ging gepaard met pijnlijke beslissingen, maar leidt ook tot vernieuwing. We zien talrijke vormen van nieuwe samenwerking en innovatie ontstaan. We stimuleren dit door in te zetten op een sterke basisinfrastructuur, op talentontwikkeling en op internationale bekendheid van onze topkunst. Daarbij krijgt de maatschappelijke betekenis van cultuur bijzondere aandacht.

In het media-aanbod streven we naar kwaliteit, pluriformiteit en onder-scheidendheid. De publieke omroep speelt daarin een belangrijke rol, als leverancier van aanbod dat kwalitatief hoogstaand is, onafhankelijk gemaakt is en veelal een uitgesproken Nederlandse signatuur heeft. Hierin maken we scherpe keuzes en komen we tot een compacter bestel, om de kern van de publieke taak te kunnen waarborgen. Zo kunnen cultuur, het media-aanbod en ons culturele erfgoed toegankelijk blijven voor elke Nederlander.

Emancipatie

Iedereen moet, ongeacht geslacht, seksuele geaardheid, afkomst, religie, levensovertuiging of handicap, het beste van zijn leven kunnen maken. Mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid om zich te ontplooien, maar discriminatie of onveiligheid kunnen een barrière vormen. We bestrijden daarom alle vormen van onderdrukking en discriminatie van vrouwen, homoseksuelen en transgenders in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 1. 
    Onderwijs (beleidsartikelen 1 t/m 9)

Langetermijnstrategie en doelstellingen

Wij streven naar een onderwijsstelsel waarin leerlingen en studenten worden uitgedaagd tot excellentie en waarin ambitie wordt beloond. Samen met leraren, schoolleiders en schoolbesturen investeren we in kwaliteit en doelmatigheid van het onderwijsstelsel. Gezamenlijk zetten we in op de volgende doelstellingen:

  • 1. 
    De prestaties van leerlingen en studenten gaan omhoog
  • 2. 
    Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat
  • 3. 
    Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd
  • 4. 
    Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

1.1 De prestaties van leerlingen en studenten gaan omhoog

De prestaties van topleerlingen in Nederland kunnen beter. Om de sprong van goed naar excellent onderwijs te maken is het belangrijk dat topprestaties worden erkend en beloond, leraren beter zijn toegerust en leerlingen voldoende differentiatiemogelijkheden hebben. We stuurden begin september een brief aan de Tweede Kamer over de concrete beleidsvoornemens.

Beleidsagenda

Ook komt er eind 2013 een plan van aanpak voor het verbeteren van scholen die weliswaar de minimale prestatienormen halen, maar beter zouden moeten kunnen presteren. En om leerlingen klaar te stomen voor de eisen van de 21e-eeuwse arbeidsmarkt zijn wij op 10 juli 2013 met de eerste helft van het beleidsvoorstel voor Engels in het primair onderwijs gekomen. De tweede helft van dit beleidsvoorstel volgt eind 2013.

Om ook in krimpgebieden de kwaliteit van onderwijs te waarborgen kijken we naar de noodzaak en mogelijkheden van fusie tot samenwerkingsscholen. Daarbij maken we ook gebruik van een alternatieve inzet van de middelen voor de kleinescholentoeslag. Ook wordt het in krimpgebieden mogelijk gemaakt om voorschoolse educatie binnen de school te organiseren.

Leerlingprestaties hebben baat bij goede voor- en vroegschoolse educatie. Diverse gemeenten werken aan verbetering van de toeleiding, uitbreiding van het aantal plaatsen en verhoging van het kwaliteitsniveau, onder meer door een prominentere rol van consultatiebureaus in de toeleiding, versterking van het taalniveau van pedagogisch medewerkers en het gebruik van kindvolgsystemen.

Het onderwijs is erop gericht om leerlingen en studenten uit te dagen en hun talenten te ontplooien. We helpen scholen en leraren daarbij. De prestaties van de leerlingen/scholen in het primair onderwijs op het gebied van taal en rekenen worden in het voorjaar van 2015 inzichtelijk via de verplichte eindtoets. Deze toets helpt ouders bij de keuze voor vervolgonderwijs, helpt de school bij het geven van een verantwoord schooladvies en stelt de Inspectie van het Onderwijs in staat om de prestaties van scholen meer inzichtelijk te maken ten behoeve van ouders, leerlingen en scholen zelf. 2014 staat in het teken van de voorbereiding op de invoering van de verplichte eindtoets. [indicator 1.a]

In het voortgezet onderwijs ontwikkelen we samen met scholen een toekomstbestendig onderwijsbeleid, dat is gericht op continue schoolverbetering en aansluit op de behoeften van de 21e-eeuwse arbeidsmarkt. Het Nederlandse onderwijs moet zich kunnen blijven meten met de wereldtop. Elke leerling in het voortgezet onderwijs wordt gestimuleerd zich maximaal in te zetten om zijn talenten te ontplooien. Ze weten waar ze staan, aan welke leerdoelen ze werken en worden geprikkeld een stap extra te zetten om deze te realiseren. De beste leerlingen worden uitgedaagd tot excellentie. [indicator 1.b] Door deze en andere maatregelen zullen de leeropbrengsten op nationaal niveau stijgen.

Behalve ondersteuning van elke leerling met behulp van heldere leerdoelen en leerlijnen krijgen leerlingen die dat nodig hebben extra ondersteuning en een zo passend mogelijke onderwijsplek en zitten er minder leerlingen thuis. Per 1 augustus 2014 wordt passend onderwijs ingevoerd. Vanaf dat moment worden de samenwerkingsverbanden passend onderwijs verantwoordelijk voor het beleid voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (vast te leggen in een ondersteuningsplan) en ontvangen zij het grootste deel van de middelen. We ondersteunen het veld intensief bij de implementatie van passend onderwijs.

Ook in het middelbaar beroepsonderwijs gaan we samen met de sector de kwaliteit verhogen. Instellingen formuleren hun ambities en maken hun prestaties inzichtelijk op een aantal indicatoren. We maken kwaliteitsaf-

Beleidsagenda

spraken met mbo-instellingen. Instellingen worden geprikkeld op de belangrijkste onderwijsopbrengsten hoger te presteren. [indicator 1.c] Ook helpen de kwaliteitsafspraken om het landelijk beleid af te stemmen op de beleidsagenda van de instelling, bijvoorbeeld als het gaat om deskundigheidsbevordering van onderwijspersoneel. Vanaf 2015 is in het regeerakkoord € 250 miljoen gereserveerd om te intensiveren in het mbo, gekoppeld aan kwaliteitsafspraken met instellingen. Daarnaast willen wij de focus op vakmanschap versterken door gebruik van doelmatige leerwegen (start 2014) en modernisering van bekostiging van het beroepsonderwijs. In het hoger onderwijs hebben we met alle individuele bekostigde hogescholen en universiteiten prestatieafspraken gemaakt voor de periode 2013–2016. Deze afspraken hebben betrekking op kwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie. In 2014 vindt een midtermreview plaats. Daarin wordt gekeken naar de voortgang ten aanzien van profilering: wat is er gebeurd met de voornemens ten aanzien van differentiatie in het onderwijs en zwaartepuntvorming in het onderzoek?

De hogescholen en universiteiten hebben zich in de prestatieafspraken ambitieuze doelen gesteld ten aanzien van onder meer deelname aan excellentietrajecten, studenttevredenheid, studiesucces, docentkwaliteit en onderwijsintensiteit [indicator 1.c]. De wet Kwaliteit in verscheidenheid biedt instellingen de ruimte die zij nodig hebben bij het realiseren van de doelen in hun prestatieafspraken. Zo kunnen instellingen tweejarige Associate-degreeprogramma’s aanbieden en versnelde hbo-trajecten voor vwo’ers. Om te bevorderen dat studenten goede studiekeuzes maken en instellingen daarop gerichte studiekeuzeactiviteiten kunnen aanbieden, wordt de aanmelddatum met ingang van 2014 vervroegd naar 1 mei.

1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

Wij ondersteunen leerlingen, maar ook scholen en leraren om een ambitieus leerklimaat te realiseren, waarin een cultuur en werkwijze van continu verbeteren heerst en waar talent maximaal wordt benut. Het is daarbij essentieel dat scholen niet alleen aandacht hebben voor de kernvakken, maar ook voor de brede ontwikkeling en sociale veiligheid van hun leerlingen. Alle kinderen hebben recht op een sociaal veilige schoolomgeving. Om dit te bereiken wordt de komende jaren het plan van aanpak Pesten uitgevoerd.

Een ambitieus leerklimaat valt of staat ook bij de kwaliteit van leraren, docenten en schoolleiders. Hun vakmanschap staat centraal in onze Lerarenagenda. Leerlingen en studenten moeten les krijgen van uitstekend opgeleide leraren en docenten. De kwaliteit van de lerarenopleidingen wordt verbeterd, de eisen bij de instroom worden strenger en leraren worden (via de Lerarenbeurs) gestimuleerd om een master te behalen. Er komt een bijscholingsplicht, beginnende leraren moeten beter worden begeleid en leraren zullen zich registreren in een nationaal Lerarenregister op basis van eisen van bekwaamheid. Ook maken we met de sector afspraken over de modernisering van het Participatiefonds en Vervangingsfonds zodat goed werkgeverschap beter kan worden beloond. In de schakelpositie tussen bestuur en leraren neemt de schoolleider een steeds belangrijkere plaats in. De overheid en sector hebben dan ook de gezamenlijke ambitie om de deskundigheid van schoolleiders te versterken. Het doel is te komen tot een valide, dekkend en toegankelijk

Beleidsagenda

(na)scholingsaanbod, geënt op de bekwaamheidseisen. Diverse projecten worden hiertoe uitgevoerd, zoals de VO-academie voor schoolleiders. [indicator 2.a en b]

1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd

Naast de hierboven uitgewerkte gerichte ondersteuning van scholen, leerlingen en leraren is verantwoording en toezicht op de prestaties van scholen een cruciaal onderdeel van kwaliteitsverbetering. Hierbij is de betrokkenheid van ouders, studenten en docenten cruciaal. Onderdeel van een goede kwaliteitsborging is dan ook het versterken van de medezeggenschap en de invoering van een wettelijk verankerde onafhankelijke klachtenvoorziening, waar dit nog niet het geval is. Maar ook het interne toezicht en de horizontale verantwoording binnen onderwijsinstellingen worden versterkt om te zorgen voor goede checks & balances rondom onderwijsbesturen.

Daarnaast heeft de Inspectie van het Onderwijs een belangrijke rol in het bewaken van de onderwijskwaliteit. Aan de hand van heldere normen en referentieniveaus maken scholen en instellingen in het primair en voortgezet onderwijs hun resultaten inzichtelijk voor Inspectie, ouders en leerlingen, en weten ze hoe ze zich verhouden tot soortgelijke scholen. Naast de focus op eindresultaten letten we ook op de ontwikkeling van leerlingen. We formuleren tussendoelen en voeren de diagnostische tussentijdse toets in. Scholen worden door het programma School aan Zet uitgedaagd om hun ambities te realiseren en «opbrengstgericht» te werken. De hiervoor beschikbare middelen («prestatiebox») komen zo veel mogelijk direct bij scholen terecht, die vervolgens verantwoording afleggen over behaalde resultaten. [indicator 3.a] Wij zijn voornemens om de wettelijke kaders voor de onderwijstijd te moderniseren, zodat er ruimte komt om zo effectief mogelijk onderwijs te geven. Tenslotte zijn er op basis van regionale convenanten voortijdig schoolverlaten afspraken gemaakt met instellingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs voor de periode 2012–2015 over het terugdringen van voortijdig schoolverlaten [indicator 3.b].

Omdat het zelfcorrigerend vermogen van onderwijsbesturen niet altijd vanzelfsprekend is, wordt het financiële toezicht door de Inspectie van het Onderwijs op het basis- en voortgezet onderwijs verder geïntensiveerd. Signalen over de financiële continuïteit van onderwijsinstellingen dienen zo vroeg mogelijk te worden opgespoord. In mei 2013 is het haalbaarheidsonderzoek naar de vorming van zelfstandige MBO Colleges in Rotterdam en omstreken afgerond. Verder is er in november 2012 een onafhankelijke commissie Macrodoelmatigheid Amarantis ingesteld. Aanleiding daarvoor was de vraag of er door de splitsing van het voormalige Amarantis nog sprake was van een goed afgestemd (macro-doelmatig) opleidingsaanbod. Het advies van de Commissie is in 2013 naar de Tweede Kamer opgestuurd. De Tweede Kamer ontvangt onze eerste reactie in het najaar van 2013. In 2014 wordt de Tweede Kamer over onze visie over de langetermijnontwikkeling van het stelsel geïnformeerd. Verder is in het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister geïntroduceerd voor gevallen van financieel wanbeheer in het hoger onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. In de brief Versterking Bestuurskracht Onderwijs hebben wij een verbreding van die aanwijzingsbevoegdheid

Beleidsagenda

voor het gehele onderwijsveld aangekondigd voor gevallen waarin de onderwijskwaliteit ernstig wordt bedreigd door nalatigheid van het schoolbestuur om de instelling op een goede manier te leiden. Risicogericht toezicht op onderwijsprestaties en financieel toezicht door de Inspectie van het Onderwijs zijn essentieel, maar niet voldoende. Het gaat ook om het «morele kompas» waarop schoolbestuurders varen bij het dienen van publieke belangen en het oog houden voor de menselijke maat.

In het hoger onderwijs worden de kwaliteitswaarborgen verder versterkt. In dat kader wordt ook het accreditatiestelsel nader aangescherpt. De doelstelling is dat aan het eind van deze kabinetsperiode bij alle opleidingen sprake is van een versterking van externe validering van toetsing en examinering. Dat gebeurt voor de hogescholen conform de bestuurlijke afspraken met de Vereniging Hogescholen over de uitvoering van het advies van de Commissie Bruijn. Hiertoe participeren alle hogescholen in één of meer pilots met gezamenlijke toetsing. Ook op landelijk niveau starten we een aantal hbo-brede pilots.

1.4 Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

De jeugdwerkloosheid stijgt. Bestrijding van voortijdig schoolverlaten is belangrijk in de aanpak daarvan, en ook de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt heeft prioriteit. Samen met SZW hebben we een gezamenlijke Aanpak Jeugdwerkloosheid afgesproken. De aanpak van jeugdwerkloosheid is een gedeelde verantwoordelijkheid. Overheid, sociale partners, onderwijsinstellingen en de jongeren zelf: allemaal zullen we de schouders er onder moeten zetten om het tij te keren.

Ook staat het aanbod van stageplaatsen onder druk. Het kabinet stelt in 2014 € 300 miljoen beschikbaar voor sectorplannen gericht op onder andere zij-instroom en begeleiding van (jonge) werknemers. Ook intensiveren we het succesvolle stage- en leerbanenoffensief van de stichting beroepsonderwijs bedrijfsleven. Onderdeel van de aanpak is het zoeken naar stages op basis van «namen en rugnummers», waarvoor we het Meldpunt Stagetekorten hebben geopend. Bij signalen over tekorten aan stages en leerbanen komen de kenniscentra in de betreffende regio in actie. Dit wordt uitgevoerd samen met de onderwijsinstellingen en gemeenten; het bedrijfsleven zal echter ook zijn maatschappelijke rol moeten pakken.

Om te zorgen dat jongeren na het verlaten van hun opleiding een baan kunnen vinden wordt onder meer ingezet op goede loopbaanoriëntatie en beroepsbegeleiding op het voortgezet onderwijs en vervolgopleidingen, en op een regionaal opleidingsaanbod dat aansluit bij de regionale arbeidsmarktvraag. Daarnaast wordt er een studiebijsluiter ontwikkeld voor (aankomende) studenten in het mbo. De studiebijsluiter zal per opleiding of soortgelijke opleidingen zicht geven op relevante informatie over de opleiding waaronder het (regionaal) arbeidsmarktperspectief. Negen instellingen nemen deel aan een pilot om een eerste versie van de bijsluiter te testen. Twintig instellingen in het hoger onderwijs gaan binnenkort een studiebijsluiter publiceren. In 2014 wordt dit verder uitgerold in het mbo. In het hoger onderwijs is de studiebijsluiter vanaf mei 2014 verplicht.

Beleidsagenda

Ook is ten behoeve van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt het «Nationaal Techniekpact 2020» gesloten tussen onderwijsinstellingen, werkgevers, werknemers, studenten, de regio en de rijksoverheid. In het Techniekpact zijn afspraken gemaakt over het opleiden van meer bèta- en technisch talent en het aantrekkelijker maken van werken in de techniek. Zo kunnen we de geraamde spanning op de arbeidsmarkt voor technisch personeel verminderen en het onderwijs richten op de competenties waar het bedrijfsleven om vraagt. Het Techniekpact kent drie actielijnen: kiezen voor techniek, leren in de techniek en werken in de techniek. Voor elk van deze lijnen zijn gezamenlijke ambities geformuleerd, met daaraan gekoppeld concrete acties, waaronder:

– Alle basisscholen bieden in 2020 structureel Wetenschap en Technologie aan in het onderwijs door Wetenschap en Techniek te integreren in het curriculum van de PABO’s. – In het vmbo is de ambitie dat in 2015 tenminste 50% van de leerlingen in de gemengde en theoretische leerweg kiest voor een vakkenpakket met natuur- en scheikunde en dat 30% van de leerlingen in de beroepsgerichte leerweg kiest voor techniek. [indicator 4.a] – Kabinet, werkgevers en regionale overheden dragen in 2014 e.v. ieder € 100 miljoen bij aan een investeringsfonds om publiek-private samenwerking te stimuleren onder de voorwaarde dat dit bijdraagt aan een doelmatige organisatie van het opleidingsaanbod in het middelbaar beroepsonderwijs. [indicator 4.b] – Het aantal bacheloropleidingen voor techniek in het hbo wordt, mede ter vergroting van transparantie en vermindering van uitval, gereduceerd van 65 naar circa 25. En hogescholen stemmen het aanbod van techniekopleidingen op elkaar af. [indicator 4.c]

Er is een Landelijke Regiegroep Techniekpact (LRT) opgericht om de uitvoering van de landelijke strategie en doelen en de gemaakte afspraken in het Techniekpact te bewaken en zo nodig bij te sturen. De LRT heeft als kern vertegenwoordigers uit de vijf landsdelen (de regionale Techniekpacten). Daarnaast hebben vertegenwoordigers van de Rijksoverheid, onderwijs en sociale partners zitting.

  • 2. 
    Studiefinanciering

Het financieel mogelijk maken van studeren is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de student, zijn ouders en de overheid. We zoeken steeds meer het evenwicht tussen welke kosten de student kan dragen – de private bijdrage – en wat het hem oplevert – het private profijt. In het regeerakkoord is afgesproken om de basisbeurs voor studenten in het hoger onderwijs onder te brengen in het sociaal leenstelsel vanaf 2014/2015. Daardoor zullen studenten meer aan het eigen levensonderhoud gaan bijdragen.

De middelen die vrijkomen door het sociaal leenstelsel worden geïnvesteerd in de verbetering van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Studeren is naast een investering in de samenleving als geheel ook vooral een investering in de toekomst van de student zelf. Toegankelijkheid van het hoger onderwijs blijft gewaarborgd door de aanvullende beurs voor studenten met ouders met een lager inkomen. De terugbetaling van de lening is sociaal en geschiedt naar draagkracht.

Het sociaal leenstelsel voor de masterfase wordt per 1 september 2014 ingevoerd. Ons wetsvoorstel daarvoor is in de zomer 2013 naar de Tweede Kamer verzonden. Het sociaal leenstelsel voor de bachelorfase

Beleidsagenda

wordt per 1 september 2015 ingevoerd. Het wetsvoorstel dat dit beoogt te regelen, wordt begin 2014 naar de Tweede Kamer verzonden. Deze fasering maakt het mogelijk dat aanstaande bachelorstudenten kunnen profiteren van de verbeteringen in het onderwijs(systeem) die zijn doorgevoerd met de wet Kwaliteit in verscheidenheid. Een voorbeeld daarvan is dat aanstaande studenten het recht krijgen op studiekeuzeadviezen voor de opleiding(en) waarvoor zij zich op uiterlijk 1 mei hebben aangemeld.

  • 3. 
    Wetenschap (beleidsartikel 16)

Langetermijnstrategie en doelstelling

Doelstelling van het wetenschapsbeleid is het behoud van de kwaliteit van wetenschap en wetenschappelijk talent en het versterken van de impact van wetenschap.

Kwaliteit van wetenschap is niet alleen cruciaal voor economische en maatschappelijke impact, maar ook voor het draagvlak voor en vertrouwen in de wetenschap. Wetenschappelijke kwaliteit en integriteit gaan daarbij hand in hand met creativiteit en ambitie. Veel Nederlandse onderzoekers en onderzoeksinstellingen draaien mee in de mondiale top. [indicator 5] Dat talent koesteren we en willen we vasthouden. Daarom investeren we samen met onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven gericht in economische topsectoren en in het verlengde van Horizon 2020 in de maatschappelijke vraagstukken («grand challenges»). We blijven vanzelfsprekend ook fundamenteel onderzoek stimuleren door middel van het programma Zwaartekracht waarmee toponderzoekscholen worden gefinancierd. Daarnaast hechten we ook belang aan de kennisfunctie van hogescholen. We investeren in het praktijkgericht onderzoek in het hbo.

Wat gaan we doen in 2014

Voor het vasthouden en aantrekken van toptalent is een inspirerend onderzoeksklimaat essentieel. Talent is immers schaars en kan overal ter wereld aan de slag. Daarom hebben we met onderzoeksinstellingen afspraken gemaakt over verdere profilering en zwaartepuntvorming. Ook zijn er afspraken gemaakt over kennisvalorisatie en economische benutting van onderzoek in producten, diensten, processen en nieuwe bedrijvigheid. Wij ondersteunen deze ambitie door via NWO middelen gericht in te zetten voor wetenschappelijk onderzoek voor economische topsectoren, oplopend tot € 275 miljoen in 2015. Het doel is dat in 2015 publieke en private partijen voor meer dan € 500 miljoen participeren in Topconsortia voor Kennis en Innovatie, waarvan minstens 40% wordt gefinancierd door het bedrijfsleven. Hierdoor versterken we de internationale positie van de Nederlandse wetenschap. Zo willen we bereiken dat Nederland het hoge retour uit de Europese onderzoeksprogramma’s van 7,0% vasthoudt.

Bij publiek gefinancierd onderzoek en onderzoek van het topsectoren-beleid is open access van de resultaten het uitgangspunt. Daarbij dient wel rekening te worden gehouden met eventuele (commerciële) belangen van bedrijfsleven en onderzoeker. Om te zorgen dat de functie van het RAAK-programma wordt geborgd binnen het Nederlandse kennissysteem wordt dit programma vanaf 2014 ingebed in NWO. In 2014 komen wij met een toekomstvisie op het wetenschapsbestel.

Beleidsagenda

  • 4. 
    Cultuur (beleidsartikel 14)

Langetermijnstrategie en doelstelling

Cultuur heeft een intrinsieke betekenis en artistieke, maatschappelijke en economische waarde. Het is noodzakelijk voor de vorming van onze identiteit, voor de ontplooiing van mensen en voor de ontwikkeling van creativiteit. Door ondersteuning vanuit de overheid blijft het cultuuraanbod toegankelijk en wordt de kwaliteit gewaarborgd. Daarom zetten wij partijen ertoe aan samen te werken, en kennis uit te wisselen en (digitaal) toegankelijk te maken. Kinderen en jongeren krijgen cultuuronderwijs en de kans hun talenten te ontwikkelen. Instellingen worden aangemoedigd kunst en cultuur met maatschappelijke thema’s te verbinden.

Ondernemerschap is in de cultuursector van groot belang voor het vergroten van de inkomsten en het verbreden van het maatschappelijk draagvlak. Wij zullen, ook na de bezuinigingen, een substantiële rol blijven spelen als ondersteuner van cultuur. Dit onder meer door het ondersteunen van de culturele basisinfrastructuur, inclusief de cultuurfondsen en het stelsel voor behoud en beheer van erfgoed. Onze doelstelling is het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor ons gezamenlijke erfgoed.

Wat gaan we doen in 2014

De visiebrief Cultuur Beweegt van 10 juni 2013 bevat de toekomstagenda voor het cultuurbeleid en de acties die hieruit volgen. De komende jaren liggen de prioriteiten van het cultuurbeleid bij cultuuronderwijs, creatieve industrie, talentontwikkeling en digitalisering. Ten aanzien van het museale stelsel zijn in de Museumbrief Samen werken, samen sterker de volgende speerpunten geformuleerd: samenwerking tussen musea en andere partners en het behoud van kwaliteit en toegankelijkheid van de collectie. Wij nemen maatregelen om de musea te ondersteunen zodat zij hun waarde in de samenleving kunnen behouden en versterken. [indicator 6.a en b]

Door maatschappelijke en digitale ontwikkelingen zijn de huidige wetsartikelen over openbare bibliotheken verouderd. Een nieuw wetsvoorstel regelt de functies van de verschillende openbare bibliotheekorganisaties, zowel fysiek als digitaal en de wijze waarop zij samenwerken. De Koninklijke Bibliotheek krijgt een centrale rol in het bibliotheekstelsel. De bibliotheekwet wordt – na advisering door de Raad van State – in het najaar van 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden. De beoogde inwerkingtreding van de wet is 1 januari 2015.

  • 5. 
    Media (beleidsartikel 15)

Langetermijnstrategie en doelstelling

In een steeds voller en gevarieerder medialandschap dienen publiek bekostigde media onderscheidend te zijn door inhoud, toegankelijkheid en kwaliteit. Juist door stimulering van onderscheidende programmering en bewust mediagebruik kunnen we onze doelstelling realiseren: een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk en betaalbaar blijft voor alle lagen van de bevolking. [indicator 7] Hiervoor dient de organisatie van de publieke omroep (landelijk en regionaal) efficiënt, doelmatig en bestuurbaar te zijn.

Beleidsagenda

Wat gaan we doen in 2014

De publieke omroep onderscheidt zich in alle genres en op alle platforms van de commerciële omroep met een herkenbare publieke programmering, en door de redactionele onafhankelijkheid ten opzichte van commerciële bedrijfsvoering. In de Prestatieovereenkomst 2010–2015 zijn hierover afspraken gemaakt met de raad van bestuur van de publieke omroep. Het Commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving ervan. Vanaf 2014 zullen de regionale omroepen weer bekostigd worden door OCW. Hiertoe wordt de Mediawet aangepast.

Een toekomstverkenning moet duidelijkheid geven over het bestel na 2016: welke keuzes moet de publieke omroep maken om zijn maatschappelijke functie in de toekomst veilig te stellen? De Raad voor Cultuur voert de verkenning uit en rapporteert begin 2014.

Modernisering van de publieke omroep is noodzakelijk; hij moet efficiënter en compacter worden, en slagvaardig en flexibel kunnen opereren. Vanaf 2016 bestaat de landelijke publieke omroep daarom uit maximaal 8 organisaties. Het ledental verdwijnt als grondslag voor bekostiging, en de raad van bestuur krijgt een hoger programmabudget. Dit gaat ten koste van het garantiebudget van de afzonderlijke omroepen. Het wetsvoorstel dat dit regelt, moet op 1 januari 2014 van kracht worden. Integratie vindt ook plaats tussen de landelijke en de regionale omroep om de programmering bij beide te versterken. Hoe dit vorm krijgt, wordt onderzocht. Tot slot wordt bekeken of de publieke omroep zijn verdiencapaciteit kan vergroten, en welke wettelijke aanpassingen daartoe wellicht nodig zijn.

  • 6. 
    Emancipatie (beleidsartikel 25)

Langetermijnstrategie en doelstellingen

In 2013 is in de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016 vastgelegd op welke speerpunten het emancipatiebeleid zich de komende jaren gaat richten en welke maatregelen daarvoor ingezet worden. Aan het emancipatiebeleid zijn vier speerpunten verbonden. De hieraan verbonden nieuwe maatregelen en projecten zullen in 2013 en 2014 opgestart worden. Ten eerste versterken we de economische zelfstandigheid van vrouwen, ook in tijden van economisch crisis. Wij willen mannen én vrouwen hun talenten laten benutten. Relevante thema’s hierbij zijn onder andere «ongelijkheid mannen en vrouwen bij verdeling arbeid en zorg, mede in het licht van alimentatierecht», «gelijk loon» en «mantelzorg».

Ten tweede versterkt de overheid de sociale veiligheid van vrouwen, meisjes en LHBT’s1. Het emancipatiebeleid richt zich onder andere op preventie van intergenerationeel geweld, en het bespreekbaar maken en de sociale acceptatie van LHBT’s in migrantengemeenschappen, en deskundigheidsbevordering in het onderwijs. [indicator 8]

Ten derde richt het emancipatiebeleid zich op de verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs. Relevant zijn daarbij onder andere de opleidingskeuze van allochtone jongens en de keuze van meisjes voor bèta- en techniekopleidingen.

Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders

Beleidsagenda

En ten vierde zetten we in op samenwerking en krachtenbundeling binnen en buiten Europa. Een actieve internationale inzet is noodzakelijk, gezien aanhoudend verzet van een groot aantal landen tegen erkenning van mensenrechten van LHBT’s en vrouwen waarbij zij zich beroepen op orthodox-religieuze-, familie- en traditionele waarden.

  • 7. 
    Caribisch Nederland

Langetermijnstrategie en doelstellingen

De doelstelling voor Caribisch Nederland is vastgelegd in de Onderwijs-agenda die in 2011 is ondertekend. Daarin is opgenomen dat «in 2016 de onderwijskwaliteit van de scholen in Caribisch Nederland op een naar Nederlandse en Caribische maatstaven aanvaardbaar niveau is.» Concreet betekent dit dat per 1 januari 2016 het onderwijs in Caribisch Nederland voldoet aan de eisen van basiskwaliteit.

In 2014 zetten we de uitvoering van de verbeteracties in de Onderwijs-agenda voort. Begin 2014 wordt op basis van de themarapportage van de Inspectie van het Onderwijs over Caribisch Nederland bezien of de ambitie nog op alle onderdelen haalbaar is, of dat bijstellingen nodig zijn, hetzij in de vorm van bijstelling van de ambitie op onderdelen, hetzij in de vorm van extra maatregelen.

  • 8. 
    Financiële paragraaf

Nadere financiële informatie is opgenomen na het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk. Hierin is conform de mondelinge toezegging in het wetgevingsoverleg over de jaarverantwoording 2012 een overzicht van de maatregelen uit het regeerakkoord Rutte I, het Lenteakkoord en afspraken van Rutte II opgenomen alsmede een overzicht van de stand van zaken over het invullen van de ombuigingen.

  • 9. 
    Indicatoren en streefwaarden

De ambities die we formuleren in de onderstaande indicatoren en streefwaarden dragen in belangrijke mate bij aan ons doel om de prestaties tot een niveau te brengen waarmee we tot de internationale top 5 kunnen gaan behoren. Nederland scoort vaak boven het internationaal gemiddelde, maar kan door een versterking van de kwaliteit nog een stap verder zetten richting de top 5. In de publicatie Trends in Beeld wordt de Nederlandse positie nauwlettend in de gaten gehouden op basis van een samenhangende set indicatoren die internationaal vergelijkbaar zijn.

 

Doelstelling/Indicator

Sector Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

Art. nr.

1 De prestaties van leerlingen en

studenten

gaan omhoog

     
  • a) 
    Gemiddelde score/eindcijfer
         

omhoog

         

CITO eindtoets omhoog

 

po 535,5 (2012)

Niet benoemd

537 (2015)

1

Gemiddeld eindcijfer

 

vo

   

3

(Centraal examen)

         

omhoog

         

о Nederlands

 

(2010)

 

(2015)

 

VMBO gt

 

6,6

6,7

6,8

 

Ë HAVO

 

6,0

6,1

6,2

 

Ë VWO

 

6,1

6,2

6,3

 

Beleidsagenda

Doelstelling/Indicator

Sector

Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

Art. nr.

Engels

Ë            VMBO gt

Ë             HAVO

Ë             VWO

Wiskunde

Ë            VMBO gt

Ë             HAVO

Ë             VWO

 

6,3

6,4

6,1

6,2

6,4

6,5

6,1

6,2

6,2

6,3

6,3

6,4

11)

Niet

 

benoemd

6,5 6,3 6,6

6,3 6,4 6,5

  • b) 
    Excellente leerlingen

De grensscore voor de beste 20% van de leerlingen stijgt naar 545 in 2015 Stijging van het gemiddeld eindcijfer van de 20% best presterende vwo leerlingen po

544/545 (2011)

7,6 (2010)

7,7

545/546 (2015)

7,8 (2015)

  • c) 
    Studiesucces mbo: Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau mbo

ho: o

Bachelor studiesucces (n+1) herinschrijvers na het eerste jaar Studententevre-denheid ho

 

(2008)

 

(2015)

Niveau 1: 66%

 

Niveau 1: 70%

Niveau 2: 62%

 

Niveau 2: 70%

Niveau 3: 63%

 

Niveau 3: 70%

Niveau 4: 65%

 

Niveau 4: 70%

Totaal: 64%

Totaal: 68%

Totaal: 70%

(2011)

   

hbo: 65,7%

hbo: 66%

 

wo: 60,9%

wo: 61%

 

hbo: 65,6%

hbo: 67,6%

 

wo: 80,1%

wo: 81,9%

 

6/7

2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

  • a) 
    Aandeel lessen dat gegeven wordt door gekwalificeerde docenten

83,5% (2011)

84%

85% (2016)

  • b) 
    Docentenkwaliteit hbo: 80% van de hbo-docenten is master of Phd-opgeleid in 2016

ho

66,2% (2011)

66,2%

80% (2016)

6/7

3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd: verantwoording en toezicht op de prestaties van scholen

  • a) 
    Percentage opbrengstgerichte scholen

In het po van 30% naar                        po                   35%(2010/11)

60% in 2015 en naar

90% in 2018

In het vo naar minstens                       vo                   25%(2011/12)

50% in 2015

In het (v)so, de wet                           (v)so                                      PM

treedt 1.8.2013 in werking, kan nog niet worden gemeten

Niet benoemd

PM

60% (2015) 90% (2018)

50% (2015) 90% (2018) 50% (2015) 75% (2018)

1

3 1 en 3

  • b) 
    Prestatieafspraken over het terugdringen van voortijdig schoolverlaten vo/mbo

41.800 (2009)

30.000

25.000 (2016)

3 en 4

4 Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

O

O

3

vo

4

0

3

vo

Beleidsagenda

Doelstelling/Indicator

Sector

Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

Art. nr.

  • a) 
    Percentage leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

23% (2012)

Niet benoemd

30% (2015)

  • b) 
    Aandeel mbo-studenten techniek mbo

28% (2011)

29%

30% (2016)

  • c) 
    Aandeel afgestudeerden

bètatechniek incl. snijvlakopleidingen ho

(2012) hbo: 18% wo: 21%

hbo: 18% wo: 21%

(2016) hbo: 19% wo: 22%

6/7

5 Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores owb

3 (2008-2011) 1,44

<5

<5

16

6 Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

  • a) 
    Eigen inkomsten

Percentage cultuurpro-ducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 21,5% Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5%

cultuur

76% (2010-2011)

69% (2010-2011)

75%

75%

100% (2016)

100% (2016)

14

  • b) 
    Aantal bezoeken

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) voor 2014 Aantal bezoekers gesubsidieerde musea cultuur

2,6 miljoen (2009)

5,7 miljoen (2009)

2,5 miljoen

6 miljoen

14

7 Een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking

De uitzendingen van de publieke omroep onderscheiden zich van die van de commerciële omroepen door een blijvend hogere kwalitatieve waardering door de Nederlandse bevolking media

7,1 (2010)

7 (2015)

15

8 Het bevorderen van emancipatie

Sociale acceptatie homoseksu-            emanci- aliteit onder de bevolking                           patie

90% (2010)

>90%

>90%

25

In onderstaand figuur wordt de voortgang op alle streefdoelen in samenhang weergegeven.

3

vo

4

7

Beleidsagenda

Monitor streefdoelen onderwijs. Beleidsagenda begroting 2014

po: gemiddelde score cito eindtoets wo: aandeel (gediplomeerde) afgestudeerden betatechniek hbo: aandeel (gediplomeerde) afgestudeerden betatechniek mbo: aandeel mbo-studenten techniek vo: % leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek vo/mbo: reductie voortijdig schoolverlaten vo: % opbrengstgerichte scholen

po: grensscore voor de beste 20% van de leerlingen vo: gemiddeld eindcijfer van de 20% best presterende vwo leerlingen mbo: jaarlijks gediplomeerde uitstroom ho: master- of Phd-opgeleide hbo-docenten vo: aandeel lessen dat gegeven wordt door gekwalificeerde docenten po: % opbrengstgerichte scholen

Realisatiewaarde

Ambitie (2015/2016)

Voor meer informatie en indicatoren: Trends in Beeld 2013

Beleidsagenda

Aansluiting ontwerpbegroting 2013 naar 2014

Deze financiële paragraaf presenteert conform de rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, zowel voor de uitgaven (tabel 1) als de ontvangsten (tabel 2).

 

Tabel 1 Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde uitgavenbegroting 2013 (bedragen x € 1 miljoen)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2014 34.505,2 Stand geautoriseerde begroting 2013 34.352,6

34.798,9 34.565,0

34.236,3 34.538,0

33.665,9 34.615,4

33.645,8 34.861,5

33.459,3 34.797,3

Totaal verschil 152,5

233,9

  • 301,7
  • 949,5
  • 1.215,7
  • 1.338,1

Regeerakkoord Rutte II

Leerlingen- en studentenontwikkeling

Ramingsbijstelling studiefinanciering

Meeropbrengsten schoolboeken en maatschappelijke stages

Ramingsbijstellingen onderwijs centraliseren

Aanvullend pakket: departementale bijdrage

Aanvullend pakket: ramingsbijstellingen onderwijs

Eindejaarsmarge

Intertemporele compensatie

Digitale collectie Nationaal Archief

Totaal bijstellingen

0,0 60,0

  • 70,9

0,0 0,0 0,0 0,0 227,1

  • 57,1

3,0 162,0

111.0

  • 11,1

138.1

0,0 161,1

  • 66,2
  • 84,9

0,0

  • 96,7 11,8

113,1

189,0 100,4 121,0

243,0

478,0

  • 66,2

401,8

0,0

34,9

13,2

595,3

677,0 119,5 119,5

  • 7,0

267,9

  • 66,2

191,7

0,0

25,6

0,0

887,4

  • 931,0
  • 125,3
  • 89,8
  • 2,0 245,1
  • 66,2
  • 168,9

0,0

2,0

0,0

1.136,1

1.042,0

  • 130,0
  • 82,8
  • 2,0 244,6
  • 66,2
  • 168,4

0,0

9,5

0,0

1.237,3

Technische bijstellingen:

Loonbijstelling

Indexering wsf, wtos en lesgelden

Niet-kader relevant

Overige technische bijstellingen

Totaal technische bijstellingen

41,4 0,0 36,9 14,0 - 9,5

41,3

18,5

150,8

136,5

347,0

41,2

17,9

103,0

131,6

293,7

41,1

17,6

264,6

143,9

- 62,1

41,4

17,4

279,8

141,4

- 79,6

41,1

17,5

302,4

143,0

100,8

Totaal verschil

152,5

233,9

301,7

949,5

1.215,7

1.338,1

Tabel 2 Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde ontvangstenbegroting 2013 (bedragen x € 1 miljoen)

 
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2014 Stand geautoriseerde begroting 2013

1.159,3 1.190,5

1.232,1 1.251,2

1.263,1 1.296,2

1.330,8 1.356,2

1.388,4 1.402,8

1.461,6 1.474,1

Totaal verschil

  • 31,2
  • 19,1
  • 33,1
  • 25,4
  • 14,4
  • 12,5

Leerlingen- en studentenontwikkeling Ramingsbijstelling studiefinanciering Intertemporele compensatie Rentemutatie studiefinanciering Totaal bijstellingen

 
  • 2,9
  • 3,2

- 0,5

8,2

14,3

16,1

19,9

15,0

14,1

13,8

13,7

13,7

10,0

10,0

0,0

0,0

0,0

0,0

47,3

  • 49,9
  • 53,4
  • 55,3
  • 51,9
  • 53,5

40,3

- 28,1

- 39,8

- 33,3

- 23,9

- 23,7

- 2,3

- 1,0

0,4

1,9

3,5

5,1

11,4

10,0

6,3

6,0

6,0

6,0

9,1

9,0

6,7

7,9

9,5

11,1

Technische bijstellingen: Niet-kader relevant Overige technische bijstellingen Totaal technische bijstelling

Totaal verschil

31,2

19,1

33,1

25,4

14,4

12,5

Toelichting:

Regeerakkoord Rutte II

Dit betreft alleen de maatregelen uit het Regeerakkoord Rutte II die zijn verwerkt in de OCW-begroting 2014. Een deel van de maatregelen is al verwerkt in de OCW-begroting 2013 (via een nota van wijziging en

Beleidsagenda

amendement op de begroting 2013). Daarnaast staat een deel van de intensiveringen nog op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën. Tabel 3 geeft de ombuigingen en intensiveringen weer (inclusief groen onderwijs) die zijn verwerkt in de begroting 2014.

Tabel 3 Ombuigingen en intensiveringen Rutte II – verwerkt in begroting 2014 (bedragen x € 1 miljoen)

Maatregel

Artikel

2014

2015

2016

2017

2018

Ombuigingen:

A1 Rijksoverheid (incl. ZBO’s) D17 Schrappen subsidies D19 Leerwegondersteunend onderwijs D20 Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages

D21 Afschaffen gratis schoolboeken D22 Minder opleidingen en macrodoelmatigheid mbo D23 Samenvoegen kenniscentra mbo D24 Minder opleidingen hoger onderwijs (inclusief kunstopleidingen)

D25 Verminderen overhead in het hoger onderwijs D26 Sociaal leenstelsel basisbeurs bachelor/masterfase hbo/wo met cohortgarantie D27 OV Kaart -> kortingskaart (incl. mbo 18-) D28 Effect vereenvoudiging Wet studeren is investeren F64 Hervorming kindregelingen

G81 Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en topsec-toren I92 Publieke omroep

Totaal ombuigingen

Intensiveringen:

D32 Intensivering onderzoek

G81 Subsidies bedrijven (wv subsidieregeling)

Totaal intensiveringen

 

diverse

0

0

  • 24
  • 54
  • 67

diverse

  • 100
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200

3

0

  • 15
  • 50
  • 50
  • 50

3

0

0

  • 50
  • 55
  • 55

3

0

  • 85
  • 275
  • 275
  • 275

4

0

0

0

  • 60
  • 80

4

0

  • 40
  • 80
  • 80
  • 80

6, 7

0

0

  • 70
  • 90
  • 110

6, 7

  • 15
  • 33
  • 50
  • 65
  • 65

11

  • 7
  • 19
  • 21
  • 50
  • 70

11

0

0

  • 5
  • 45
  • 75

11

1

  • 9
  • 14
  • 19
  • 28

12

0

  • 20
  • 20
  • 20
  • 19

16

  • 2
  • 2
  • 2
  • 2
  • 2

15

0

0

  • 50
  • 100
  • 100
 
  • 123
  • 423
  • 911
  • 1.165
  • 1.276

6, 16

25

25

25

25

25

4

209

209

209

209

209

 

234

234

234

234

234

Toelichting ombuigingen en intensiveringen:

  • • 
    A1 Rijksoverheid

De taakstelling op de Rijksoverheid is binnen OCW verdeeld. In artikel 95 Apparaatskosten en het algemeen deel van het verdiepingshoofdstuk wordt dit verder toegelicht.

  • • 
    D17 Schrappen subsidies

Op 30 mei 2013 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de subsidietaakstelling is ingevuld door middel van de brief Subsidiebeleid Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Zie het algemeen deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de beleidsartikelen.

  • • 
    D19 Leerwegondersteunend onderwijs

Door het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) onder te brengen in passend onderwijs wordt het mogelijk de ondersteuning efficiënter te organiseren. Het budget voor lwoo- en pro-leerlingen in de klas wordt ontzien. De Tweede Kamer is hierover door middel van de Hoofdlijnenbrief leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en het praktijkonderwijs (pro) van 5 april 2013 geïnformeerd. Deze brief is begin juli 2013 in de Tweede Kamer besproken.

  • • 
    D20 Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages Het wetsvoorstel «Afschaffen wettelijke verplichte maatschappelijke stages» is naar de Raad van State verzonden. In het wetsvoorstel komt de wettelijke verplichting te vervallen. Daarvoor in de plaats wordt geregeld

Beleidsagenda

dat scholen de maatschappelijke stage als facultatief programmaonderdeel kunnen aanbieden.

  • • 
    D21 Afschaffen gratis schoolboeken

Het wetsvoorstel «Afschaffen gratis schoolboeken» regelt de afschaffing van de gratis schoolboeken en daarmee de besparing van € 185,0 miljoen. Het wetsvoorstel is naar de Raad van State verzonden. De verwachting is dat het wetsvoorstel na het reces van 2013 in de Tweede Kamer ligt.

  • • 
    D22 Minder opleidingen en macrodoelmatigheid mbo

In de kamerbrief Macrodoelmatigheid in het mbo is beschreven hoe de minister een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en een minder versnipperd opleidingsaanbod wil realiseren.

  • • 
    D23 Samenvoegen kenniscentra mbo

Het wetsvoorstel «Heroriëntatie taken kenniscentra» is in voorbereiding.

  • • 
    D24 Minder opleidingen hoger onderwijs (inclusief kunstopleidingen) Er wordt ingezet op een versterkt beleidsrijk traject gericht op uitvoering van prestatie- en profileringafspraken en sectorale herordening van het opleidingenaanbod. Verder wordt het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen via scherpe selectie gereduceerd. De taakstelling is via een korting op de rijksbijdrage van de hogescholen en universiteiten gerealiseerd.
  • • 
    D25 Verminderen overhead in het hoger onderwijs

De taakstelling is via een korting op de rijksbijdrage van de hogescholen en universiteiten (inclusief academische ziekenhuizen) gerealiseerd.

  • • 
    D26 Sociaal leenstelsel basisbeurs bachelor/masterfase hbo/wo met cohortgarantie

Het wetsvoorstel Wet sociaal leenstelsel masterfase is aan de Tweede Kamer gestuurd. Het sociaal leenstelsel voor de bachelorfase wordt een jaar later ingevoerd. De budgettaire effecten hiervan zijn op de OCW-begroting verwerkt. De planning is om het wetsvoorstel voor de bachelorfase begin 2014 aan de Tweede Kamer te sturen.

  • • 
    D27 OV Kaart -> kortingskaart (incl. mbo 18-)

Het wetsvoorstel zal in 2014 aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

  • • 
    D28 Effect vereenvoudiging Wet studeren is investeren

Dit is meegenomen in het wetsvoorstel sociaal leenstelsel voor de masterfase hbo/wo dat aan de Tweede Kamer is gestuurd (zie ook D26).

  • • 
    F64 Hervorming kindregelingen

Deze ombuiging valt onder het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het wetsvoorstel van SZW over de hervorming van de kindregelingen is naar de Raad van State verzonden. Het wetsvoorstel leidt bij OCW tot een vrijval bij onder andere de WTOS van € 19,0 miljoen.

  • • 
    G81 Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren

Het betreft hier een korting van € 2,0 miljoen op de in 2012 ingezette structurele verhoging van het budget voor de Technologiestichting STW met € 10,0 miljoen ten behoeve van de versterking van de succesvolle aanpak van valorisatie.

Beleidsagenda

  • • 
    I92 Publieke omroep

Vanaf 2016 zal de rijksmediabijdrage verlaagd worden met € 50,0 miljoen en vanaf 2017 structureel verlaagd met € 100,0 miljoen. Deze bezuiniging zal onder andere worden ingevuld door een bezuiniging op het budget regionale omroepen, het opheffen van het Mediafonds, het opheffen van de levensbeschouwelijke omroepen, en het verlagen van het budget voor de landelijke publieke omroep. Er wordt een Toekomstverkenning uitgevoerd om zicht te krijgen op de wijze waarop de publieke omroep zijn maatschappelijke functie in de toekomst het beste kan vervullen, gezien de snelle veranderingen in het medialandschap en deze nieuwe financiële realiteit.

  • • 
    D32 Intensivering onderzoek

Op 11 februari 2013 is de Tweede Kamer door middel van de brief De kenniseconomie in zicht geïnformeerd dat deze intensivering via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wordt geïnvesteerd in onderzoek. Van deze middelen wordt een deel ingezet voor praktijkgericht onderzoek in het hoger beroepsonderwijs (€ 3,0 miljoen).

  • • 
    G81 Subsidies bedrijven

In de brief aan de Tweede Kamer Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling is uiteengezet hoe en waarom de afdrachtvermindering onderwijs per 1 januari 2014 wordt omgezet in een subsidieregeling op de begroting van OCW. De regeling wordt in september aan de Tweede Kamer gezonden. Uiterlijk 1 november 2013 wordt de regeling gepubliceerd in de Staatscourant.

Leerlingen- en studentenontwikkeling

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen-en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2013 wijst uit dat in het primair onderwijs en het hoger onderwijs het aantal leerlingen en studenten per saldo lager is dan in de referentieraming 2012. In het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs is het aantal leerlingen en studenten per saldo hoger. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2012. Zie het algemeen deel van het verdiepingshoofdstuk voor de budgettaire bijstelling per onderwijssector.

Ramingsbijstelling studiefinanciering

De raming voor studiefinanciering laat een meevaller zien. De meevaller komt voornamelijk door de doorwerking van de realisatiecijfers 2012.

Meeropbrengsten schoolboeken en maatschappelijke stages

De Regeerakkoord maatregelen D20: «Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages» en D21: «Afschaffen gratis schoolboeken»,

kennen incidentele meeropbrengsten in 2015. Deze komen voort uit de reguliere bekostigingssystematiek waardoor incidenteel meer geld vrijvalt.

Ramingsbijstellingen onderwijs centraliseren

De meevallers als gevolg van de referentieraming leerlingen- en studentenaantallen 2013 en de raming voor studiefinanciering worden, samen met de incidentele meeropbrengsten bij de Regeerakkoord maatregelen «Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages» en «Afschaffen gratis schoolboeken», centraal geboekt op het artikel Nominaal & onvoorzien. Deze middelen worden ingezet ter dekking van de motie

Beleidsagenda

Godsdienstonderwijs en humanistische vorming (€ 10 miljoen structureel vanaf 2014) en de departementale bijdrage van OCW in het aanvullend pakket (€ 66,2 miljoen structureel vanaf 2014). Het restant wordt overgeboekt naar de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën (zie ook de toelichting bij «aanvullend pakket: ramingsbijstellingen onderwijs».)

Aanvullend pakket: departementale bijdrage

De departementale bijdrage van OCW in het aanvullend pakket van € 6,0

miljard bedraagt € 66,2 miljoen structureel vanaf 2014.

Aanvullend pakket: ramingsbijstellingen onderwijs Het restant van de ramingsbijstellingen onderwijs wordt overgeheveld naar de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën. Daar wordt het als een structurele reeks van € 204 miljoen vanaf 2014 gereserveerd voor de kwaliteit van het onderwijs in het kader van het Nationaal Onderwijs Akkoord (NOA).

Eindejaarsmarge

De budgetten die in 2012 niet volledig tot besteding zijn gekomen, zijn in 2013 aan de OCW-begroting toegevoegd. De eindejaarsmarge is ingezet ter dekking van overlopende verplichtingen uit 2012 en de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor 2013.

Intertemporele compensatie

Op diverse budgetten vinden intertemporele compensaties plaats omdat middelen in latere (of eerdere) jaren benodigd zijn.

Digitale collectie Nationaal Archief

Door de digitalisering van de informatiehuishouding van het rijk staat het Nationaal Archief de komende jaren voor een substantiële taakverzwaring. Dit wordt tot en met 2015 grotendeels gedekt.

Rentemutatie studiefinanciering (ontvangsten)

De raming voor studiefinanciering laat lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2013 verwerkte raming van het voorjaar 2012. Zowel de spontane ontvangsten als de termijnontvangsten worden lager geraamd.

Toelichting technische bijstellingen:

Loonbijstelling

De loonbijstelling tranche 2013 is uitgekeerd aan de departementen. Het betreft alleen een vergoeding voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten.

Indexering wsf, wtos en lesgelden

Dit betreft de uitdeling van de wettelijk verplichte indexering van de wet studiefinanciering (wsf), de wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (wtos) en de lesgelden tranche 2013 (vanaf het jaar 2014).

Niet-kader relevant

De niet-kader relevante uitgaven worden naar beneden bijgesteld. Dit wordt veroorzaakt door de niet-kader relevante effecten van de ombuigingen uit het Regeerakkoord Rutte II, de referentieraming 2013 en de bijstelling van de raming studiefinanciering 2013.

Beleidsagenda

Overige technische bijstellingen

Het betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten en overboekingen van en naar andere departementen. Zoals opgenomen in het Regeerakkoord Rutte II is een bedrag van € 142,0 miljoen structureel vanaf 2014 overgeboekt van het Provinciefonds naar de begroting van OCW voor het centraliseren van het budget voor regionale omroepen.

Meerjarenplan Beleidsdoorlichtingen

Tabel planning Beleidsdoorlichtingen

Artikel / Doelstelling

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Nieuwe ambities en beleidsdoelen

  • 1. 
    Primair onderwijs

Brede scholen

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12. Onderwijs

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

Doelmatigheid en focus op het onderwijs

  • 9. 
    Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders

  • 14. 
    Cultuur

Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

  • 15. 
    Media

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod

  • 25. 
    Emancipatie

Het bevorderen van emancipatie

V1 V1 V2

Afgeronde en eerder toegezegde beleidsdoorlichtingen 16. Onderzoek- en Wetenschapsbeleid                   Geen beleids-doorlichting3

Behoud van kwaliteit wetenschap, wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

  • 8. 
    Internationaal beleid
  • 9. 
    Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

Actieplan LeerKracht

  • 13. 
    Lesgeld

Geen beleidsdoorlichting4

Geen beleidsdoorlichting5

1  Deze doorlichtingen starten conform eerdere planning in 2014, maar zullen in 2015 worden afgerond zodat de resultaten van meerdere effectstudies die in 2015 beschikbaar komen in de doorlichtingen meegenomen worden.

2  Deze doorlichting start conform eerdere planning in 2014, maar zal in 2015 worden afgerond zodat de resultaten kunnen worden meegenomen in de voorbereidingen van de nieuwe BIS-periode.

3  Voor artikel 16 Onderzoek-Wetenschapsbeleid: Er is besloten tot een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) voor het beleidsterrein wetenschap. Dit onderzoek gaat in september van start en wordt naar verwachting in het voorjaar van2014 afgerond. Hiermee is een separate beleids-doorlichting komen te vervallen, deze wordt immers verwerkt in het IBO.

4  Voor artikel 8 Internationaal beleid is geen beleidsdoorlichting gepland, omdat artikel 8 een restartikel is en geen beleidsartikel. Internationaal beleid draagt bij aan de beleidsdoelstellingen op andere artikelen. Er worden op onderdelen van dit artikel wel evaluaties uitgevoerd, die inzicht geven in de effectiviteit van het beleid.

5  Het doel van het heffen van lesgeld is het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs. Dit is een financieel doel. Omdat het hier geen beleidsmatig doel betreft, ligt een beleidsdoorlichting niet in rede.

V

Beleidsagenda

Belastinguitgaven

 

Tabel belastinguitgaven

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Loonbelasting

Afdrachtvermindering onderwijs

382

383

Inkomstenbelasting

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement Vrijstelling cultureel beleggen forfaitair rendement

Aftrek kosten monumentenwoning Heffingskorting cultureel beleggen

Omzetbelasting verlaagd tarief

Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d. Circussen, bioscopen, theaters en concerten

 

1

-

-

-

-

-

-

64

1

62

62

62

62

62

62

463

515

515

515

515

515

515

111

124

125

127

128

130

132

125

180

185

189

194

199

204

5

5

6

6

6

6

6

Tabel 1.1 Indicatoren

De beleidsartikelen

  • 3. 
    DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel

Algemene doelstelling

  • 1. 
    PRIMAIR ONDERWIJS

Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een primair onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren: De minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Indicatoren voor het primair onderwijsstelsel worden beschreven in Trends in Beeld 2013 en in het Onderwijsverslag 2011–2012.

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

1 De prestaties van leerlingen en studenten gaan omhoog

  • a) 
    Gemiddelde score/eindcijfer omhoog

CITO eindtoets omhoog

  • b) 
    Excellente leerlingen

De grensscore voor de beste 20% van de leerlingen stijgt naar 545 in 2015

535,5 (2012)

544/545 (2011)

Niet benoemd

Niet benoemd

537 (2015)

545/546 (2015)

2 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd: verantwoording en toezicht op de prestaties van scholen

  • a) 
    Percentage opbrengstgerichte scholen

In het po van 30% naar 60% in 2015 en naar 90% in 2018             35% (2010/11)            Niet benoemd

In het (v)so, de wet treedt 1.8.2014 in werking, kan nog                       (Nog) niet                   (Nog) niet niet worden gemeten                                                                                    benoemd                    benoemd

60% (2015)

90% (2018)

(Nog) niet benoemd

De beleidsartikelen (artikel 1)

Tabel 1.2 Leerlingen primair onderwijs (aantallen x 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Leerlingen basisonderwijs – geen gewicht – 0,3 – 1,2

Subtotaal1

Leerlingen trekkende bevolking

Totaal

Leerlingen in het speciaal basisonderwijs

Leerlingen het (voortgezet) speciaal onderwijs

Ambulant begeleide leerlingen (bao, sbao, vo en mbo)

 

1.322,7

1.313,4

1.300,8

1.284,4

1.268,6

1.257,4

1.249,6

96,9

89,5

84,9

81,3

78,9

77,4

76,4

78,3

72,8

70,2

67,7

65,6

63,9

62,7

1.497,9

1.475,8

1.455,9

1.433,4

1.413,1

1.398,7

1.388,7

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

1.498,3

1.476,2

1.456,3

1.433,8

1.413,5

1.399,1

1.389,1

39,9

38,1

36,7

35,6

34,9

34,6

34,4

70,7

70,9

71,5

71,8

71,7

71,5

71,0

39,8

42,3

42,3

42,3

42,3

42,3

42,3

1 Subtotaal geeft een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

Bron 2012: DUO Leerlingtellingen

Bron 2013 t/m 2018: Referentieraming 2013

 

Tabel 1.3 Uitgaven per leerling, excl. uitvoeringskosten (bedragen

x € 1.000)

         

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Primair onderwijs1 6,0

Hoofdbekostiging2 5,7 Exclusief ondersteuningsmiddelen3 4,7

6,1 5,8 4,8

6,1 5,8 4,7

6,1 5,8 4,7

6,1 5,8 4,7

6,1 5,8 4,7

6,1 5,8 4,7

1  De totale uitgaven uit tabel 1.3, exclusief de bijdragen aan baten/lastenagentschappen en ZBO/RWT’s, gedeeld door het aantal leerlingen op primair onderwijs 1 oktober.

2  De bekostiging uit tabel 1.3, gedeeld door het aantal leerlingen op primair onderwijs 1 oktober.

3  Exclusief ondersteuningsmiddelen: de bekostiging uit tabel 1.3 minus de ondersteuningsmiddelen, gedeeld door het aantal leerlingen op primair onderwijs 1 oktober.

Aantal leerlingen 2012 gebaseerd op de DUO Leerlingtellingen Aantal leerlingen 2013 t/m 2018 gebaseerd op de Referentieraming 2013

Beleidswijzigingen

Op 1 augustus 2014 wordt «passend onderwijs» ingevoerd. Vanaf dat moment worden de samenwerkingsverbanden «passend onderwijs» verantwoordelijk voor het beleid voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (vast te leggen in een ondersteuningsplan), de verdeling van de bijbehorende middelen en de toelaatbaarheid tot het sbao en het so. Scholen krijgen een zorgplicht voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.

De beleidsartikelen (artikel 1)

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 1.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (Bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

Waarvan garantieverplichtingen

9.752.070 9.756.141 9.554.078 9.445.812 9.274.930 9.226.509 9.178.491

48.850           10.705

Totale uitgaven

Waarvan juridisch verplicht (%)

9.746.672 9.746.652

9.555.294 9.447.029 9.276.147 9.227.726 9.179.708

99,70%

 

Bekostiging

9.234.707

9.199.572

9.029.214

8.925.324

8.761.953

8.713.547

8.665.530

Hoofdbekostiging

9.013.388

8.994.404

8.852.299

8.756.492

8.761.953

8.713.547

8.665.530

– Bekostiging Primair Onderwijs

9.001.439

8.981.520

8.839.363

8.743.537

8.749.447

8.701.041

8.653.024

– Bekostiging Caribisch Nederland

11.949

12.884

12.936

12.955

12.506

12.506

12.506

Prestatiebox

134.970

167.100

157.400

157.400

0

0

0

Aanvullende bekostiging

86.349

38.068

19.515

11.432

0

0

0

– Conciërgeregeling

21.830

19.515

19.515

11.432

0

0

0

– Subsidieregeling passend onderwijs

37.913

0

0

0

0

0

0

– Onderwijstijdverlenging

14.106

7.053

0

0

0

0

0

– Overig

12.500

11.500

0

0

0

0

0

Subsidies

121.511

125.827

102.648

101.610

96.416

96.863

97.072

– Regeling Onderwijsvoorziening

             

jonggehandicapten

22.500

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

– Nederlands onderwijs buitenland

17.507

17.449

10.055

10.055

10.055

10.055

10.055

– Herstart en Op de Rails

18.747

19.162

19.162

19.162

19.162

19.162

19.162

– Basis voor Presteren (School aan Zet

             

en Bèta Techniek)

18.569

17.836

11.305

8.992

0

0

0

– Humanistisch vormend en

             

godsdienstonderwijs

9.996

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

– Overig

34.192

37.518

28.264

29.539

33.337

33.784

33.993

Opdrachten

16.697

18.938

13.945

12.181

12.231

12.242

12.242

Bijdragen aan agentschappen

33.654

32.703

29.407

28.102

26.094

26.067

26.067

– Dienst Uitvoering Onderwijs

33.654

32.703

29.407

28.102

26.094

26.067

26.067

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

9.116

8.625

8.193

7.925

7.566

7.120

6.910

– Stichting Vervangingsfonds en

             

Particpatiefonds

6.674

6.416

5.984

5.716

5.358

4.912

4.702

UWV

2.442

2.209

2.209

2.209

2.208

2.208

2.208

Bijdragen aan medeoverheden

330.987

360.987

360.987

360.987

360.987

360.987

360.987

– Gemeentelijk onderwijsachterstan-

             

denbeleid

260.987

260.987

260.987

260.987

260.987

260.987

260.987

Bestuursafspraken G37

70.000

95.000

95.000

95.000

95.000

95.000

95.000

– Ondersteuning niet G37

0

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Bijdragen aan begrotingsfondsen/sociale

             

fondsen

0

0

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

– Brede Scholen

0

0

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

Ontvangsten

52.385

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

Toelichting op de instrumenten

Bekostiging

Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekosting voor de personele en de materiële kosten die scholen maken. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen, de gemiddelde leeftijd van leraren en het aantal groepen. Daarnaast wordt in de bekostiging rekening gehouden met groei en grootte van de school (kleinescholen-toeslag en directietoeslag). Met de groeibekostiging is circa € 50 miljoen gemoeid, met de kleinescholentoeslag circa € 100 miljoen en met de

De beleidsartikelen (artikel 1)

directietoeslagen circa € 200 miljoen. Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een beperkt aantal specifieke kenmerken van leerlingen, met name voor «onderwijsachterstandenbeleid». Met het «onderwijsachterstandenbeleid» (zowel «gewichten» als «impuls») is circa € 380 miljoen gemoeid.

Het (voortgezet) speciaal onderwijs ontvangt naast de basisbekostiging tevens ondersteuningsmiddelen per leerling. In de onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging tevens beschikbaar zijn voor lichte en zware ondersteuning. In de bedragen in de tabel zijn ook ondersteuningsmiddelen opgenomen die via andere instrumenten worden verstrekt.

Lichte ondersteuning betreft voornamelijk de ondersteuningsmiddelen voor het speciaal basisonderwijs (sbao). De middelen voor zware ondersteuning zijn onder te verdelen in middelen voor leerlinggebonden financiering zowel voor het primair als het voortgezet onderwijs en ondersteuningsmiddelen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). De leerlinggebonden financiering wordt per 1 augustus 2014 afgeschaft. In het kader van het «passend onderwijs» besluiten uiteindelijk de samenwerkingsverbanden (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leeringen op het (v)so.

De onderstaande tabel laat een voorlopige verdeling zien van de ondersteuningsmiddelen in de structurele situatie (vanaf 2016). In 2014 en 2015 zijn voor de samenwerkingsbanden nog extra middelen nodig. In

2014 omdat tot 1 augustus nog sprake is van de huidige systematiek en in

2015 van een overgangsjaar. De daling in de begroting van de ondersteu-ningskosten wordt veroorzaakt door inzet taakstellingen (subsidie en LWOO/PRO).

Tabel 1.5 Ondersteuningsmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)

2014

2015

2016

2017

2018

Lichte ondersteuning- voornamelijk Sbao Clusters 1 en 2

Samenwerkingsverbanden primair onderwijs Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs1 Totaal ondersteuningsmiddelen artikel 12 , 3

 

360

360

350

350

350

230

230

230

230

230

535

520

510

510

510

545

535

520

520

520

1.670

1.645

1.610

1.610

1.610

1  Samenwerkingsbanden VO is inclusief een gedeelte dat rechtstreeks naar de WEC scholen gaat onder andere bestemd voor onderwijs in gesloten jeugdzorg en justitiële inrichtingen en betreft alleen de middelen die op artikel 1 staan.

2  De verdeling van de middelen tussen de samenwerkignsverbanden primair en voortgezet onderwijs is nog voorlopig.

3  De subsidietaakstelling en taakstelling op LWOO/PRO zijn hierin verwerkt.

Meer informatie over de bekostiging van het primair onderwijs is te vinden op: (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financiering-onderwijs/financiering-primair-onderwijs).

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Voor het realiseren van de bestuurlijke afspraken met de PO-raad en de ambities uit de actieplannen «Basis voor Presteren» en «Leraar 2020, een krachtig beroep!» ontvangen schoolbesturen extra middelen via de

De beleidsartikelen (artikel 1)

prestatiebox. Deze middelen zijn bedoeld voor het realiseren van de doelstellingen op het gebied van opbrengstgericht werken, professionalisering van leraren en schoolleiders en cultuureducatie. De regeling is gepubliceerd in de Staatscourant.

Aanvullende bekostiging

Naast de reguliere bekostiging ontvangen schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De belangrijkste aanvullende bekostiging wordt verstrekt voor conciërges.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht de subsidiebijlage).

De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de regeling Nederlands onderwijs in het buitenland en de subsidies voor «Herstart», «Op de rails», «Basis voor presteren» («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»), Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs en subsidie aan Academische ziekenhuizen en schoolbegeleidingsdiensten voor onderwijs aan zieke leerlingen. «Herstart» helpt thuiszittende kinderen bij een nieuwe start op school. «Op de Rails» helpt leerlingen die dreigen te ontsporen om op de rails te blijven. «School aan Zet» biedt in de periode 2012–2016 een programma aan dat is gericht op de ondersteuning van schoolbesturen en scholen bij de implementatie van de beleidsprioriteiten uit de actieplannen «Basis voor Presteren» en «Leraar 2020, een krachtig beroep!». De middelen zijn daarnaast bestemd voor het project «Meer Betere Bèta’s».

Opdrachten

Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken onder andere voor «passend onderwijs», VVE en bewegingsonderwijs.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangingsfonds en het Participatiefonds vergoeden, worden gedekt uit de premieopbrengsten van schoolbesturen.

Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, onder andere voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen. Na afloop van de bestuursafspraken met de G37 wordt opnieuw bezien hoe het extra geld (€ 95 miljoen) zal worden ingezet.

De beleidsartikelen (artikel 1)

Bijdrage aan sociale fondsen

Aan het gemeentefonds worden jaarlijks middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Impuls brede scholen» en «Sport en cultuur» (combinatiefuncties).

Budgetflexibiliteit                                    Van het totale budget voor artikel 1 is in 2014 99,7% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de regelingen personele bekostiging en materiële instandhouding. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het (school)jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2014 90% juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder gym, Engels in het basisonderwijs en krimp. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2014 20% juridisch verplicht. Dit betreft onder andere projecten voor VVE en de uitvoering van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs. Voor deze projecten zijn al overeenkomsten gesloten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder passend onderwijs en de centrale eindtoets. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het Participatie- en Vervangingsfonds en het UWV. Op basis van een beheersovereenkomst worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. In de regeling besluit specifieke uitkeringen onderwijsachterstandenbeleid is voor de periode 2011–2014 vastgelegd dat gemeenten aanspraak hebben op een tegemoetkoming.

Bedragen sociale fondsen: Van het beschikbare budget in 2014 is 0% juridisch verplicht. Dit betreft een bijdrage aan VWS voor het realiseren van combinatiefuncties op basis van bestuurlijke afspraken tussen OCW, VWS en VNG. De bijdrage wordt bij VJN overgeboekt naar VWS.

De beleidsartikelen (artikel 1)

Begrote bedragen van de specifieke uitkering: Onderwijsachterstandenbeleid.

Tabel 1.6 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen in miljoen euro’s)

Nr. Toelichting                                                                                            2013               2014               2015               2016               2017               2018

1 Ontvangende partij(en)

Gemeenten die onderwijsachterstandleerlingen hebben (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente)

Korte omschrijving uitkering

Onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 (op basis van de Wet Oké). Besluit van 23.08.2010: € 261 miljoen voor alle gemeenten met onderwijsachter-standleerlingen (n.a.v. de som van de schoolge-wichten in de desbetreffende gemeente). Plus aanvulling door wijzigingsbesluit van 28.11.2011: 70 miljoen voor de G37 in 2012; vanaf 2013: € 95 miljoen.

Vindplaats regelgeving

Vindplaats regelgeving 1) Besluit van 23.08.2010

Vindplaats regelgeving 2) Besluit van 28.11.2011                           356                 356                 356                 356                 356                 356

De beleidsartikelen (artikel 3)

Artikel

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid

Indicatoren/kengetallen

  • 3. 
    VOORTGEZET ONDERWIJS

Het voortgezet onderwijs heeft de taak om voor kwalitatief goed onderwijs te zorgen. Het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.

De minister is verantwoordelijk voor een voorgezet onderwijsstelsel dat zodanig functioneert, dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren: De minister draagt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs. Dit borgt zij door aan de voortgezet onderwijsinstellingen bekostiging te verstrekken en door middel van weten regelgeving.

Stimuleren: De minister stimuleert specifieke onderwerpen die bijdragen aan de kwaliteit en toegankelijkheid door middel van het Bestuursakkoord VO-raad – OCW 2012–2015, het beschikbaar stellen van aanvullende bekostiging en via wet- en regelgeving. Tevens maakt de minister gebruik van de dialoog met scholen, ouders, leerlingen en belangenorganisaties.

Regisseren: De minister is eveneens verantwoordelijk voor het borgen van de onderwijskwaliteit van scholen. Borging van de kwaliteit verloopt (primair) via het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs. De eisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving.

Indicatoren voor het stelsel voortgezet onderwijs worden ook beschreven in Trends in Beeld 2013.

De beleidsartikelen (artikel 3)

Tabel 3.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

1 De prestaties van leerlingen en studenten gaan omhoog

  • a) 
    Gemiddelde score/eindcijfer omhoog

Gemiddeld eindcijfer (centraal examen) omhoog

(2010)

(2015)

 

0

Nederlands

     
 

VMBO gt

6,6

6,7

6,8

 

Ë HAVO

6,0

6,1

6,2

 

Ë VWO

6,1

6,2

6,3

0

Engels

     
 

VMBO gt

6,3

6,4

6,5

 

Ë HAVO

6,1

6,2

6,3

 

Ë VWO

6,4

6,5

6,6

0

Wiskunde

     
 

VMBO gt

6,1

6,2

6,3

 

Ë HAVO

6,2

6,3

6,4

 

Ë VWO

6,3

6,4

6,5

  • b) 
    Excellente leerlingen
     

Stijging van het gemiddeld eindcijfer van de 20% best

     

presterende vwo leerlingen

7,6 (2010)

7,7

7,8 (2015)

2      Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a Aandeel lessen dat gegeven wordt door gekwalificeerde docenten                                                                                                                  83,5% (2011)                            84%                85% (2016)

3      Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd: verantwoording en toezicht op de prestaties van scholen

a Percentage opbrengstgerichte scholen

In het vo naar minstens 50% in 2015                                                     25% (2011/12)                                                    50% (2015)

90% (2018)

4      Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

a Percentage leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek                                                                                  23% (2012)          Niet benoemd                30% (2015)

Tabel 3.2 Kengetallen (aantallen/bedragen x 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

1.

Totaal aantal ingeschreven leerlingen1.

             
 

Nader te verdelen in:

937.200

947.700

956.700

962.600

961.400

952.600

939.300

 

Vmbo, excl. lwoo (excl. «groen

             
 

onderwijs»)

314.500

318.400

319.700

318.700

313.900

305.600

296.200

 

Lwoo, (excl. «groen onderwijs»)

89.800

90.800

91.500

91.500

90.800

89.500

88.100

 

Havo

244.600

249.700

253.100

257.400

259.800

260.300

259.400

 

Vwo

253.000

254.200

256.600

259.300

261.600

262.600

261.900

 

Pro

27.300

27.900

28.200

28.100

27.500

26.500

25.400

 

Vavo

8.000

7.700

7.600

7.600

7.800

8.100

8.300

2.

Uitgaven per

             
 

leerling (x €)

7.669

7.630

7.606

7.173

7.090

7.106

7.126

3.

Totaal aantal scholen

646

648

650

650

650

650

650

4.

Gemiddeld aantal leerlingen per school

1.451

1.463

1.472

1.481

1.479

1.466

1.445

1 Op de teldatum. Ten behoeve van de nadere verdeling in de diverse schoolsoorten zijn de leerlingen uit de brugklassen toebedeeld. Bron: DUO

Toelichting:

De uitgaven van OCW per onderwijsdeelnemer in het voortgezet onderwijs (regel 2) zijn berekend door het totaal van de uitgaven van ieder jaar (bijvoorbeeld T) te delen door het aantal leerlingen per 1 oktober van ieder jaar daarvoor (in dit voorbeeld T-1). Ingaande 2015 dalen de uitgaven per leerling aanzienlijk. De belangrijkste oorzaak hiervoor is het

De beleidsartikelen (artikel 3)

afschaffen van het gratis lesmateriaal (€ 300,- per leerling). Als rekening wordt gehouden met het feit, dat hier sprake is van een verschuiving van de financiering door OCW naar de ouders (dus geen nadeel voor de scholen), is de daling ingaande 2015 aanmerkelijk kleiner.

Beleidswijzigingen                                  In het Begrotingsakkoord 2013 is een extra financiële impuls overeenge- komen gericht op professionalisering van schoolleiders, met name voor deskundigheidsontwikkeling en leiderschapsversterking. Hiertoe is op 31 december 2012 de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs aangepast. De middelen, die al voor professionalisering aan de prestatiebox in het voortgezet onderwijs waren toegevoegd in 2013 tot en met 2015, zijn verhoogd met € 18 miljoen. Het gaat voor de hele sector voortgezet onderwijs om een bedrag van € 148 miljoen in 2013, € 150 miljoen in 2014 en € 151 miljoen in 2015.

Daarnaast is in deze begroting rekening gehouden met de subsidietaakstelling.

De beleidsartikelen (artikel 3)

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 3.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

Waarvan garantieverplichtingen

7.296.426 7.250.595

122.352           73.207

7.229.225 6.885.697 6.846.120 6.852.987 6.809.449

Totale uitgaven

Waarvan juridisch verplicht (%)

Bekostiging

Hoofdbekostiging

Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum

Bekostiging Caribisch Nederland

Prestatiebox

Regeling prestatiebox voortgezet onderwijs

Aanvullende bekostiging

Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het vo Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2, incl. borgingscohort vmbo-mbo2 Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs) Regeling leerplusarrangement, nieuwkomers en eerste opvang vreemdelingen

Regeling regionaal zorgbudget en reboundvoorzieningen1 Regeling visueel gehandicapten Regeling doorontwikkeling vmbo/pro Regeling bekostiging kenniscentra voor leerwerktrajecten vmbo

Subsidies

Stichting Kennisnet (basissubsidie)

po, vo, bve

ICT-projecten

Beter presteren (Scholen aan Zet en

Platform Beta en Techniek)

Onderwijs Bewijs

Regionale verwijzingscommissies vo1

Overige projecten

Opdrachten

In- en uitbesteding

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

ZBO: College voor Examens SLOA: onderwijs ondersteunende instellingen po/vo/bve (incl. examens)

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

ECML en PISA

7.131.701 7.177.388

6.975.759

6.628.540

6.615.573

12.967

110.049

110.049 237.170

47.043

7.027.419

6.645.293

6.630.501

14.792

148.000

148.000 234.126

47.893

82.962

65.106

856

856

7.229.225      6.885.697      6.846.120      6.852.987      6.809.449

99,92%

7.099.360      6.774.114      6.736.462      6.747.157      6.703.411

6.722.595      6.469.777      6.583.125      6.593.820      6.550.074

6.709.788      6.456.952      6.570.916      6.581.598      6.537.852

12.807           12.825           12.209           12.222           12.222

150.000         151.000                     0                     0                     0

86.205

62.077

294

294

150.000 226.765

48.180

151.000 153.337

0 153.337

0 153.337

82.205

82.205

82.205

52.412

206

206

49.681

216

216

49.746

216

216

82.205

48.946

216

216

0 153.337

 

27.181

27.366

24.498

0

0

0

0

3.760

3.741

2.961

2.211

2.211

2.211

2.211

82.205

 

72.527 1.292 2.159

66.885 1.206

0

66.885 1.206

0

66.885 1.206

0

66.885 1.206

0

66.885 1.206

0

66.885 1.206

0

246

830

830

830

830

830

830

53.661

55.385

47.862

33.478

33.037

30.031

30.239

20.500 1.530

19.500 1.100

17.552 800

12.052

0

12.049

0

12.000

0

12.000

0

0 4.641

190 3.092

3.221 1.663

3.493 1.269

5.500 561

5.500

0

5.500

0

6.985 20.005

6.985 24.518

6.985 17.641

6.985 9.679

6.985 7.942

6.985 5.546

6.985 5.754

602

602

374

374

374

374

374

374

374

374

374

374

374

374

31.428

31.428

27.988

27.988

25.673

25.673

24.496

24.496

22.947

22.947

22.925

22.925

22.925

22.925

69.395

4.289

65.928

3.851

55.750

3.338

53.019

3.338

53.084

3.338

52.284

3.338

52.284

3.338

48.946

216

216

Ontvangsten

4.322

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

zie Hoofdlijnenbrief lwoo en pro (Kamerstuk 30 079, nr. 39)

0

0

0

0

De beleidsartikelen (artikel 3)

Toelichting op de instrumenten             Bekostiging

Personele en materiële bekostiging

Het voortgezet onderwijs kent een lumpsumbekostiging voor de reguliere uitgaven. De schoolbesturen ontvangen van de rijksoverheid een bedrag voor de personele en materiële kosten. Hiermee worden de schoolbesturen in staat gesteld om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en te voorzien in de kosten van de materiële instandhouding van scholen.

Voor leerlingen met een indicatie voor het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) of praktijkonderwijs (pro) ontvangen scholen extra ondersteuningsbekostiging bovenop de reguliere bekostiging. Het pro is een vorm van voortgezet onderwijs die leerlingen voorbereidt op de arbeidsmarkt en is bedoeld voor leerlingen die naar verwachting géén vmbo-diploma kunnen halen. Voor de leerlingen pro zijn de volgende ondersteuningsmiddelen beschikbaar:

 

Tabel 3.4 Zorgmiddelen pro (bedragen x € 1 miljoen)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Praktijkonderwijs

118

116

114

112

110

110

Lwoo is bedoeld voor leerlingen die extra begeleiding behoeven in één van de leerwegen van het vmbo, opdat ze wel hun vmbo-diploma halen. Voor de extra begeleiding zijn de volgende ondersteuningsmiddelen beschikbaar:

 

Tabel 3.5 Begeleidingsmiddelen lwoo (bedragen x € 1 miljoen)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Lwoo

412

418

424

427

427

427

Deze ondersteuningsmiddelen zijn vanaf 1 januari 2014 landelijk gebudgetteerd. Dat betekent, dat indien het aantal lwoo- en pro-leerlingen op de teldatum van 1 oktober 2013 stijgt waardoor het budget voor 2014 wordt overschreden, de ondersteuningsbekostiging per leerling wordt verlaagd. Het lwoo en pro worden in het schooljaar 2015–2016 geïntegreerd in het passend onderwijs.

Prestatiebox

Voor het realiseren van de bestuurlijke afspraken uit het eerdergenoemde bestuursakkoord VO-raad – OCW 2012–2015 en de ambities uit de actieplannen «Beter Presteren» en «Leraar 2020, een krachtig beroep», ontvangen schoolbesturen tot en met 2015 jaarlijks extra middelen via de prestatiebox in het voortgezet onderwijs. Het betreft de onderstaande landelijke speerpunten:

  • 1) 
    Leerlingen behalen goede prestaties op de kernvakken en worden breed gevormd.
  • 2) 
    Scholen werken systematisch aan het maximaliseren van de prestaties van de leerlingen.
  • 3) 
    Alle leraren werken opbrengstgericht en stemmen het onderwijs af op verschillen in de klas.
  • 4) 
    Scholen hebben een ambitieuze leercultuur, waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund.

De beleidsartikelen (artikel 3)

  • 5) 
    Leraren en schoolleiders voldoen aan de geldende bekwaamheidseisen en werken systematisch aan hun bekwaamheidsonderhoud. Het budget voor de prestatiebox betreft ruim 2% van de totale bekostiging voor het voortgezet onderwijs.

Aanvullende bekostiging

De meest omvangrijke aanvullende regelingen zijn:

  • 1) 
    de regeling «leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen» en;
  • 2) 
    de regeling «regionaal zorgbudget en reboundvoorzieningen».

De regeling «leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen» bestaat uit 3 onderdelen:

– Leerplusarrangement: scholen komen bij een bepaald percentage leerlingen uit achterstandswijken in aanmerking voor aanvullende bekostiging van het Leerplusarrangement.

– Nieuwkomers: de aanvullende bekostiging is bestemd voor leerlingen die op enige teldatum korter dan een jaar, dan wel één tot twee jaar in Nederland zijn en die vreemdeling zijn volgens de Vreemdelingenwet 2000.

– Eerste opvang vreemdelingen: de aanvullende bekostiging is bestemd voor vreemdelingen die op twee peildata als daadwerkelijk schoolgaand staan ingeschreven en die op beide peildata korter dan één jaar in Nederland verblijven.

Op basis van de regeling «regionaal zorgbudget en reboundvoorzie-ningen» ontvangen samenwerkingsverbanden VO (swv’s) een regionaal zorgbudget voor niet-geïndiceerde leerlingen die toch extra ondersteuning nodig hebben. Daarnaast ontvangen de swv’s reboundmiddelen bestemd voor de tijdelijke herplaatsing van leerlingen.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies). De belangrijkste hiervan zijn de subsidies voor Stichting Kennisnet, voor het programma «School aan Zet» en voor het stimuleringsprogramma van Platform Bèta en Techniek. Stichting Kennisnet ondersteunt onderwijsinstellingen bij het benutten van ICT. Daartoe beheert zij een centrale instelling- en sectoroverstijgende ICT-infrastructuur. Die bestaat bijvoorbeeld uit voorzieningen en standaarden waarmee scholen gericht digitaal leermateriaal kunnen vinden en authenticatievoorzieningen voor leraren en leerlingen. «School aan Zet» is een programma dat besturen en scholen in het voortgezet onderwijs begeleidt bij het formuleren en realiseren van de eigen ambities op de eerdergenoemde door OCW en de VO-raad vastgestelde beleidsprioriteiten. Daarnaast wordt met het stimuleringsprogramma 2012–2015 van het Platform Bèta en Techniek verder geïnvesteerd in het vergroten van de aandacht voor bètatechniek in onder andere het voortgezet onderwijs. Onderdeel hiervan is het «Techniekpact», dat in 2013 is gestart. Het doel van het techniekpact is om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector te verbeteren via een betere samenwerking tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven (publiek-private samenwerking) en daarmee het tekort aan technisch personeel terug te dringen.

De beleidsartikelen (artikel 3)

Overige projecten

Onder deze post vallen voor het onderwijs belangrijke projecten, zoals de kosten voor vernieuwing beroepsgerichte programma’s, professionalisering schoolleiders, hoogbegaafdheid en excellentie, sociale veiligheid, Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl (SBGL), enzovoorts.

Opdrachten

Onder deze post vallen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdragen aan RWT’s en ZBO’s

ZBO: College voor Examens

Het College voor Examens (CvE) zorgt voor uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de centrale examens in het reguliere voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, de volwasseneneducatie, de staatsexamens voor het voortgezet onderwijs en voor Nederlands als tweede taal (NT2). Het CvE is verantwoordelijk voor de invoering van de digitale examens en de verwachte diagnostische tussentijdse toets. Daarnaast is het CvE regievoerder over de examenketen. In die hoedanigheid heeft zij de taak om namens de overheid de kwaliteit van al deze examens te waarborgen en te zorgen voor een vlekkeloze (digitale) afname.

SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Het wetsvoorstel houdende wijziging van de Wet SLOA voorziet in de wettelijk te subsidiëren taken voor Cito en SLO. Ze ontvangen samen circa € 47,4 miljoen voor toets- en leerplanontwikkeling (incl. diagnostische tussentijdse toets) en normering.

De middelen voor praktijkgericht onderwijsonderzoek die tot nu toe aan de Landelijke Pedagogische Centra werden verstrekt, worden vanaf 2014 – op basis van het daartoe gesloten convenant – aan het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek verstrekt en zijn overgeboekt naar beleidsterrein 6 en 7 Hoger Onderwijs. Voor 2014 gaat het om een bedrag van € 7,1 miljoen.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Onder deze post vallen bijdragen aan de internationale organisaties European Centre for Modern Lanquages (ECML) en Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) ten behoeve van PISA. Het (ECML) is een mede door Nederland opgericht Europees expertisecentrum voor het talenonderwijs. Nederlandse sleutelfiguren op dit terrein nemen in workshops en via publicaties kennis van de ontwikkelingen daar. Met de deelname aan het PISA project houdt OCW bij hoe de prestaties van 15-jarigen zich ontwikkelen op het gebied van wiskunde,

De beleidsartikelen (artikel 3)

lezen en «science». Als zodanig is PISA een toetssteen voor het succes van innovaties en de kennisinfrastructuur.

Budgetflexibiliteit                                    Van het totale budget voor artikel 3 is in 2014 99,92% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de wet voor voortgezet onderwijs, onderliggende besluiten en uitvoeringsregelingen. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2014 90% juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsterreinen van het kabinet, waaronder Techniekpact. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2014 ruim 85% juridisch verplicht. Dit betreft met name het project excellente scholen. Voor dit project is al een overeenkomst gesloten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht, bijvoorbeeld voor communicatie over wetswijzigingen. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan baten/lastendienst: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het College voor Examens en de onderwijs ondersteunende instellingen (SLOA). Op basis van overeenkomsten worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.

Bijdragen aan internationale organisaties: Van het beschikbare budget in 2014 is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan de eerdergenoemde internationale organisaties.

De beleidsartikelen (artikel 4)

Artikel

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid

  • 4. 
    BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Deelnemers worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

De minister is verantwoordelijk voor een middelbaar onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele deelnemers en bij de behoeftes van de maatschappij. De bve-sector omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het middelbaar beroepsonderwijs is een belangrijke leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een belangrijke schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.

Financieren: De minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar onderwijs door lumpsum bekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies, en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, prestatieafspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

De hoofdlijnen van het beleid voor het mbo in deze kabinetsperiode zijn uitgewerkt in het actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015».

De beleidsartikelen (artikel 4)

Indicatoren/kengetallen

Tabel 4.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

 

Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

(2008)

 

(2015)

Niveau 1: 66%

 

Niveau 1: 70%

Niveau 2: 62%

 

Niveau 2: 70%

Niveau 3: 63%

 

Niveau 3: 70%

Niveau 4: 65%

 

Niveau 4: 70%

Totaal: 64%

Totaal 68%

Totaal: 70%

1 De prestaties van leerlingen en studenten gaan omhoog

  • c) 
    Studiesucces mbo: percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd: verantwoording en toezicht op de prestaties van scholen

  • b) 
    Prestatieafspraken over het terugdringen van voortijdig schoolverlaten                                                                                                    41.800 (2009)                         30.000             25.000 (2016)

4 Aansluiting van het onderwijs op de behoeft van de arbeidsmarkt

  • b) 
    Aandeel mbo gediplomeerden beta-techniek

28% (2011)

29%

30% (2016)

Tabel 4.2 Kengetallen

Indicator

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 
  • 1. 
    Aantal deelnemers mbo (excl. «groen onderwijs»)

474.825

472.983

474.558

478.392

482.317

484.508

bol

338.058

347.067

356.088

365.071

373.525

376.667

bbl

132.083

121.983

114.854

109.904

105.533

104.642

dt-bol

4.683

3.933

3.617

3.417

3.258

3.200

Bron: OCW-Referentieraming 2012

           
  • 2. 
    Gewogen gemiddelde onderwijsuitgaven per
           

mbo-deelnemer (x € 1.000)

7,6

7,7

7,7

7,7

7,6

7,6

Bron: Lumpsum budget/specifieke regelingen en gewogen bekostigingsdeelnemers mbo

Beleidswijzigingen

De ombuiging «Minder opleidingen en macrodoelmatigheid» is vorm gegeven door een generieke korting op het macrobudget. Deze generieke korting kan door mbo-instellingen worden opgevangen door een aantal maatregelen die zorgen voor een efficiënter onderwijsproces. De herziening van de kwalificatiestructuur maakt het onderwijs beter organiseerbaar. Het wetsvoorstel macrodoelmatigheid, vraagt van mbo-instellingen het opleidingenaanbod af te stemmen met collega mbo-instellingen. Het Investeringsfonds, dat in het Techniekpact is aangekondigd, stimuleert publiek-private samenwerking onder de voorwaarde van een doelmatig aanbod. Tot slot maakt een themaon-derzoek van de Inspectie de opbrengsten van kleine opleidingen inzichtelijk. Het kabinet heeft ervoor gekozen de ombuigingsoptie «minder opleidingen» uit de heroverweging productiviteit onderwijs (2010) voor minder dan de helft op te nemen in het Regeerakkoord. Aan de ombuiging uit de heroverweging productiviteit ligt ten grondslag een maximum aantal deelnemers per opleiding niet meer te bekostigen. Met deze toelichting wordt voldaan aan de toezegging aan het kamerlid Van Meenen (D66) om de onderbouwing van de ombuiging nader uiteen te zetten.

De wettelijke taken van de kenniscentra worden daar waar mogelijk ondergebracht bij de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en mbo-instellingen. Met de uitvoering van deze maatregel zal het kabinet een bezuiniging realiseren van € 40 miljoen in 2015 en structureel € 80

De beleidsartikelen (artikel 4)

miljoen vanaf 2016 (incl. groen onderwijs). Het wetsvoorstel heroriëntatie taken kenniscentra is in voorbereiding.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

 

Tabel 4.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)

2012

2013 2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen 3.824.455

Waarvan garantieverplichtingen 193.020

3.596.922 3.837.743

19.630

3.745.923

3.758.045

3.772.905

3.764.235

Totale uitgaven

Waarvan juridisch verplicht (%)1

Bekostiging

  • • 
    Hoofdbekostiging

Bekostiging roc’s/overige regelingen Bekostiging kbb’s Bekostiging Caribisch Nederland Bekostiging vavo Prestatiebox

Taal en Rekenen Investeringsfonds mbo (Techniekpact) VSV Aanvullende bekostiging

Schoolmaatschappelijk werk in het mbo

Versterken centrale en uniforme toetsing RMC’s

Plusvoorzieningen overbelaste jongeren en wijkscholen Programmagelden regio’s Convenanten met RMC-regio’s Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo 2 Leerlinggebonden financiering (LGF)

Taal en Rekenen School-ex 2.0 Stagebox

Subsidies

waarvan:

Subsidieregeling praktijkleren Actieplan Laaggeletterdheid Pilots laaggeletterdheid Sectorplan mbo-hbo techniek Netwerkscholen Loopbaanorientatie Overige projecten

Opdrachten

In- en uitbesteding

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

Bijdragen aan (inter)nationale2 organisaties/ medeoverheden

Caribisch Nederland

 

3.501.845

3.491.782

3.802.465

99,5%

3.808.068

3.736.804

3.747.813

3.764.235

3.315.750

3.350.957

3.443.105

3.478.383

3.416.238

3.437.479

3.462.571

3.038.359

3.109.893

3.131.286

3.232.979

3.164.134

3.185.375

3.217.167

2.934.984

2.938.714

2.961.834

3.101.844

3.072.489

3.093.812

3.125.799

100.356

107.981

106.241

67.918

28.413

28.327

28.132

3.019

4.845

4.858

4.864

4.879

4.883

4.883

-

58.353

58.353

58.353

58.353

58.353

58.353

3.755

4.100

65.600

118.200

118.200

118.200

118.200

-

-

-

52.600

52.600

52.600

52.600

-

25.000

25.000

25.000

25.000

25.000

3.755

4.100

40.600

40.600

40.600

40.600

40.600

273.636

236.964

246.219

127.204

133.904

133.904

127.204

14.042

14.017

14.017

14.017

14.017

14.017

14.017

 

1.584

1.584

13.612

13.612

13.612

13.612

13.612

31.885

31.925

31.925

31.925

31.925

31.925

31.925

30.450

30.400

30.400

30.400

30.400

30.400

30.400

-

19.700

19.450

19.150

25.850

25.850

19.150

60.372

12.100

17.100

17.100

17.100

17.100

17.100

1.428

2.322

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

45.012

53.615

53.615

53.963

58.801

52.600

-

-

-

-

-

12.500

12.500

-

-

-

-

34.900

-

-

-

-

-

-

34.575

37.597

247.020

231.080

226.150

222.670

220.426

0

0

209.000

209.000

209.000

209.000

209.000

4.000

4.000

4.000

4.000

2.000

2.000

2.000

2.949

5.000

5.000

2.500

0

0

0

400

400

3.065

735

0

0

0

3.000

3.000

3.500

0

0

0

0

3.760

3.000

1.300

1.300

1.300

1.300

1.300

20.466

22.197

21.155

13.545

13.850

10.370

8.126

6.441

6.131

4.287

4.287

4.287

4.287

4.287

6.441

6.131

4.287

4.287

4.287

4.287

4.287

18.584

18.365

17.657

17.181

15.191

15.178

15.178

18.584

18.365

17.657

17.181

15.191

15.178

15.178

6.167

16.655

31.780

18.521

16.322

9.583

3.157

6.167

16.655

31.780

18.521

16.322

9.583

3.157

Bijdragen aan begrotingsfondsen/sociale fondsen

111.604

53.353

53.353

53.353

53.353

53.353

53.353

De beleidsartikelen (artikel 4)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Participatiebudget

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s – College voor Examens Wet SLOA

111.604

53.353

53.353

53.353

53.353

53.353

53.353

 

8.724

8.724

5.263

5.263

5.263

5.263

5.263

363

363

363

363

363

363

363

8.361

8.361

4.900

4.900

4.900

4.900

4.900

Ontvangsten

14.920

1  «De resterende middelen zijn grotendeels bestuurlijk gebonden».

2  «Dit is inclusief verbetermiddelen Caribisch Nederland. Zie overzicht rijksuitgaven Caribisch Nederland van het BES-fonds»

Toelichting op de instrumenten

Hoofdbekostiging

Bekostiging roc’s

Het wetsvoorstel dat zich richt op het doelmatiger inrichten van mbo-opleidingen en de modernisering van de mbo-bekostiging is aangenomen in de Eerste Kamer. In dit wetsvoorstel zijn een aantal maatregelen uit het actieplan mbo nader uitgewerkt. Het gaat om de maatregelen «verkorten en intensiveren van mbo-opleidingen», «afschaffen drempelloze instroom mbo-2» en «de herinrichting van mbo-1 opleidingen in entreeopleidingen». De nadere uitwerking van de bekostigingsvoorwaarden en verdeelmaatstaven wordt vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB). Het is de bedoeling dat de bekostiging voor het eerst geschiedt volgens de nieuwe systematiek in het jaar 2015; dat wil zeggen dat de rijksbijdrage voor dat jaar voor het eerst volgens de nieuwe bekostingsregels wordt berekend.

De huidige rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen, is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). In het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan deze lumpsum wordt berekend. De middelen worden over de instellingen verdeeld op basis van het aantal studenten (80%) en het aantal diploma’s (20%). Bij de weging van de studenten wordt onderscheid gemaakt tussen bol, bbl en deeltijd-bol studenten. Het budget voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten is bedoeld voor studenten die extra begeleiding nodig hebben om hun studie succesvol af te ronden. Deze middelen worden verdeeld op basis van het aantal studenten op de niveaus 1 en 2.

Bekostiging kbb’s

De 16 kenniscentra (excl. groen onderwijs) ontvangen middelen voor de uitvoer van hun wettelijke taken, waarmee ze bijdragen aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur. Tevens werven en accrediteren de kenniscentra leerbedrijven, zorgen ze voor voldoende praktijkplaatsen en bevorderen ze de kwaliteit van de praktijkplaatsen. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de (wettelijke) werkzaamheden van de kenniscentra.

Bekostiging Caribisch Nederland

In Caribisch Nederland wordt op alle drie de eilanden middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aangeboden. Op de bovenwindse eilanden worden alleen een beperkt aantal opleidingen op niveau 1 en 2 aangeboden. Aan Bonaire zijn op de verschillende mbo-niveaus (1–4) in totaal ruim 25 licenties verstrekt voor opleidingen ten behoeve van intussen meer dan 350 studenten. Deze middelen zijn bedoeld om de instellingen

0

0

0

0

0

0

De beleidsartikelen (artikel 4)

in Caribisch Nederland via lumpsumbekostiging te financieren voor de studenten die middelbaar beroepsonderwijs volgen. Sinds 2012 ontvangen de instellingen ook middelen om het beroepsonderwijs te verbeteren c.q. (op de eilanden Saba en St. Eustasius) op te starten. Deze middelen worden tot en met 2014 beschikbaar gesteld.

Bekostiging vavo

In het actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015», p. 7 en 8) is aangekondigd dat het educatie-onderdeel voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) budgetneutraal onder directe aansturing van het Rijk zal worden gebracht. Hiertoe is de Wet educatie en beroepsonderwijs gewijzigd met de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en overige educatie (Stb 2012, 450). Sinds 1 januari 2013 wordt het vavo rechtstreeks door OCW bekostigd. In 2013 en 2014 op basis van de overgangsbekostiging, omdat de benodigde bekostigingsgegevens, vanwege de t-2 systematiek, pas voor het bekostigingsjaar 2015 beschikbaar zijn. In het Uitvoeringsbesluit WEB zal de reguliere bekostiging voor het vavo nader worden uitgewerkt.

Prestatiebox

Er is een prestatiebox ingevoerd om individuele kwaliteitsafspraken met instellingen te kunnen maken. Instellingen krijgen een bijdrage uit de prestatiebox op basis van geleverde prestaties. De vsv-middelen voor mbo-instellingen zijn geoormerkt aan de prestatiebox toegevoegd.

Het Investeringsfonds, dat in het Techniekpact is aangekondigd, stimuleert publiek-private samenwerking onder de voorwaarde dat dit bijdraagt aan een doelmatige organisatie van het opleidingsaanbod in het middelbaar beroepsonderwijs. Hier is in de periode 2014–2017 25 miljoen per jaar voor beschikbaar.

In 2014 is het budget voor de prestatiebekostiging ongeveer 2% van de totale bekostiging.

Aanvullende bekostiging

Schoolmaatschappelijk werk

Voor schoolmaatschappelijk werk worden jaarlijks middelen aan het mbo-veld ter beschikking gesteld. Met deze middelen kunnen instellingen voor de studenten, die dit tijdelijk nodig hebben, snel en adequaat hulpverlening inschakelen. Hierdoor wordt het risico op uitval van deze student verkleind.

Versterken centrale en uniforme toetsing

Het beleid tot het versterken van centrale en uniforme toetsing wordt voortgezet. De centrale examinering van Nederlandse taal, rekenen en Engels wordt gefaseerd ingevoerd. De standaardisering van examens voor de beroepsgerichte examenonderdelen wordt versterkt en er wordt gewerkt aan de professionalisering van examenfunctionarissen bij de instellingen. Deze maatregelen maken deel uit van het actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015».

RMC’s

Dit is de bekostiging van de rmc-functie van 39 rmc-regio’s. De rmc-functie heeft tot taak met de niet meer kwalificatieplichtige vsv’ers uit vo en mbo contact te leggen en hen zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school

De beleidsartikelen (artikel 4)

of naar een combinatie van school en werk. De daarvoor beschikbare middelen worden over de rmc-regio’s verdeeld volgens een verdeelsleutel die is vastgelegd in het «Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten». Het bedrag voor elke rmc-regio wordt uitgekeerd aan de rmc-contactgemeente van de regio

Programmagelden regio’s/plusvoorziening

Op grond van de Regeling regionale aanpak ontvangt iedere RMC-regio subsidie voor een regionaal programma vsv met als doel het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten is een bundeling van de voormalige vsv-onderwijsprogramma’s (zoals bedoeld in de Uitvoeringsregeling bestrijding voortijdig schoolverlaten en regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) en de subsidie Plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren (zoals bedoeld in de Tijdelijke subsidieregeling plusvoorzieningen overbelaste jongeren).

Convenanten met RMC-regio’s

In het Regeerakkoord is afgesproken het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te brengen naar maximaal 25 000 in 2016. Om deze doelstelling te realiseren zijn in 2012 meerjarige prestatiegerichte convenanten afgesloten voor de periode 2012–2015. De partners van deze convenanten zijn scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsonderwijs, de contactgemeenten van de 39 RMC-regio’s (regionale meld- en coördinatiefunctie vsv) en het Rijk. Op basis van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlatenen de Regeling prestatiebox ontvangen de onderwijsinstellingen een vaste vergoeding en een (variabele) prestatiesubsidie. De variabele vergoeding wordt per jaar vastgesteld aan de hand van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters. Toekenning vindt plaats als één of meer procentuele vsv-normen is behaald.

Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo

In het schooljaar 2008–2009 zijn de eerste scholen gestart met een eerste cohort VM2. Het tweede cohort startte in schooljaar 2009–2010. Sinds het schooljaar 2010–2011 zijn er voor de deelnemende VM2 scholen zogenaamde «borgingscohorten». Het laatste borgingscohort VM2 is op 1 augustus 2013 gestart en loopt tot uiterlijk mei 2017, dan eindigt VM2. Op dit moment volgen circa 3 000 leerlingen nog een VM2 traject. Het expertisecentrum beroepsonderwijs (ecbo) voert sinds de start van VM2 de monitor uit. De monitor brengt de ontwikkeling binnen VM2 in beeld. Dat gebeurt door middel van dataverzameling en analyse en aansluitend een rapportage. De monitor moet uitwijzen wat het resultaat van het experiment met de leergang VM2 is. Het onderzoek wordt afgerond in 2013 met een samenvatting van de uitkomsten van de VM2-monitor 2008–2012.

Leerlinggebonden financiering (LGF)

Voor de ondersteuning en begeleiding van studenten met een beperking of chronische ziekte kunnen de mbo-instellingen leerlinggebonden financiering (LGF) aanvragen. Op die manier worden ook deze studenten in staat gesteld hun opleiding succesvol af te ronden. In verband met de invoering van passend onderwijs wordt LGF per 1 augustus 2014 toegevoegd aan de bekostiging voor de mbo-instellingen.

De beleidsartikelen (artikel 4)

Taal en rekenen

In het mbo worden vanaf het studiejaar 2014-2015 centrale examens Nederlandse taal en rekenen ingevoerd (Kamerstuk 31 332, nr. 19). De onderwijsinstellingen ontvangen in 2014 in het kader van de «Regeling Intensivering taal- en rekenonderwijs» geld ten behoeve van de intensivering van het taal- en rekenonderwijs. De looptijd van deze regeling wordt hiertoe verlengd.

School-ex 2.0

Mbo-instellingen (inclusief AOC’s en vakinstellingen) ontvangen vanuit het School EX 2.0 programma een vergoeding voor het voeren van ombuiggesprekken en exit-begeleidingsgesprekken in alle opleidingsniveaus. Met de ombuiggesprekken worden jongeren die zich aanmelden voor een studie met weinig arbeidsmarktperspectief, gestimuleerd een opleiding te kiezen waarbij sprake is van een gunstig perspectief. De begeleidingsgesprekken worden gevoerd met leerlingen in de laatste fase van hun opleiding. Het doel is om degenen zonder uitzicht op duurzaam werk te stimuleren verder te leren, ofwel een niveau hoger, ofwel verbredend. Daarmee verbeteren ze hun toekomstige positie op de arbeidsmarkt. Leerlingen die niet verder willen leren, worden doorverwezen naar het UWV.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).

Subsidieregeling praktijkleren

In het Regeerakkoord is het voornemen opgenomen om de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premies volksverzekeringen (Wva) op 1 januari 2014 af te schaffen en te vervangen door een subsidieregeling praktijkleren, met een budget van in totaal € 209 miljoen. De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen. De subsidie is een compensatie voor de kosten en inspanningen die een werkgever maakt voor (de begeleiding van) de deelnemer/student/ onderzoeker.

Werkgevers komen voor de begeleiding van de volgende groepen voor subsidie in aanmerking:

Deelnemers aan een mbo opleiding die de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen.

Studenten die een hbo-opleiding volgen in de techniek (inclusief landbouw en natuurlijke omgeving), bestaande uit een combinatie van leren en werken (duaal en deeltijd hbo).

Promovendi die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de KNAW of NWO.

Actieplan laaggeletterdheid

Ter ondersteuning van de aanpak van laaggeletterdheid is jaarlijks € 4 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van het Actieplan laaggeletterdheid 2012-2015 «Geletterdheid in Nederland». Activiteiten in dit kader worden door het Steunpunt Volwasseneneducatie en de Stichting Lezen & Schrijven uitgevoerd.

De beleidsartikelen (artikel 4)

Pilots laaggeletterdheid

Vanaf 2012 worden vanuit het educatiebudget middelen ter beschikking gesteld voor pilots laaggeletterdheid (Actieplan laaggeletterdheid 2012–2015 «Geletterdheid in Nederland». In dit programma Taal voor het Leven, dat wordt uitgevoerd door de Stichting Lezen & Schrijven, zullen nieuwe werkwijzen worden uitgeprobeerd, gebaseerd op ervaringen in het buitenland en op basis van wetenschappelijke inzichten, in de aanpak van laaggeletterdheid.

Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016

Dit betreft middelen voor het sectorplan mbo-techniek en het sectorplan hbo-techniek. Hiermee worden de centers of expertise in het hbo en de centra voor innovatief vakmanschap in het mbo gefinancierd. Deze centra, die met cofinanciering van bedrijven tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties in het bedrijfsleven.

Netwerkscholen

Beroepsgericht onderwijs vraagt om bedrijfsvoering die daar goed op aansluit. Om te stimuleren dat mbo-instellingen hun bedrijfsvoering verder moderniseren, loopt van 2011 tot en met 2014 het experiment De Netwerkschool. Het doel van dit experiment is een bijdrage leveren aan het terugdringen van het lerarentekort door wetenschappelijk onderzoek te doen naar methoden om de arbeidsproductiviteit in het onderwijs te verhogen op het vlak van een slimmere organisatie van het onderwijs en effectieve inzet van ict.

Overig

Hieronder vallen posten zoals internationalisering, gehandicaptenbeleid en kwaliteitsbeleid.

Opdrachten

Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken. Omdat bij deze opdrachten sprake is van een concreet eindproduct/resultaat is er sprake van uitbesteding.

Bijdrage aan agentschappen

DUO

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Hieronder vallen posten zoals het college voor examens. Het College voor Examens (CvE) is een ZBO die verantwoordelijk is voor de examens rekenen en taal in het (middelbaar) beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Bijdrage aan medeoverheden

Verbetermiddelen Caribisch Nederland

Deze middelen worden ingezet voor het verhogen van de leerprestaties van de leerlingen op alle scholen in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting.

De beleidsartikelen (artikel 4)

Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het bevorderen van voorzieningen in de regio, mede ten behoeve van de inwoners van Caribisch Nederland.

Bijdrage aan sociale fondsen

Participatiebudget

Sinds 1 januari 2009 maakt het educatiebudget onderdeel uit van het Participatiebudget, een specifieke uitkering voor gemeenten. Het bedrag is gelijk aan de bijdrage van OCW aan het Participatiebudget die gemeenten moeten besteden aan de inkoop van educatieopleidingen bij roc’s. Het educatie-onderdeel voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is sinds januari 2013 onder directe aansturing van het Rijk gebracht en wordt uitgevoerd door roc’s.

Budgetflexibiliteit                                    Van het totale budget voor artikel 4 is in 2014 99,5% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan mbo-instellingen (inclusief Caribisch Nederland) en de kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven. In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage en aanvullende bekostiging via regelingen wordt berekend.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2014 93% juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet, zoals LOB, Netwerkschool en Laaggeletterdheid. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2014 ongeveer 70% juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan baten/lastendienst: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2014 is voor 100% juridisch verplicht. Deze middelen zijn grotendeels bestemd voor de ontwikkeling van centrale examinering taal en rekenen door Cito en het College voor Examens.

Bijdrage aan medeoverheden: De middelen voor Caribisch Nederland voor 2014 zijn voor 95% verplicht. Het gaat om incidentele investeringen en voorzieningen in Caribisch Nederland die (nog) niet uit de lumpsum bekostigd kunnen worden.

Bedragen sociale fondsen: Het budget is voor 2014 100% verplicht. Het gaat om de bijdrage van OCW aan het Participatiebudget

De beleidsartikelen (artikel 4)

Begrote bedragen van de specifieke uitkering: RMC

Tabel 4.4 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen in miljoen euro’s)

Nr.

Toelichting

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Ontvangende partij(en)

Gemeenten

Korte omschrijving uitkering

Regionale meld- en coördinatiecentra voortijdig schoolverlaten. De RMC-functie heeft tot taak met de niet meer kwalificatie-plichtige dreigende vsv’ers uit VO en MBO contact te leggen en het zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school en/of werk. De daarvoor beschikbare middelen worden over de RMC- regio’s verdeeld volgens een verdeelsleutel die is vastgelegd in het «Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten». Het bedrag per regio wordt uitgekeerd aan de RMC-contactgemeente van de regio.

Vindplaats regelgeving

Artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs

31,9

31,9

31,9

31,9

31,9

31,9

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Artikel

Algemene doelstelling

6 EN 7. HOGER ONDERWIJS

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 6.1 Indicatoren

Financieren: De minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals prestatieafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren: De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder ook het accreditatiestelsel.

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

1 De prestaties van leerlingen en studenten gaan omhoog

  • c) 
    Studiesucces

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

Studenttevredenheid

 

(2011)

 

hbo: 65,7%

hbo: 66%

wo: 60,9%

wo: 61%

hbo: 65,6%

hbo: 67,6%

wo: 80,1%

wo: 81,9%

2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

  • b) 
    Docentenkwaliteit hbo: 80% van de hbo-docenten is master- of

Phd-opgeleid in 2016                                                                                         66,2% (2011)                          66,2%                 80% (2016)

4 Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

  • c) 
    Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen
 

(2012)

 

(2016)

hbo: 18%

hbo: 18%

hbo: 19%

wo: 21%

wo: 21%

wo: 22%

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Tabel 6.2 Kengetallen

(aantallen x 1.000)

2012/13

2013/14

2014/15

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

 
  • 1. 
    Ingeschreven studenten (exclusief
             

groen onderwijs)

             

Hbo voltijd bachelor

358,3

360,9

354,7

356,4

359,7

361,7

369,0

Hbo voltijd master

2,8

3,0

3,3

3,5

3,6

3,7

3,8

Hbo deeltijd bachelor

44,5

42,0

39,6

37,7

35,9

34,2

32,4

Hbo deeltijd master

8,2

7,9

7,9

7,8

7,8

7,7

7,7

Totaal hbo

413,9

413,9

405,5

405,5

407,0

407,3

413,0

Wo voltijd bachelor

147,0

150,3

146,3

146,8

146,3

149,2

152,9

Wo voltijd master

78,5

77,7

77,4

77,6

79,8

78,8

78,7

Wo deeltijd bachelor

2,9

1,7

1,5

1,4

1,3

1,2

1,2

Wo deeltijd master

3,9

2,9

2,9

2,8

2,7

2,6

2,5

Totaal wo

232,3

232,7

228,1

228,6

230,0

231,8

235,3

Bron: Referentieraming 2013

             
  • 2. 
    Gediplomeerden (exclusief groen
             

onderwijs)

             

Hbo voltijd bachelor

54,8

54,8

54,1

53,9

54,2

53,7

54,2

Hbo voltijd master

0,8

0,9

1,1

1,1

1,1

1,2

1,2

Hbo deeltijd bachelor

8,1

7,9

7,5

7,2

7,1

6,8

6,6

Hbo deeltijd master

2,5

2,4

2,4

2,4

2,4

2,4

2,4

Totaal hbo

66,2

66,1

65,2

64,6

64,8

64,1

64,4

Wo voltijd bachelor

26,3

26,9

26,2

27,0

26,0

26,2

26,4

Wo voltijd master

32,8

33,5

33,5

33,4

33,7

34,3

33,7

Wo deeltijd bachelor

0,3

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

Wo deeltijd master

0,8

0,8

0,8

0,9

0,9

0,8

0,8

Totaal wo

60,2

61,5

60,7

61,5

60,8

61,5

61,1

Bron: Referentieraming 2013

             

(bedragen x € 1.000)

 

2014

2015

2016

2017

   
  • 3. 
    Onderwijsuitgaven per student 1)
             

Hbo

 

6,4

6,4

6,4

6,4

   

Wo

 

6,6

6,6

6,5

6,6

   

(bedragen x € 1)

 

2013/14

         
  • 4. 
    Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd)
 

1 835

         

Toelichting:

  • 1. 
    De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2013 (overeenkomstig tabel 6.2, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren).
  • 2. 
    Vanwege het terugdraaien van de langstudeerdersmaatregel zijn de ontvangsten van het verhoogd collegegeld komen te vervallen. De instellingen zijn hiervoor in het Regeerakkoord Rutte II gecompenseerd. Deze middelen maken deel uit van de onderwijsuitgaven per student.

Overige indicatoren en kengetallen voor het stelsel hoger onderwijs zijn opgenomen in het Onderwijsverslag 2011–2012 en in Trends in Beeld 2013.

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Beleidswijzigingen                                  Flexibel hoger onderwijs voor werkenden

In de loop van het studiejaar 2014/2015 zal op grond van het innovatieartikel in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) aan instellingen in het hoger onderwijs experimenteerruimte worden geboden, gericht op versterking van de flexibiliteit en vraaggerichtheid van het deeltijd hoger onderwijs.

Publicatie van de AMvB voor de experimenten «Flexibel hoger onderwijs voor werkenden» die mede wordt gebaseerd op het advies van de commissie «Flexibel hoger onderwijs voor werkenden» is voorzien in de loop van 2014. Op basis van monitoring en evaluatie van de effecten van de experimenten worden besluiten genomen over structurele invoering.

Prestatieafspraken

Met de instellingen voor hoger onderwijs zijn voor de periode 2013–2016 prestatieafspraken gemaakt. In 2014 vindt een midtermreview plaats (zie het kopje prestatiebox onder bekostiging).

Verminderen overhead in het hoger onderwijs

De taakstelling «Verminderen overhead in het hoger.

onderwijs» uit het Regeerakkoord, oplopend van € 15 miljoen in 2014 tot

€ 65 miljoen structureel vanaf 2017 (inclusief groen onderwijs), is via een korting op de rijksbijdrage van de hogescholen en universiteiten (inclusief academische ziekenhuizen) gerealiseerd.

Minder opleidingen hoger onderwijs

Er wordt ingezet op een versterkt beleidsrijk traject gericht op uitvoering van prestatie- en profileringafspraken en sectorale herordening van het opleidingenaanbod. Verder wordt het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen via scherpe selectie gereduceerd. Zowel over de herordening van het opleidingenaanbod als het traject met betrekking tot de kunstopleidingen zal de Tweede Kamer naar verwachting medio 2014 worden geïnformeerd. De bezuiniging uit het Regeerakkoord van € 70 miljoen in 2016, oplopend tot € 130 miljoen structureel (inclusief groen onderwijs), is via een korting op de rijksbijdrage van de hogescholen en universiteiten gerealiseerd.

Deregulering

In de hoofdlijnenakkoorden met de Vereniging Hogescholen en VSNU zijn afspraken gemaakt over deregulering en vermindering van administratieve lasten. Om te komen tot toekomstbestendige stabiele duurzame bestuurlijke en financiële verhoudingen die recht doen aan de kernverant-woordelijkheden van de overheid, hogescholen en universiteiten zijn de volgende aspecten van belang:

  • 1) 
    ontwikkelen van criteria voor (de)regulering hoger onderwijs;
  • 2) 
    gebruiken van de criteria bij nieuwe wet- en regelgeving, herijking en aanpassingen van bestaande wet- en regelgeving in het hoger onderwijs;
  • 3) 
    maatregelen om overlap te vermijden tussen taken van de Inspectie van het Onderwijs, de NVAO en de Reviewcommissie hoger onderwijs en onderzoek.

Deze aspecten zullen in 2014 in overleg met de Vereniging Hogescholen en VSNU nader worden uitgewerkt.

Internationalisering

In 2013 is de reactie op het SER-advies over binding van internationale studenten aan Nederland naar de Tweede Kamer gestuurd. Om internationaal talent te binden en te boeien zal onder andere met alle belangheb-

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

benden een gezamenlijk, meerjarig actieplan worden opgezet met als titel «Make it in the Netherlands». In 2014 start de uitvoering van dit actieplan.

Vervallen woonplaatsvereiste in collegegeldbepaling Vanaf het studiejaar 2014/2015 is de woonplaats van de EER-student niet meer van belang voor de aanspraak op het wettelijk collegegeld. Vanaf dit studiejaar kunnen deze studenten ongeacht hun woonplaats tegen wettelijke collegegeld studeren (Kamerstuk 31 288, nr. 326). De instellingen zullen per 2014 ook voor deze studenten bekostiging ontvangen.

Open Online Onderwijs

De minister zal de Tweede Kamer in het najaar van 2013 met een beleidsbrief informeren over de ontwikkelingen rond open online hoger onderwijs. In deze brief wordt het overheidsbeleid op dit gebied voor de komende jaren neergelegd.

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

 

Tabel 6.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Hoger beroepsonderwijs (bedragen x € 1.000)

2012

2013 2014 2015 2016

2017

2018

Verplichtingen 2.630.999

Waarvan garantieverplichtingen 153.459

2.734.081 2.535.936 2.514.945 2.521.325

13.343

2.526.869

2.526.869

Totale uitgaven

Waarvan juridisch verplicht (%)

Bekostiging

  • • 
    Hoofdbekostiging
  • Onderwijsdeel hbo
  • Deel ontwerp en ontwikkeling
  • Bekostiging tweede bachelor- en mastergraden in het hbo
  • Bekostiging experimenten open bestel
  • Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo
  • • 
    Prestatiebox
  • Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering1

Subsidies

  • Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen2
  • Regeling stimulering Bèta/techniek
  • Studiekeuze-informatie hoger onderwijs3
  • Overig

Opdrachten

  • Uitbesteding

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

  • NWO (Praktijkgericht onderzoek hbo)2

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

  • Stichting Studiekeuze1233

Bijdragen aan agentschappen

  • Dienst Uitvoering Onderwijs
 

2.543.058

2.577.117

2.576.472

99,9%

2.537.066

2.513.873

2.521.327

2.526.869

2.491.890

2.534.548

2.532.952

2.495.834

2.478.284

2.485.801

2.491.343

2.439.659

2.375.429

2.364.346

2.322.021

2.296.644

2.296.413

2.294.215

2.358.218

2.297.796

2.289.266

2.252.189

2.227.148

2.226.972

2.226.258

68.605

68.693

68.596

68.348

68.012

67.957

67.957

1.303

2.000

         

10.611

5.456

5.000

       

922

1.484

1.484

1.484

1.484

1.484

 

52.231

159.119

168.606

173.813

181.640

189.388

197.128

52.231

159.119

168.606

173.813

181.640

189.388

197.128

30.425

23.663

2.958

4.368

202

152

152

22.267

19.967

2.000

4.000

     

2.455

2.475

         

5.703

1.221

958

368

202

152

152

353

100

100

100

100

100

100

353

100

100

100

100

100

100

0

0

22.550

19.899

19.899

19.899

19.899

   

22.550

19.899

19.899

19.899

19.899

0

0

2.280

2.160

2.160

2.160

2.160

   

2.280

2.160

2.160

2.160

2.160

20.390

18.806

15.632

14.705

13.228

13.215

13.215

20.390

18.806

15.632

14.705

13.228

13.215

13.215

Ontvangsten

8.646

5.981

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1  Benaming gewijzigd. In begroting 2013: «Kwaliteit en profiel».

2  Vanaf 2014 zijn de middelen voor het RAAK-programma (voormalige regeling bevordering kennisfunctie hogescholen) bij NWO.

3 Vanaf 2014 is Studiekeuze-informatie hoger onderwijs opgenomen onder «Bijdragen aan (inter)nationale organisaties» voor 2014 en volgende jaren niet opgenomen onder «Subsidies».

ingebed in de bekostiging van deze tabel en daarom

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Tabel 6.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen                                                   4.028.132 4.154.909

Waarvan garantieverplichtingen                       104.400                       0

4.000.062 3.969.527 3.971.200 3.977.926 3.978.856

Totale uitgaven

Waarvan juridisch verplicht (%)

3.984.999 4.012.750

4.033.802 3.993.428 3.968.948 3.971.339 3.979.134

99,9%

Bekostiging

  • • 
    Hoofdbekostiging
  • Onderwijsdeel wo
  • Onderzoeksdeel wo
  • Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek
  • Bekostiging tweede mastergraden in het wo
  • • 
    Prestatiebox
  • Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering1

Subsidies

  • Subsidieregeling Sirius programma
  • Subsidieregeling Libertas Noodfonds
  • Subsidieregeling Programma Akademie assistenten
  • 3TU’s samenwerking
  • Toetsing en Toetsgestuurd leren
  • Overig

Opdrachten

  • Uitbesteding

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

  • Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

  • Organisaties excl. NVAO en SKI123 (zie tabel 6.5)

3.930.849        3.962.114

3.904.174        3.842.847

1.611.971         1.535.420

1.706.967         1.707.610

581.042

3.993.873        3.963.746        3.942.639        3.945.063        3.952.768

3.866.353        3.831.684        3.803.724        3.799.314        3.800.186

1.559.507         1.531.658        1.511.949        1.509.695        1.508.984

1.705.893        1.699.717         1.691.043        1.687.978        1.687.978

595.446

600.953

600.309

600.732

601.641

603.224

 

4.194

4.371

         

26.675

119.267

127.520

132.062

138.915

145.749

152.582

26.675

119.267

127.520

132.062

138.915

145.749

152.582

26.218

22.661

14.051

5.576

2.412

3.291

3.499

11.543

10.302

7.954

2.407

     

765

745

605

265

     

957

           

6.000

3.500

1.500

       

2.426

2.260

         

4.527

5.854

3.992

2.904

2.412

3.291

3.499

1.630

1.583

1.560

1.560

1.560

1.560

1.560

1.630

1.583

1.560

1.560

1.560

1.560

1.560

3.986

3.878

3.728

3.612

3.403

3.140

3.022

3.986

3.878

3.728

3.612

3.403

3.140

3.022

22.316

22.514

20.590

18.934

18.934

18.285

18.285

22.316

22.514

20.590

18.934

18.934

18.285

18.285

Ontvangsten

114

16

16

16

16

16

16

Benaming gewijzigd. In begroting 2013: «Kwaliteit en profiel».

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Tabel 6.5 Middelen organisaties1 (bedragen x € 1.000)

2014

2015

2016

2017

2018

United Nations University (UNU)

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC)

Platform Bèta Techniek (PBT)

Stichting Handicap en Studie

Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF

Stichting Studiekeuze123 (SKI123)

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)

Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

 

875

875

875

875

875

1 586

1 586

1 586

1 586

1 586

14 767

13 287

13 287

13 287

13 287

1.284

287

0

0

0

480

455

455

455

455

2 375

2 250

2 250

2 250

2 250

2 280

2 160

2 160

2 160

2 160

242

229

229

229

229

242

229

229

229

229

3.728

3.612

3.403

3.140

3.022

1 In deze tabel zijn de subsidieontvangers vermeld en de bedragen waarop de subsidies ten hoogste kunnen worden vastgesteld. Voor zover geen andere juridische grondslag van toepassing is, vormt deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht voor de subsidieverlening aan deze subsidieontvangers.

Toelichting op de instrumenten

Bekostiging

De bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek bestaat uit de hoofdbekostiging en de middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering (prestatiebox). De experimenten open bestel hbo en postinitiële masteropleidingen hbo worden afzonderlijk bekostigd.

Hoofdbekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs en onderzoek. De rijksbijdrage wordt jaarlijks via een verdeelsleutel aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum-bekostiging.

De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.

Onderwijsdeel hbo en wo

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage voor onderwijs. De rijksbijdrage is met name gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • a. 
    een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),
  • b. 
    een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en
  • c. 
    een onderwijsopslag als percentage.

Per 2014 vervalt de subsidieregeling tweede graden hbo en wo en wordt via wet- en regelgeving geregeld dat studenten voor een tweede studie het wettelijk collegegeld verschuldigd zijn, indien deze gestart is tijdens een eerste studie en ononderbroken gevolgd wordt. De instellingen ontvangen gezamenlijk met ingang van 1 januari 2014 € 10 miljoen per jaar voor het verzorgen van deze tweede studies. Hiervoor zijn de onderwijsdelen hbo en wo structureel verhoogd.

Deel Ontwerp en ontwikkeling hbo en Onderzoeksdeel wo Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage voor ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • a. 
    een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden,
  • b. 
    een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerpcertificaten,
  • c. 
    een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en toponderzoeksscho-len, en
  • d. 
    een voorziening onderzoek in percentages.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De bekostiging bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Prestatiebox: Onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering hbo en wo Voor de periode 2013–2016 ontvangen hogescholen en universiteiten prestatiebekostiging op basis van individuele prestatieafspraken (zie ook de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap »Kwaliteit in verscheidenheid» en de Hoofdlijnenakkoorden OCW-Vereniging Hogescholen en OCW-VSNU). In het Besluit Experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs is bepaald hoe de omvang van de prestatiebekostiging per instelling wordt vastgesteld. Het budget voor de prestatiebekostiging bedraagt in totaal ongeveer 7% van de onderwijsbekostiging. Hiervan is 5% bestemd voor onderwijskwaliteit en studiesucces (voorwaardelijke financiering) en 2% voor profilering (selectief budget). De afspraken zijn gemaakt op basis van concrete indicatoren. Bij het niet behalen van de overeengekomen prestatieafspraken kan de instelling in de periode in 2017 – 2020 (deels) gekort worden op het budget voor onderwijskwaliteit en studiesucces. In 2014 vindt een midtermreview plaats.

De Wet Kwaliteit in Verscheidenheid hoger onderwijs biedt instellingen de ruimte die zij nodig hebben bij het realiseren van de doelen in hun prestatieafspraken.

Bekostiging experimenten open bestel hbo

De middelen worden ingezet voor de bekostiging van experimenten open bestel. Doel van de experimenten open bestel is om kennis op te doen over de effecten van het toelaten tot de publieke financiering van andere dan de huidige bekostigde aanbieders in het hoger onderwijs, en over de voorwaarden waaronder in het publiek bekostigde stelsel ruimte kan worden gemaakt voor deze aanbieders. De evaluatie van de experimenten wordt uiterlijk in 2015 afgerond.

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo De middelen zijn beschikbaar voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Subsidies

Subsidieregeling stimulering Bèta/techniek (hbo)

Hiermee worden drie Centres of Expertise (CoE’s) hbo gefinancierd, naast de zeventien CoE’s die gefinancierd worden uit de middelen voor profilering. De CoE’s, die met cofinanciering van bedrijven en instellingen tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties. Uitgangpunt hierbij is 25% financiering uit het werkveld, 25% van onderwijsinstellingen en 50% profileringsbekostiging.

Subsidieregeling Sirius programma (ho)

Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop excellentie in het hoger onderwijs gerealiseerd kan worden is in 2009, 2010 en 2011 aan verschillende meerjarige projecten een subsidie toegekend. De projecten worden uitgevoerd in de periode 2008–2014.

Subsidieregeling Libertas Noodfonds (ho)

Het Libertas Noodfonds is er voor studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren, omdat vanwege politieke redenen hen het studeren onmogelijk wordt gemaakt of zij daarin ernstig worden belemmerd. Op dit moment zijn er geen landen aangewezen wiens ingezetenen een beroep kunnen doen op het Libertas Noodfonds. De geraamde middelen hebben betrekking op de afwikkeling van eerder toegekende financiële steun aan studenten uit Zimbabwe en Wit-Rusland (deze landen waren eerder aangewezen).

3TU’s samenwerking (wo)

De middelen (het betreft hier middelen uit het voormalig Fonds Economische Structuurversterking) zijn beschikbaar voor het onderzoek in vijf centres of excellence (onderzoeksprogramma’s met leerstoelen en masterprogramma’s).

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn, alsmede om toekenningen die gedurende de uitvoeringsjaren op ad hoc basis worden toegekend.

Opdrachten

Uitbesteding (hbo en wo)

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek.

Bijdragen aan agentschappen

DUO

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor deze begrotingsartikelen.

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Bijdragen ZBO’s / RWT’s

Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatie organisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken. De daling van het budget is het gevolg van taakstellingen op de apparaatskosten van ZBO’s door de kabinetten Rutte I en II.

NWO (praktijkgericht onderzoek hbo)

Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo; het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen). Om te zorgen dat de functie van deze onderzoeksgeldstroom wordt geborgd binnen het Nederlandse kennissysteem heeft het ministerie van OCW met de werkgevers, andere partners van de Stichting Innovatie Alliantie (SIA) en met NWO een convenant ondertekend waarin is vastgelegd dat de middelen voor het RAAK-programma vanaf 2014 worden ingebed via de bekostiging bij NWO.

Vanaf 2014 wordt extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek. In 2014 komt een eerste tranche van € 3 miljoen structureel per jaar beschikbaar. Deze extra middelen zijn afkomstig uit de middelen die in het Regeerakkoord Rutte II beschikbaar zijn gesteld voor onderzoek en worden toegevoegd aan de middelen voor praktijkgericht onderzoek bij NWO.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Organisaties als bedoeld in tabel 6.5 (met uitzondering van de NVAO) Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij hogescholen en andere subsidieontvangers (bv. als gevolg van eindafrekeningen van toegekende subsidies).

Budgetflexibiliteit artikel 6                      Van het totale budget voor artikel 6 is in 2014 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Voor de bekostiging van de experimenten open bestel en postinitiële masteropleidingen hbo liggen afzonderlijke regelingen ten grondslag.

De beleidsartikelen (artikel 6 en 7)

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2014 72% juridisch verplicht. Dit deel betreft met name de financiering van de drie Centres of Expertise die door het Platform Bèta Techniek zijn toegekend.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan NWO voor praktijkgericht onderzoek hbo. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de Stichting Studie-keuze123. Met deze middelen wordt gefaciliteerd dat aanstaande studenten via onder andere een website beschikken over deugdelijke vergelijkingsinformatie over de opleidingsmogelijkheden in het hoger onderwijs, en de bijbehorende beroepsprofielen en arbeidsmarktperspectieven. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Budgetflexibiliteit artikel 7                      Van het totale budget voor artikel 7 is in 2014 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebe-kostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2014 90% juridisch verplicht. Dit deel betreft met name de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregelingen Sirius Programma, Libertas Noodfonds en de 3TU’s samenwerking.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de NVAO. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan United Nations University (UNU), Europees Universitair Instituut Florence (EUI), Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC), Stichting Handicap en Studie, Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

De beleidsartikelen (artikel 8)

Artikel

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid

Indicatoren/kengetallen Beleidswijzigingen

  • 8. 
    INTERNATIONAAL BELEID

Algemene doelstelling: bevorderen van internationale samenwerking en uitwisseling ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van onderwijs, cultuur en wetenschap en ter verdere ontwikkeling van internationale competenties van lerenden, docenten, kunstenaars en wetenschappers.

Stimuleren: Bij het uitvoeren van die algemene doelstelling ligt de nadruk op het zoveel mogelijk stimuleren en ondersteunen van instellingen en burgers om zich op een internationale omgeving te oriënteren. Daartoe zorgt de minister vanuit haar stelselverantwoordelijkheid voor de benodigde internationaal-bestuurlijke randvoorwaarden, bijvoorbeeld door afspraken over wederzijdse beroepserkenning, kwaliteitszorg en grensverkeer en door de uitwisseling van best practices. De minister opereert hierbij binnen multilaterale kaders als de Europese Unie, OESO en de Unesco en andere – vaak daarbij aangesloten – organisaties, alsmede via bilaterale contacten, verdragen, Memorandums of Understanding, etc. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van stimuleringsmaatregelen in de vorm van fondsen en beurzen en worden faciliterende en uitvoerende instanties gefinancierd, zoals het Europees Platform, Neth-ER en het Duitsland Instituut Amsterdam. De bevordering van internationale samenwerking is ondersteunend aan de beleidsdoelstellingen van OCW. De voorgenomen activiteiten zijn dan ook voor een belangrijk deel opgenomen in de betreffende beleidsartikelen.

Indicatoren voor internationaal beleid worden beschreven in Kerncijfers 2008–2012.

Subsidietaakstelling

De beschikbare bedragen voor internationale samenwerking OCW-breed zijn in 2014 op onderdelen verlaagd, onder meer in het kader van de subsidietaakstelling. De gevolgen van de subsidietaakstelling worden toegelicht in de beleidsagenda en het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk.

De beleidsartikelen (artikel 8)

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

 

Tabel 8.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 (bedragen x € 1.000)

2012 2013 2014

2015

2016

2017

2018

HGIS-deel 2014

Verplichtingen 7.312 9.500 11.652

Waarvan garantieverplichtingen

9.982

10.608

11.118

11.118

575

Totale uitgaven

Waarvan juridisch verplicht

Programma-uitgaven

Subsidies

Subsidieregelingen

Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) Frans-Nederlandse academie (FNA) Netherlands house for Education and Research (Neth-ER)

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur

Overige incidentele subsidies

 

6.215

17.048

13.421

90,5%

11.280

6.215

17.048

13.421

11.280

1.345

1.606

1.608

1.088

1.345

1.606

1.608

1.088

732

842

774

724

114

 

20

 

450

49

450

314

450

364

364

11.108

11.108

971

971

607

364

11.118

11.118

971

971

607

364

11.118

11.118

971

971

607

364

1.045

1.045

364

364

364

Opdrachten                                                            283                373                290                280                236                257                257

– Beleidsonderzoek en benchmarking                                     143                200                100                100                100                100                100

– Incidentele Internationale activiteiten                                           140                173                190                180                136                157                157

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

– OCW-vertegenwoordiging in het buitenland – Europees Platform – Nederlandse Taalunie – Europa College Brugge – Unesco – OESO CERI – Fulbright Center – DCICC (voorheen SICA)

Cultural Contact Point – Stichting Ons Erfdeel – Nationaal Agentschap

Leven Lang Leren

(EU-programma) – Programma’s Agentschap

NL (inclusief uitvoeringskosten) – Incidentele

EU-programma’s en activiteiten

14.087

1.748

1.162

20

14.569

1.748

1.185

50

11.073

9.462

9.451

1.762

585

50

1.762

50

1.762

50

9.440

1.762

50

9.440

 

1.777

2.135

141

135

124

113

113

5.410

5.456

4.560

3.560

3.560

3.560

3.560

3.124

3.186

3.186

3.186

3.186

3.186

3.186

30

30

30

30

30

30

30

40

20

20

20

20

20

20

73

76

76

76

76

76

76

408

408

388

368

368

368

368

90

90

90

90

90

90

90

205

185

185

185

185

185

185

1.762

50

231

141

90

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

– Vlaams-Nederlandshuis DeBuren (Hoofdstuk V BuZa)

500

500

500

500

450

450

450

450

450

450

450

450

450

450

450

450

Ontvangsten

41

99

99

99

99

99

99

De beleidsartikelen (artikel 8)

Toelichting op de instrumenten             Subsidies

Duitsland Instituut Amsterdam

Het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) genereert en verspreidt kennis in Nederland over het veranderende Duitsland op het raakvlak van onderwijs, wetenschap en maatschappij. Het doet dat onder meer met behulp van wetenschappelijk onderzoek, onderwijsprojecten en voorlichtingsactiviteiten (cofinanciering met Universiteit van Amsterdam en Deutsche Akademische Austausch Dienst (DAAD)). Het DIA is voor 2014 een taakstelling opgelegd van € 50.000. Daarnaast ontvangt het DIA in 2013, 2014 en 2015 een bedrag van € 116.500 per jaar voor de uitvoering van een pilotprogramma studiemobiliteit. Dit programma moet de samenwerking stimuleren tussen Nederlandse en Duitse instellingen van hoger onderwijs, alsook de mobiliteit van Nederlandse studenten naar Duitsland vergroten. Ook hier is sprake van cofinanciering van Duitse zijde (50/50).

Frans-Nederlandse Academie

De financiering van de Frans-Nederlandse Academie is stopgezet. De middelen in 2014 zijn beschikbaar voor afbouw van de financiering. Over het beëindigen van deze subsidie is reeds eerder besloten en maakt dus geen deel uit van de subsidietaakstelling.

NethER

Neth-ER is opgericht in 2006 door acht Nederlandse veldorganisaties werkzaam op de gebieden onderzoek, onderwijs en innovatie (onder andere TNO, KNAW, VSNU, MBO-Raad, NWO, Europees Platform). Hun gezamenlijke doel is om de Nederlandse participatie aan de Europese programma’s te vergroten. Momenteel vindt een evaluatie plaats van de werkzaamheden van Neth-ER, op basis waarvan een nader besluit zal worden genomen over eventuele continuering van deze subsidie na 2014.

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen ter bevordering van de samenwerking op het gebied van cultuur. Bijvoorbeeld voor de ondersteuning van de activiteiten van de

Speciaal Gezant voor Geletterdheid bij de UNESCO voor de periode

2013–2016.

Opdrachten

Beleidsonderzoek en benchmarking

Dit betreft middelen ten behoeve van beleidsonderzoek, onder meer naar de effectiviteit van internationalisering en ten behoeve van benchmarking in het kader van de relevante internationale organisaties.

Incidentele internationale activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen ter bevordering van de samenwerking, welke bij het opstellen van de begroting niet zijn te voorzien.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

OCW-vertegenwoordiging

Dit betreft de kosten van een gedetacheerde medewerker bij de PV

Unesco in Parijs, die uit de HGIS-middelen wordt gefinancierd.

De beleidsartikelen (artikel 8)

Europees Platform

Het Europees Platform ondersteunt de internationalisering in het primair en voortgezet onderwijs met kennis en kleine financiële bijdrages voor onder meer expertiseontwikkeling en mobiliteit van onderwijzend personeel, vroegtijdig vreemdetalenonderwijs, tweetalig onderwijs en de internationale uitwisseling.

Nederlandse Taalunie

De Nederlandse Taalunie is de verdragsorganisatie waarin Nederland, Vlaanderen en Suriname samenwerken op het gebied van het Nederlands. Ze ondersteunt het leren van de Nederlandse taal in het buitenland, bewaakt de kwaliteit daarvan en houdt zomercursussen voor buitenlanders die Nederlands doceren of willen blijven spreken.

Europa College Brugge

Europa College te Brugge is een postuniversitaire opleiding voor onderzoek naar Europese eenwording, gefinancierd door EU en

EU-Lidstaten.

Unesco

Dit betreft de deelname aan diverse projecten in het kader van de Unesco.

OESO CERI

OESO CERI betreft de deelname aan diverse onderwijsprojecten en -onderzoeken in het kader van het Centre for Educational Research and Innovation (CERI), onderdeel van de OESO.

Fulbright Center

Het Fulbright Center verzorgt mobiliteitsprogramma’s voor het hoger onderwijs via beurzen voor uitwisseling met de Verenigde Staten (met bijdragen van de Amerikaanse regering).

Cultural Contact Point

Het Cultural Contact Point geeft advies over de subsidieregelingen van het EU-cultuurprogramma en biedt begeleiding bij het doen van een aanvraag. Het is een uitvoerend orgaan ten behoeve van het EU-Cultuurprogramma en ondergebracht bij het Dutch Centre for International Cultural Cooperation (DCICC), voorheen bij de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA).

Stichting Ons Erfdeel

De Vlaams-Nederlandse vereniging Ons Erfdeel wil de cultuur van

Vlaanderen en Nederland in het buitenland bekend maken en de culturele samenwerking tussen de Nederlandssprekenden bevorderen, onder meer met behulp van het tijdschrift Ons erfdeel en het Jaarboek The Low

Countries.

Nationaal Agentschap Leven Lang Leren

Het Agentschap is belast met het beheer en de uitvoering in Nederland van EU mobiliteitsprogramma’s.

Agentschap NL

Agentschap NL verricht uitvoerende taken, vooral waar het gaat om internationalisering van het (beroeps-)onderwijs op het scheidsvlak tussen onderwijs en bedrijfsleven. In het kader van de eerdergenoemde subsidietaakstelling wordt deze post nu afgebouwd en na 2014 niet meer gecontinueerd.

De beleidsartikelen (artikel 8)

Incidentele EU-programma’s en activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen in het kader van de EU en deelname aan EU-programma’s, welke bij het opstellen van de begroting niet zijn te voorzien.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Vlaams-Nederlands Huis De Buren

Het Vlaams-Nederlands Huis De Buren is in 2004 opgericht door de Nederlandse en Vlaamse regering als een culturele organisatie en als ruimte voor debat en reflectie (subsidiëring vindt plaats via begrotingshoofdstuk V (Buitenlandse Zaken)).

Budgetflexibiliteit

Internationale uitgaven OCW-breed

Van het totale budget voor artikel 8 voor het jaar 2014 is 90,5% wettelijk dan wel juridisch verplicht.

Subsidies: Van het beschikbare budget voor het jaar 2014 is 78,9% juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die meerjarig zijn verplicht. Het betreft hier bijvoorbeeld de subsidies aan het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) en het Netherlands house for Education and Research (Neth-ER). Het resterende deel van het budget is bestuurlijk gebonden, het betreft HGIS-gelden bestemd voor incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Ten laste van het beschikbare budget zijn ten tijde van het opstellen van de begroting voor het jaar 2014 nog geen verplichtingen aangegaan. Van het beschikbare budget is € 0,1 miljoen bestemd voor beleidsonderzoek en benchmarking en € 0,19 miljoen bestemd voor (het ondersteunen van) internationale activiteiten. Voor de uitgaven worden jaarlijks verplichtingen aangegaan.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Van het budget voor jaar 2014 is 94,08% wettelijk dan wel juridisch verplicht. Dit betreft de (internationale) verplichtingen die voorafgaand aan het jaar worden verplicht. Het betreft hier bijvoorbeeld De Nederlandse Taalunie, het Europees Platform, Europa College Brugge, OESO CERI, het Fulbright Center etc. Het niet verplichte deel betreft beleidsmatig gebonden gelden, waarvoor in het jaar 2014 verplichtingen zullen worden aangegaan.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken: Het budget voor jaar 2014 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de OCW-bijdrage aan het VlaamsNederlands huis DeBuren, waarvoor het ministerie van Buitenlandse Zaken mede namens OCW een meerjarige verplichting is aangegaan.

Het vergroten van internationale mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking tussen instellingen dient ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van de onderwijs-, cultuur- en wetenschapsbeoefening in Nederland én ter versterking van de Nederlandse positie op die terreinen in de wereld. Het is een doelstelling die nauw verweven is met de specifieke beleidsdoelstellingen op elk der onderscheiden terreinen. De daarbij behorende internationale uitgaven zijn dan ook grotendeels ondergebracht bij de onderscheiden beleidsartikelen in de begroting. Het hier geboden overzicht betreft een samenvattend overzicht van de totale internationale uitgaven van OCW per beleidsartikel (tabel 8.2), met daaraan gekoppeld een overzicht van de onderdelen van die uitgaven, die deel uit maken van de zogenoemde Homogene Groep Internationale

De beleidsartikelen (artikel 8)

Samenwerking (HGIS), gecoördineerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken (tabel 8.3).

 

Tabel 8.2 Internationale uitgaven OCW (x € 1.000)

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Primair onderwijs (artikel 1)

Voortgezet onderwijs (artikel 3)

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

(artikel 4)

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

Internationaal beleid (artikel 8)

Studiefinanciering (artikel 11)

Kunsten (artikel 14)

Cultureel erfgoed (artikel 14)

Media (artikel 14 en 15)

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

 

20.992

21.345

12.295

11.545

11.545

11.545

11.545

4.631

4.058

3.381

3.085

2.429

2.659

3.109

1.217

1.251

820

340

340

340

340

3.453

3.453

3.155

3.155

3.155

2.858

2.858

74.813

72.830

64.968

64.088

63.823

59.769

59.769

16.215

17.048

13.421

11.280

11.108

11.118

11.118

63.775

65.000

65.000

65.000

65.000

65.000

65.000

18.017

12.813

11.764

11.712

11.664

11.963

11.963

2.578

2.506

2.506

2.506

2.506

2.722

2.722

49.891

1.831

1.831

1.831

1.831

1.831

1.831

99.359

87.887

88.803

87.803

87.803

86.303

85.053

Totaal

354.941

290.022

267.944

262.345

261.204

256.108

255.308

Toelichting:

De uitgaven in de tabel zijn – waar nodig en relevant – toegelicht bij de betreffende beleidsartikelen.

Voor artikel 11 geldt dat de uitgaven voor internationale studiefinanciering niet afzonderlijk worden geraamd, maar meelopen in de uitgavenramingen, zoals opgenomen bij artikel 11.80 (Studiefinanciering; waarborgen van de algemene financiële toegankelijkheid van het onderwijs voor de studerenden). De gegeven bedragen zijn indicatief.

Tabel 8.3 Homogene groep internationale samenwerking (x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

Internationaal beleid (artikel 8)

Kunsten (artikel 14)

Cultureel erfgoed (artikel 14)

Letteren (artikel 14)

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

 

3.453

3.453

3.155

3.155

3.155

2.858

2.858

58.254

58.369

53.667

53.667

53.667

48.964

48.964

779

1.037

1.045

1.039

1.028

1.017

1.017

5.765

4.872

3.872

3.872

3.872

4.171

4.171

395

395

395

395

395

395

395

506

299

299

299

299

   

685

706

454

454

454

454

454

Totaal

69.837

69.131

62.887

62.881

62.870

57.859

57.859

Toelichting:

De uitgaven op de Homogene Groep Internationale Samenwerking maken deel uit van de uitgaven opgenomen in tabel 8.2 «Internationale uitgaven OCW». Ook deze uitgaven zijn op onderdelen verlaagd als gevolg van aanpassingen in het kader van het Bruto Nationaal Product (BNP) en van een taakstelling op de HGIS-middelen, die door het ministerie van Buitenlandse Zaken is uitgevoerd.

De beleidsartikelen (artikel 9)

Artikel

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid

Indicatoren/kengetallen Beleidswijzigingen

  • 9. 
    ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

De kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers.

De minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen/studenten en bij de behoefte van de maatschappij. De leraar en de schoolleider zijn daarbij cruciaal.

Regisseren: De minister draagt verantwoordelijkheid voor het borgen van de onderwijskwaliteit van scholen. Om deze verantwoordelijkheid waar te maken levert zij een bijdrage aan het zorgen voor voldoende docenten van voldoende kwaliteit. Zij doet dat door wetten en regels uit te vaardigen voor goed bestuur, door een dialoog te voeren met en toezicht te houden op belanghebbenden, en zo nodig actief regie te voeren.

Stimuleren: De minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van directe stimuleringsmaatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van de kwaliteit en professionaliteit van docenten en het bijdragen aan een aantrekkelijk beroep. Dit door middel van het in 2007 uitgebrachte actieplan «LeerKracht van Nederland» en het in mei 2011 uitgebrachte actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep»! en de op basis daarvan met belanghebbenden afgesloten convenanten en bestuursakkoorden.

Financieren: De minister draagt bij aan het lerarenbeleid op scholen door het financieren van de onderwijssectoren voor een betere beloning van docenten en van projecten op het gebied van arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. Dit via aanvullende bekostiging, subsidies en opdrachten.

Indicatoren voor het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid worden beschreven in Trends in Beeld 2013.

Lerarenagenda

Vóór 5 oktober 2013 brengt de minister, conform haar toezegging aan de

Tweede Kamer, de lerarenagenda voor de komende jaren uit. In deze agenda worden ruimte en middelen voor scholing, de kwaliteit van de opleidingen, peer review en modernisering van de arbeidsvoorwaarden belangrijke pijlers, om zo bij te dragen aan de verbeterprocessen in de scholen.

Subsidietaakstelling

De gevolgen van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek voor artikel 9 worden toegelicht in de beleidsagenda en het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk.

De beleidsartikelen (artikel 9)

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 9.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (bedragen x 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Verplichtingen

328.100

384.810

386.420

399.240

525.500

580.545

449.385

Totale uitgaven

257.651

384.810

386.420

399.240

525.500

580.545

449.385

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

94,3%

       

Bekostiging

128.385

170.197

171.220

179.698

299.823

418.486

287.681

  • • 
    Hoofdbekostiging

0

10.696

6.934

15.687

14.952

130.115

- 690

– Beloning LeerKracht lumpsum

             

po/vo/bve

0

10.696

6.934

15.687

14.952

130.115

  • 690
  • • 
    Prestatiebox

21.640

33.700

37.240

37.240

158.100

158.100

158.100

– Professionalisering po/vo/bve

21.640

33.700

37.240

37.240

158.100

158.100

158.100

  • • 
    Aanvullende bekostiging

106.745

125.801

127.046

126.771

126.771

130.271

130.271

– Functiemix VO Randstadre-

             

gio’s

52.339

61.256

61.256

61.256

61.256

61.256

61.256

– Salarismix MBO Randstadre-

             

gio’s

34.888

41.067

41.067

41.067

41.067

41.067

41.067

– Tegemoetkoming kosten

             

opleidingsscholen

14.030

17.980

20.000

20.000

20.000

23.500

23.500

– G.O.- en vakbondsfaciliteiten

             

po

5.488

5.498

4.723

4.448

4.448

4.448

4.448

Subsidies

110.228

195.995

197.236

201.685

207.946

144.333

143.978

Lerarenbeurs/zij-instroom

74.980

107.300

107.800

107.800

112.100

108.100

108.100

– Impuls lerarentekorten vo en

             

wetenschap en techniek pabo

0

15.000

20.000

30.000

35.000

0

0

– Versterking samenwerking

             

lerarenopleidingen en scholen

0

20.500

20.500

20.500

20.500

0

0

– Verankering academische

             

opleidingsschool

2.450

2.920

2.710

2.640

1.590

0

0

– InnovatieImpuls Onderwijs

4.885

5.100

3.000

0

0

0

0

Arbeidsmarkt-/

             

kennisactiviteiten po

2.230

2.230

2.230

2.014

2.014

2.014

2.014

Onderwijscoöperatie

2.900

2.930

2.935

2.935

2.935

2.935

2.935

– Open Universiteit (LOOK)

6.370

3.930

1.937

0

0

0

0

– Promotiebeurs voor leraren

2.282

8.391

9.500

10.000

11.500

12.000

9.500

– Projecten professionalisering

1.269

4.684

4.825

4.825

4.825

4.825

4.825

– Projecten regionale arbeids-

             

marktproblematiek

571

6.000

6.000

6.000

6.000

5.400

5.400

– Caribisch Nederland

2.097

2.097

2.097

2.097

0

0

0

– Overige projecten

10.194

14.913

13.702

12.874

11.482

9.059

11.204

Opdrachten

3.520

3.864

3.840

3.840

3.840

3.840

3.840

– Onderzoek, ramingen en

             

communicatie

3.520

3.864

3.840

3.840

3.840

3.840

3.840

Bijdragen aan agentschappen

7.585

6.807

6.177

6.070

5.944

5.939

5.939

– Dienst Uitvoering Onderwijs

7.585

6.807

6.177

6.070

5.944

5.939

5.939

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

7.933

7.947

7.947

7.947

7.947

7.947

7.947

– Stichting Vervangingsfonds/

             

Bedrijfs-gezondheid

7.933

7.947

7.947

7.947

7.947

7.947

7.947

Ontvangsten

7.335

0

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Toelichting op de instrumenten

Hoofdbekostiging

Beloning LeerKracht lumpsum

De investeringen in beloning van het onderwijspersoneel, ter verbetering van de arbeidsmarktpositie, voorvloeiend uit de convenanten LeerKracht van Nederland worden doorgezet. In totaal is in 2014 € 611 miljoen aan

De beleidsartikelen (artikel 9)

beloningsmaatregelen beschikbaar dat aan de lumpsum van de instellingen voor po, vo, mbo en ho wordt toegevoegd. Dit bedrag is naar de onderwijssectoren overgeboekt (respectievelijk artikel 1 voor po, artikel 3 voor vo, artikel 4 voor mbo en artikel 6 voor ho).

Prestatiebox

Professionalisering po, vo en mbo

Voor de verdere verbetering van de professionele kwaliteit van leraren en schoolleiders in het po, vo en mbo worden tot en met 2015 jaarlijks extra middelen ter beschikking gesteld. Hierover zijn afspraken gemaakt in de met de sectorraden afgesloten Bestuursakkoorden. De middelen voor po (in 2014 € 70,1 miljoen) en vo (in 2014 € 42 miljoen) zijn naar de sectoren overgeboekt en opgenomen in de prestatieboxen van die sectoren. De middelen voor het mbo (in 2014 € 33,7 miljoen, dit is exclusief de middelen voor het groen onderwijs) worden via een afzonderlijke subsidieregeling aan de sector ter beschikking gesteld.

Aanvullende bekostiging

Functiemix vo/Salarismix mbo Randstadregio’s

In de sectoren vo en mbo zijn aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen afspraken gemaakt over de versterking van de functie-/salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.

Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

Om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en het afnemend veld te verbeteren zijn 55 opleidingsscholen (samenwerkingsverbanden van één of meer lerarenopleidingen met één of meer scholen voor po, vo en mbo) erkend. Zij ontvangen jaarlijks bekostiging om gezamenlijk leraren op de werkplek op te leiden.

G.O.- en vakbondsfaciliteiten po

Het bedrag voor de G.O.- en vakbondsfaciliteiten wordt, via de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs (SFSVO), aan de scholen voor po beschikbaar gesteld voor de vergoeding van de kosten van vervanging van onderwijspersoneel, dat buitengewoon verlof is verleend voor deelname aan georganiseerd overleg en voor het verrichten van overige vakbondswerkzaamheden. De faciliteiten voor de sector po zullen op termijn, gelijk aan die voor de overige sectoren, worden opgenomen in de lumpsum van de instellingen.

Subsidies

Lerarenbeurs/zij-instroom

De lerarenbeurs – voor zowel opleidingskosten als de vervangingskosten tijdens het studieverlof – wordt ingezet voor geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen ter verkrijging van hogere kwalificaties voor leraren in het po, vo, mbo en hbo. Voor 2014 worden aanvullende maatregelen voorbereid om de beurs te stimuleren. In 2014 is minimaal € 34 miljoen beschikbaar voor nieuwe beurzen, waarmee aan ruim 4.500 leraren een beurs kan worden toegekend.

De beleidsartikelen (artikel 9)

De zij-instroom voorziet in een subsidie voor de opleiding en begeleiding van onbevoegde zij-instromers in het po, vo en mbo. Het reguliere budget in 2014 bedraagt € 8 miljoen, waarmee voor 400 personen een zij-instroomtraject bekostigd kan worden.

Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

Het betreft de inzet van maatregelen ten aanzien van de middelen van

€ 100 miljoen voor de periode 2013 tot en met 2016 uit het Regeerakkoord

(zie voor nadere uitwerking Kamerstuk 27 923 nr. 151). De maatregelen zijn gericht op twee afzonderlijke thema’s:

  • 1. 
    Het sneller herkennen van bètatalent op de basisschool (beter borgen wetenschap en techniek in kennisbasis/curriculum primair onderwijs en pabo’s);
  • 2. 
    Het vergroten van het aantal universitair opgeleide leraren in het voortgezet onderwijs, in het bijzonder leraren bètavakken en talen, om daarmee het voorspelde lerarentekort af te wenden (educatieve minor, trajecten voor zij-instromers, Eerst de Klas en versterken verbinding scholen/bedrijven door stages en gastlessen).

Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen Het betreft een impulssubsidie 2013–2016 om de samenwerking te versterken tussen lerarenopleidingen en scholen in het po, vo en mbo. Het gaat daarbij om de samenwerking in het algemeen en in het bijzonder op de onderwijsthema’s: omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken, begeleiding beginnende leraren, ouderbetrokkenheid en pesten. Een betere samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen (afnemend veld) zorgt ervoor dat startende leraren effectiever zijn in de beroepspraktijk en voorkomt onnodige uitval. De subsidie staat open voor de bestaande 55 opleidingsscholen (zie hiervoor onder aanvullende bekostiging, tegemoetkoming kosten opleidingsscholen) en voor een beperkt aantal nieuwe samenwerkingsverbanden.

Verankering academische opleidingsschool

De academische opleidingsschool is een opleidingsschool die het opleiden van leraren verbindt met praktijkgericht onderzoek en schoolontwikkeling. Voor de verdere ontwikkeling en verankering van de academische opleidingsschool ontvangen 35 projecten in de periode 2012–2016 een afzonderlijke aanvullende subsidie. Na afloop hiervan is het de bedoeling deze te integreren in de aanvullende bekostigingsregeling «Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen».

InnovatieImpuls Onderwijs

Het doel van dit project, dat doorloopt tot eind 2014, is tweeledig: het implementeren van innovatieve maatregelen in de schoolorganisatie zowel po als vo, gericht op verhoging van de arbeidsproductiviteit en het meten van de effecten van deze maatregelen op de arbeidsproductiviteit. Onderdeel van de IIO zijn de IIO-experimenten, waarbinnen vijf door scholen zelf ontwikkelde innovatieconcepten op ruim 150 scholen door het hele land worden uitgevoerd, waarvan ongeveer een derde in het primair onderwijs en twee derde in het voortgezet onderwijs. Bij alle experimenten ligt de nadruk op innovaties die ervoor moeten zorgen dat het onderwijs op een andere manier en met minder leraren georganiseerd kan worden, zonder dat daarbij de werkdruk van leraren toeneemt of de onderwijskwaliteit eronder lijdt.

De beleidsartikelen (artikel 9)

Arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po

Met uitzondering van de sector po zijn de sectorale arbeidsmarktmiddelen opgenomen in de lumpsum van de betreffende sectorale instellingen. Voor de sector po zal dit niet eerder geschieden dan 2015, tot die tijd worden de sectorale po-arbeidsmarktmiddelen beschikbaar gesteld aan de door de sociale partners in het po opgerichte Stichting Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs.

Onderwijscoöperatie

De onderwijscoöperatie is van start gegaan op 1 oktober 2011 en wordt gevormd door de grootste onderwijsberoepsverenigingen in Nederland. Het belangrijkste uitgangspunt voor de coöperatie is dat deze van, voor en door de leraar is. Doel is het zorgen voor een krachtige beroepsgroep, met als speerpunten de bekwaamheid van de leraar, de professionele ruimte van de leraar en een goed imago van het beroep. Om deze ambities te realiseren en te waarborgen is tussen de onderwijscoöperatie en OCW het Bestuursakkoord Beroepsgroep Leraren 2012–2015 gesloten, waarin ook afspraken zijn gemaakt over het door OCW ter beschikking stellen van financiële middelen. Onder de activiteiten van de onderwijscoöperatie vallen onder meer de herijking van de bekwaamheidseisen, het inhoudelijke beheer van het lerarenregister, Leraar 24, organiseren van pilots peer review en de organisatie van de dag van de leraar en de verkiezing van de leraren van het jaar.

Open Universiteit (LOOK)

Kernactiviteit van LOOK, Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek is het doen van beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek naar het professionaliseren van, voor en door leraren. Leraren doen actief mee aan het onderzoek en reflecteren op onderzoek. Doel is het versterken van de beroepsgroep leraren en daarmee de kwaliteit van het onderwijs als geheel, van wetenschap tot dagelijkse praktijk. Gezien de overlap in doelstellingen en werkwijze van LOOK met het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO), en om de versnippering van middelen over de verschillende organisaties die zich bezig houden met (het uitzetten) van wetenschappelijk onderzoek te verminderen, zullen de middelen van LOOK (na aftrek van de korting in het kader van de subsidietaakstelling) gefaseerd worden overgeheveld naar het NRO. LOOK is daarmee één van de organisaties die kan meedingen naar de middelen.

Promotiebeurs voor leraren

Leraren in het po, vo, mbo en ho worden in staat gesteld om onderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. De leraren krijgen, met behoud van salaris, vier jaar lang twee dagen per week vrij om te werken aan onderzoek. De eerste tranche promotiebeurs (aanvragen 2011 tot en met 2014) beloopt in totaal een bedrag van € 35 miljoen, waarmee aan circa 250 leraren een beurs kan worden toegekend. Vanaf 2015 kan jaarlijks aan 67 leraren een beurs worden verstrekt.

Projecten professionalisering

Ten behoeve van de begeleiding/ondersteuning van de instellingen voor po, vo en mbo bij de professionalisering van hun onderwijspersoneel en de borging ervan worden aan School aan Zet en MBO Diensten subsidies verstrekt. Daarnaast zijn voor de bouw, het onderhoud en het beheer van het Leraren- en schoolleidersregister middelen beschikbaar.

De beleidsartikelen (artikel 9)

Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek Via een vraaggestuurde aanpak wordt ondersteuning geboden aan vo-schoolbesturen in regio’s die acute knelpunten ervaren of verwachten op de onderwijsarbeidsmarkt. Regionale arbeidsmarktramingen van CentErdata (2012) hebben inzichtelijk gemaakt hoe deze markt zich in het vo regionaal ontwikkelt en welke knelpunten zich voordoen. Op basis hiervan hebben de betrokken vo-besturen in de regio een plan van aanpak opgesteld met gerichte en concrete oplossingen voor de korte termijn. De voorgestelde maatregelen richten zich zowel op kwalitatieve als kwantitatieve personeelstekorten. Voorbeelden daarvan zijn het bevorderen van extra instroom en het beperken van de uitstroom uit het beroep, het bieden van voldoende stageplaatsen door schoolbesturen, het opzetten van leernetwerken voor docenten en het (leren) toepassen van digitale didactiek. Alle plannen zijn in 2012–2013 aan OCW voorgelegd en goedgekeurd, de programma’s (13 in totaal) hebben een doorlooptijd tot en met 2016.

Caribisch Nederland

Het betreft een subsidie (tot en met 2015) om ervoor te zorgen dat in Caribisch Nederland activiteiten worden ondernomen om de kwaliteit van de docenten te verhogen en dat ze uiterlijk 1 augustus 2016 aan dezelfde eisen voldoen als hun collega’s in Europees Nederland op het terrein van bevoegdheid en bekwaamheid.

Overige projecten

In de actieplannen «LeerKracht van Nederland» en «Leraar 2020 – een krachtig beroep!» is de noodzaak onderschreven dat er voldoende en goed opgeleide leraren komen en dat de professionele school, een school met een goed personeel- en opleidingsbeleid, verder ontwikkeld wordt. Daarom worden de komende jaren impulsen, experimenten, pilots en onderzoeken ondersteund naar onder andere het bereiken van nieuwe doelgroepen aan leraren, het personeel- en opleidingsbeleid bij scholen en de verlichting van werkdruk door een andere organisatie van het onderwijs. Te noemen in dit verband zijn subsidies ten behoeve van de kennisbases en -toetsen en de educatieve minor in het beroepsonderwijs. Ook worden via diverse subsidies projecten en plannen ter versterking van de kwaliteit van de lerarenopleidingen ondersteund.

Opdrachten

Onderzoek, ramingen en communicatie

Ter ondersteuning, monitoring en evaluatie van het beleid wordt expertise op het terrein van communicatie, onderzoek en het maken van ramingen aangewend. Zo wordt in het najaar van 2014 een grote conferentie georganiseerd naar aanleiding van het in juni 2014 te verschijnen eindrapport TALIS 2013.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

De beleidsartikelen (artikel 9)

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfsgezondheid

Via deze subsidie investeert OCW in het arbeidsomstandighedenbeleid, (ziekte) verzuimbeleid en re-integratiebeleid (AVR-taken) in de sector po. Voor de overige sectoren loopt dit via de lumpsumbekostiging.

Ontvangsten

De ontvangsten van € 6 miljoen betreffen voorziene door leraren terug te betalen lerarenbeurzen, dit omdat ze hun opleiding niet of niet voldoende hebben afgerond.

Budgetflexibiliteit                                    Van het totale budget voor artikel 9 is in 2014 94,3% juridisch verplicht.

Bekostiging: het beschikbare budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht op grond van gepubliceerde bekostigingsregelingen en bestemd voor betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden.

Subsidies: van het beschikbare budget is in 2014 90% juridisch verplicht. Dit betreft subsidies te verstrekken op grond van gepubliceerde subsidieregelingen en individuele subsidies die voorafgaand aan het jaar worden verleend. De overige 10% van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit ten behoeve van een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder de impuls lerarentekorten vo, wetenschap/techniek pabo en kwaliteit lerarenopleidingen. Deze worden in de loop van 2014 juridisch verplicht.

Opdrachten: van het beschikbare budget is in 2014 40% juridisch verplicht op grond van in 2013 of eerder gesloten overeenkomsten voor onderzoek, evaluatie en ramingen. Dit betreft onder andere de arbeidsmarktramingen, de loopbaanmonitor onderwijs en de innovatieimpuls onderwijs. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet op het terrein van leraren (professionalisering onderwijspersoneel en aansluiting onderwijs op behoefte arbeidsmarkt) verder te ondersteunen via onderzoek, monitoring en communicatie. Ervaringscijfers laten zien dat in de loop van het jaar dit resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht op basis van managementafspraken tussen het bestuursdepartement en de uitvoeringsorganisatie DUO voor dat jaar.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht op grond van de bestaande beheersovereenkomst tussen het ministerie van OCW en het Vervangingsfonds.

De beleidsartikelen (artikel 11)

Artikel

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid

Indicatoren/kengetallen

  • 11. 
    STUDIEFINANCIERING

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

De minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren: De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld 2013.

Tabel 11.1 Normbedragen studiefinanciering 2012 per maand in euro’s

Normbedragen ho

Normbedragen mbo/bol

 
 

Uitwonend

Thuiswonend

 

Uitwonend

Thuiswonend

Basisbeurs Aanvullende beurs Maximaal leenbedrag Collegegeldkrediet

€ 272,46 € 250,33 € 290,50 € 147,58

€ 97,85 € 229,94 € 290,50 € 147,58

Basisbeurs Aanvullende beurs Maximaal leenbedrag Collegegeldkrediet

€ 251,76

€ 336,83

€ 168,05

n.v.t.

€ 77,15

€ 316,44

€ 168,05

n.v.t.

Totaal

€ 960,87

€ 765,87

Totaal

€ 756,64

€ 561,64

peildatum 1 januari 2013

Beleidswijzigingen

In het Regeerakkoord is afgesproken om de basisbeurs voor studenten in het hoger onderwijs onder te brengen in het sociaal leenstelsel vanaf 2014/2015. Fiscale weglek wordt daarbij voorkomen. Het sociaal leenstelsel voor de masterfase wordt per 1 september 2014 ingevoerd. De basisbeurs voor de bachelorfase wordt een jaar langer behouden. Het sociaal leenstelsel voor de bachelorfase wordt per 1 september 2015 ingevoerd. Het totale maandbudget waarover een student kan beschikken blijft hetzelfde; de aanvullende beurs voor studenten met minder draagkrachtige ouders blijft bestaan en het overige deel van het normbedrag kan worden geleend. Daarnaast is de minister voornemens de terugbetaaltermijn te verlengen van 15 naar 20 jaar en is de mogelijkheid gecreëerd om voor meerjarige masteropleidingen met een maatschappelijk belang in tekortsectoren een deel van de studieschuld kwijt te schelden bij het behalen van het diploma. De toegankelijkheid van het onderwijs blijft daarmee gewaarborgd.

Tegelijk met het leenstelsel in de masterfase worden ook een aantal vereenvoudigingen in het beleid doorgevoerd. Daardoor wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de vorming van een efficiëntere overheid. Een eenvoudig stelsel is ook een voorwaarde om de afspraak uit het Regeerakkoord te realiseren om aanvullend op de eerdere besparingen binnen de rijksdienst nog eens een taakstelling op de apparaatskosten door te voeren. De vernieuwing van de ICT-systemen en bedrijfs-

De beleidsartikelen (artikel 11)

processen bij DUO draagt hieraan bij (Programma Vernieuwing Studiefinanciering).

In het Regeerakkoord is aangekondigd dat de huidige reisvoorziening wordt vervangen door een alternatief vervoersarrangement.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 11.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 11 (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1 Van de totale uitgaven heeft € 2.421 betrekking op Caribisch Nederland Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Tabel 11.3 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar Relevant en Niet-relevant (bedragen x € 1.000)

2018

 

Verplichtingen

3.807.055

4.089.572

4.231.184

4.390.805

4.103.730

4.120.071

4.120.221

Totale uitgaven1

3.807.055

4.089.572

4.231.184

4.390.805

4.103.730

4.120.071

4.120.221

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       

Inkomensoverdrachten

2.270.346

2.478.417

2.520.379

2.499.496

1.735.125

1.570.304

1.408.075

  • • 
    Basisbeurs

1.176.404

1.214.932

1.251.781

1.135.169

814.148

634.300

466.653

– Gift (R)

915.853

1.023.050

1.068.758

1.118.642

1.163.216

1.185.573

1.204.098

– Prestatiebeurs (NR)

260.551

191.881

183.023

16.527

  • 349.068
  • 551.273
  • 737.445
  • • 
    Aanvullende beurs

612.222

628.380

649.635

646.879

653.388

663.012

666.561

– Gift (R)

499.865

528.054

552.321

571.675

586.058

605.102

615.864

– Prestatiebeurs (NR)

112.357

100.327

97.315

75.204

67.329

57.910

50.698

  • • 
    Reisvoorziening

292.937

520.292

505.002

671.541

704.317

686.205

671.783

– Bijdrage aan vervoersbe-

             

drijven (R)

539.319

720.015

724.883

865.032

417.073

426.673

436.502

– Gift (R)

497.253

565.680

569.207

611.791

638.685

629.842

614.222

– Prestatiebeurs (R)

  • 743.635
  • 765.403
  • 789.088
  • 805.282
  • 351.441
  • 370.310
  • 378.942
  • • 
    Overige uitgaven

188.783

114.813

113.961

45.907

  • 436.728
  • 413.213
  • 396.922

– Overige uitgaven relevant (R)

98.457

115.040

112.446

104.954

122.222

132.263

135.881

– Overige uitgaven

             

niet-relevant (NR)

90.326

  • 227

1.515

  • 59.047
  • 558.950
  • 545.476
  • 532.803

Leningen

1.423.416

1.506.072

1.614.861

1.796.490

2.286.609

2.478.154

2.644.306

– Rentedragende lening (NR)

1.300.675

1.358.658

1.435.020

1.589.950

2.057.358

2.228.111

2.378.942

– Collegegeldkrediet (NR)

122.741

147.414

179.841

206.540

229.251

250.043

265.364

Bijdrage aan agentschappen

113.293

105.083

95.944

94.819

81.996

71.613

67.840

– Dienst Uitvoering Onderwijs

             

(R)

113.293

105.083

95.944

94.819

81.996

71.613

67.840

Ontvangsten

694.980

726.296

766.271

813.761

867.969

926.743

989.168

– Ontvangen rente en relevant

             

hoofdsom (R)

234.426

241.288

265.030

287.224

313.749

344.019

377.590

– Kortlopende vorderingen (R)

76.206

72.911

57.050

56.465

56.465

56.072

55.698

– Terugontvangen hoofdsom

             

(NR)

384.348

412.097

444.191

470.072

497.755

526.652

555.880

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

relevante uitgaven:

1.920.405

2.291.519

2.334.471

2.561.631

2.657.809

2.680.756

2.695.466

niet-relevante uitgaven:

1.886.650

1.798.053

1.896.713

1.829.174

1.445.921

1.439.315

1.424.755

relevante ontvangsten:

310.632

314.199

322.080

343.689

370.214

400.091

433.288

niet-relevante ontvangsten:

384.348

412.097

444.191

470.072

497.755

526.652

555.880

De beleidsartikelen (artikel 11)

Toelichting op de instrumenten

Toelichting:

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent relevant voor het begrotingstekort/EMU-saldo. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en rentedragende leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen.

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten in het hoger onderwijs en deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten.

Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het verwijderen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.

Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en studenten in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het instrument basisbeurs waarborgt de algemene doelstelling door het wegnemen van financiële belemmeringen voor studerenden in het ho en de bol. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.

Tabel 11.4 Totaal aantal studerenden met studiefinanciering (vanaf 2013 afgeronde raming)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Studerenden met basisbeurs

bol hbo wo

 

629.184

640.400

647.500

621.500

521.990

466.600

415.100

223.172

230.100

236.700

242.800

249.290

256.000

259.700

271.003

275.100

276.000

261.100

198.800

161.000

122.300

135.009

135.200

134.800

117.600

73.900

49.600

33.100

101.745

102.700

103.700

110.100

133.400

149.900

164.800

4.632

4.800

4.900

5.000

5.100

5.300

5.400

44.706

45.400

45.500

48.600

63.200

73.800

84.400

52.407

52.500

53.300

56.500

65.100

70.800

75.000

Alleen (nul)lening

bol hbo wo

Totaal

730.929

743.100

751.200

731.600

655.390

616.500

579.900

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

Deze gegevens geven een indicatie van het gebruik van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere

De beleidsartikelen (artikel 11)

studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering.

Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (maximale duur is verbruikt), maar nog wel recht heeft op een lening en de reisvoorziening. In de gegevens zijn de aantallen studerenden die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen opgenomen. Ter indicatie: in 2012 betrof dit circa 8.400 studenten in het ho en 550 in de bol.

De uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zogenaamde 3 uit 6-zaak in 2012 (Commissie-Nederland C-542/09) heeft ertoe geleid dat het 3 uit 6-woonplaatsvereiste niet meer gesteld wordt aan (kinderen van) migrerende werknemers. De 3 uit 6-eis houdt in dat studenten, om aanspraak te maken op meeneembare studiefinanciering, 3 van de 6 jaren voorafgaand aan inschrijving bij de buitenlandse instelling in Nederland moeten hebben gewoond.

Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het niet het streven is van de overheid dat zoveel mogelijk studerenden gebruik maken van de basisbeurs. Indien studerenden op een andere wijze hun studie kunnen financieren is de toegankelijkheid van het onderwijs ook gewaarborgd.

Tabel 11.5 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) bol omzettingen prestatiebeurs in gift ho direct gift (ho met diploma) ho omzettingen prestatiebeurs in gift

 

107.888

115.031

124.049

120.195

123.225

125.909

126.381

172.979

188.797

202.489

217.175

232.926

249.819

259.355

4.947

5.042

5.058

5.027

5.046

5.074

5.114

630.039

714.181

737.162

776.245

802.019

804.772

813.249

Totaal

915.853 1.023.050 1.068.758 1.118.642 1.163.216 1.185.573 1.204.098

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Tabel 11.6 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

bol toekenningen bol omzettingen ho toekenningen ho omzettingen

 

222.518

232.093

237.675

243.499

250.070

257.321

261.986

172.979

  • 188.797
  • 202.489
  • 234.059
  • 253.687
  • 271.176
  • 281.097

884.531

910.956

934.286

832.550

507.510

313.802

142.049

673.520

  • 762.371
  • 786.449
  • 825.463
  • 852.961
  • 851.221
  • 860.383

Totaal

260.551

191.881

183.023

16.527

349.068

551.273

737.445

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren,

De beleidsartikelen (artikel 11)

hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.

Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deze maatregel stelt studerenden in staat om aan het begin van de studie zonder al te grote financiële consequenties een betere studiekeuze te maken. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Tabel 11.7 Totaal aantal studerenden met een aanvullende beurs (vanaf 2013 afgeronde raming)

 
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

bol hbo wo

103.469 81.821 26.133

106.700 83.100 26.200

109.400 83.300 26.300

112.800 81.600 25.800

115.600 82.100 25.900

118.700 82.700 26.200

120.500 83.600 26.500

Totaal

211.423

216.000

219.000

220.200

223.600

227.600

230.600

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

Het aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. Uit de vergelijking van deze gegevens met de aantallen basisbeurs uit tabel 11.4 blijkt dat in 2014 ongeveer 34% van de studerenden met een basisbeurs een aanvullende beurs ontvangt. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.

Tabel 11.8 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) bol omzettingen prestatiebeurs in gift ho direct gift (ho met diploma) ho omzettingen prestatiebeurs in gift

 

215.324

223.289

229.847

233.716

234.373

235.181

230.675

110.902

119.188

126.109

131.949

137.246

146.588

155.100

35.026

35.789

36.252

36.289

36.843

37.450

38.192

138.613

149.787

160.112

169.721

177.596

185.883

191.897

Totaal

499.865          528.054

552.321

571.675

586.058

605.102

615.864

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

De beleidsartikelen (artikel 11)

Tabel 11.9 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

bol toekenningen bol omzettingen ho toekenningen ho omzettingen

 

145.487

150.196

153.980

157.853

161.794

166.151

168.640

110.902

  • 119.188
  • 126.109
  • 142.099
  • 149.703
  • 159.380
  • 168.083

233.066

238.365

250.394

250.775

254.690

259.094

264.360

155.293

  • 169.046
  • 180.950
  • 191.326
  • 199.452
  • 207.956
  • 214.219

Totaal

112.357

100.327

97.315

75.204

67.329

57.910

50.698

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Deze is naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend). De aanvullende beurs is vanaf 2010 met € 22 per jaar verhoogd (prijspeil 2009) conform een wetswijziging betreffende het collegegeld.

Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 11.10 Totaal aantal studenten met reisvoorziening (vanaf 2013 een afgeronde raming)

 
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal gebruikers van het reisrecht

656.510

632.600

639.800

644.000

655.200

663.900

669.600

bol

194.599

204.800

210.200

212.600

216.600

218.400

221.600

ho

461.911

427.800

429.600

431.400

438.600

445.500

448.000

Aantal RBS

18.964

19.200

19.400

19.200

19.400

19.600

19.800

bol

2.609

2.700

2.800

2.800

2.900

3.000

3.000

ho

16.355

16.500

16.600

16.400

16.500

16.600

16.800

Totaal

675.474

651.800

659.200

663.200

674.600

683.500

689.400

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).

Voltijdstudenten in het hoger onderwijs kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en één uitloopjaar. Meerderjarige deelnemers in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en drie uitloopjaren. De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor

De beleidsartikelen (artikel 11)

deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.

In het Regeerakkoord is aangekondigd dat de huidige reisvoorziening wordt vervangen door een alternatief vervoersarrangement.

Tabel 11.11 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Betaling aan vervoersbedrijven

539.319

720.015

724.883

865.032

417.073

426.673

436.502

bol prestatiebeurs

  • 200.378
  • 223.394
  • 233.848
  • 244.281
  • 115.442
  • 127.590
  • 126.973

bol omzettingen

129.672

145.803

160.829

174.372

189.882

191.842

181.160

ho prestatiebeurs

  • 543.257
  • 542.008
  • 555.240
  • 561.001
  • 236.000
  • 242.720
  • 251.969

ho omzettingen

343.873

394.095

381.947

410.604

421.274

409.678

403.898

RBS en overig

23.707

25.781

26.431

26.816

27.529

28.322

29.164

Totaal reisvoorziening

292.937

520.292

505.002

671.541

704.317

686.205

671.783

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

De toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven reisvoorziening is voor een groot deel vergelijkbaar met die op de uitgaven basisbeurs.

Leningen

De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat.

Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.

Tabel 11.12 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1.000)

 
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Rentedragende lening Omzettingen Prestatiebeurs naar RL Collegegeldkrediet

1.212.789

87.886

122.741

1.266.644

92.014

147.414

1.339.231

95.790

179.841

1.448.835 141.115 206.540

1.903.675 153.683 229.251

2.076.243 151.868 250.043

2.224.200 154.742 265.364

Totaal

1.423.416

1.506.072

1.614.861

1.796.490

2.286.609

2.478.154

2.644.306

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het begrotingstekort/EMU-saldo, zoals de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet.

Ontvangsten

Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.

De beleidsartikelen (artikel 11)

De terugbetaaltermijn wordt in het kader van het sociaal leenstelsel verlengd van 15 naar 20 jaar om de maandelijkse terugbetaallast van studieschulden te verlagen. Daarnaast kunnen debiteuren met vijf zogenoemde jokerjaren de terugbetaling aan bijzondere omstandigheden aanpassen.

Tabel 11.13 Terugbetaling studieleningen (langlopende vorderingen) (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Hoofdsom (NR)

384.348

412.097

444.191

470.072

497.755

526.652

555.880

Relevante rentedragende lening

5.522

4.277

3.182

2.367

1.761

1.310

974

Rente ontvangsten

223.817

232.054

257.223

280.541

307.961

338.952

373.109

Renteloos voorschot

5.088

4.957

4.625

4.316

4.027

3.758

3.506

Totaal ontvangsten

618.774

653.385

709.221

757.296

811.504

870.671

933.470

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is. Deze ontvangsten zijn aflopend.

 

Tabel 11.14 Kortlopende vorderingen (bedragen

x € 1.000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Achterstallig Lager Recht (ALR)

Reisvergoeding

Overig

48.074 16.944 11.188

46.958

16.944

9.008

46.958 1.519 8.573

46.958 1.348 8.159

46.958 1.348 8.159

46.958 1.348 7.766

46.958 1.348 7.392

Totaal Kortlopende vorderingen

76.206

72.911

57.050

56.465

56.465

56.072

55.698

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.

Bijdragen aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Budgetflexibilteit

Alle programmamiddelen zijn meerjarig 100% verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. DUO-uitgaven zijn niet 100% verplicht maar zijn nodig voor uitvoering van de Wet.

De beleidsartikelen (artikel 12)

Artikel

  • 12. 
    TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

Algemene doelstelling

De tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten zorgt ervoor dat (ouders van) leerlingen in het voortgezet onderwijs, deelnemers in de beroepsopleidende leerweg en studenten aan een lerarenopleiding de financiële mogelijkheden hebben om onderwijs te volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland.

Financieren: De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. Ouders zijn ervoor verantwoordelijk dat hun minderjarige kind onderwijs volgt. De overheid financiert een tegemoetkoming indien ouders, gezien hun inkomen, niet draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van hun schoolgaande minderjarige kinderen (middelbaar beroepsonderwijs) alleen te dragen. Hiermee borgt de overheid de toegankelijkheid van het onderwijs. Vanaf 18 jaar ligt de verantwoordelijkheid voor het volgen van onderwijs primair bij de leerling (voortgezet onderwijs) of student (lerarenopleiding) zelf. Hij/zij kan dan zelf in aanmerking komen voor een tegemoetkoming bestaande uit een maandelijkse basistoelage en een eventuele bijdrage in de schoolkosten.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren over onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt verwezen naar Trends in Beeld 2013.

Tabel 12.1 Normbedragen WTOS in euro’s (per maand, tenzij anders vermeld)

 

kosten

Les- of

Basistoelage

Basistoelage

 

cursusgeld

thuiswonend

uitwonend

674,41

     

332,03

1.090,00

   

74,87

 

106,20

247,59

102,52

90,83

106,20

247,59

81,98

 

106,20

247,59

109,66

90,83

106,20

247,59

48,60

 

106,20

247,59

109,66

90,83

106,20

247,59

295,12

336,00

   

198,83

224,00

   

TS 17- (onder de 18 jaar)1 mbo 17-vavo en niet bekostigd vo 17-TS 18+ (vanaf 18 jaar) vo onderbouw niet bekostigd vo onderbouw vo bovenbouw niet bekostigd vo bovenbouw vso vavo

Vo 18+ deeltijd en vavo 18+ deeltijd1 bij 540 of meer lesminuten per week tussen 270 en 540 minuten per week

Lerarenopleidingen 1

689,76

567,23

1 Bedragen per schooljaar Peidatum schooljaar 2013/2014.

Toelichting:

De normbedragen zijn gedifferentieerd naar schoolsoort en naar fase (boven- en onderbouw) op basis van kostenverschillen. Havo 4 en 5 en vwo 4, 5 en 6 worden tot de vo bovenbouw gerekend, de andere schoolsoorten in het vo tot de onderbouw.

De tegemoetkoming in les- of cursusgeld wordt alleen uitgekeerd als de scholier les- of cursusgeldplichtig is. In het bekostigd onderwijs is dit vanaf 18 jaar, in het aangewezen onderwijs is dit vanaf 16 jaar.

De beleidsartikelen (artikel 12)

Beleidswijzigingen

In het Regeerakkoord is besloten de WTOS 17- budgettair neutraal onder te brengen in het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 16–17 jaar.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 12.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 12 (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Toelichting op de instrumenten

2017

2018

 

Verplichtingen

107.389

112.114

114.872

94.344

90.349

91.706

92.880

Totale uitgaven

107.389

112.114

114.872

94.344

90.349

91.706

92.880

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       

Inkomensoverdrachten

93.324

94.669

97.372

76.980

73.113

74.455

75.628

  • • 
    TS 17-

20.866

22.800

23.378

3.912

0

0

0

– Minderjarige deelnemers bol

             

(R)

20.866

22.800

23.378

3.912

0

0

0

  • • 
    TS 18+

6.248

6.248

6.248

6.248

6.248

6.248

6.248

– Tegemoetkoming lerarenop-

             

leiding (tlo) (R)

4.833

4.833

4.833

4.833

4.833

4.833

4.833

– Deeltijd vo (R)

1.415

1.415

1.415

1.415

1.415

1.415

1.415

  • • 
    VO 18+

66.210

65.621

67.745

66.820

66.865

68.207

69.380

– Volwassenenonderwijs (vavo)

             

(R)

5.826

5.683

5.382

4.945

4.568

4.538

4.649

– Meerderjarige scholieren vo

             

(R)

54.551

54.043

56.425

55.855

56.099

57.269

58.219

– Meerderjarige scholieren vso

             

(R)

4.523

4.586

4.628

4.711

4.888

5.089

5.202

STOEB/ALR (NR)

1.310

1.310

1.310

1.310

1.310

1.310

1.310

Bijdragen aan agentschappen

14.065

17.445

17.500

17.364

17.236

17.251

17.252

– Dienst Uitvoering Onderwijs

             

(R)

14.065

17.445

17.500

17.364

17.236

17.251

17.252

Ontvangsten

4.644

4.720

4.701

3.648

3.447

3.506

3.555

– TS 17- (R)

1.110

1.213

1.244

208

0

0

0

– TS 18+ (R)

574

574

574

574

574

574

574

– VO 18+ (R)

2.960

2.933

2.883

2.866

2.873

2.932

2.981

Inkomensoverdrachten

Onderstaande aantallen geven een indicatie van het gebruik van de diverse regelingen. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de WTOS wordt benut door de groepen voor wie ze bedoeld is.

 

Tabel 12.3 Aantal gebruikers

per

regeling (vanaf 2013 afgeronde raming)

         
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal gebruikers TS 17-Aantal gebruikers TS 18+ Aantal gebruikers VO18+

 

36.032

6.331

35.758

38.700

6.300

35.400

39.600

6.300

34.900

40.500

6.300

34.800

41.500

6.300

34.900

41.700

6.300

35.600

41.200

6.300

36.200

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Bijdragen aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatie-

De beleidsartikelen (artikel 12)

voorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Budgetflexibilteit                                     Alle programmamiddelen zijn meerjarig 100% verplicht op basis van de

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. DUO-uitgaven zijn niet 100% verplicht maar zijn nodig voor uitvoering van de Wet.

De beleidsartikelen (artikel 13)

Artikel

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid kengetallen

  • 13. 
    LESGELD

Het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs.

Financieren: De minister financiert een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs, omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers. Het individu heeft echter ook profijt van scholing en betaalt daarom lesgeld.

In de Les- en cursusgeldwet is vastgelegd voor wie, wanneer en op welke wijze het lesgeld wordt vastgesteld. De hoogte van het lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. In onderstaande tabel staan de lesgeldbedragen (vastgesteld tot en met 2013/14) aangegeven.

 

Tabel 13.1 lesgeldbedrag (x € 1)

 

2012/13

2013/14

2014/15

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

lesgeld

1.065

1.090

1.090

1.090

1.090

1.090

1.090

Er zijn voor dit artikel geen beleidswijzigingen.

Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Beleidswijzigingen

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 13.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 13 (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Verplichtingen

5.670

6.987

7.012

7.389

7.375

7.392

7.403

Totale uitgaven

Waarvan juridisch verplicht (%)

Bijdragen aan agentschappen

– Dienst Uitvoering Onderwijs

5.670

5.670

5.670

6.987

6.987

6.987

7.012

100%

7.012

7.012

7.389

7.389

7.389

7.375

7.375

7.375

7.392

7.392

7.392

7.403

7.403

7.403

Ontvangsten lesgeld

221.726

219.400

247.762

243.415

250.330

256.146

259.872

Toelichting op de instrumenten

Ontvangsten

Met het vragen van lesgeld wordt door deelnemers en leerlingen van 18 jaar en ouder een bijdrage geleverd in de kosten van het onderwijs.

 

Tabel 13.3 Aantal lesgeldplichtigen (vanaf 2013 afgeronde raming)

2012 2013

2014

2015

2016

2017

2018

bol/vo 215.376 223.400

229.200

234.800

240.700

247.200

250.800

Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF

Toelichting:

Bovenstaande tabel geeft een beeld van het bereik van de regeling. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het aantal lesgeldplichtigen een afgeleide is van de demografische ontwikkelingen en de keuze van opleiding door de deelnemers/leerlingen.

De beleidsartikelen (artikel 13)

Bijdragen aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Budgetflexibilteit                                     Alle programmamiddelen zijn meerjarig 100% verplicht op basis van de

Wet les- en cursusgeld. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. DUO-uitgaven zijn niet 100% verplicht maar zijn nodig voor uitvoering van de Wet.

De beleidsartikelen (artikel 14)

Artikel

Algemene doelstelling

  • 14. 
    CULTUUR

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het erfgoed.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister heeft een wettelijke verantwoordelijkheid voor het cultuurbeleid. Dit is aanvullend op het cultuuraanbod dat zonder betrokkenheid van de overheid tot stand komt. De minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het instandhouden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen. Overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid zijn daarbij leidend.

Incatoren/kengetallen

Tabel 14.1 Indicatoren

Financieren: De minister heeft een financierende rol door het bekostigen van de basisinfrastructuur cultuur en subsidiëring van specifieke (wettelijke) programma’s en regelingen op de terreinen Erfgoed, Kunsten, Letteren en Bibliotheken.

Stimuleren: De minister heeft een stimulerende rol bij het versterken van de cultuursector door programma’s als ondernemerschap en internationaal cultuurbeleid.

Regisseren: De minister heeft een regisserende rol bij de uitvoering van en toezicht op het behoud en beheer van het erfgoed, op grond van de Monumentenwet, Archeologiewet en de Archiefwet. Toezicht op naleving van deze wetten ligt bij de Erfgoedinspectie. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is onder andere belast met de uitvoering van de Monumentenwet. Het Nationaal Archief geeft uitvoering aan de Archiefwet.

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2014

76% (2010-2011)

69% (2010-2011)

Streefwaarde (jaartal)

6 Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

  • a) 
    Eigen inkomsten

Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS

(musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal

21,5%

Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de

BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5%

75%

75%

100% (2016) 100% (2016)

  • b) 
    Aantal bezoeken

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten in de BIS (inclusief buitenland) voor 2014 Aantal bezoeken gesubsidieerde musea

2.6 miljoen

(2009)

5.7 miljoen

(2009)

2,5 miljoen 6 miljoen

Meer indicatoren rondom de doelen en functies van het cultuurstelsel worden in woord, beeld en cijfers gepresenteerd op Trends in Beeld 2013 en Cultuur in Beeld.

Beleidswijzigingen

Op 10 juni 2013 zijn twee brieven naar de Tweede Kamer verstuurd met de toekomstagenda voor cultuur en het museale stelsel.

De beleidsartikelen (artikel 14)

In de visiebrief Cultuur beweegt van 10 juni 2013 geeft het kabinet zijn toekomstvisie op het cultuurbeleid. De artistieke, maatschappelijke en economische waarden worden in deze brief belicht. De onderwerpen cultuuronderwijs, talentontwikkeling, creatieve industrie en digitalisering staan op de agenda voor het toekomstig cultuurbeleid.

De Museumbrief van 10 juni 2013 gaat in op het toekomstige beleid ten aanzien van het museale stelsel. Kernpunten zijn het stimuleren van de samenwerking tussen musea, behoud van kwaliteit en toegankelijkheid van de collectie.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 14.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen1                                                2.893.737           891.248           899.248           886.039 2.689.594           855.067           855.238

Waarvan garantieverplichtingen                     607.542           629.000           629.000           629.000           629.000           629.000           629.000

Totale uitgaven1

Waarvan juridisch verplicht (%)

890.988

718.631

720.522

90,6%

706.885

696.431

700.360

700.531

Bekostiging

Culturele basisinfrastructuur

Vierjaarlijkse instellingen

Vierjaarlijkse fondsen – Monumentenzorg – Archieven incl. Regionale

Historische Centra – Investeringen huisvesting rijksgesubsidieerde musea – Cultuureducatie met Kwaliteit – Archeologie

Subsidies

– Verbreden inzet cultuur

– Internationaal cultuurbeleid

(incl. HGIS) – Programma bibliotheekvernieuwing – Programma leesbevordering – Programma CRISP – Programma erfgoed en ruimte – Programma ondernemerschap – Specifiek cultuurbeleid – Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur 2009–2012

Opdrachten

– Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

Bijdragen aan agentschappen

– Nationaal Archief

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

– Uitvoering internationale verdragen – Uitvoering internationale contributies

699.062

561.851

395.482

166.369

94.243

23.216

578.150

463.583

329.958

133.625

81.713

22.749

606.224

455.687

323.150

132.537

83.425

24.905

592.186

455.142

323.033

132.109

83.202

24.905

599.144

454.600

323.053

131.547

83.659

24.905

605.973

450.879

320.082

130.797

83.259

24.905

605.644

450.550

320.082

130.468

83.259

24.905

 

19.473

0

279

64

10.000

41

30.245

10.000

1.962

17.375

10.000

1.562

17.218

17.500

1.262

17.368

28.000

1.562

17.368

28.000

1.562

163.064

15.216

109.348

7.005

84.501

8.809

85.601

8.437

69.240

8.151

66.545

8.151

67.045

8.151

8.585

7.972

7.260

7.323

8.775

7.971

8.471

18.147 2.930 2.445

17.942 2.850 2.375

17.942 2.850 2.612

17.942 2.850

0

17.942 2.850

0

17.942 2.850

0

17.942 2.850

0

0

1.958

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

0 58.045

4.655 35.209

3.437 29.941

3.437 37.612

3.437 20.085

0 21.631

0 21.631

57.696

29.382

3.650

0

0

0

0

0

2.354

2.354

2.354

2.354

2.354

2.354

0

2.354

2.354

2.354

2.354

2.354

2.354

28.862

28.862

25.037

25.037

23.739

23.739

23.155

23.155

22.104

22.104

21.899

21.899

21.899

21.899

0

3.742

3.704

3.589

3.589

3.589

3.589

0

2.664

2.664

2.664

2.664

2.664

2.664

0

1.028

990

875

875

875

875

De beleidsartikelen (artikel 14)

 
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

– Europese samenwerking

0

50

50

50

50

50

50

Ontvangsten

17.072

5.597

1.561

780

494

494

494

1 Stand Jaarverantwoording (2012) is exclusief RCE.

Toelichting op de instrumenten             Bekostiging

Culturele basisinfrastructuur

De culturele basisinfrastructuur wordt voor een periode van vier jaar bekostigd. Het nieuwe cultuurstelsel voor de periode 2013–2016 is beschreven in de brief besluiten over de culturele basisinfrastructuur van 18 september 2012.

De culturele basisinfrastructuur bestaat uit vierjaarlijkse instellingen op het gebied van de podiumkunsten (toneel, dans, opera en orkesten), de beeldende kunsten, film, musea, letteren en bibliotheken, architectuur, vormgeving, nieuwe media, cultuureducatie en een aantal bovensectorale instellingen. Daarnaast zijn er de cultuurfondsen die sectoraal zijn georganiseerd. De cultuurfondsen spelen een belangrijke rol in het cultuurstelsel. Door middel van flexibele en kortlopende subsidieregelingen kunnen zij de dynamiek en vernieuwing in de cultuur op de voet volgen en zijn zij in staat snel op sectorale ontwikkelingen te reageren.

Monumentenzorg

Het stelsel van de monumentenzorg is gemoderniseerd met de wetswijziging van de Monumentenwet in 2011. De brief van 16 september 2011 geeft informatie over de wijze waarop subsidie voor instandhouding en restauratie van rijksmonumenten vanaf 2012 ingezet zal worden. Voor de verdeling van de reguliere restauratiemiddelen zijn de provincies verantwoordelijk, zoals vastgelegd in het convenant met het Interprovinciaal Overleg (IPO). Verdere ondersteuning van instandhouding van monumenten vindt plaats langs de weg van de fiscale aftrek, het vernieuwde Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM), de herbestemmingsregelingen, het revolving Fund voor woonhuismonumenten en de Restauratiefonds-hypotheek-plus. Via dit fonds kunnen eigenaren van andere monumenten dan woonhuizen voor restauratie een laagrentende lening krijgen uit het Revolving Fund Plus van het Nationaal Restauratiefonds (NRF).

Archieven inclusief Regionaal Historische Centra OCW draagt bij aan de kosten van bewaring en presentatie van de rijksarchieven uit de provincie door de Regionaal Historische Centra, die in elke provinciehoofdstad, behalve in Zuid-Holland, zijn gevestigd. In 2014 wordt in samenwerking met vertegenwoordigers uit de archiefsector uitvoering gegeven aan het Archiefconvenant 2012–2016. Hiermee wordt beoogd overheidsinformatie duurzaam te beheren en een eigentijdse invulling te geven aan het begrip openbaarheid. Het uitvoeringsprogramma wordt gecoördineerd door het Nationaal Archief.

Investeringen huisvesting rijksgesubsidieerde musea Deze middelen zijn beoogd om de huisvesting van collecties van rijksgesubsidieerde musea geschikt en toegankelijk te maken voor het publiek. Te denken valt hierbij aan de zorg voor binnenklimaat, daarbij

De beleidsartikelen (artikel 14)

vereiste kwaliteit van de aanwezige installaties en investeringen in veiligheid zoals brand-, inbraak- als arbo-voorzieningen.

Cultuureducatie met kwaliteit

In 2012 startte het programma Cultuureducatie met Kwaliteit dat in de brief van 10 juni 2011 over het cultuurbeleid van 2013–2016 werd aangekondigd. Door inzet van drie parallelle trajecten waaraan zowel het onderwijs, de culturele instellingen als de gemeenten en provincies deelnemen wordt de kwaliteit van cultuureducatie bevorderd. Scholen in het primair onderwijs ontvangen via de prestatiebox een bedrag van in totaal € 18 miljoen (dit is € 10,90 per leerling). Binnen de matchingsre-geling Cultuureducatie met Kwaliteit van het Fonds voor Cultuurparticipatie is per 1 maart 2013 de uitvoering van lokale projecten en programma’s gestart. Het gaat hierbij om een totaalbudget van € 10 miljoen per jaar van het rijk, dat door gemeenten en provincies met een zelfde bedrag wordt verhoogd. Ten slotte is in 2013 de regeling flankerend beleid Cultuureducatie met Kwaliteit van het Fonds voor Cultuurparticipatie begonnen. De reeds lopende acties in het kader van het programma worden voortgezet.

Archeologie

Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van de verbetervoor-stellen naar aanleiding van de evaluatie op de archeologiewetgeving die met de brief van 7 februari 2012 aan de Tweede Kamer is gestuurd. Daarnaast besteedt de rijksoverheid middelen aan het beheer en onderhoud van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).

Verbreden inzet cultuur

Voor de financiering van de cultuurkaart is meerjarig een budget gereserveerd van € 4,9 miljoen per jaar. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor digitaliseringprojecten in de cultuursector.

Internationaal Cultuurbeleid

Het internationaal cultuurbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van OCW en BuZa. Het doel is zowel het bijdragen aan het internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen en een vooraanstaande internationale marktpositie van kunstenaars en cultuur als het bijdragen aan het Nederlands economisch belang en de culturele diplomatie.

Voor creatieve industrie, één van de negen topsectoren, is de internationale marktpositie prioriteit. Het gaat hier om de ontwerpsectoren architectuur, vormgeving en e-cultuur. OCW en BZ financieren samen een internationaliseringsprogramma voor de periode 2013–2016. In 2014 is Nederland gastland van de ASEM-conferentie van ministers van cultuur. Thema van de conferentie is creatieve industrie.

Programma Bibliotheekvernieuwing

Dit budget is bestemd voor het beheer, de verdere opbouw en doorontwikkeling van de landelijke digitale bibliotheek (www.bibliotheek.nl). Alle Nederlandse openbare bibliotheken zijn inmiddels aangesloten op de landelijke infrastructuur. Sinds 2012 voert het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) de regie over de uitvoering van het project.

De beleidsartikelen (artikel 14)

Programma CRISP

Het programma Creative Industry Scientific Programme (CRISP) is een meerjarig onderzoeksprogramma voor de creatieve industrie. Het beoogt de samenwerking te bevorderen (binnen Nederland) tussen bedrijfsleven, ontwerpers en onderzoekers. Binnen het programma worden product-dienst-systemen ontwikkeld, die oplossingen bieden voor maatschappelijke problemen zoals vergrijzing en toenemende behoefte aan zorg bij een afnemend budget.

Programma erfgoed en ruimte

Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van het programma Visie Erfgoed en Ruimte vanaf 2013. Hierin geeft het rijk aan welke cultuurhistorische gebieden en opgaven van (inter)nationaal belang worden geacht en waar het rijk een rol ziet in het gebiedsgerichte erfgoedmanagement.

Programma ondernemerschap

Het programma Ondernemerschap Cultuur heeft als doel het versterken van ondernemerschap in de culturele sector. Zowel bij instellingen als bij makers. Het programma bestaat uit vier onderdelen; het leiderschapsprogramma cultuur dat in de zomer 2013 start; de communicatiestrategie «Cultuur, Daar Geef Je Om» gelanceerd in augustus 2012; de coachings-trajecten die naar verwachting eind 2013 zullen beginnen en als laatste onderdeel, ondersteuning van individuele makers bij het opbouwen van de beroepspraktijk. De branche is betrokken bij ondersteuning van ondernemerschap.

Specifiek Cultuurbeleid

Onder specifiek cultuurbeleid zijn verschillende kleinere subsidiebudgetten opgenomen.

De Actieagenda architectuur en ruimtelijk ontwerp 2013–2016 is een interdepartementaal werkprogramma. De middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden gebruikt om de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken.

Onder deze post vallen daarnaast onder andere het budget voor de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog en de bijdrage aan het Jheronimus Bosch jaar.

Ook bevat deze post een aantal reserveringen. Ten eerste zijn dit de extra middelen ten behoeve van de digitale collectie voor het Nationaal Archief. Voor de investering in versterking en uitbreiding van de digitale infrastructuur en de digitale archiefcollectie is in totaal € 28 miljoen vrijgemaakt (te verdelen in € 3 miljoen in 2013, € 11,8 miljoen in 2014 en € 13,2 miljoen in 2015).

Ten tweede gaat het om de middelen die in de Museumbrief beschikbaar zijn gesteld voor het stimuleren van samenwerkingsinitiatieven, digitalisering, bescherming en zichtbaarheid van de collecties. Tenslotte zijn vanaf 2015 middelen gereserveerd voor een bijdrage aan de Europese Culturele Hoofdstad.

Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur De Regeling frictie- en transitiekosten is bestemd voor instellingen waarvan de subsidie vanaf 2013 wordt beëindigd of substantieel verlaagd wordt. Deze instellingen hebben, onder voorwaarden, aanspraak kunnen maken op compensatie van het rijk voor frictie- en transitiekosten. Het budget dat voor 2014 is gereserveerd voor flankerend arbeidsmarktbeleid dient ter financiering van de mobiliteitscentra cultuur ter onder-

De beleidsartikelen (artikel 14)

steuning van als gevolg van de bezuinigingen werkloos geraakte medewerkers voor het zoeken naar een nieuwe baan. Het betreft een initiatief van de Federatie Cultuur. Het project wordt uitgevoerd door het UWV en is aanvullend op de reguliere dienstverlening gezien de omvang van de bezuinigingen en de afstand van deze beroepsgroepen tot de reguliere arbeidsmarkt. Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie Klijnsma en Peters .

Opdrachten

Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

Dit budget is bestemd voor opdrachten die bestaan uit het inhuren van bureaus voor beleidsonderzoek, evaluaties, visitatie/monitoring en versterking van de kennisbasis in de cultuursector.

Bijdragen aan agentschappen: Nationaal Archief

Deze middelen betreffen de rijksbijdrage aan het Nationaal Archief. De baten en lasten van deze dienst worden apart in de begroting opgenomen.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Naast de prioriteiten die onder internationaal cultuurbeleid zijn genoemd, is Nederland aan een aantal verplichtingen gebonden en draagt Nederland bij aan de uitvoering van internationale verdragen. Dit geldt voor de UNESCO erfgoedverdragen voor werelderfgoed, immaterieel erfgoed, de bescherming van cultureel erfgoed bij gewapend conflict en de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen. Ook wordt in dit kader bijgedragen aan het Europees filmprogramma (Eurimages) en de Nederlandse Taal Unie.

Budgetflexibiliteit                                    Van het totale budget voor artikel 14 is in 2014 90,4% juridisch verplicht.

Bekostiging:

Het beschikbare budget voor 2014 is 95% juridisch verplicht. Aan de juridische verplichting ligt de regeling op het specifiek cultuurbeleid ten grondslag op basis waarvan voor 4 jaar aan de instellingen en cultuurfondsen in de basisinfrastructuur is beschikt. Daarnaast betreffen het verplichtingen op basis van de monumentenwet en de archiefwet. Tot slot zijn ook de middelen voor cultuuronderwijs meerjarig verplicht.

De kosten voor instandhouding huisvesting van de musea zijn beleidsmatig verplicht op grond van de programmering van de Rijksgebouwendienst. In de museumbrief van 10 juni 2013 is het voornemen opgenomen de investeringsgelden toe te voegen aan de exploitatie bekostiging van de musea in een rente en aflossingsvergoeding.

Subsidies:

Van het beschikbare budget is in 2014 58,4% juridisch verplicht. Dit is een deel van verschillende programma’s, zoals Verbreden inzet Cultuur, het Programma Bibliotheekvernieuwing en Internationaal Cultuurbeleid, die ingezet zijn in het kader van het cultuurbeleid.

Het resterende deel van het budget is voor een belangrijk deel beleidsmatig verplicht, onder andere de extra middelen ten behoeve van de digitale collectie voor het Nationaal Archief, het mobiliteitscentrum voor de cultuursector en de middelen die in de Museumbrief van 10 juni 2013 zijn bestemd voor het stimuleren van samenwerking en educatie. Voor

De beleidsartikelen (artikel 14)

nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage en de toelichting op de instrumenten.

Opdrachten:

5% van het beschikbare budget is verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar dit budget wordt verplicht.

Bijdragen aan agentschappen:

Betreft de rijksbijdrage aan Nationaal Archief. Het budget voor 2014 is

100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Dit betreft contributies aan verdragen en lidmaatschappen waaraan

Nederland deelneemt. Contributies lopen door zolang Nederland lid is van de desbetreffende verdragen en dragen bij aan de uitvoering van internationale afspraken. Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht.

Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de

instrumenten.

De beleidsartikelen (artikel 15)

Artikel

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid

  • 15. 
    MEDIA

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, dat toegankelijk blijft voor alle lagen van de bevolking.

Media hebben een prominente rol in onze democratie en cultuur. Wat we zien, horen en lezen, beïnvloedt ons beeld van de wereld en onze opvattingen. Daarom borgt de minister vier publieke belangen in het mediabeleid, waar zij verantwoordelijk voor is: onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en toegankelijkheid. De minister heeft specifieke zorg voor het stelsel van landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en de daarvoor relevante wet- en regelgeving. De minister heeft naast een financierende rol, vooral ook een regisserende rol.

Financieren: De minister financiert de landelijke publieke omroep, en enkele andere aan de omroep verbonden instellingen. De taakopdracht is wettelijk bepaald en het budget van de publieke omroep is vastgesteld met behoud van afstand tot de uitvoering en inhoud. Op basis van het concessiebeleidsplan sluit de minister elke vijf jaar een prestatieovereenkomst met de publieke omroep. Verder is de minister verantwoordelijk voor instrumenten ter bevordering van culturele producties, documentaires, drama, kunst- en kinderprogramma’s, het steunen en stimuleren van een onafhankelijke en kwalitatief goede journalistieke infrastructuur in ons land (Stichting Stimuleringsfonds voor de Pers) en voor het bevorderen van mediawijsheid (NICAM en Mediawijzer.net).

Regisseren: Als regisseur is de minister verantwoordelijk voor de wetgeving ten aanzien van de taak en organisatie van de publieke omroep en voor wetgeving voor commerciële media. De regels voor commerciële omroepen vloeien voornamelijk voort uit Europese richtlijnen op het gebied van audiovisuele media en interne markt. Ze gaan over reclame, sponsoring, product-placement en bescherming van minderjarigen, en over het aandeel Europees en onafhankelijk product. Verder is de minister als regisseur verantwoordelijk voor wetgeving met betrekking tot omroepdistributie. Het doel daarvan is de ontvangst te verzekeren van de belangrijkste publieke zenders en daarnaast in brede zin de toegang te bevorderen tot een gevarieerd radio- en televisieaanbod.

De OCW-begroting wordt in het najaar nader uitgewerkt in de mediabe-grotingsbrief, die als basis dient voor de begrotingsbehandeling van dit artikel 15 door de Tweede Kamer. Deze brief geeft een gedetailleerde vooruitblik op het nieuwe jaar, een uitwerking van de maatregelen op het gebied van media alsmede een terugblik op de realisatie van voorgaand jaar.

Op basis van het vijfjaarlijkse concessiebeleidsplan heeft de minister voor de erkenningperiode die loopt tot en met 2015, een prestatieovereenkomst afgesloten met de landelijke publieke omroep. Over de uitvoering van deze prestatieovereenkomst rapporteert de landelijke publieke omroep jaarlijks aan de minister. Deze verantwoording wordt gevalideerd door het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat voor de Media kan ook een boete opleggen als de publieke omroep de prestatieovereenkomst niet naleeft. Zowel de verantwoording als de validatie wordt als bijlage bij de mediabegrotingsbrief aan de Tweede Kamer verzonden.

Indicatoren/kengetallen

De beleidsartikelen (artikel 15)

Tabel 15.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

7 Een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking

De uitzendingen van de publieke omroep onderscheiden zich van die van de commerciële omroepen door een blijvend hogere kwalitatieve waardering door de Nederlandse bevolking                                         7,1 (2010)                                7,0                    7,0 (2015)

Bron: Onderzoek van Ipsos

Toelichting:

In het onderzoek van Ipsos onderzoek is de waardering van de publieke omroep afgezet tegen de waardering van de commerciële omroepen.

De waarderingen van de commerciële omroepen liggen in de laatste jaren onder de waarde 7,0.

Met de mediamonitor rapporteert het Commissariaat voor de Media jaarlijks over de trends en ontwikkelingen op de gebruikersmarkten voor dagbladen, tijdschriften, radio, televisie en internet. Daarnaast worden pluriformiteit, onafhankelijkheid en gebruik van nieuwstitels gemonitord.

Tenslotte wordt voor indicatoren over media verwezen naar Kerncijfers 2008–2012 en naar Trends in Beeld 2013 (www.trendsinbeeld.minocw.nl).

Beleidswijzigingen

De brief over de uitwerking van het Regeerakkoord Rutte II onderdeel Media bevat een pakket aan omvangrijke ombuigingen op het mediabudget. De belangrijkste ombuigingen vanaf 2014 zijn: - De rijksmediabijdrage wordt verlaagd met € 50 miljoen in 2016 tot structureel € 100 miljoen vanaf 2017. Deze bezuinigingen worden onder andere ingevuld door de volgende maatregelen:

Het budget voor de regionale omroepen van in totaal € 142 miljoen wordt per 2014 overgeheveld van het Provinciefonds naar het mediabudget. Deze efficiencyslag levert € 25 miljoen op. Het budget van de 2.42 omroepen (kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag) wordt per 1 januari 2016 op nul gezet. Dit levert € 14 miljoen op.

Het samenvoegen van de Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) en de Stichting Stimuleringsfonds voor de Pers, zoals voorgesteld bij het Regeerakkoord Rutte I, gaat niet door. Per 1 januari 2017 wordt het budget van het Mediafonds op nul gezet. Dit levert € 16 miljoen op. De publieke omroep bezuinigt € 45 miljoen. Het kabinet heeft een plan van aanpak dat zal moeten leiden tot deze bezuiniging. In dit plan wordt ook gevraagd de mogelijkheid tot het vergroten van de eigen inkomsten van de publieke omroep, naast de rijksmediabijdrage, te bezien. Na advisering door de Raad voor Cultuur zal het kabinet in 2014 bekend maken welke maatregelen passend worden geacht.

De beleidsartikelen (artikel 15)

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 15.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 15 (Bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

886.809

892.590

997.240

871.489

831.639

790.532

794.093

Totale uitgaven

Waarvan juridisch verplicht

Bekostiging

Publieke Omroep (omroepinstellingen)

Landelijke publieke omroep Wereldomroep Regionale Omroep Minderhedenprogrammering Bezuiniging Publieke Omroep (nog in te vullen)

Beheertaken landelijke publieke omroep Stichting Omroep Muziek Uitzenden en uitzendgereed-maken

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Dotaties, bijdragen publieke omroep

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediapro-ducties

Stimuleringsfonds voor de Pers

Filmfonds van de omroep en Telefilm (COBO) Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) Kabelraden

Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve

Overige bekostiging media (uit rente AMR)

Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016 Vierjaarlijkse instellingen

Subsidies

– Subsidies

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

– Commissariaat voor de Media Bezuiniging (nog in te vullen)

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

– Uitvoering internationale verdragen en contributies

951.461

946.145

795.717

745.683

46.289

3.745

74.370 29.904

23.974

20.492

30.535

17.922 2.300 7.416

2.000

892.936

887.824

760.098

758.373

0

0

1.725

59.968 14.581

24.463

20.924

31.043

18.280 2.300 7.568

2.000

977.571

99,9%

972.710

850.525

708.180

0

141.600

745

59.968 14.581

24.463

20.924

30.654

18.280 2.300 7.568

2.000

871.820

867.115

792.008

650.408

0

141.600

0

58.943 14.581

24.463

19.899

28.436

16.674 2.185 7.197

1.900

831.970

827.498

741.812

650.385

0

141.600

0

  • 50.173

58.943 14.581

24.463

19.899

28.436

16.674 2.185 7.197

1.900

783.532

779.349

691.567

650.360

0

141.600

0

100.393

58.943 14.581

24.463

19.899

28.436

16.674 2.185 7.197

1.900

794.093

790.043

691.456

650.335

0

141.600

0

100.479

58.943 14.581

24.463

19.899

28.436

16.674 2.185 7.197

1.900

 

508

506

506

480

480

480

480

389

389

0

0

0

0

0

44.645

35.870

30.738

  • 13.097
  • 2.518
  • 422

10.383

500

500

500

500

500

500

500

378

345

325

325

325

325

325

378

345

325

325

325

325

325

915

920

920

920

919

919

919

915

920

920

920

919

919

919

4.366

4.157

3.906

3.750

3.518

3.229

3.096

4.366

4.157

3.906

3.750

3.720 - 202

3.687 - 458

3.655 - 559

35

35

35

35

35

35

35

35

35

35

35

35

35

35

Ontvangsten

215.510

193.500

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

De beleidsartikelen (artikel 15)

Toelichting op de instrumenten             Bekostiging

Landelijke publieke omroep

Een publieke omroep is de meest efficiënte manier om de doelstellingen van het mediabeleid te bereiken. De publieke omroep waarborgt een hoogwaardig en pluriform media-aanbod, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. Daarom bekostigt de minister van OCW de landelijke publieke omroep. Mede vanwege Europese regels op het gebied van staatssteun, houdt de overheid greep op de aard en omvang van het takenpakket van de landelijke publieke omroep en bepaalt de overheid het budget van de publieke omroep.

Regionale omroepen

Vanaf 2014 worden de regionale omroepen weer bekostigd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hiertoe wordt de Mediawet aangepast.

Minderhedenprogrammering

Na de convenantperiodes van Multiculturele Televisie Nederland (MTNL) en FunX, die beide eind 2012 aflopen, beëindigt het kabinet de structurele financiering in deze specifieke zelfstandige minderhedenprogrammering. De budgetten voor 2013 en 2014 zullen worden gebruikt ten behoeve van afbouw- en frictiekosten. In de mediabegrotingsbrief wordt ingegaan op de wijze waarop dit type programmering in het aanbod van de landelijke publieke omroep en de lokale omroepen wordt geïntegreerd.

Stichting Omroep Muziek (SOM)

Deze bekostiging is bestemd voor de door de minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten en omroepkoren. Vanaf 30 juli 2013 is de bekostiging aan het Muziekcentrum voor de Omroep (MCO) overgegaan naar de Stichting Omroep Muziek

(SOM).

Uitzenden en uitzendgereedmaken

Deze beheertaken bestaan uit het gereedmaken van programma’s voor uitzending en het uitzenden van programma’s van de landelijke publieke omroep.

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

Deze bekostiging is bestemd voor de door de minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief.

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Media-fonds) is het instrument binnen het mediabeleid om de vervaardiging van hoogwaardige culturele producties binnen het media-aanbod te stimuleren. De bijdrage is bestemd voor het verstrekken van financiële bijdragen voor de ontwikkeling en productie van media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard ten behoeve van de landelijke en regionale publieke media-instellingen.

Stimuleringsfonds voor de Pers

Het Stimuleringsfonds voor de Pers is binnen het mediabeleid het instrument om de pluriformiteit van het media-aanbod binnen de perssector te stimuleren, in het bijzonder de journalistieke infrastructuur en innovatie daarin. De bijdrage is bestemd voor tijdelijke steun aan noodlijdende persorganen, het stimuleren van onderzoek dat de persbe-

De beleidsartikelen (artikel 15)

drijfstak ten goede komt en het steun bieden aan journalistieke producten die via internet worden aangeboden.

Filmfonds van de Omroep en Telefilm (CoBO)

Het CoBO-fonds ondersteunt de documentairesector en participeert in audiovisuele coproductieprojecten waarin wordt deelgenomen door een of meer van de publieke instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep en de Vlaamse publieke omroep (VRT) en/of Duitse publieke omroepen en/of onafhankelijke filmproducenten en/of instellingen werkzaam op het gebied van de podiumkunsten.

Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik) Het Mediawijsheid Expertisecentrum (Mediawijzer.net) bevordert een bewuste, kritische en actieve houding van burgers en instellingen in de samenleving waar media alom zijn. Bij het huidige programma zijn het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, ECP-EPN, de publieke omroep (NTR), Kennisnet en het NIBG betrokken.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

De kerntaak van het Commissariaat voor de Media (hierna: CvdM) bestaat uit het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op het handelen van de media-instellingen in Nederland en uit handhavend optreden ingeval de toepasselijke regelgeving niet in acht wordt genomen. De bevoegdheid om toezicht en handhaving uit te oefenen heeft betrekking op alle media-instellingen: publieke media-instellingen op landelijk, regionaal en lokaal niveau en commerciële media-instellingen op landelijk en niet-landelijk niveau. Het CvdM is tevens verantwoordelijk voor het metatoezicht op het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM). Daarnaast heeft het CvdM tot taak erop toe te zien dat kabelexploitanten hun wettelijke verplichtingen nakomen tot doorgifte van de must carry-zenders en het opvolgen van adviezen van programmaraden.

Ontvangsten

De ontvangsten bestaan uit de reclame-inkomsten van de Stichting Ether Reclame (STER) en de rente op de Algemene Mediareserve (AMR).

Budgetflexibiliteit                                    Van het totale budget voor artikel 15 is in 2014 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging. Het beschikbare budget voor 2014 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben voornamelijk betrekking op de landelijke publieke omroep en na wetswijziging de regionale omroep. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Subsidies. Op dit moment is er voor 2014 nog geen juridische verplichting vastgelegd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s. Het beschikbare budget voor 2014 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op het CvdM. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Bijdragen aan internationale organisaties. Het beschikbare budget voor 2014 is volledig juridisch verplicht. Het betreft een jaarlijkse contributie.

De beleidsartikelen (artikel 16)

Artikel

Algemene doelstelling

Indicatoren/kengetallen

  • 16. 
    ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

De algemene doelstelling is het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving die onderzoekers uitdaagt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften.

De minister is verantwoordelijk voor het stelsel van onderzoek en wetenschap.

Financieren: De minister bekostigt onderzoeks- en wetenschapsinstellingen.

Stimuleren: De minister stimuleert meer zwaartepuntvorming en profilering in het wetenschappelijk onderzoek. De afspraken die hierover gemaakt zijn met de universiteiten staan vermeld in het hoofdlijnenakkoord (http://www.vsnu.nl/files/documenten/Domeinen/Accountability/ HLA/Hoofdlijnenakkoord_universiteiten_DEF_20111208.pdf). Tevens wordt gestreefd de samenwerking in de gouden driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en overheid te verbeteren. In het topsectorenbeleid zijn hiervoor innovatiecontracten ontwikkeld.

Regisseren: De minister schept voorwaarden voor:

het doelmatig functioneren van een aantal wetenschappelijke instellingen die, zowel zelfstandig als in relatie tot de universiteiten en bedrijven, een belangrijke plaats innemen; borging van het vernieuwend vermogen en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek en de Nederlandse onderzoeksfaciliteiten; de coördinatie van het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau;

De minister is verantwoordelijk voor het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen en op voldoende verspreiding van kennis naar de maatschappij.

Indicatoren en overige informatie over de toerusting en de prestaties voor het onderzoekstelsel worden beschreven in Trends in Beeld 2013.

 

Tabel 16.1 Indicatoren

Doelstelling/Indicator Basiswaarde

2014

Streefwaarde

5 Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores 3 (2008–2011)

1,44

<5

<5

Beleidswijzigingen

Beleidswijzigingen zijn nu niet aan de orde maar kunnen het gevolg zijn van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) wetenschap. Het IBO vormt, samen met de evaluaties van NWO en KNAW, de basis voor een te ontwikkelen beleidsvisie wetenschap.

De beleidsartikelen (artikel 16)

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 16.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Verplichtingen

904.499

839.940

813.290

796.931

792.972

807.814

788.264

Waarvan garantieverplichtingen

   

28.992

28.992

28.992

28.992

28.992

Uitgaven

934.143

889.889

895.771

825.436

818.526

813.265

808.948

Waarvan juridisch verplicht

   

99,8%

       

Bekostiging

715.313

700.680

714.799

697.109

692.213

688.291

685.014

Hoofdbekostiging

474.882

459.667

471.805

463.213

457.557

453.094

450.180

NWO-wet en WHW

             

NWO

326.975

319.691

335.330

329.696

325.942

323.330

321.470

KNAW

94.316

93.379

90.449

88.092

86.977

85.922

85.292

KB

53.591

46.597

46.026

45.425

44.638

43.842

43.418

Aavullende bekostiging

240.431

241.013

242.994

233.896

234.656

235.197

234.834

NWO Talentenontwikkeling

168.481

169.063

164.517

162.318

161.409

161.246

160.885

NWO STW

10.000

10.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

NWO Grootschalige researchinfra-

             

structuur

61.950

61.950

61.459

54.243

55.295

55.382

55.380

Nationaal Regieorgaan onderwijson-

             

derzoek

0

0

9.018

9.335

9.952

10.569

10.569

Subsidies

126.771

105.683

98.782

46.137

44.123

42.784

41.744

Kaderregeling exploitatiesubsidies

             

onderzoek en wetenschap

             

LF TUD bibliotheek

7.734

7.742

3.936

0

0

0

0

Stichting SURF

7.622

7.630

5.778

3.855

3.855

3.855

3.855

CPG

520

521

261

0

0

0

0

Montesquieu Instituut

1.082

1.083

547

0

0

0

0

Max Planck Instituut

1.622

1.624

1.557

1.475

1.475

1.475

1.475

NCB/Nationaal Herbarium

6.484

6.491

9.766

9.440

9.440

9.440

9.440

BPRC

9.395

8.919

8.594

8.258

8.258

8.258

8.258

NEMO

3.626

3.636

3.479

3.297

3.297

3.297

3.297

STT

236

237

228

216

216

216

216

NTU/INL

3.071

3.203

3.207

3.206

3.206

3.206

3.206

EIB

1.316

1.317

837

345

345

345

345

Subsidieregeling St.AAP

1.015

1.015

1.020

1.020

1.020

1.020

1.020

Kaderregeling subsidiëring projecten t.b.v. onderzoek en wetenschap Statia Multifunctioneel Kenniscentrum Gezondheidsonderzoek Poolonderzoek Genomics

Nationale coördinatie Bilaterale samenwerking Weerstandsverhoging onderzoeksinstellingen (CBRN)

Grootschalige researchfaciliteiten SURFnet

NCB biodiversiteit Hersenen en Cognitie Nader te verdelen

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

Bijdragen aan internationale organisaties

EMBC EMBL ESA

 

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

1.500

0

0

0

0

0

0

2.992

2.942

2.942

2.942

1.500

1.500

1.500

44.000

40.500

40.500

0

0

0

0

6.285

6.663

6.120

5.983

5.324

5.529

5.738

4.505

3.750

3.750

2.750

2.750

1.250

0

1.433

940

0

0

0

0

0

1.830

0

0

0

0

0

0

7.200

0

0

0

0

0

0

6.900

0

0

0

0

0

0

3.900

3.900

2.200

0

0

0

0

3

1.070

1.560

850

937

893

894

297

297

300

300

300

300

300

297

297

300

300

300

300

300

91.328

82.749

81.403

81.403

81.403

81.403

81.403

751

760

760

760

760

760

760

4.476

4.600

4.600

4.600

4.600

4.600

4.600

29.393

29.692

29.562

29.562

29.562

29.562

29.562

De beleidsartikelen (artikel 16)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

CERN ESO

Bijdragen aan medeoverheden

Nationaal contactpunt Kaderprogramma

 

41.303

39.197

37.981

37.981

37.981

37.981

37.981

15.405

8.500

8.500

8.500

8.500

8.500

8.500

434

480

487

487

487

487

487

434

480

487

487

487

487

487

Ontvangsten

101

101

101

101

101

101

Toelichting op de instrumenten:

Bekostiging

Het ministerie van OCW bekostigt de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB. Hiermee stelt de minister deze organisaties in staat om binnen de wettelijke kaders en in lijn met de vierjaarlijkse strategische agenda en strategische plannen van de instellingen hun missies en doelstellingen te realiseren. Die zijn gericht op het bevorderen van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen daarin.

OCW draagt met een structureel karakter bij aan:

NWO voor grote infrastructurele onderzoeksvoorzieningen voor de uitvoering van projecten die geselecteerd zijn op grond van de resultaten van de nationale roadmap commissie grootschalige researchinfrastructuur. Met de inzet van deze middelen worden onze onderzoekers in de gelegenheid gesteld om te kunnen werken met onderzoeksfaciliteiten van wereldniveau; NWO voor het uitvoeren van een integraal persoonsgebonden talentprogramma waarin naast de «Vernieuwingsimpuls» ook de voormalige middelen voor de specifieke doelgroepen zijn opgegaan. Doelen zijn om via competitie op basis van wetenschappelijke kwaliteit voldoende ruimte te geven aan (jonge) veelbelovende onderzoekers, excellentie in het onderzoek te bevorderen, en te zorgen voor een adequate in- en doorstroom van onderzoekers zodat er verbetering optreedt in hun loopbaanperspectieven;

Vanaf 2014 is er een aanvullende bekostiging voor NWO bijgekomen door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek voor een bedrag van circa € 9 à € 10 miljoen per jaar.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van de centrale doelstelling van het OWB beleid worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).

Diverse subsidies voor stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur, het gaat hier onder anderen om bijdragen aan: het Max Planck Instituut voor psycholinguïstisch onderzoek; Naturalis voor de totstandkoming van het Naturalis Biodiversity Center (NBC);

het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) voor het primatenon-derzoek en de huisvesting van primaten en subsidie aan de Stichting AAP voor het verzorgen van de opvang van de BPRC chimpansees; het Nederlands Centrum voor Wetenschaps- en Techniekcommunicatie (NCWT) voor het science center NEMO en andere regionale science centra en voor het Weekend van de Wetenschap.

0

De beleidsartikelen (artikel 16)

Bijdrage agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage internationale organisaties

Contributies aan de grote internationale onderzoeksorganisaties ESA, ESO, CERN, EMBL en EMBC. Door deelname van Nederland aan deze intergouvernementele organisaties krijgen onze wetenschappelijke onderzoekers toegang tot unieke grootschalige onderzoeksfaciliteiten en internationale netwerken van toponderzoekers. Deze deelname is mede van groot belang voor het functioneren van ons nationale onderzoeks-bestel.

Bijdrage aan medeoverheden

Opdracht aan Expertisecentrum Internationaal Onderzoek en Innovatie (EIOI, voorheen EG-Liaison) voor het ondersteunen en stimuleren van een zo groot mogelijke Nederlandse participatie in het EU-Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

Budgetflexibiliteit                                    Van het totale budget voor artikel 16 is in 2014 99,8% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB alsmede een aantal bijdragen met een structureel karakter. De wettelijke grondslag van de bekostiging is vastgelegd in de NWO-wet en de WHW. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2014 98% juridisch verplicht. Het betreft hier subsidies aan stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur. Zoals bijvoorbeeld stichting Surf, NEMO, NCB en STT. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan internationale organisaties: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Het betreft hier contributies aan de grote internationale onderzoeksorganisaties ESA, ESO, CERN, EMBL en EMBC.

Bijdrage aan medeoverheden: het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Het betreft hier een opdracht aan het Expertisecentrum Internationaal Onderzoek en Innovatie.

De beleidsartikelen (artikel 25)

Artikel

  • 25. 
    EMANCIPATIE

Algemene doelstelling

Het bevorderen van emancipatie

Het kabinet wil emancipatie bevorderen: de emancipatie van meisjes en vrouwen en de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT). Doel is de veiligheid van vrouwen, homoseksuelen en transgenders te vergroten en de participatie van vrouwen in alle lagen en sectoren van de arbeidsmarkt te bevorderen. Een positieve houding en beeldvorming over homoseksuele relaties en vrouwen met ambitie dienen vanzelfsprekend te worden.

Rol en verantwoordelijkheid

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister is verantwoordelijk voor het bevorderen van de emancipatie van meisjes en vrouwen en voor de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT).

Stimuleren:

Het instrument, dat de minister ter beschikking heeft, is wet- en regelgeving, zoals de Subsidieregeling emancipatie 2011. Deze regeling voorziet in het verstrekken van subsidies aan instellingen voor vrouwenemancipatie en emancipatie van LHBT en projectsubsidies aan het maatschappelijk middenveld. Tevens maakt de minister gebruik van communicatie naar het beleidsveld onder andere naar belangenorganisaties.

Regisseren:

Gemeenten ontvangen via decentralisatie-uitkeringen een bijdrage voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken over versterking en uitvoering van het lokale emancipatiebeleid.

 

Indicatoren/kengetallen

     

Tabel 25.1 Indicatoren

Doelstelling/Indicator

Basiswaarde

2014

Streefwaarde (jaartal)

8 Het bevorderen van emancipatie

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

90% (2010)

>90%

>90% (2016)

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen in het beleid komen voort uit de vaststelling van de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013- 2016.

De speerpunten van het emancipatiebeleid zijn:

Participatie in het licht van de gevolgen van de economische crisis; Sociale veiligheid van vrouwen, meisjes en LHBT’s; Verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs; Internationale polarisatie: samenwerking en krachtenbundeling binnen en buiten Europa.

De beleidsartikelen (artikel 25)

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 25.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 25 (bedragen x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Verplichtingen

17.847

6.546

11.449

12.792

15.317

15.416

15.416

Uitgaven

14.846

15.914

14.792

15.508

15.394

15.416

15.416

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

27,4%

       

Bekostiging

4.148

4.460

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

Kennisinfrastructuur

4.148

4.460

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

– Vrouwenemancipatie

2.948

3.260

2.948

2.948

2.948

2.948

2.948

LHBT

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

Subsidies

9.254

10.176

6.651

7.225

7.175

7.175

7.175

Subsidieregeling emancipatieprojecten

15

0

0

0

0

0

0

– Vrouwenemancipatie

15

0

0

0

0

0

0

Wet Overige OCW-subsidies

651

0

0

0

0

0

0

– Vrouwenemancipatie

357

0

0

0

0

0

0

LHBT

294

0

0

0

0

0

0

Subsidieregeling emancipatie

2.180

2.558

1.087

1.342

0

0

0

– Vrouwenemancipatie

1.304

2.322

1.030

1.342

0

0

0

LHBT

876

236

57

0

0

0

0

Subsidieregeling emancipatie 2011

5.810

6.986

5.564

5.883

7.175

7.175

7.175

– Vrouwenemancipatie

3.685

3.378

2.952

3.096

4.438

4.438

4.438

LHBT

2.125

3.608

2.612

2.787

2.737

2.737

2.737

Regeling sociale veiligheid LHBT jongeren op

             

school

598

632

0

0

0

0

0

LHBT

598

632

0

0

0

0

0

Opdrachten

1.249

1.127

962

1.084

1.020

1.042

1.042

– Vrouwenemancipatie

546

489

455

585

541

563

563

LHBT

703

638

507

499

479

479

479

Bijdrage aan agentschappen

195

151

151

151

151

151

151

– Dienst Uitvoering Onderwijs

195

151

151

151

151

151

151

Bijdrage aan mede-overheden

0

 

2.880

2.900

2.900

2.900

2.900

Gemeentefonds BZK

0

 

2.480

2.500

2.500

2.500

2.500

– Vrouwenemancipatie

   

2.020

2.000

2.000

2.000

2.000

LHBT

   

460

500

500

500

500

EL&I Talent naar de Top

0

 

400

400

400

400

400

– Vrouwenemancipatie

   

400

400

400

400

400

Ontvangsten

14

0

         

Toelichting op de instrumenten

Bekostiging: Vóór 1 oktober 2014 moeten de aanvragen voor de bekostiging van de Kennisinfrastructuur voor 2014 en 2015 worden ingediend. Het verplichten van de bekostiging voor de jaren 2014 en 2015 vindt eind 2013 plaats na indiening van de aanvraag.

Subsidies: Voor het uitvoeren van de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016 worden subsidies verleend voor activiteiten die passen bij deze brief.

Opdrachten: De middelen voor opdrachten voor zowel vrouwenemancipatie als LHBT worden besteed aan onderzoeken en symposia.

De beleidsartikelen (artikel 25)

Bijdrage aan agentschappen: Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan mede-overheden: Actieve gemeenten op het gebied van vrouwen- en LHBT- emancipatiebeleid ontvangen via een decentralisatieuitkering een bijdrage. De verantwoordelijkheid voor deze middelen is belegd bij de gemeenten zelf.

Budgetflexibiliteit                                    Van het totale budget voor artikel 25 is in 2014 27,4% juridisch verplicht.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2014 52,4% juridisch verplicht. Dit betreft meerjarige projectsubsidies. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2014 37% juridisch verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2014 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan mede-overheden: Juridisch verplicht is 0%.

De niet-beleidsartikelen (artikel 91)

  • 4. 
    DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

  • 91. 
    NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sector-overschrijdende middelen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is, worden de middelen naar deze artikelen overgeboekt. Het betreft:

Loonbijstelling;

Prijsbijstelling;

Nader te verdelen. Op deze onderdelen worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.

91.1 Budgettaire gevolgen

 

Tabel 91.1 Budgettaire gevolgen van artikel 91 (bedragen x € 1.000)

2012 2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen 0 112.075

5.367

8.388

  • 1.638
  • 6.632
  • 1.074

Uitgaven

Loonbijstelling Prijsbijstelling Nader te verdelen

 

0

112.075

5.367

8.388

  • 1.638
  • 6.632
  • 1.074

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

112.075

5.367

8.388

  • 1.638
  • 6.632
  • 1.074

Ontvangsten

91.2 Nader te verdelen

Op het onderdeel Nader te verdelen staan onder andere middelen die een budgettair effect hebben op meer dan één beleidsartikel en waarvan de verdeling over deze artikelen nog niet bekend is. Het kan daarbij zowel gaan om beleidsintensiveringen als om ombuigingen. Dit onderdeel bevat onder meer:

Het restant van de eindejaarsmarge 2012/2013 van € 112,1 miljoen.

Het saldo van enkele kasschuiven die op dit artikel zijn tegengeboekt.

0

0

0

0

0

0

0

De niet-beleidsartikelen (artikel 95)

Artikel

  • 95. 
    APPARAATSKOSTEN

Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven van het kerndepartement, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en adviesraden geraamd.

95.1 Budgettaire gevolgen

Tabel 95.1 Budgettaire gevolgen artikel 95 (bedragen x € 1.000)

20121

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen Uitgaven

Personele uitgaven

Waarvan

– eigen personeel

– externe inhuur

Materiële uitgaven

Waarvan

– ICT

– bijdrage aan SSO’s

– Begrotingsreserve schatkistbankieren

 

275.467 275.467

259.487 259.487

234.723 234.723

233.964 233.964

225.298 225.298

207.819 207.819

200.942 200.942

 

155.585

146.953

146.478

141.061

130.074

125.711

 

138.302 6.861

131.150 5.998

130.699 5.973

125.888 5.731

116.115 5.246

112.225 5.068

 

103.902

87.770

87.486

84.237

77.745

75.231

 

22.855

32.677

0

20.813

30.254

0

20.780

30.243

0

19.936

29.016

0

18.449

26.802

0

17.828

25.897

0

Ontvangsten

3.038

567

567

567

567

567

567

Betreft alle apparaatsuitgaven van voormalige artikel 92 (Ministerie Algemeen), artikel 93 (Inspecties), artikel 94 (Adviesraden) en de RCE

Toelichting:

Op het artikel Apparaatskosten staan vanaf 2013 apparaatsuitgaven van de directies van het kerndepartement, zowel die van de beleidsdirecties als die van de niet-beleidsdirecties, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en de adviesraden van het ministerie. Daarnaast worden hier de centrale uitgaven voor onder andere huisvesting, automatisering en voorlichting begroot. Tevens worden hier de uitgaven geraamd van tijdelijke directies, zoals de directie Jeugd, Onderwijs en Zorg.

Op dit artikel worden tevens de mutaties op de begrotingsreserve schatkistbankieren geraamd. OCW staat garant voor het in gebreke blijven van instellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. Gegeven de omvang van het budget is er om doelmatigheidsredenen voor gekozen om niet per relevant beleidsartikel (1, 3, 4, 6 en 7) een reeks op te nemen, maar dit uit te voeren op het artikel 95 Apparaatskosten. De van instellingen ontvangen premies worden jaarlijks via het ministerie van Financiën aan OCW overgemaakt en via de slotwet en de saldibalans (toevoeging premie aan gegroeide reserve) in het jaarverslag verwerkt. Voor het jaar 2012 ging het om een bedrag van € 1,1 miljoen. De geraamde uitgaven vanuit deze reserve zijn als onderdeel van de materiële uitgaven gespecificeerd in tabel 95.1.

In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatsuitgaven OCW onderverdeeld naar kerndepartement, Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE), Inspectie van het Onderwijs (IvhO), Erfgoedinspectie (EGI), Onderwijsraad, Raad voor Cultuur (RvC) en de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT).

De niet-beleidsartikelen (artikel 95)

Tabel 95.2 Apparaatsuitgaven OCW (bedragen x € 1 miljoen)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Totaal ministerie

275,5

259,5

234,7

234,0

225,3

207,8

200,9

Kerndepartement

154,5

143,0

133,0

134,9

126,8

109,3

102,4

Rijksdienst Cultureel Erfgoed

52,2

46,9

36,5

35,5

35,5

35,5

35,5

Inspectie van het Onderwijs

59,5

60,2

57,0

55,6

55,1

55,1

55,1

Erfgoedinspectie

2,7

2,5

2,4

2,4

2,3

2,3

2,3

Onderwijsraad

2,4

2,4

2,4

2,3

2,3

2,3

2,3

Raad voor Cultuur

2,8

3,1

2,7

2,6

2,6

2,6

2,6

Adviesraad voor Wetenschaps- en Technolo-

             

giebeleid

1,4

1,4

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatsuitgaven van het kerndepartement weergegeven zoals deze direct toe te rekenen zijn aan de verschillende beleidsterreinen.

Tabel 95.3 Apparaatsuitgaven kerndepartement in 2013 onderverdeeld naar beleidsar-tikel (bedragen x € 1 miljoen)

Beleidsartikel

Bedrag

Primair onderwijs

Voortgezet onderwijs

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Hoger onderwijs en Studiefinanciering

Internationaal beleid

Arbeidsmarkt- en personeelbeleid

Cultuur en Media

Onderzoek en wetenschapsbeleid

Emancipatie

5,2 5,6 4,0 5,9 2,5 2,1 8,4 2,8 2,0

In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en ZBO’s weergegeven.

De niet-beleidsartikelen (artikel 95)

Tabel 95.4 Apparaatskosten baten-lastenagentschappen en ZBO’s (bedragen x € 1 miljoen)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Baten-lastenagentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs Nationaal Archief

ZBO’s en RWT’s

Stichting Fonds Podiumkunsten Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie Stichting Mondriaanfonds Stichting Nederlands Filmfonds Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Stichting Nederlands Letteren Fonds Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) Commissariaat voor de Media (CvdM) Nederlandse Publieke Omroep (voorheen NOS)

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) Koninklijke Bibliotheek (KB) Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Stichting Participatiefonds Stichting Vervangingsfonds Stimuleringsfonds voor de Pers

273,8 23,1

225,0 25,3

225,6 40,4

4,4 1,9 2,2 2,6

1,1 1,1

1,7 4,1

2,6

3,7

15 12

30,3 2,6 3,3 0,6

216,6 39,1

198,7 24,9

187,8 21,7

184,1 21,7

De cijfers in bovenstaande tabel zijn niet met elkaar te consolideren aangezien het zowel uitgaven als kosten betreft.

De apparaatskosten bij de baten-lastenagentschappen en ZBO’s en RWT’s betreffen naast de apparaatskosten in verband met werkzaamheden voor

OCW ook de kosten die verband houden met werkzaamheden die voor tweeden en derden worden uitgevoerd.

Toelichting:

In bovenstaande tabel zijn niet alle ZBO’s en RWT’s opgenomen. Niet opgenomen zijn ZBO’s en RWT’s waarbij een individuele uitvraag in het veld nodig is. Dit betreft ondermeer alle onderwijsinstellingen, academische ziekenhuizen en musea. Opgenomen zijn die ZBO’s en RWT’s waarbij de gegevens met betrekking tot de apparaatsuitgaven uit hoofde van reguliere bestaande informatiestromen beschikbaar zijn. Creatie van een extra informatielast wordt niet wenselijk geacht.

In onderstaande tabel staat de voorlopige verdeling van de APK-taakstelling uit het Regeerakkoord weergegeven. Deze taakstelling is verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.

De niet-beleidsartikelen (artikel 95)

Tabel 95.5 Apparaatskosten invulling taakstelling (bedragen x € 1 miljoen)

2016

2017

2018

Struct

Departementale taakstelling (totaal) Kerndepartement

Agentschappen

DUO

NA

Totaal Agentschappen

ZBO’s

Cultuurfondsen

Commissariaat voor de Media

Nederlandse Publieke Omroep

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

Kon.Ned.Academie van Wetenschappen (KNAW)

Kon.Bibliotheek (KB)

Ned.organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

Participatiefonds

Vervangingsfonds

Stimuleringsfonds voor de Pers

Totaal ZBO’s

Nog in te vullen

 

24,0

54,0

67,0

67,0

6,9

20,0

26,5

26,5

12,1

23,5

27,9

27,9

0,8

1,0

1,0

1,0

12,9

24,5

28,9

28,9

0,5

1,1

1,4

1,4

0,2

0,5

0,6

0,6

0,1

0,3

0,4

0,4

0,2

0,4

0,5

0,5

0,7

1,6

2,0

2,0

0,6

1,3

1,6

1,6

1,5

3,5

4,3

4,3

0,1

0,3

0,4

0,4

0,2

0,4

0,5

0,5

0,0

0,1

0,1

0,1

4,2

9,5

11,6

11,6

0,0

0,0

0,0

0,0

Toelichting:

De verdeling van de taakstelling tussen de agentschappen en het kerndepartement is voorlopig, deze kan nog beperkt wijzigen. Op terreinen als huisvesting en ICT is een aantal centrale maatregelen genomen, waarvan de precieze verdeling over kerndepartement en agentschappen nog niet precies duidelijk is. In de ontwerpbegroting 2015 zal de definitieve verdeling worden aangegeven. In die begroting zal ook de verdeling van de taakstelling DUO op het onderdeel «bijdrage agentschappen» van de verschillende beleidsartikelen worden aangebracht.

Begroting baten-lastenagentschappen

  • 5. 
    BEGROTING BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN
  • 1. 
    DIENST UITVOERING ONDERWIJS

In deze paragraaf is de begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten, informatievoorziening alsmede diensten gericht op de verbetering van de verbinding tussen beleid en uitvoering. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.

Tabel 1 Begroting 2014 DUO (bedragen x € 1.000)

2014

Totaal baten                                                                                                                          235.433

Totaal lasten                                                                                                                         235.433

Saldo van baten en lasten                                                                                                             0

Totaal kapitaalontvangsten                                                                                                           0

Totaal kapitaaluitgaven                                                                                                           6.314

DUO begroot voor 2014 een exploitatiesaldo van nihil. De kapitaaluitgaven zijn gelijk aan de aflossing van leningen bij het ministerie van Financiën (€ 0,3 miljoen) en de vervangingsinvesteringen (€ 6,0 miljoen).

Begroting baten-lastenagentschappen

Tabel 2 Begroting van agentschap voor het jaar 2014 (bedragen x € 1.000)

 
 

Slotwet

Vast-

2014

2015

2016

2017

2018

 

2012

gestelde begroting

2013

         

Baten

             

Omzet moederdepartement

253.726

207.766

204.986

197.000

179.442

168.657

164.896

Omzet overige departementen

16.277

14.172

19.462

18.828

18.434

18.316

18.316

Omzet derden

11.502

9.630

10.985

10.985

10.985

10.985

10.985

Rentebaten

15

100

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

2

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

1.004

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

282.526

231.668

235.433

226.813

208.861

197.958

194.197

Lasten

             

Apparaatskosten

273.847

224.968

229.388

220.783

202.846

191.958

188.197

– personele kosten

146.738

137.699

139.056

134.651

125.280

116.750

113.228

waarvan eigen personeel

122.831

117.620

121.318

118.570

115.461

109.751

107.550

waarvan externe inhuur1

23.907

20.079

17.738

16.081

9.819

6.999

5.678

– materiële kosten

127.109

87.269

90.332

86.132

77.566

75.208

74.969

waarvan apparaat ICT

18.761

16.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

waarvan bijdrage aan SSO’s

926

930

930

930

930

930

930

Rentelasten

61

100

45

30

15

0

0

Afschrijvingskosten

5.980

6.600

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

– materieel

5.980

6.600

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

waarvan apparaat ICT

4.544

4.800

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

– immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

381

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

381

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

280.269

231.668

235.433

226.813

208.861

197.958

194.197

Saldo van baten en lasten

2.257

0

0

0

0

0

0

1 In het departementaal jaarverslag 2012 is het bedrag voor externe inhuur opgenomen onder materiële kosten. Vanaf 2013 wordt als gevolg van aanpassing Rijksbegrotingsvoorschriften 2013 dit opgenomen onder personele kosten.

Toelichting op de begroting van baten en lasten:

Slotwet 2012

DUO heeft, mede als gevolg van incidentele baten en een hogere invulling van de generieke inkooptaakstelling in de tweede helft van het jaar, een positief resultaat van € 2,3 miljoen gerealiseerd. Het streven voor 2014 en verder is een sluitende begroting.

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan de opdrachtgever OCW. De omzet moederdepartement ad € 205,0 miljoen is gerelateerd aan de hoofdproducten Bekostiging instellingen (€ 39,5 miljoen, zijnde 20%), Studiefinanciering (€ 114,4 miljoen, zijnde 55%), Examendiensten (€ 25,0 miljoen, zijnde 12%), Basisregister (€ 22,0 miljoen, zijnde 10%) en Informatiediensten (€ 4,1 miljoen, zijnde 3%). De dalende lijn in de opbrengst moederdepartement wordt veroorzaakt door de ingeboekte taakstellingen over de periode 2014 tot en met 2018 (€ 9,6 miljoen oplopend naar € 47,7 miljoen). Deze taakstelling zal worden ingevuld middels efficiency maatregelen (€ 17,6 miljoen), deregulering/versobering dienstverlening (€ 11,7 miljoen), revenuen overheidsbrede programma Compacte Rijksdienst (€ 3,0 miljoen), baten Programma Vernieuwing Studiefinan-

Begroting baten-lastenagentschappen

ciering (€ 5,4 miljoen) en slimme realisatie beleidsopdrachten (€ 10,0 miljoen).

Randvoorwaarden exploitatie DUO (2014 – 2018)

De taakstelling Rutte II (2016 – 2018) bedraagt € 22 miljoen. De aanpak wordt gedomineerd door de thema’s «efficiency waar het nog kan» en «vereenvoudiging en versobering waar het moet». In de meerjarenbe-groting zijn maatregelen op het gebied van efficiency, de Hervormingsagenda en Compacte Rijksdienst en vereenvoudiging van regels en taken verwerkt. Politieke besluitvorming is benodigd voor het doorvoeren van de vereenvoudiging van regels en taken. In het wetsvoorstel voor het leenstelsel in de masterfase zijn bijvoorbeeld een aantal vereenvoudigingen opgenomen.

In de huidige aanpak van de Rutte II taakstelling zal eveneens de dienstverlening worden vernieuwd. Door verdergaande digitalisering van de dienstverlening kunnen bestaande kanalen meer en meer worden vervangen door zelfbediening. Daarbij kan gedacht worden aan het sluiten van 4 extra servicekantoren (bovenop 4 servicekantoren die al gesloten worden vanuit Rutte I), waarbij 6 servicekantoren open blijven. Daarmee wordt invulling gegeven aan de visie «digitaal waar het kan, persoonlijk waar het moet» uit de visiebrief digitale overheid 2017. DUO heeft bovenstaande maatregelen nodig om invulling te geven aan een dekkende exploitatie.

Opbrengst overige departementen

Het betreft opbrengsten in verband met uitvoering inburgeringstaken (€ 8,8 miljoen) en uitvoering landelijk register kinderopvang (€ 7,0 miljoen) voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, printen couverteerwerkzaamheden ten behoeve van het CJIB van het ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 1,1 miljoen), werkzaamheden in opdracht van het ministerie van Economische Zaken (€ 0,3 miljoen) en werkzaamheden in opdracht van het ministerie van Financiën (€ 0,1 miljoen). Daarnaast is € 2,2 miljoen aan omzet opgenomen in verband met werkzaamheden uitgevoerd voor meerdere overheidsinstellingen binnen de Shared Service Organisatie welke onder DUO valt. Op de inburgeringstaak is een taakstelling ingeboekt van € 1,2 miljoen in 2014 oplopend naar € 1,7 miljoen in 2016. Deze zal in overleg met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden ingevuld middels versobering van de dienstverlening en efficiency maatregelen.

Opbrengst derden

Het betreft hier met name ontvangen examengelden (€ 4,8 miljoen) en vergoedingen van inburgeringkandidaten (€ 3,8 miljoen) en daarnaast werkzaamheden voor andere opdrachtgevers dan ministeries ten bedrage van € 2,4 miljoen.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten bevatten de kosten van eigen personeel (€ 114,3 miljoen) op basis van de gemiddelde loonkosten, een reële inschatting van de overige personele kosten (€ 7,0 miljoen) en de kosten voor externe inhuur (€ 17,8 miljoen). De daling ten opzichte van de begroting 2014 is gerelateerd aan de opgelegde taakstellingen.

Begroting baten-lastenagentschappen

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan ondermeer uit vaste lasten, zoals huisvestingskosten inclusief facilitaire kosten (€ 22,2 miljoen), kosten informatievoorziening en automatisering (€ 18,0 miljoen), externe diensten en communicatiemiddelen (€ 20,1 miljoen) en € 30,0 miljoen ten behoeve van de implementatie van beleidswijzigingen in de geautomatiseerde systemen. De bijdrage aan de Shared Service Organisatie betreft de bijdrage aan P-Direkt.

Rentelasten

Dit betreft de te betalen rente in 2014 als gevolg van het beroep op de leenfaciliteit ten behoeve van investeringen in materiële vaste activa.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen uitsluitend materiële vaste activa.

Tabel 3 Kasstroomoverzicht voor het jaar 2014 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

SlotweVt ast-gestelde

2012 begroting

2013

2014

2015

2016

2017

2018

  • 1. 
    Rekening-courant RHB 1 januari
  • 2. 
    Totaal operationele kasstroom

3a.   Totaal investeringen (-)

3b.  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

  • 3. 
    Totaal investeringskasstroom

4a.   Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-)

4b.  Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

4c.   Aflossingen op leningen (-)

4d.  Beroep op leenfaciliteit (+)

  • 4. 
    Totaal financieringskasstroom
  • 5. 
    Rekening courant RHB 31 december
 

51.154

47.697

47.383

47.069

46.755

46.440

46.440

179

6.600

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

- 6.169

0

  • 6.169

- 6.600

0

  • 6.600

- 6.000

0

  • 6.000

- 6.000

0

  • 6.000

- 6.000

0

  • 6.000

- 6.000

0

  • 6.000

- 6.000

0

  • 6.000

0

0

0

0

0

0

0

315

- 314

- 314

- 314

- 315

0

0

0

0

0

0

0

0

0

315

  • 314
  • 314
  • 314
  • 315

0

0

44.849

47.383

47.069

46.755

46.440

46.440

46.440

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De operationele kasstroom is gelijk aan het totaal van de begrote afschrijvingskosten en de mutatie voorzieningen en kortlopende schulden en overlopende transitorische posten. Het totaal van investeringen is gelijk aan de zogenoemde vervangingsinvesteringen voor de materiële vaste activa en zijn gelijk aan de bruto afschrijvingskosten van deze activa.

Doelmatigheid

Basisindicatoren zijn de kostprijs en kwaliteit per product of dienst. Doelmatigheid kan meerjarig worden bereikt door een lagere kostprijs (bij gelijke kwaliteit) of een hogere kwaliteit (bij gelijke kostprijs). In de gepresenteerde reeks voor DUO (tabel 4) geldt een sterke focus op kostenbeheersing en kwaliteitsverbetering van dienstverlening. Het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) is hier een belangrijk voorbeeld van. Door deze vernieuwing is het tevens mogelijk de effici-encytaakstelling van het kabinet te realiseren. De indexgetallen van de onderscheiden producten laten dit zien.

0

0

0

0

0

0

0

Begroting baten-lastenagentschappen

Tabel 4 Doelmatigheidsindicatoren

 
 

Slotwet

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

2012

           

Generiek Deel

             

Omzet Bekostiging Instellingen1

19%

100,0

0,98

0,97

0,95

0,94

0,92

Omzet Studiefinanciering1

56%

100,0

0,97

0,92

0,90

0,89

0,87

Omzet Examendiensten1

12%

100,0

0,98

0,97

0,95

0,94

0,92

Omzet Basisregister1

11%

100,0

0,95

0,93

0,91

0,90

0,88

Omzet Informatiediensten1

2%

100,0

0,98

0,97

0,95

0,94

0,92

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1.732

1.786

1.742

1.682

1.604

1.506

1.468

Tarieven/uur

             

ICT gerelateerd

100

102

102

102

102

102

102

Overige uren

72

73

73

73

73

73

73

Saldo baten en lasten (%)

Kwaliteitsindicatoren Klantcontact digitaal Klantcontact traditioneel

0,8%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

 

n.v.t.

n.v.t.

6

6

6

6

6

n.v.t.

n.v.t.

7

7

7

7

7

Index 2013 is gelijk aan 100.

Toelichting Doelmatigheidsindicatoren

Omzet/kostprijs per product: DUO aggregeert haar werkzaamheden in de going concern (basiscontract) naar 5 producten, te weten Bekostiging instellingen, Studiefinanciering, Examendiensten, Basisregisters en Informatiediensten. De doelmatigheidsindicatoren geven inzicht in de ontwikkeling van de prijsefficiency per product, exclusief volumina ontwikkelingen. Per product gaat het om circa 7,5% productiviteitsontwikkeling, aangevuld met specifieke maatregelen binnen de producten basisregisters en studiefinanciering. Met de ingegeven prijsefficiency en de samenhangende doelmatigheidsontwikkeling wordt gestreefd om budgetneutraal te realiseren waarbij de gemaakte kosten vanuit de omzet gedekt worden.

FTE totaal: De bezetting van ARAR laat ten opzichte van 2012 een lichte stijging zien als gevolg van omzetting van relatief duur extern personeel naar goedkoper ARAR personeel. De dalende lijn vanaf 2013 hangt samen met de opgelegde taakstellingen.

Projecttarief per uur: Het projecttarief per uur (€ 102) is een gemiddeld uurtarief in- en externe inzet ten behoeve van systeem- en procesaanpassingen.

Meerwerktarief per uur: Voor niet ICT-gerelateerde inzet geldt een lager tarief van € 73 per uur.

Saldo baten en lasten: DUO begroot en verwacht te realiseren met een exploitatiesaldo van nul.

Indicatoren: Er is een nieuwe set van indicatoren afgesproken met het ministerie van OCW te weten: Klanttevredenheid Klantcontact digitaal en Klanttevredenheid klantcontact traditioneel. Voor deze indicatoren zijn nog geen historische gegevens beschikbaar.

Begroting baten-lastenagentschappen

  • 2. 
    NATIONAAL ARCHIEF

2.1 Algemene toelichting

Het Nationaal Archief beheert de archieven van de rijksoverheid, maar ook archieven van maatschappelijke organisaties en individuele personen die van nationaal belang zijn (geweest). In de depots ligt bijna duizend jaar geschiedenis van Nederland opgeslagen in archieven en in duizenden kaarten, tekeningen en foto’s.

De missie van het Nationaal Archief is het dienen van ieders recht op informatie en het geven van inzicht in het verleden van ons land door:

inzet voor een sterk archiefbestel, een afgewogen beleid voor archiefwaardering en selectie en optimale zorg voor alle rijksarchieven;

de nationale archiefcollectie in Den Haag te beheren en online te presenteren.

Nationaal Archief en Regionale Historische Centra Op basis van de Archiefwet 1995 heeft de minister van OCW een specifieke verantwoordelijkheid voor alle rijksarchiefbewaarplaatsen, zijnde het Nationaal Archief in Den Haag en 11 rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. De archiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden maken deel uit van de Regionale Historische Centra (RHC’s). De RHC’s zijn zelfstandige openbare lichamen, die vanuit het Rijk en andere partners een financiële bijdrage ontvangen.

Deze begroting handelt alleen om de baten en lasten van het Nationaal Archief. De rijksbijdragen aan de afzonderlijke RHC’s zijn onderdeel van artikel 14 van de begroting van OCW.

Tabel 1 Begroting Nationaal Archief 2014 (bedragen x € 1.000)

2014

Totaal baten                                                                                                                            42.927

Totaal lasten                                                                                                                           42.927

Saldo van baten en lasten                                                                                                             0

Kapitaalontvangsten                                                                                                                       –

Kapitaaluitgaven                                                                                                                      2.648

Begroting baten-lastenagentschappen

Tabel 2 Begroting van agentschap Nationaal Archief voor het jaar 2014 (bedragen x € 1.000)

 
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Slotwet

Vastgestelde begroting

         

Baten

             

Omzet moederdepartement

23.374

19.794

38.242

39.058

24.807

21.899

21.899

Omzet overige departementen

700

0

0

0

0

0

0

Omzet derden

2.447

3.449

2.505

690

690

690

690

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Mutatie vooruit ontvangen middelen

  • 1.242

2.851

2.180

1.880

280

0

0

Bijzondere baten

             

Totaal baten

25.279

26.094

42.927

41.628

25.777

22.589

22.589

Lasten

             

Apparaatskosten

23.130

25.265

40.416

39.130

24.894

21.721

21.736

– personele kosten

10.425

13.673

19.437

19.318

11.809

10.330

10.330

waarvan eigen personeel

9.100

10.211

12.537

12.818

8.830

8.830

8.830

waarvan externe inhuur

1.325

3.462

6.900

6.500

2.979

1.500

1.500

– materiële kosten

12.705

11.592

20.979

19.812

13.085

11.391

11.406

waarvan apparaat ICT

542

479

672

700

740

774

789

waarvan bijdrage aan SSO

0

0

0

0

0

0

0

Rentelasten

7

159

93

80

65

50

35

Afschrijvingskosten

2.036

670

2.418

2.418

818

818

818

– materieel

446

662

818

818

818

818

818

waarvan apparaat ICT

   

138

138

138

138

138

– immaterieel

1.590

8

1.600

1.600

0

0

0

Overige kosten

  • 12

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

 

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

 

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

25.161

26.094

42.927

41.628

25.777

22.589

22.589

Saldo van baten en lasten

118

0

0

0

0

0

0

Toelichting:

In 2012 heeft het Nationaal Archief het jaar afgesloten met een positief exploitatieresultaat van ruim € 0,1 miljoen.

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet van het moederdepartement betreft de inkomsten van het Nationaal Archief voor de geleverde producten en diensten. Deze bestaat uit structurele middelen voor de primaire activiteiten (1e geldstroom) en incidentele middelen voor projectmatige activiteiten (2e geldstroom).

Voor 2013 tot en met 2015 heeft het Nationaal Archief incidenteel een bedrag van € 28,0 miljoen beschikbaar voor de structurele werkzaamheden rond de digitalisering van het Rijksarchief (digitale taken rijksarchieven). Deze ontwikkeling is zichtbaar in de stijging van de post omzet moederdepartement waarin het budget voor de digitale taken rijksarchieven is opgenomen. Van deze € 28 miljoen is € 3,0 miljoen beschikbaar in 2013 en € 25 miljoen wordt verdeeld over de jaren 2014 en 2015. In de begroting 2013 is deze € 3,0 miljoen niet opgenomen omdat de honorering van dit budget pas ná de vastgestelde begroting heeft plaatsgevonden.

Vanaf 2016 is voor de digitale taken rijksarchieven geen budget verantwoord in de post omzet moederdepartement omdat het budget nog niet structureel is toegekend door het ministerie. In de voorbereidingen voor

Begroting baten-lastenagentschappen

de digitale taken rijksarchieven wordt in 2013 de organisatiestructuur van het Nationaal Archief al wel aangepast mede om de digitale taken te kunnen uitvoeren. Vanwege het structurele karakter van de digitale taken rijksarchieven is continuering van deze taken na 2015 het uitgangspunt.

In de omzet moederdepartement over 2016 tot en met 2018 is de taakstelling Rutte II verwerkt (€ 1 miljoen). De verdeling door het moederdepartement is nagenoeg definitief, op onderdelen kan nog een wijziging plaatsvinden. De taakstelling zal door het Nationaal Archief voornamelijk worden gerealiseerd in efficiency resultaten in de synergie tussen het Nationaal Archief en de RHC’s bij de uitvoering van de digitale taken. In deze ontwerpbegroting is dit effect nog niet verwerkt en is de taakstelling vanaf 2016 voorlopig verwerkt in de materiële uitgaven van het Nationaal Archief.

CBG

Vanaf 2012 is de subsidie aan het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) opgenomen, die namens het moederdepartement wordt verstrekt. De subsidie voor 2014 bedraagt € 1.77 miljoen.

Omzet derden

De omzet derden bestaat hoofdzakelijk uit projectmatige inkomsten van derde partijen (o.a. de Europese Unie) voor specifieke producten en diensten (projecten). Deze baten ontwikkelen zich op dit moment met een dalende lijn als gevolg van afloop van projecten zoals Apex (Europees project), en Metamorfoze (samenwerkingsproject met de Koninklijke

Bibliotheek).

Mutatie vooruit ontvangen middelen

Dit betreft projectgelden die zijn vooruit ontvangen voor de ontwikkeling van specifieke eenmalige producten en diensten (projecten) voor verschillende opdrachtgevers. Ook voor deze post geldt dat een dalende lijn wordt verwacht als gevolg van afloop van projecten.

Lasten

Apparaatskosten

– Personele kosten

Personele kosten zijn gebaseerd op een formatie van 137,43 fte eind 2013. In 2014 tot en met 2015 stijgen de personele kosten als gevolg van de digitale taken rijksarchieven en is er daarnaast sprake van een dalende trend als gevolg van de taakstellingen en afloop van projecten.

In de post externe inhuur zijn tevens de uitgaven voor uitbesteding opgenomen.

– Materiële kosten

Dit betreft onder andere de huisvestingskosten zoals de huurkosten en servicekosten samenhangend met de huisvesting en kantoorautomatisering. Tevens zijn onder deze post de materiële uitgaven verantwoord die worden gedaan in het primaire proces, voor de digitale taken rijksarchieven en in de projecten.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit het beroep op de leenfaciliteit in 2013.

Begroting baten-lastenagentschappen

Afschrijvingskosten

De stabiele lijn van de afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door instandhoudingsinvesteringen in het fysieke depot en de ICT hardware. Vanaf 2013 worden de uitgaven voor softwareontwikkeling niet meer geactiveerd maar direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Tabel 3 Kasstroomoverzicht Nationaal Archief over het jaar 2014 (bedragen x € 1.000)

 
 

2012 Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Rekening-courant RHB per 1 januari

3.486

13.724

7.694

7.464

7.234

7.004

6.774

Totaal operationele kasstroom

totaal investeringen totaal boekwaarde desinvesteringen

Totaal investeringskasstroom

2.811

  • 464
  • 4
  • 469

670

  • 9.600

0

  • 9.600

2.418

  • 2.418

0

  • 2.418

2.418

  • 2.418

0

  • 2.418

2.418

  • 2.418

0

  • 2.418

2.418

  • 2.418

0

  • 2.418

2.418

  • 2.418

0

  • 2.418

eenmalige uitkering aan moederdepartement

(-/-)

eenmalige storting door moederdepartement

(+)

aflossing op langlopende leningen (-/-)

beroep op leenfaciliteit (+)

Totaal financieringskasstroom

Rekening-courant RHB per 31 december

 

5.643

  • 50

2.300

3.000

  • 1.400

1.300

0 - 230

0

0 - 230

0

0 - 230

0

0 - 230

0

0 - 230

0

7.893

2.900

  • 230
  • 230
  • 230
  • 230
  • 230

13.724

7.694

7.464

7.234

7.004

6.774

6.544

Toelichting:

De operationele kasstroom ontwikkelt zich stabiel. De belangrijkste oorzaak is dat wordt uitgegaan van een begroting met een nihil resultaat en een stabiel verloop van de afschrijvingen en mutaties in de vooruit ontvangen projectmiddelen.

De investeringskasstroom betreft de investeringen in ICT hardware en investeringen in het fysieke depot.

De financieringskasstroom betreft hoofdzakelijk de geplande vervroegde aflossing van de leenfaciliteit voor ICT investeringen en de leningen ten behoeve van de verbouwing van de publieke ruimte. De mutaties in 2014–2018 betreffen de aflossingen van de lening op de publieke ruimte.

Doelmatigheid

De tabel met doelmatigheidsindicatoren is voor 2014 niet weergegeven. De reden hiertoe is dat binnen het Nationaal Archief wordt gewerkt aan een nieuwe set van indicatoren.

In de begroting 2013 is aangegeven dat deze nieuw set aan indicatoren in de ontwerpbegroting 2014 voor het eerst zou worden opgenomen. In de begroting 2013 werd uitgegaan van een nieuwe set aan indicatoren voor de nieuwe fusieorganisatie (Nationaal Archief en Koninklijke Bibliotheek). In oktober 2012 is deze fusie echter bevroren. In de eerste vijf maanden van 2013 heeft het Nationaal Archief een strategische heroriëntatie uitgevoerd inclusief een heroriëntatie op de interne sturing van de organisatie. Tevens starten in 2013 de digitale taken rijksarchieven. De nieuwe set aan indicatoren dient aan te sluiten op het nieuwe sturingsmodel en dient tevens informatie te geven over de prestaties die

Begroting baten-lastenagentschappen

samenhangen met de digitale taken rijksarchieven en de prestaties in de projecten.

Het Nationaal Archief heeft daarom besloten te wachten met een nieuwe set aan indicatoren totdat vast staat hoe de inrichting van de nieuwe organisatie eruit ziet en op basis daarvan de indicatoren te bepalen.

Bijlage: RWT’s en ZBO’s

BIJLAGE 1. RWT’s en ZBO’s

Tabel Overzicht RWT’s en ZBO’s (bedragen x € 1 miljoen)

RWT

ZBO

Artikel(en)

Ramingen

Stichting Fonds Podiumkunsten Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie Stichting Nederlands Filmfonds Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie Stichting Mondriaan Fonds Stichting Nederlands Letteren Fonds Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) Commissariaat voor de Media Nederlandse Publieke Omroep Landelijk Omroepbestel Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs Regionale Opleidingscentra (ROC’s) en vakinstellingen

Kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven

Instellingsbesturen hogescholen Instellingsbesturen universiteiten Open Universiteit Nederland Academische Ziekenhuizen Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) Rijksmusea

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) Koninklijke Bibliotheek (KB) Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Stichting Participatiefonds Stichting Vervangingsfonds Stimuleringsfonds voor de Pers College voor Examens

 

X

X

14

44,7

X

X

14

22,3

X

X

14

29,5

X

X

14

14,4

X

X

14

26,8

X

X

14

10,4

X

X

15

18,3

X

X

15

4,3

X

X*

15

103,7

X

 

15

678,6

X

 

1

9.029,2

X

 

3

6 826,7

X

 

4

2958,8

X

X*

4

106,2

X

 

6

2 533,0

X

 

7

3.356,2

X

 

7

36,7

X

 

7

601,0

X

X

7

3,7

X

 

14

122,3

X

X*

16

90,4

X

X*

16

46,0

X

X

6, 16

600,9

X

X

1

2,6

X

X

1, 9

11,2

X

X

15

2,3

 

X

3, 4

7,2

Toelichting op de in de tabel opgenoemde RWT’s en ZBO’s:

Cultuurfondsen

In 2014 zijn bijdragen verstrekt aan de volgende fondsen:

Stichting Fonds Podiumkunsten

Het fonds ondersteunt alle vormen van professionele podiumkunsten in Nederland: muziek, theater, muziektheater en dans. Het stimuleren van innovatie in de keten van scheppen, productie, distributie en afname is een speciale taak van het fonds.

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Het fonds stimuleert de actieve deelname aan het culturele leven van inwoners van Nederland, in al hun diversiteit, ongeacht leeftijd, herkomst, opleiding en woonplaats op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

Stichting Mondriaan Fonds

Het fonds bevordert bijzondere en vernieuwende projecten en activiteiten van beeldend kunstenaars, bemiddelaars en instellingen die van belang zijn voor de beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland. Het doel is hiermee de betekenisvolle ontwikkeling en zichtbaarheid van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland te stimuleren daar waar de markt dit niet of nog niet mogelijk maakt.

Stichting Nederlands Filmfonds

Bijlage: RWT’s en ZBO’s

Het fonds stimuleert de filmproductie in Nederland, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit en bevordert een goed klimaat voor de Nederlandse filmcultuur.

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Het fonds voert verschillende subsidieregelingen uit die zijn gericht op kennisontwikkeling en kennisuitwisseling van de ontwerpende disciplines en het vergroten van de belangstelling voor architectuur, vormgeving en e-culture.

Stichting Nederlands Letteren Fonds

Het fonds bevordert de kwaliteit, diversiteit, productie en de vertaling van de Nederlandse- en Friestalige literatuur. Ook verzorgt het Nederlands Letteren Fonds de promotie en zichtbaarheid van de Nederlandse en Friese literatuur in het buitenland.

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediapro-ducties

Het Mediafonds bevordert de ontwikkeling en productie van culturele dramaproducties, documentaires, kunst- en kinderprogramma’s en cultuurprojecten van de publieke landelijke en regionale omroep.

Commissariaat voor de Media

Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en de daarop gebaseerde regels. Het garandeert daarmee een eerlijke toegang tot de media en bewaakt de kwaliteit, de diversiteit en de onafhankelijkheid van de informatievoorziening.

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

De NPO is het samenwerkings- en coördinatieorgaan van de landelijke publieke omroep. Deze taak is per 1 januari 2010 overgegaan van de NOS naar een nieuwe stichting, de NPO.

Landelijk Omroepbestel

Het betreft middelen die aan de landelijke publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

Het betreft circa 1.170 bevoegde gezagsorganen van circa 7.360 instellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs

Het betreft 325 bevoegde gezagsorganen van 650 onderwijsinstellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Regionale Opleidingscentra (ROC’s) en vakinstellingen

Het betreft circa 57 ROC’s. Een ROC is een samenwerkingsverband van onderwijsinstituten in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en de Volwasseneductie in Nederland.

Kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven

Het betreft 17 kenniscentra die de schakels vormen tussen het onderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven. Ze ontwikkelen kwalificaties voor het middelbaar beroepsonderwijs, werven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van deze leerbedrijven.

Bijlage: RWT’s en ZBO’s

Instellingsbesturen hogescholen

Het betreft middelen die rechtstreeks aan de circa 33 door OCW bekostigde hogescholen beschikbaar worden gesteld.

Instellingsbesturen universiteiten

Het betreft middelen die rechtstreeks aan de 16 door OCW bekostigde universiteiten (excl. Open Universiteit) beschikbaar zijn gesteld.

Open Universiteit Nederland

De Open Universiteit ontwikkelt, verzorgt en bevordert, samenwerkend in netwerken en allianties, hoogwaardig en innovatief hoger afstandsonderwijs.

Academische Ziekenhuizen

Het betreft de middelen voor de 8 ziekenhuizen die verbonden zijn aan een universiteit ten behoeve van de opleiding van artsen en ten behoeve van onderzoek.

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

De NVAO borgt de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Zij beoordeelt op onafhankelijke wijze de kwaliteit van de opleidingen, verleent accreditatie, toetst nieuwe opleidingen en de instellingstoets kwaliteitszorg. Daarnaast levert de NVAO een bijdrage aan het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn en bevordert zij de internationale samenwerking om tot afstemming en samenhang binnen de Europese hoger onderwijsruimte te komen.

Rijksmusea

Het betreft 17 musea die vallen onder de Wet verzelfstandiging rijksmu-seale diensten.

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

De KNAW bevordert als forum, geweten en stem van de wetenschap de kwaliteit en de belangen van de wetenschap en zet zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan de culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving.

Koninklijke Bibliotheek (KB)

De KB brengt als de nationale bibliotheek van Nederland mensen en informatie samen. De KB speelt voorts een centrale rol in de Nederlandse (wetenschappelijke) informatiestructuur en bevordert de duurzame toegang tot digitale informatie in (inter)nationaal verband

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

De NWO heeft als taak het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek. Vanaf 2014 zijn de middelen voor het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen) ingebed in de bekostiging bij NWO.

Stichting Participatiefonds (PF)

Het PF is verantwoordelijk voor het beheren en terugdringen van de werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. Het PF betaalt de uitkeringskosten van ontslagen personeel. Daarnaast ondersteunt het PF schoolbesturen bij het opzetten van hun personeels- en mobiliteitsbeleid en individuele medewerkers die werkloos zijn met trainingen en cursussen.

Bijlage: RWT’s en ZBO’s

Stichting Vervangingsfonds (VF)

Het VF betaalt de kosten voor vervangers die schoolbesturen moeten inzetten bij ziekte of afwezigheid van personeel en heeft als taak het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van onderwijspersoneel in het primair onderwijs door de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en het personeelsbeleid te verbeteren.

Stimuleringsfonds voor de Pers

Het fonds heeft ten doel het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers, voor zover die van belang is voor de informatie en opinievorming.

College voor Examens (CVE)

Het College voor Examens (CvE) bestaat sinds 1 oktober 2009. Het is ontstaan uit een samenvoeging van de Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO), de Staatsexamencommissie VO en de Staatsexamencommissie Nederlands als Tweede taal (NT2). Het College is verantwoordelijk voor de centrale examens en staatsexamens in het voortgezet onderwijs, de examens rekenen en taal in het (middelbaar) beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

BIJLAGE 2. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Algemeen

In dit hoofdstuk worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2013 en de stand ontwerpbegroting 2014. Alleen de nieuwe mutaties die groter zijn dan € 2,2 miljoen worden toegelicht. Voor de toelichting op de mutaties uit het Regeerakkoord Rutte II wordt verwezen naar de nota van wijziging en het amendement op de begroting 2013 en de startnota. De mutaties uit de 1ste suppletoire begroting worden toegelicht in de memorie van toelichting op de 1ste suppletoire begroting. Deze mutaties worden daarom niet in dit verdiepingshoofdstuk toegelicht.

Voor de uitgaven en ontvangsten geldt dat de tabellen met de specificatie van de nieuwe mutaties alleen zijn opgenomen als er mutaties hebben plaatsgevonden.

Daarnaast wordt in dit verdiepingshoofdstuk, op verzoek van de Tweede Kamer, een overzicht gegeven van de ombuigingen en intensiveringen die gevolgen hebben voor de begroting van OCW uit het Regeerakkoord Rutte I, het Begrotingsakkoord 2013 (Lenteakkoord) en het Regeerakkoord Rutte II.

Mutaties die op meer dan één beleidsartikel betrekking hebben, worden hieronder toegelicht. Het betreft:

  • 1. 
    Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2013;
  • 2. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling (uit Regeerakkoord Rutte II);
  • 3. 
    Doorverdeling apk-taakstelling (uit Regeerakkoord Rutte II);
  • 4. 
    Overboekingen Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO).

1. Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2013

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen-en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2013 wijst uit dat in het primair onderwijs en het hoger onderwijs het aantal leerlingen en studenten per saldo lager is dan in de referentieraming 2012. In het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs is het aantal leerlingen en studenten per saldo hoger. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2012.

De budgettaire effecten voor 2013 zijn structureel in de 1ste suppletoire begroting verwerkt. De nieuwe mutaties in deze verdiepingsbijlage betreft de budgettaire oploop of daling vanaf 2014.

In onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per sector weergegeven.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

Tabel 1 Budgettaire verwerking leerlingen- en studentenontwikkeling (bedragen x € 1.000)

Artikel Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Uitgaven:

Primair onderwijs Voortgezet onderwijs

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Hoger beroepsonderwijs Wetenschappelijk onderwijs Studiefinanciering

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten Lesgelden

1

3

4

6

7

11

12

13

Subtotaal uitgaven

Ontvangsten:

13 Lesgeldontvangsten

 

20.459

  • 45.049
  • 57.850
  • 84.757
  • 114.248
  • 137.149

48.480

54.902

58.292

61.959

60.173

63.716

10.551

9.277

5.929

42.115

103.051

151.950

4.887

  • 25.726
  • 71.962
  • 85.562
  • 99.294
  • 115.932

12.864

1.257

  • 27.476
  • 37.298
  • 43.884
  • 56.573

3.614

  • 6.194
  • 7.469
  • 15.754
  • 30.069
  • 33.862

43

385

120

  • 243
  • 1.108
  • 2.218
  • 18

3

25

48

69

80

59.962

  • 11.145
  • 100.391
  • 119.492
  • 125.310
  • 129.988

2.870

3.152

482

8.159

14.272

16.067

Totaal (uitgaven minus ontvangsten)

62.832

7.993

99.909

127.651

139.582

146.055

2. Doorverdeling subsidietaakstelling (uit Regeerakkoord Rutte II)

De invulling van de taakstelling «D17 Schrappen subsidies» uit het Regeerakkoord Rutte II is in de brief Subsidiebeleid Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan de Tweede Kamer gemeld. Onderstaande tabel geeft de verdeling van deze taakstelling over de beleidsartikelen weer.

Tabel 2 Doorverdeling subsidietaakstelling Rutte II (bedragen x € 1.000)

Artikel Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1           Primair onderwijs

3           Voortgezet onderwijs

4           Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

6           Hoger beroepsonderwijs

7           Wetenschappelijk onderwijs

8           Internationaal beleid

9           Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid 16         Onderzoek en wetenschapsbeleid 25         Emancipatie 91         Nominaal & onvoorzien

 

0

  • 37.365
  • 74.020
  • 74.880
  • 74.697
  • 74.488

0

  • 20.247
  • 39.938
  • 40.799
  • 40.614
  • 40.406

0

  • 14.351
  • 24.693
  • 25.483
  • 27.098
  • 26.890

0

  • 1.505
  • 5.740
  • 1.909
  • 1.909
  • 1.909

0

  • 2.240
  • 5.191
  • 6.593
  • 6.409
  • 6.201

0

  • 3.771
  • 5.390
  • 5.449
  • 5.449
  • 5.449

0

  • 14.785
  • 17.870
  • 18.731
  • 18.546
  • 18.338

0

  • 10.030
  • 20.564
  • 21.456
  • 22.778
  • 23.819

0

  • 2.000
  • 2.500
  • 2.500
  • 2.500
  • 2.500

0

6.294

  • 4.094
  • 2.200

0

0

Totaal

100.000

200.000

200.000

200.000

200.000

3. Doorverdeling apk-taakstelling (uit Regeerakkoord Rutte II)

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verdeling van de taakstelling «A1 Rijksoverheid (incl. ZBO’s)» uit het Regeerakkoord Rutte II.

Deze verdeling is nagenoeg definitief, op onderdelen kan nog een wijziging plaatsvinden. Een deel van de taakstelling is belegd met concernbrede maatregelen (onder andere huisvesting en ICT). Hoe deze verdeeld worden over de artikelen is nog niet helemaal duidelijk. Ook de verdeling van de taakstelling van DUO over de verschillende artikelen is op dit moment nog niet duidelijk, daarom is de complete taakstelling nu op artikel 11 geboekt. In de ontwerpbegroting 2015 wordt de taakstelling verder verdeeld.

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

Tabel 3 Doorverdeling apk taakstelling Rutte II (bedragen x € 1.000)

Artikel Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Kerndepartement:

           

95

Apparaatskosten

0

0

0

  • 6.937
  • 19.998
  • 26.502

Totaal kerndepartement

0

0

0

  • 6.937
  • 19.998
  • 26.502

Agentschappen:

           

11

Dienst uitvoering onderwijs (DUO)

0

0

0

  • 12.070
  • 23.489
  • 27.891

14

– Nationaal Archief (NA)

0

0

0

  • 803
  • 997
  • 997

Totaal agentschappen

0

0

0

  • 12.873
  • 24.486
  • 28.888

ZBO’s:

             

1

– Participatiefonds

0

0

0

  • 134
  • 305
  • 372

1

– Vervangingsfonds

0

0

0

  • 173
  • 392
  • 479

7

– Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie

           
 

(NVAO)

0

0

0

  • 187
  • 425
  • 519

14

– Fonds Podiumkunsten

0

0

0

  • 163
  • 371
  • 452

14

– Fonds voor Cultuurparticipatie

0

0

0

  • 86
  • 196
  • 239

14

Mondriaanfonds

0

0

0

  • 96
  • 218
  • 266

14

– Nederlands Filmfonds

0

0

0

  • 82
  • 185
  • 226

14

– Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

0

0

0

  • 19
  • 44
  • 53

14

– Nederlands Letterenfonds

0

0

0

  • 38
  • 87
  • 106

15

– Commissariaat voor de Media

0

0

0

  • 202
  • 458
  • 559

15

– Nederlandse Publieke Omroep

0

0

0

  • 144
  • 327
  • 399

15

– Stimuleringsfonds voor de Pers

0

0

0

  • 29
  • 66
  • 80

16

– Koninklijke Nederlandse Academie van

           
 

Wetenschappen (KNAW)

0

0

0

  • 720
  • 1.635
  • 1.995

16

– Koninklijke Bibliotheek (KB)

0

0

0

  • 576
  • 1.308
  • 1.596

16

– Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk

           
 

Onderzoek (NWO)

0

0

0

  • 1.541
  • 3.499
  • 4.269

Totaal ZBO’s

0

0

0

  • 4.190
  • 9.516
  • 11.610

Totaal apk taakstelling

0

0

0

  • 24.000
  • 54.000
  • 67.000

4. Overboekingen Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)

Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) is in 2012 opgericht en zal vanaf 2014 middelen gaan uitzetten voor onderwijsonderzoek. In het NRO worden verschillende bestaande middelen en programma’s voor onderwijsonderzoek gebundeld. Het uitkeren van deze middelen aan het NRO verloopt via de rijksbijdrage aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Om de middelen voor het NRO beschikbaar te maken zijn de verschillende budgetten voor beleidsgericht- en praktijkgericht onderzoek overgeboekt naar artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid. Onderstaande tabel geeft de herkomst van de middelen weer.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

Tabel 4 Overboekingen middelen NRO (bedragen x € 1.000)

Artikel Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Herkomst middelen NRO:

1

3

4

7 9 16

Primair onderwijs (inclusief joz)

Voortgezet onderwijs

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

(inclusief vsv)

Hoger onderwijs

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

Onderzoek en wetenschapsbeleid

 

0

  • 200
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200

0

  • 7.100
  • 6.800
  • 6.800
  • 6.800
  • 6.800

0

  • 1.018
  • 1.635
  • 2.252
  • 2.869
  • 2.869

0

  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100

0

  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100

0

  • 500
  • 500
  • 500
  • 500
  • 500

Toevoeging middelen NRO:

16 Onderzoek en wetenschapsbeleid

9.018

9.335

9.952

10.569

10.569

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

OVERZICHT REGEERAKKOORD RUTTE I, BEGROTINGSAKKOORD 2013 (LENTEAKKOORD) EN REGEERAKKOORD RUTTE II

Op verzoek van de Tweede Kamer is in deze begroting een overzicht opgenomen van de ombuigingen en intensiveringen die gevolgen hebben voor de begroting van OCW uit het Regeerakkoord Rutte I, het Begrotingsakkoord 2013 (Lenteakkoord) en het Regeerakkoord Rutte II.

Regeerakkoord Rutte I

Onderstaande tabel geeft de oorspronkelijke maatregelen uit het

Regeerakkoord Rutte I weer (inclusief groen onderwijs).

Tabel 1 Regeerakkoord Rutte I (bedragen x € 1 miljoen)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

struc

Ombuigingen onderwijs: G1. Efficiencykorting raden en instituten G2. PO Gewichtenregeling G3. PO Budgettering Passend onderwijs1 G4. VO verminderen aantal profielen HAVO/VWO

G5. VO vereenvoudigen bekostigingsmodel, tegengaan vertraging en versnellen excellente leerlingen

G6. MBO vereenvoudiging kwalificatiestructuur, tegengaan vertraging, verkorten en intensiveren2

G7. MBO invoeren leeftijdsgrens 30 jr voor bekostiging3

G8. VO efficiencykorting lesmateriaal G9. HO geen OV-jaarkaart langstudeerders G10. HO aflossingstermijn van 15 naar 20 jaar3 G11. HO invoeren sociaal leenstelsel masterfase3

G12a. HO langstudeerders, verhoging collegegeld met € 3.0004

G12b. HO langstudeerders, efficiencykorting instellingen met € 3.000 per student4

G12c. HO langstudeerders, gedragseffect (in vier jaar oplopend tot 25%)4

G13. Efficiency onderzoek en innovatie

Totaal ombuigingen onderwijs5

Ombuigingen overig:

A1. Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s

A28a. Taakverbreding provincies

A31. Takenpakket publiek omroep

B5. Cultuursubsidies

B6. Taakstelling 5

Totaal ombuigingen overig

Intensiveringen onderwijs:

E1. PO Uitbreiding doelgroep VVE

E2. PO/VO/MBO Versterken centrale en uniforme toetsing, mede t.b.v. meten leerwinst

E3. PO/VO/MBO Professionalisering onderwijspersoneel

E4. PO/VO/MBO Prestatiebeloning o.b.v.

objectief gemeten leerwinst3

E5. PO/VO Hoogbegaafden

E6. PO/VO Taal en rekenen

E7. PO Meer schakelklassen en summercourses

 
  • 20
  • 20
  • 20
  • 20
  • 20
  • 20
  • 20
  • 30
  • 40
  • 50
  • 50
  • 50
  • 50
  • 50

300

  • 300
  • 300
  • 300
  • 300
  • 300
  • 300

50

30

980

20

60

50

50

60

140

50

60

145

50

60

150

50

60

160

1.100

1.330

1.365

1.390

1.420

50

60

160

 
  • 80
  • 110
  • 170
  • 170
  • 170
  • 170
  • 170

0

  • 30
  • 30
  • 30
  • 30
  • 30
  • 30
  • 10
  • 10
  • 30
  • 30
  • 30
  • 30
  • 30

0

0

0

0

0

0

  • 10

0

0

  • 20
  • 50
  • 70
  • 90
  • 110
  • 170
  • 150
  • 140
  • 140
  • 140
  • 140
  • 140
  • 170
  • 160
  • 140
  • 140
  • 140
  • 140
  • 140
  • 30
  • 60
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90
  • 90

1.450

 
  • 27
  • 72
  • 100
  • 105
  • 111
  • 117
  • 117
  • 5
  • 5
  • 5
  • 5
  • 5
  • 5
  • 5
  • 50
  • 100
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200
  • 100
  • 150
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200
  • 140
  • 140
  • 130
  • 130
  • 130
  • 130
  • 130
  • 322
  • 467
  • 635
  • 640
  • 646
  • 652
  • 652

50

50

50

50

50

50

50

80

80

80

80

80

80

80

150

150

150

150

150

150

150

20

40

200

220

235

250

250

30

30

30

30

30

30

30

20

0

0

0

0

0

0

50

50

50

50

50

50

50

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

2013

2014

2015

2016

2017

2018

struc

E8. VO/MBO Plusvoorzieningen en wijkscholen

E9. MBO Kwaliteitsverbetering2

E10. HO Verhogen intensiteit onderwijs

E11. Kwaliteitsimpuls/reservering ramingsrisico

E12. Innovatie en onderzoek

Totaal intensiveringen onderwijs

 

30

30

30

30

30

30

30

150

150

150

150

150

150

150

130

210

230

245

260

275

300

180

220

270

270

270

270

270

90

90

90

90

90

90

90

980

1.100

1.330

1.365

1.395

1.425

1.450

1  Deze reeks is in het voorjaar van 2011 gewijzigd (conform de brief aan de Tweede Kamer «Temporisering passend onderwijs en langstudeerders») en uiteindelijk is de maatregel in het Begrotingsakkoord 2013 teruggedraaid (zie tabel 2).

2  In het Begrotingsakkoord 2013 is besloten dat de ombuiging «G6. Vereenvoudiging kwalificatiestructuur» met één jaar wordt vertraagd. Dit geldt ook voor de intensivering «E9. MBO Kwaliteitsverbetering» en voor deze maatregel is ook het kasritme voor 2013 en 2014 aangepast (zie tabel 2).

3  In het Begrotingsakkoord 2013 is deze maatregel teruggedraaid (zie tabel 2).

4  Deze reeksen zijn in het voorjaar van 2011 gewijzigd (conform de brief aan de Tweede Kamer «Temporisering passend onderwijs en langstu-deerders») en in het Regeerakkoord Rutte II is een deel van de maatregel teruggedraaid (zie tabel 3).

5  Conform het Regeerakkoord (RA) wordt de reeks «B6. Taakstelling» gepresenteerd onder «Ombuigingen overig». Volgens het RA wordt deze ombuiging gerealiseerd door «een maximale omzetting van alle specifieke subsidies in de lumpsum, onder aftrek van de reeks ad € 135 miljoen». In de praktijk is deze taakstelling op de subsidies volledig bij onderwijs neergeslagen.

Begrotingsakkoord 2013 (Lenteakkoord)

Onderstaande tabel geeft de maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013

weer.

Tabel 2a Begrotingsakkoord 2013 (Lenteakkoord) (bedragen x € 1 miljoen)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

struc

Terugdraaien/wijzigen maatregelen Rutte I:

Terugdraaien bezuiniging passend onderwijs

Terugdraaien prestatiebeloning onderwijs

Niet invoeren mbo leeftijdsgrens 30 jaar voor bekostiging

Mbo vereenvoudiging kwalificatiestructuur (1

jaar vertraagd)

Mbo kwaliteitsverbetering (1 jaar vertraagd)

Studeren is investeren

Totaal terugdraaien/wijzigen maatregelen

 

100

200

300

300

300

300

300

  • 10
  • 30
  • 70
  • 220
  • 235
  • 250
  • 250

80

110

170

170

170

170

170

30

20

90

5

5

10

0

  • 110
  • 40

0

0

0

0

0

0

0

20

50

70

90

120

90

260

510

305

310

320

340

Inhouden meevaller / taakstelling:

 

Inhouden meevaller leerlingenraming

  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100

Departementale taakstelling

  • 340
  • 340
  • 340
  • 340
  • 340
  • 340
  • 340

Totaal inhouden meevaller / taakstelling

  • 440
  • 440
  • 440
  • 440
  • 440
  • 440
  • 440

Intensiveringen:

             

Intensivering kwaliteit onderwijs

30

30

30

30

30

30

30

Extra middelen voor kwaliteit leraren/

             

schoolleiders

75

75

75

75

75

75

75

Totaal intensiveringen

105

105

105

105

105

105

105

De departementale taakstelling van € 340 miljoen is als volgt door OCW gedekt:

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

Tabel 2b Dekking departementale taakstelling (bedragen x € 1 miljoen)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

struc

Restant meevaller leerlingenraming en studiefinanciering

Prestatiebeloning

Taakstelling (lumpsumkorting vanaf 2014)

OV-jaarkaart (kasschuif van 2013 naar 2012)

Totaal taakstelling

 
  • 159
  • 159
  • 135
  • 74
  • 108
  • 108
  • 108
  • 10
  • 10
  • 10

0

0

0

0

0

  • 171
  • 195
  • 266
  • 232
  • 232
  • 232
  • 171

0

0

0

0

0

0

340

340

340

340

340

340

340

Zie voor een verdere toelichting de beleidsagenda van de OCW-begroting 2013.

Regeerakkoord Rutte II

Onderstaande tabel geeft de maatregelen uit het Regeerakkoord Rutte II weer (inclusief groen onderwijs). De ombuigingen zijn volledig verwerkt in de OCW-begroting 2013 en 2014 (zie ook de nota van wijziging en het amendement op de begroting 2013 en de startnota). De intensiveringen zijn voor een deel verwerkt in de begroting 2013 en 2014 en voor een deel staan de middelen nog op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

Tabel 3 Regeerakkoord Rutte II (bedragen x € 1 miljoen)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

struc

Ombuigingen onderwijs: D17. Schrappen subsidies D19. Leerwegondersteunend onderwijs D20. Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages D21. Afschaffen gratis schoolboeken D22. Minder opleidingen en macrodoelmatigheid mbo

D23. Samenvoegen kenniscentra mbo D24. Minder opleidingen hoger onderwijs (inclusief kunstopleidingen) D25. Verminderen overhead in het hoger onderwijs

D26. Sociaal leenstelsel basisbeurs bachelor/ masterfase hbo/wo met cohortgarantie1 D27. OV Kaart -> kortingskaart (incl mbo 18-) D28. Effect vereenvoudiging Wet studeren is investeren

Totaal ombuigingen onderwijs

 

0

  • 100
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200

0

0

  • 15
  • 50
  • 50
  • 50
  • 50

0

0

0

  • 50
  • 55
  • 55
  • 55

0

0

  • 85
  • 275
  • 275
  • 275
  • 275

0

0

0

0

  • 60
  • 80
  • 120

0

0

  • 40
  • 80
  • 80
  • 80
  • 80

0

0

0

  • 70
  • 90
  • 110
  • 130

0

  • 15
  • 33
  • 50
  • 65
  • 65
  • 65

0

0

0

  • 15
  • 55
  • 95
  • 810

0

0

0

  • 5
  • 45
  • 75
  • 425

0

1

  • 9
  • 14
  • 19
  • 28
  • 33

114

382

809

994

1.113

2.243

Ombuigingen overig:

A1. Rijksoverheid (incl. ZBO’s)

F64. Hervorming kindregelingen

G81. Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren

I92. Publieke omroep

Totaal ombuigingen overig

 

0

0

0

  • 24
  • 54
  • 67
  • 67

0

0

  • 20
  • 20
  • 20
  • 19
  • 19

0

  • 2
  • 2
  • 2
  • 2
  • 2
  • 2

0

0

0

  • 50
  • 100
  • 100
  • 100

22

96

176

188

188

Intensiveringen onderwijs:

D29. Budget motie Van Haersma Buma naar scholen ipv gemeenten2

D30. Verdubbeling intensivering leerkrachten vo (bèta, jong academisch)3

D31. Schrappen maatregel langstudeerders

(plus teruggaaf 2012)

D32. Intensivering onderwijs en onderzoek4

Totaal intensiveringen onderwijs

 

0

0

256

256

256

256

256

15

20

30

35

0

0

0

263

220

230

230

230

230

230

0

25

212

504

689

808

1.938

278

265

728

1.025

1.175

1.294

2.424

Intensiveringen overig:

G81. Subsidies bedrijven (wv subsidieregeling)

Totaal intensiveringen overig

209

209

209

209

209

209

209

209

209

209

209

209

1  Het sociaal leenstelsel voor de bachelorfase wordt een jaar later ingevoerd. Het budgettaire effect hiervan (+ € 5 miljoen in 2017 en + € 25 miljoen in 2018) is ingeboekt op de OCW-begroting en wordt verrekend met regeerakkoordmaatregel «D32 Intensivering onderwijs en onderzoek» op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.

2  Deze middelen staan nog op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.

3  Dit is het kasritme waarin de middelen zijn toegevoegd aan de OCW-begroting. In het Regeerakkoord wordt gesproken van 2 x € 50 miljoen (in 2013 en 2014)

4  Deze middelen staan voor een deel nog op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën. Alleen het deel voor onderzoek is toegevoegd aan de OCW begroting (€ 25 miljoen structureel vanaf 2014).

Het budgettaire effect van een jaar later invoeren van het sociaal leenstelsel voor de bachelorfase wordt verrekend met deze reeks (– € 5 miljoen in 2017 en – € 25 miljoen in 2018).

0

0

2

0

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 1. PRIMAIR ONDERWIJS

Opbouw uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

9.727.312 9.584.861 9.522.251 9.366.527 9.321.296

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

12.388

22.552

26.387

39.282

65.790

31.728

  • 52.119
  • 101.609
  • 129.662
  • 159.360

Stand ontwerpbegroting 2014

9.746.652 9.555.294 9.447.029 9.276.147 9.227.726 9.179.708

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (intern)
  • 2. 
    Overboekingen (extern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
  • 2. 
    Doorverdeling apk-taakstelling
  • 3. 
    Wettelijk verplichte prijsbijstelling
  • 4. 
    IMBU-regeling
  • 5. 
    Groeibekostiging en MI
  • 6. 
    Bekostiging PO
  • 7. 
    Motie humanistisch vormend en godsdienstonderwijs
 

104

  • 164
  • 198
  • 177
  • 177

105

  • 164
  • 198
  • 177
  • 177
  • 1

0

0

0

0

0

  • 24.590
  • 37.391
  • 64.298
  • 93.789

0

  • 24.590
  • 37.391
  • 64.298
  • 93.789

31.624

  • 27.365
  • 64.020
  • 65.187
  • 65.394

0

  • 37.365
  • 74.020
  • 74.880 - 307
  • 74.697 - 697

20.824

       

7.000

       

300

       

3.500

       

10.000

10.000

10.000

10.000

Totaal

31.728

52.119

101.609

129.662

159.360

Toelichting op de nieuwe mutaties:

2.1

Dit betreft de budgettaire oploop vanaf 2014 van de referentieraming

2013. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.1 en 3.2

Dit betreft de doorverdeling van de subsidietaakstelling en de apk-taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.3

Het betreft de uitdeling van de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor

2013.

3.4 t/m 3.6

Deze mutaties betreffen uitvoeringsproblematiek en worden gedekt uit de eindejaarsmarge.

3.7

Dit betreft de dekking uit de ramingsbijstelling op de leerlingenraming voor de uitvoering van de motie betreffende het in stand houden van de subsidie Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 3. VOORTGEZET ONDERWIJS

Opbouw uitgaven beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

7.074.820 7.109.446 7.115.794 7.093.453 7.094.822

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

95.807

138.453

47.928

  • 207.791
  • 203.992

6.761

  • 18.674
  • 278.025
  • 39.542
  • 37.843

Stand ontwerpbegroting 2014

7.177.388 7.229.225 6.885.697 6.846.120 6.852.987 6.809.449

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (intern)
  • 2. 
    Overboekingen (extern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Intertemporele compensatie
  • 2. 
    Afschaffen gratis schoolboeken
  • 3. 
    Afschaffen maatschappelijke stages
  • 4. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
 

1.761

  • 4.849
  • 4.899
  • 5.222
  • 6.922

50

  • 6.949
  • 6.649
  • 6.772
  • 6.772

1.711

2.100

1.750

1.550

  • 150

0

6.422

9.812

13.479

11.693

 

6.422

9.812

13.479

11.693

5.000

  • 20.247
  • 282.938
  • 47.799
  • 42.614

5.000

       
   
  • 192.000
  • 2.000
  • 2.000
   
  • 51.000
  • 5.000
 
 
  • 20.247
  • 39.938
  • 40.799
  • 40.614

Totaal

6.761

18.674

278.025

39.542

37.843

Toelichting op de nieuwe mutaties: 1.1

Het betreft hier onder andere een overboeking naar artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

2.1

Dit betreft de budgettaire oploop vanaf 2014 van de referentieraming

2013. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.1

De mutatie intertemporele compensatie is als volgt opgebouwd:

– Een kasschuif vanuit 2012 met betrekking tot een vertraging van het project diagnostische tussentijdse toetsen. – Een kasschuif vanuit 2012 met betrekking tot een uitvoeringstekort over 2012 van de uitgaven voor Caribisch Nederland.

3.2

Het betreft een bijstelling van de opbrengst van het afschaffen van de gratis schoolboeken.

3.3

Het betreft een bijstelling van de opbrengst van het afschaffen van de maatschappelijke stages.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

3.4

Dit betreft de doorverdeling van de subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.361

1.361

1.361

1.361

1.361

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.300

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

Opbouw uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

3.500.665 3.555.068 3.629.906 3.563.101 3.568.894

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

12.979

52.074

4.103

  • 35.202
  • 88.664

4.096

195.323

174.059

208.905

267.583

Stand ontwerpbegroting 2014

3.491.782 3.802.465 3.808.068 3.736.804 3.747.813 3.764.235

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Bijstelling uit aanvullende posten
  • 2. 
    Overboekingen (intern)
  • 3. 
    Overboekingen (extern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
  • 2. 
    Wettelijk verplichte prijsbijstelling
  • 3. 
    Subsidieregeling praktijkleren
 

1.686

1.948

  • 5.626
  • 6.176
  • 6.819

0

5.951

6.019

5.984

5.958

  • 887
  • 1.836
  • 2.419
  • 2.934
  • 3.551
  • 799
  • 2.167
  • 9.226
  • 9.226
  • 9.226

0

  • 1.274
  • 4.622

31.564

92.500

0

  • 1.274
  • 4.622

31.564

92.500

5.782

194.649

184.307

183.517

181.902

0

  • 14.351
  • 24.693
  • 25.483
  • 27.098

5.782

0

0

0

0

 

209.000

209.000

209.000

209.000

Totaal

4.096

195.323

174.059

208.905

267.583

Toelichting op nieuwe mutaties:

1.1

Dit betreft de wettelijk verplichte indexering van de lesgelden tranche

2013, vanaf 2014.

1.2

Het betreft hier onder andere een overboeking naar artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

1.3

Het betreft hier onder andere een overboeking aan VWS. Voor het alternatieve arrangement voor studenten van 30 jaar en ouder in het mbo heeft VWS een structurele bijdrage geleverd. Aangezien er geen leeftijdsgrens komt in het mbo en het alternatieve arrangement niet nodig is, wordt deze bijdrage weer overgeboekt naar VWS.

2.1

Dit betreft de budgettaire oploop vanaf 2014 van de referentieraming

2013. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.1

Dit betreft de doorverdeling van de subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

3.2

Het betreft hier de uitdeling van de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor

2013.

3.3

Het betreft hier de middelen voor de subsidieregeling praktijkleren die vanaf 2014 structureel aan de OCW-begroting worden toegevoegd. Deze middelen zijn in het Regeerakkoord Rutte II beschikbaar gesteld.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 6. HOGER BEROEPSONDERWIJS

Opbouw uitgaven beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

2.464.254 2.492.375 2.501.818 2.539.837 2.575.687

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

139.294

116.125

121.403

121.403

121.403

  • 26.631
  • 167
  • 3.573
  • 55.016
  • 72.673

200

  • 31.861
  • 82.582
  • 92.351
  • 103.090

Stand ontwerpbegroting 2014

2.577.117 2.576.472 2.537.066 2.513.873 2.521.327 2.526.869

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (intern)
  • 2. 
    Overboekingen (extern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
  • 2. 
    Intensivering onderzoek
 

200

  • 2.743
  • 2.993
  • 2.993
 

200

  • 2.993 250
  • 2.993
  • 2.993
 

0

  • 30.613
  • 76.849
  • 90.449
  • 104.181
 
  • 30.613
  • 76.849
  • 90.449
  • 104.181

0

1.495

  • 2.740

1.091

1.091

 
  • 1.505
  • 5.740
  • 1.909
  • 1.909
 

3.000

3.000

3.000

3.000

Totaal

200

31.861

82.582

92.351

103.090

Toelichting op de nieuwe mutaties: 1.1

Om de hogescholen en universiteiten te compenseren voor het verzorgen van tweede parallelle studies is het onderwijsbudget van het hbo en wo structureel verhoogd. Vanaf 2014 bedraagt de verhoging voor het hbo € 4,8 miljoen en voor het wo € 5,2 miljoen per jaar. In de periode 2014–2016 worden deze middelen gedekt uit de middelen die eerder voor het profileringsfonds vanwege de langstudeerdersmaatregel ter beschikking zijn gekomen. Omdat er sprake is van een andere verdeling van de middelen vindt er een overboeking plaats tussen hbo (artikel 6) en wo (artikel 7). (Zie Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 133).

2.1

Dit betreft de budgettaire daling vanaf 2014 van de referentieraming 2013.

Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.1

Dit betreft de doorverdeling van de subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.2

Vanaf 2014 wordt extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek. In 2014 komt een eerste tranche van € 3 miljoen structureel per jaar beschikbaar. Deze extra middelen zijn afkomstig uit de middelen die in het Regeerakkoord Rutte II beschikbaar zijn gesteld voor onderzoek.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.768

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

5.981

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 7. WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS

Opbouw uitgaven beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

3.894.582 3.934.775 3.932.166 3.956.007 3.989.255

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

123.706

103.875

108.597

108.597

108.597

  • 12.011

2.933

  • 7.881
  • 44.812
  • 66.061

6.473

  • 7.781
  • 39.454
  • 50.844
  • 60.452

Stand ontwerpbegroting 2014

4.012.750 4.033.802 3.993.428 3.968.948 3.971.339 3.979.134

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Bijstellingen budgettair neutraal
  • 2. 
    Overboekingen (intern)
  • 3. 
    Overboekingen (extern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Doorverdeling apk-taakstelling
  • 2. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
 

6.473

6.066

6.077

6.098

3.130

115

115

115

115

115

  • 200
  • 683
  • 683
  • 683
  • 3.676

6.558

6.634

6.645

6.666

6.691

0

  • 11.607
  • 40.340
  • 50.162
  • 56.748
 
  • 11.607
  • 40.340
  • 50.162
  • 56.748

0

  • 2.240
  • 5.191
  • 6.780
  • 187
  • 6.834
  • 425
 
  • 2.240
  • 5.191
  • 6.593
  • 6.409

Totaal

6.473

7.781

39.454

50.844

60.452

Toelichting op de nieuwe mutaties: 1.2

Om de hogescholen en universiteiten te compenseren voor het verzorgen van tweede parallelle studies is het onderwijsbudget van het hbo en wo structureel verhoogd. Vanaf 2014 bedraagt de verhoging voor het hbo € 4,8 miljoen en voor het wo € 5,2 miljoen per jaar. In de periode 2014–2016 worden deze middelen gedekt uit de middelen die eerder voor het profileringsfonds vanwege de langstudeerdersmaatregel ter beschikking zijn gekomen. Omdat er sprake is van een andere verdeling van de middelen vindt er een overboeking plaats tussen hbo (artikel 6) en wo (artikel 7). (Zie Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 133). In verband met de concentratie van activiteiten op het gebied van biodiversiteit in het museum Naturalis in Leiden wordt een gedeelte van de rijksbijdrage van de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam verlegd naar Naturalis Biodiversity Center. Als gevolg hiervan wordt jaarlijks vanaf 2014 € 3,6 miljoen overgeboekt naar artikel 16.

1.3

Het betreft de overboeking van het ministerie van VWS van de loonbijstelling tranche 2013 betreffende de sector academische ziekenhuizen.

2.1

Dit betreft de budgettaire daling vanaf 2014 van de referentieraming 2013.

Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.1 en 3.2

Dit betreft de doorverdeling van de apk-taakstelling en de subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

16

16

16

16

16

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

16

16

16

16

16

16

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 8. INTERNATIONAAL BELEID

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

16.969

17.122

16.601

16.557

16.578

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Reallocatie HGIS-gelden art.08.77
  • 2. 
    Reallocatie HGIS-gelden art.08.71
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

79

70

69

0

  • 11

0

  • 3.771
  • 5.390
  • 5.449
  • 5.449

Stand ontwerpbegroting 2014

17.048

13.421

11.280

11.108

11.118

11.118

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

0

0

0

0

0

 
  • 50
  • 50
  • 50
  • 50
 

50

50

50

50

0

0

0

0

0

0

  • 3.771
  • 5.390
  • 5.449
  • 5.449
 
  • 3.771
  • 5.390
  • 5.449
  • 5.449

Totaal

3.771

5.390

5.449

5.449

Toelichting op de nieuwe mutaties: 3.1

Dit betreft de doorverdeling van de subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

 

Opbouw ontvangsten beleidsartike l 8 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

99

99

99

99

99

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

99

99

99

99

99

99

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 9. ARBEIDSMARKT EN PERSONEELSBELEID

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

422.534

471.660

509.688

652.240

799.548

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

15.000

20.000

30.000

35.000

0

0

0

0

0

0

52.779

  • 90.355
  • 122.478
  • 142.909
  • 200.357

55

  • 14.885
  • 17.970
  • 18.831
  • 18.646

Stand ontwerpbegroting 2014

384.810

386.420

399.240

525.500

580.545

449.385

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (intern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
 

55

  • 100
  • 100
  • 100
  • 100

55

  • 100
  • 100
  • 100
  • 100

0

0

0

0

0

0

  • 14.785
  • 17.870
  • 18.731
  • 18.546
 
  • 14.785
  • 17.870
  • 18.731
  • 18.546

Totaal

55

14.885

17.970

18.831

18.646

Toelichting op de nieuwe mutaties: 1.1

De mutatie vanaf 2014 betreft een overboeking naar artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.1

Dit betreft de doorverdeling van de subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

0

0

0

0

0

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

6.000

6.000

6.000

6.000

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 11. STUDIEFINANCIERING

Opbouw uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

4.039.626 4.342.370 4.431.092 4.538.511 4.639.781

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

23.887

  • 249.865
  • 274.866
  • 619.866
  • 719.866

26.059

138.679

234.579

185.085

200.156

Stand ontwerpbegroting 2014

4.089.572 4.231.184 4.390.805 4.103.730 4.120.071 4.120.221

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (intern)
  • 2. 
    Bijstelling niet-relevant
  • 3. 
    Bijstellingen uit aanvullende post
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 2. 
    Bijstelling autonome raming
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Sociaal leenstelsel: een jaar uitstel bachelorfase
  • 2. 
    Sociaal leenstelsel: fiscale weglek
  • 3. 
    Doorverdeling apk-taakstelling
  • 4. 
    Wettelijk verplichte prijsbijstelling
  • 5. 
    Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS)
 

682

222.655

314.788

271.564

271.581

682

682

682

328

682

0

212.647

304.910

262.206

262.048

0

9.326

9.196

9.030

8.851

0

  • 76.976
  • 61.209
  • 68.409
  • 52.936

0

  • 9.808
  • 11.083
  • 19.368
  • 33.683

0

  • 67.168
  • 50.126
  • 49.041
  • 19.253

25.377

  • 7.000
  • 19.000
  • 18.070
  • 18.489

0

0

0

0

5.000

0

  • 7.000
  • 19.000
  • 6.000

0

0

0

0

  • 12.070
  • 23.489

22.877

0

0

0

0

2.500

0

0

0

0

Totaal

26.059

138.679

234.579

185.085

200.156

Toelichting op de nieuwe mutaties; 1.2

De niet-relevantie mutatie wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere niet-relevante uitgaven aan de prestatiebeurs van € 117,9 miljoen, waarvan € 65 miljoen door een jaar uitstel sociaal leenstelsel bachelorfase. De mutatie aan leningen betreft € 30,3 miljoen waarvan – € 45 miljoen komt door uitstel van het sociaal leenstelsel bachelorfase met een jaar. Dit betreft ook de wettelijk verplichte indexering van de WSF tranche 2013, vanaf 2014.

1.3

Dit betreft de wettelijk verplichte indexering van de WSF tranche 2013,

vanaf 2014

2.1

Dit betreft de budgettaire oploop vanaf 2014 van de referentieraming

2013. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

2.2

Deze mutatie komt onder andere door een daling van de uitgaven aan de basisbeurs en aanvullende beurs van – € 41,2 miljoen. Dit komt voornamelijk door minder gebruik van de basisbeurs bij bol niveau 1–2. Daarnaast is er een mutatie van – € 26,3 miljoen bij de reisvoorziening door minder gebruik.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

3.1 en 3.2

Het sociaal leenstelsel voor de bachelorfase wordt 1 jaar uitgesteld, daarmee komen de relevante besparingen een jaar later. De fiscale weglek wordt gedicht.

3.3

Dit betreft de doorverdeling van de apk-taakstelling uit het Regeerakkoord

Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.4

Het betreft hier de uitdeling van de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor

2013.

3.5

Dit betreft een verhoging in het apk-budget van het Project vernieuwing studiefinanciering (PVS).

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

763.301

811.728

861.580

915.980

970.082

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

37.005

  • 39.645
  • 43.072
  • 44.966
  • 41.587

0

  • 5.812
  • 4.747
  • 3.045
  • 1.752

Stand ontwerpbegroting 2014

726.296

766.271

813.761

867.969

926.743

989.168

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Bijstelling niet-relevant
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Bijstelling autonome raming
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
 

0

1.346

2.760

4.245

5.803

 

1.346

2.760

4.245

5.803

0

  • 7.158
  • 7.507
  • 7.290
  • 7.555
 
  • 7.158
  • 7.507
  • 7.290
  • 7.555

0

0

0

0

0

Totaal

5.812

4.747

3.045

1.752

Toelichting op nieuwe mutaties:

1.1

Dit betreft een mutatie op de niet-relevante hoofdsomontvangsten.

2.1

Dit betreft een mutatie op de relevante rente-ontvangsten.

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

115.298

114.490

114.794

115.770

118.068

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.184

  • 3.184
  • 23.184
  • 28.184
  • 28.184

0

3.566

2.734

2.763

1.822

Stand ontwerpbegroting 2014

112.114

114.872

94.344

90.349

91.706

92.880

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Bijstellingen niet-relevant
  • 2. 
    Bijstellingen uit aanvullende posten
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 2. 
    Bijstelling autonome raming
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
 

0

3.217

2.664

2.585

2.615

0

0

0

34

0

0

3.217

2.664

2.551

2.615

0

349

70

178

  • 793

0

342

77

  • 286
  • 1.151

0

7

  • 7

464

358

0

0

0

0

0

Totaal

3.566

2.734

2.763

1.822

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.2

Dit betreft de wettelijk verplichte indexering van de WTOS tranche 2013,

vanaf 2014

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

6.189

6.037

5.926

5.845

5.772

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Bijstelling autonome raming
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1.469

  • 1.469
  • 1.469
  • 1.469
  • 1.469

0

133

  • 809
  • 929
  • 797

Stand ontwerpbegroting 2014

4.720

4.701

3.648

3.447

3.506

3.555

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

0

0

0

0

0

0

133

  • 809
  • 929
  • 797

0

133

  • 809
  • 929
  • 797

0

0

0

0

0

Totaal

133

809

929

797

0

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 13. LESGELDEN

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

7.000

7.004

7.358

7.321

7.317

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

13

  • 13
  • 12
  • 12
  • 12

0

21

43

66

87

Stand ontwerpbegroting 2014

6.987

7.012

7.389

7.375

7.392

7.403

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
 

0

0

0

0

0

0

21

43

66

87

0

21

43

66

87

0

0

0

0

0

Totaal

 

0

21

43

66

87

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

223.529

230.032

232.667

231.319

230.929

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.129

15.871

5.871

5.871

5.871

0

1.859

4.877

13.140

19.346

Stand ontwerpbegroting 2014

219.400

247.762

243.415

250.330

256.146

259.872

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 1. 
    Referentieraming 2013
  • 2. 
    Bijstelling autonome raming
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
 

0

0

0

0

0

0

1.859

4.877

13.140

19.346

0

  • 282

2.388

11.029

17.142

0

2.141

2.489

2.111

2.204

0

0

0

0

0

Totaal

1.859

4.877

13.140

19.346

Toelichting op de nieuwe mutaties;

2.1

Dit betreft de budgettaire oploop vanaf 2014 van de referentieraming

2013. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

2.2

De bijstelling op de autonome raming wordt veroorzaakt door hogere inningspercentages.

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 14. CULTUUR

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel 14 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

789.155

724.783

681.760

688.980

696.675

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

39.352

13.698

15.099

1.198

443

31.172

  • 17.959

10.026

6.253

3.242

Stand ontwerpbegroting 2014

718.631

720.522

706.885

696.431

700.360

700.531

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Desalderingen
  • 2. 
    Overboekingen (intern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Begrotingsrapport
  • 2. 
    Intertemporele compensatie
  • 3. 
    Doorverdeling apk-taakstelling
 
  • 8.203

658

286

0

0

583

658

286

   
  • 8.786
       

0

0

0

0

0

22.969

  • 18.617

9.740

6.253

3.242

5.139

300

300

300

300

28.108

  • 18.917

9.440

7.240 - 1.287

5.040 - 2.098

Totaal

31.172

17.959

10.026

6.253

3.242

Toelichting op de nieuwe mutaties: 3.1

De beleidsmatige mutaties voortvloeiend uit het Begrotingsrapport van € 5,1 miljoen in 2013 en € 0,3 miljoen in 2014 en latere jaren zijn het gevolg van de wettelijk verplichte prijsbijstelling op de huisvesting Rijksmusea in 2013 ad € 2,4 miljoen, verruiming van het budget in 2013 voor de tijdelijke regeling artiesten en musici ad € 2,5 miljoen en tenslotte een structurele bijdrage ad € 0,3 miljoen voor de archiefdepots van het Nationaal Archief.

3.2

De mutatie Intertemporele compensatie is onder meer als volgt opgebouwd:

Een overheveling van € 9,1 miljoen uit het frictiekostenbudget 2013 ten behoeve van de uitwerking van de beleidsvoornemens in de Visiebrief Cultuur beweegt voor de jaren 2014 tot en met 2016; Vanuit 2013 wordt € 5,0 miljoen ten behoeve van de Europese Culturele Hoofdstad 2018 verschoven naar de jaren 2016 tot en met 2018;

Het budget ten behoeve van decentralisatie huisvesting voormalige Rijksmusea van € 13,0 miljoen is verschoven van 2013 naar 2014. Dit is een uitwerking van de voornemens uit de Museumbrief . Tenslotte is het budget voor de Cultuurkaart in 2014 (€ 33,9 miljoen) overgeheveld naar de jaren 2015-2023 (€ 3,5 miljoen per jaar) en 2024 (€ 2,1 miljoen).

3.3

Dit betreft de doorverdeling van de apk-taakstelling uit het Regeerakkoord

Rutte II. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 14 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.945

903

494

494

494

494

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Desalderingen
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.069

0

0

0

0

583

658

286

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

5.597

1.561

780

494

494

494

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

583

658

286

0

0

583

658

286

   

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

583

658

286

0

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 15. MEDIA

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel 15 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

876.224

835.968

730.217

740.742

742.780

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.023

141.603

141.603

91.603

41.603

13.689

0

0

  • 375
  • 851

Stand ontwerpbegroting 2014

892.936

977.571

871.820

831.970

783.532

794.093

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Wettelijke verplichte prijsbijstelling
  • 2. 
    Doorverdeling apk-taakstelling
 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

13.689

0

0

  • 375
  • 851

13.689

       

375

851

Totaal

13.689

375

851

Toelichting op de nieuwe mutaties:

3.1

Het betreft hier de uitdeling van de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor

2013.

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 15 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

190.500

197.500

190.500

197.500

190.500

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

193.500

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

0

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 16. ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel 16 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

885.520

872.040

812.810

808.937

807.987

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

2.057

  • 333
  • 1.221
  • 1.146
  • 1.147

2.312

24.064

13.847

10.735

6.425

Stand ontwerpbegroting 2014

889.889

895.771

825.436

818.526

813.265

808.948

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (intern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
  • 2. 
    Doorverdeling apk-taakstelling
  • 3. 
    Intensivering onderzoek
  • 4. 
    Wettelijk verplichte prijsbijstelling
 

50

12.094

12.411

13.028

13.645

50

12.094

12.411

13.028

13.645

0

0

0

0

0

2.262

11.970

1.436

  • 2.293
  • 7.220
 
  • 10.030
  • 20.564
  • 21.456 - 2.837
  • 22.778 - 6.442
 

22.000

22.000

22.000

22.000

2.262

Totaal

2.312

24.064

13.847

10.735

6.425

Toelichting op de nieuwe mutaties: 1.1

Het betreft hier onder meer overboekingen van diverse artikelen naar artikel 16 Onderzoek en Wetenschapsbeleid voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.1 en 3.2

Dit betreft de doorverdeling van de subsidietaakstelling en de apk-taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

3.3

In het Regeerakkoord zijn intensiveringsmiddelen opgenomen voor onderwijs en onderzoek. Deze mutatie betreft het deel dat bestemd is voor onderzoek.

3.4

Het betreft hier de uitdeling van de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor

2013.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 16 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

101

101

101

101

101

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

101

101

101

101

101

101

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 25. Emancipatie

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel 25 (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

15.494

17.320

17.987

17.873

17.895

 

Nota van wijziging

Amendementen

1e suppletore begroting

Nieuwe mutaties

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (extern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Doorverdeling subsidietaakstelling
 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

440

  • 508

21

21

21

  • 20
  • 2.020
  • 2.500
  • 2.500
  • 2.500

Stand ontwerpbegroting 2014

15.914

14.792

15.508

15.394

15.416

15.416

 

Specificatie nieuwe mutaties (x 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

20

  • 20
     

20

  • 20
     

0

0

0

0

0

 
  • 2.000
  • 2.500
  • 2.500
  • 2.500
 
  • 2.000
  • 2.500
  • 2.500
  • 2.500

Totaal

20

2.020

2.500

2.500

2.500

Toelichting op de nieuwe mutaties: 3.1

Dit betreft de doorverdeling van de subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 91. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

  • 818

11.188

22.987

13.396

5.684

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

201.526

  • 112.115
  • 210.505
  • 236.253
  • 265.735
  • 88.633

106.294

195.906

221.219

253.419

Stand ontwerpbegroting 2014

112.075

5.367

8.388

  • 1.638
  • 6.632
  • 1.074
 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (extern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Inzet eindejaarsmarge
  • 2. 
    Doorverdeling taakstellingen Regeerakkoord Rutte II
  • 3. 
    Ramingsbijstellingen onderwijs centraliseren
  • 4. 
    Ramingsbijstellingen onderwijs Godsdienstonderwijs
  • 5. 
    Aanvullend pakket: departementale bijdrage
  • 6. 
    Aanvullend pakket: ramingsbijstellingen onderwijs
 

0

0

0

  • 581
  • 581

0

0

0

  • 581
  • 581

0

0

0

0

0

88.633

106.294

195.906

221.800

254.000

88.633

0

0

0

0

0

106.294

195.906

221.800

254.000

0

161.066

478.011

267.916

245.125

0

  • 10.000
  • 10.000
  • 10.000
  • 10.000

0

  • 66.200
  • 66.200
  • 66.200
  • 66.200

0

  • 84.866
  • 401.811
  • 191.716
  • 168.925

Totaal

88.633

106.294

195.906

221.219

253.419

Toelichting op de nieuwe mutaties:

3.1

De eindejaarsmarge 2012/2013 wordt voor een deel ingezet ter dekking van de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor 2013 (€ 67,8 miljoen) en overlopende verplichtingen uit 2012 (€ 20,8 miljoen).

3.2

Het betreft de doorverdeling van de taakstellingen «A1 Rijksoverheid (incl. ZBO’s)» en «D17 Schrappen subsidies» uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van deze taakstellingen over de artikelen.

3.3 t/m 3.6

De meevallers als gevolg van de referentieraming leerlingen- en studentenaantallen 2013 en de raming voor studiefinanciering worden, samen met de incidentele meeropbrengsten bij de Regeerakkoord maatregelen «Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages» en «Afschaffen gratis schoolboeken», centraal geboekt op dit artikel. Deze middelen worden ingezet ter dekking van de motie Godsdienstonderwijs en humanistische vorming (€ 10 miljoen structureel vanaf 2014) en de departementale bijdrage van OCW in het aanvullend pakket (€ 66,2 miljoen structureel vanaf 2014). Het restant wordt overgeboekt naar de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën. Daar wordt het als een structurele reeks van € 204 miljoen vanaf 2014 gereserveerd voor de kwaliteit van het onderwijs in het kader van het Nationaal Onderwijs Akkoord (NOA).

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

ARTIKEL 95. APPARAATSKOSTEN

 

Opbouw uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

245.973

234.511

230.811

231.190

229.210

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.604

1.024

1.109

1.270

1.416

8.910

  • 812

2.044

  • 7.162
  • 22.807

Stand ontwerpbegroting 2014

259.487

234.723

233.964

225.298

207.819

200.942

 

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

   

2013

2014

2015

2016

2017

  • 1. 
    Technische mutaties
  • 1. 
    Overboekingen (intern)
  • 2. 
    Overboekingen (extern)
  • 2. 
    Autonome mutaties
  • 3. 
    Beleidsmatige mutaties
  • 1. 
    Intertemporele compensatie
  • 2. 
    Archiefdepots NA
  • 3. 
    Doorverdeling apk-taakstelling
 

9.150

  • 239
  • 239

115

  • 239

8.731

  • 51
  • 51

303

  • 51

419

  • 188
  • 188
  • 188
  • 188

0

0

0

0

0

  • 240
  • 573

2.283

  • 7.277
  • 22.568
 
  • 273

2.583

  • 40
  • 2.270
  • 240
  • 300
  • 300
  • 300 - 6.937
  • 300 - 19.998

Totaal

8.910

812

2.044

7.162

22.807

Toelichting op de nieuwe mutaties: 1.1

Het betreft hier onder andere overboekingen van het programma monumentenzorg naar de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) voor de uitvoering van de programma’s Erfgoed en Ruimte (€ 6,0 miljoen) en Verbeterpunten evaluatie Archeologie (€ 1,2 miljoen) en Toekomstbe-stendige grafkelder Grote kerk Delft (€ 0,8 miljoen).

3.3

Dit betreft de doorverdeling van de apk-taakstelling uit het Regeerakkoord

Rutte II. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

 

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 95 (bedragen x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013 567

567

567

567

567

 

Nota van wijzigingen

Amendementen

1e suppletoire begroting

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2014

567

567

567

567

567

567

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

SAMENVATTEND OVERZICHT NAAR ARTIKEL ONDERDEEL

Onderstaan treft u een overzicht aan van de standen ontwerpbegroting 2014 per artikelonderdeel

Meerjarenraming verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

TOTAAL

35.097.517 34.849.501 34.273.267 35.662.364 33.838.044 33.591.786

 

1

Primair onderwijs

9.756.141

9.554.078

9.445.812

9.274.930

9.226.509

9.178.491

70

Bekostiging

9.210.276

9.029.214

8.925.324

8.761.954

8.713.547

8.665.530

71

Subsidies

125.827

102.648

101.610

96.416

96.863

97.072

72

Opdrachten

17.723

12.729

10.964

11.013

11.025

11.025

73

Bijdragen aan agentschappen

32.703

29.407

28.102

26.094

26.067

26.067

74

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

8.625

8.193

7.925

7.566

7.120

6.910

75

Bijdrage aan medeoverheden

360.987

360.987

360.987

360.987

360.987

360.987

78

Bijdragen aan sociale fondsen

0

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

3

Voortgezet onderwijs

7.250.595

7.229.225

6.885.697

6.846.120

6.852.987

6.809.449

70

Bekostiging

7.100.626

7.099.360

6.774.114

6.736.462

6.747.157

6.703.411

71

Subsidies

55.385

47.862

33.478

33.037

30.031

30.239

72

Opdrachten

374

374

374

374

374

374

73

Bijdragen aan agentschappen

27.988

25.673

24.496

22.947

22.925

22.925

74

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

65.928

55.750

53.019

53.084

52.284

52.284

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

294

206

216

216

216

216

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.596.922

3.837.743

3.745.923

3.758.045

3.772.905

3.764.235

70

Bekostiging

3.456.027

3.478.383

3.416.238

3.437.479

3.462.571

3.462.571

71

Subsidies

37.597

247.020

231.080

226.150

222.670

220.426

72

Opdrachten

6.131

4.287

4.287

4.287

4.287

4.287

73

Bijdragen aan agentschappen

18.365

17.657

17.181

15.191

15.178

15.178

74

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

8.724

5.263

5.263

5.263

5.263

5.263

75

Bijdrage aan medeoverheden

16.655

31.780

18.521

16.322

9.583

3.157

78

Bijdragen aan sociale fondsen

53.423

53.353

53.353

53.353

53.353

53.353

6

Hoger beroepsonderwijs

2.734.081

2.535.936

2.514.945

2.521.325

2.526.869

2.526.869

70

Bekostiging

2.689.351

2.495.296

2.473.822

2.485.801

2.491.343

2.491.343

71

Subsidies

994

2.849

4.259

137

152

152

72

Opdrachten

100

100

100

100

100

100

73

Bijdragen aan agentschappen

18.806

15.632

14.705

13.228

13.215

13.215

74

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

22.550

19.899

19.899

19.899

19.899

19.899

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

2.280

2.160

2.160

2.160

2.160

2.160

7

Wetenschappelijk onderwijs

4.154.909

4.000.062

3.969.527

3.971.200

3.977.926

3.978.856

70

Bekostiging

4.123.111

3.971.964

3.942.726

3.945.803

3.952.768

3.953.490

71

Subsidies

5.854

3.992

2.904

2.412

2.291

2.499

72

Opdrachten

1.583

1.560

1.560

1.560

1.560

1.560

74

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

3.732

3.612

3.403

3.140

3.022

3.022

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

20.629

18.934

18.934

18.285

18.285

18.285

8

Internationaal beleid

9.500

11.652

9.982

10.608

11.118

11.118

71

Subsidies

716

289

240

921

971

971

72

Opdrachten

298

290

280

236

257

257

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

6.686

11.073

9.462

9.451

9.440

9.440

77

Bijdrage aan andere begrotingshoofd-

           
 

stukken

1.800

0

0

0

450

450

9

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

384.810

386.420

399.240

525.500

580.545

449.385

70

Bekostiging

170.197

171.220

179.698

299.823

418.486

287.681

71

Subsidies

195.995

197.236

201.685

207.946

144.333

143.978

72

Opdrachten

3.864

3.840

3.840

3.840

3.840

3.840

73

Bijdragen aan agentschappen

6.807

6.177

6.070

5.944

5.939

5.939

74

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

7.947

7.947

7.947

7.947

7.947

7.947

11

Studiefinanciering

4.089.572

4.231.184

4.390.805

4.103.730

4.120.071

4.120.221

73

Bijdragen aan agentschappen

105.083

95.944

94.819

81.996

71.613

67.840

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

 

Artikel

Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

80

Inkomensoverdrachten

2.478.417

2.520.379

2.499.496

1.735.125

1.570.304

1.408.075

 

81

Leningen

1.506.072

1.614.861

1.796.490

2.286.609

2.478.154

2.644.306

12

 

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

           
   

schoolkosten

112.114

114.872

94.344

90.349

91.706

92.880

 

73

Bijdragen aan agentschappen

17.445

17.500

17.364

17.236

17.251

17.252

 

80

Inkomensoverdrachten

94.669

97.372

76.980

73.113

74.455

75.628

13

 

Lesgelden

6.987

7.012

7.389

7.375

7.392

7.403

 

73

Bijdragen aan agentschappen

6.987

7.012

7.389

7.375

7.392

7.403

14

 

Cultuur

891.248

899.248

886.039

2.689.594

855.067

855.238

 

70

Bekostiging

121.752

155.950

142.340

1.963.307

131.680

131.351

 

71

Subsidies

109.363

84.501

85.601

69.240

66.545

67.045

 

72

Opdrachten

2.354

2.354

2.354

2.354

2.354

2.354

 

73

Bijdragen aan agentschappen

25.037

23.739

23.155

22.104

21.899

21.899

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

3.742

3.704

3.589

3.589

3.589

3.589

 

79

Garanties

629.000

629.000

629.000

629.000

629.000

629.000

15

 

Media

892.590

977.240

871.489

831.639

790.532

794.093

 

70

Bekostiging

887.478

972.379

866.784

827.167

786.349

790.043

 

71

Subsidies

920

920

920

919

919

919

 

74

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

4.157

3.906

3.750

3.518

3.229

3.096

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

35

35

35

35

35

35

16

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

839.940

813.290

796.931

792.972

807.814

788.264

 

70

Bekostiging

714.408

697.644

679.915

678.316

685.014

674.648

 

71

Subsidies

43.131

34.590

35.960

33.600

41.744

32.560

 

73

Bijdragen aan agentschappen

297

300

300

300

300

300

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

480

487

487

487

487

487

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

81.624

80.269

80.269

80.269

80.269

80.269

25

 

Emancipatie

6.546

11.449

12.792

15.317

15.416

15.416

 

70

Bekostiging

1.254

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

 

71

Subsidies

4.767

3.783

4.678

7.139

7.175

7.175

 

72

Opdrachten

374

487

915

979

1.042

1.042

 

73

Bijdragen aan agentschappen

151

151

151

151

151

151

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

0

2.880

2.900

2.900

2.900

2.900

91

 

Nominaal en onvoorzien

112.075

5.367

8.388

  • 1.638
  • 6.632
  • 1.074
 

1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

3

Nader te verdelen

112.075

5.367

8.388

  • 1.638
  • 6.632
  • 1.074

95

 

Apparaatskosten

259.487

234.723

233.964

225.298

207.819

200.942

 

1

Personeel

155.585

146.953

146.478

141.061

130.074

125.711

 

2

Materieel

103.902

87.770

87.486

84.237

77.745

75.231

 

95

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

Meerjarenraming uitgaven (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

TOTAAL

34.505.152 34.798.913 34.236.347 33.665.935 33.645.784 33.459.258

Primair onderwijs

70       Bekostiging

71       Subsidies

72       Opdrachten

73       Bijdragen aan agentschappen

74       Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

75       Bijdrage aan medeoverheden 78       Bijdragen aan sociale fondsen

Voortgezet onderwijs

70       Bekostiging

71       Subsidies

72       Opdrachten

73       Bijdragen aan agentschappen

74       Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

76       Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

70       Bekostiging

71       Subsidies

72       Opdrachten

73       Bijdragen aan agentschappen

74       Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

75       Bijdrage aan medeoverheden 78       Bijdragen aan sociale fondsen

Hoger beroepsonderwijs

70       Bekostiging

71       Subsidies

72       Opdrachten

73       Bijdragen aan agentschappen

74       Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

76       Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Wetenschappelijk onderwijs

70       Bekostiging

71       Subsidies

72       Opdrachten 74 Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s 76 Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Internationaal beleid

71       Subsidies

72       Opdrachten

76       Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

77       Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

 

9.746.652

9.555.294

9.447.029

9.276.147

9.227.726

9.179.708

9.199.572

9.029.214

8.925.324

8.761.953

8.713.547

8.665.530

125.827

102.648

101.610

96.416

96.863

97.072

18.938

13.945

12.181

12.231

12.242

12.242

32.703

29.407

28.102

26.094

26.067

26.067

8.625

8.193

7.925

7.566

7.120

6.910

360.987

360.987

360.987

360.987

360.987

360.987

0

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

7.177.388

7.229.225

6.885.697

6.846.120

6.852.987

6.809.449

7.027.419

7.099.360

6.774.114

6.736.462

6.747.157

6.703.411

55.385

47.862

33.478

33.037

30.031

30.239

374

374

374

374

374

374

27.988

25.673

24.496

22.947

22.925

22.925

65.928

55.750

53.019

53.084

52.284

52.284

294

206

216

216

216

216

3.491.782

3.802.465

3.808.068

3.736.804

3.747.813

3.764.235

3.350.957

3.443.105

3.478.383

3.416.238

3.437.479

3.462.571

37.597

247.020

231.080

226.150

222.670

220.426

6.131

4.287

4.287

4.287

4.287

4.287

18.365

17.657

17.181

15.191

15.178

15.178

8.724

5.263

5.263

5.263

5.263

5.263

16.655

31.780

18.521

16.322

9.583

3.157

53.353

53.353

53.353

53.353

53.353

53.353

2.577.117

2.576.472

2.537.066

2.513.873

2.521.327

2.526.869

2.534.548

2.532.952

2.495.834

2.478.284

2.485.801

2.491.343

23.663

2.958

4.368

202

152

152

100

100

100

100

100

100

18.806

15.632

14.705

13.228

13.215

13.215

0

22.550

19.899

19.899

19.899

19.899

0

2.280

2.160

2.160

2.160

2.160

4.012.750

4.033.802

3.993.428

3.968.948

3.971.339

3.979.134

3.962.114

3.993.873

3.963.746

3.942.639

3.945.063

3.952.768

22.661

14.051

5.576

2.412

3.291

3.499

1.583

1.560

1.560

1.560

1.560

1.560

3.878

3.728

3.612

3.403

3.140

3.022

22.514

20.590

18.934

18.934

18.285

18.285

17.048

13.421

11.280

11.108

11.118

11.118

1.606

1.608

1.088

971

971

971

373

290

280

236

257

257

14.569

11.073

9.462

9.451

9.440

9.440

500

450

450

450

450

450

11

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

70       Bekostiging

71       Subsidies

72       Opdrachten

73       Bijdragen aan agentschappen

74       Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Studiefinanciering

73 Bijdragen aan agentschappen

80       Inkomensoverdrachten

81       Leningen

 

384.810

386.420

399.240

525.500

580.545

449.385

170.197

171.220

179.698

299.823

418.486

287.681

195.995

197.236

201.685

207.946

144.333

143.978

3.864

3.840

3.840

3.840

3.840

3.840

6.807

6.177

6.070

5.944

5.939

5.939

7.947

7.947

7.947

7.947

7.947

7.947

4.089.572

4.231.184

4.390.805

4.103.730

4.120.071

4.120.221

105.083

95.944

94.819

81.996

71.613

67.840

2.478.417

2.520.379

2.499.496

1.735.125

1.570.304

1.408.075

1.506.072

1.614.861

1.796.490

2.286.609

2.478.154

2.644.306

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

112.114

114.872

94.344

90.349

91.706

92.880

1

3

4

6

7

8

9

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

 

Artikel

Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

73

Bijdragen aan agentschappen

17.445

17.500

17.364

17.236

17.251

17.252

 

80

Inkomensoverdrachten

94.669

97.372

76.980

73.113

74.455

75.628

13

 

Lesgelden

6.987

7.012

7.389

7.375

7.392

7.403

 

73

Bijdragen aan agentschappen

6.987

7.012

7.389

7.375

7.392

7.403

14

 

Cultuur

718.631

720.522

706.885

696.431

700.360

700.531

 

70

Bekostiging

578.150

606.224

592.186

599.144

605.973

605.644

 

71

Subsidies

109.348

84.501

85.601

69.240

66.545

67.045

 

72

Opdrachten

2.354

2.354

2.354

2.354

2.354

2.354

 

73

Bijdragen aan agentschappen

25.037

23.739

23.155

22.104

21.899

21.899

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

3.742

3.704

3.589

3.589

3.589

3.589

15

 

Media

892.936

977.571

871.820

831.970

783.532

794.093

 

70

Bekostiging

887.824

972.710

867.115

827.498

779.349

790.043

 

71

Subsidies

920

920

920

919

919

919

 

74

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

4.157

3.906

3.750

3.518

3.229

3.096

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

35

35

35

35

35

35

16

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

889.889

895.771

825.436

818.526

813.265

808.948

 

70

Bekostiging

700.680

714.799

697.109

692.213

688.291

685.014

 

71

Subsidies

105.683

98.782

46.137

44.123

42.784

41.744

 

73

Bijdragen aan agentschappen

297

300

300

300

300

300

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

480

487

487

487

487

487

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

82.749

81.403

81.403

81.403

81.403

81.403

25

 

Emancipatie

15.914

14.792

15.508

15.394

15.416

15.416

 

70

Bekostiging

4.460

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

 

71

Subsidies

10.176

6.651

7.225

7.175

7.175

7.175

 

72

Opdrachten

1.127

962

1.084

1.020

1.042

1.042

 

73

Bijdragen aan agentschappen

151

151

151

151

151

151

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

0

2.880

2.900

2.900

2.900

2.900

91

 

Nominaal en onvoorzien

112.075

5.367

8.388

  • 1.638
  • 6.632
  • 1.074
 

1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

3

Nader te verdelen

112.075

5.367

8.388

  • 1.638
  • 6.632
  • 1.074

95

 

Apparaatskosten

259.487

234.723

233.964

225.298

207.819

200.942

 

1

Personeel

155.585

146.953

146.478

141.061

130.074

125.711

 

2

Materieel

103.902

87.770

87.486

84.237

77.745

75.231

 

95

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

Bijlage: Verdiepingshoofdstuk

Meerjarenraming ontvangsten (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

TOTAAL

1.159.299 1.232.113 1.263.122 1.330.758 1.388.407 1.461.607

I                 Primair onderwijs

90       Ontvangsten

3                 Voortgezet onderwijs

90       Ontvangsten

4                 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

90       Ontvangsten

6                 Hoger beroepsonderwijs

90       Ontvangsten

7                 Wetenschappelijk onderwijs

90       Ontvangsten

8                 Internationaal beleid

90       Ontvangsten

9                 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

90       Ontvangsten

II               Studiefinanciering

90       Studiefinanciering relevant

91       Studiefinanciering niet relevant

12               Tegemoetkoming studiekosten

90       TS 17-91       Vo 18+

13               Lesgelden

90       Ontvangsten

14               Cultuur

90       Ontvangsten Kunsten

91       Ontvangsten Letteren en bibliotheken

92       Ontvangsten Cultureel erfgoed

15               Media

90       Ontvangsten

16               Onderzoek en wetenschapsbeleid

90       Ontvangsten

25               Emancipatie

90       Ontvangsten

91               Nominaal en onvoorzien

90       Ontvangsten

95               Apparaatskosten

90       Ontvangsten

95       Begrotingsreserve schatkistbankieren

 

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

5.981

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

5.981

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

16

16

16

16

16

16

16

16

16

16

16

16

99

99

99

99

99

99

99

99

99

99

99

99

0

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

0

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

726.296

766.271

813.761

867.969

926.743

989.168

314.199

322.080

343.689

370.214

400.091

433.288

412.097

444.191

470.072

497.755

526.652

555.880

4.720

4.701

3.648

3.447

3.506

3.555

1.213

1.244

208

0

0

0

3.507

3.457

3.440

3.447

3.506

3.555

219.400

247.762

243.415

250.330

256.146

259.872

219.400

247.762

243.415

250.330

256.146

259.872

5.597

1.561

780

494

494

494

2.619

136

136

136

136

136

705

36

36

36

36

36

2.273

1.389

608

322

322

322

193.500

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

193.500

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

101

101

101

101

101

101

101

101

101

101

101

101

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

567

567

567

567

567

567

567

567

567

567

567

567

0

0

0

0

0

0

Bijlage: Moties en toezeggingen

BIJLAGE 3. MOTIES EN TOEZEGGINGEN

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Moties Tweede Kamer

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

DIRECTIE BEROEPSONDERWIJS EN

VOLWASSENENEDUCATIE

De Kamer constaterende, dat een boete nog geen oplossing biedt voor falende bestuurders;

verzoekt de regering, de mogelijkheid te scheppen om bestuurders bij wanbeleid op non-actief te stellen.

De Kamer verzoekt de regering, in samenwerking met de ambachtelijke brancheorganisaties te onderzoeken hoe de «meestertitel» voor excellent ambachtelijk vakmanschap (her)ingevoerd kan worden.

De Kamer verzoekt de regering, bij de nadere uitwerking van de prijsfactoren rekening te houden met duurdere opleidingen, waardoor technische en andere duurdere, maar arbeidsmarktrele-vante opleidingen in stand kunnen blijven.

De Kamer verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de verhouding tussen het bindend studieadvies en de mogelijkheid om te kunnen instromen, en zo mogelijk aanvullende maatregelen te nemen voor invoering van het bindend studieadvies.

De Kamer verzoekt de regering, in overleg met gemeenten, UWV en onderwijsinstellingen met voorstellen te komen voor voorzieningen waar deze jongeren kunnen leren, werken of stage lopen.

De Kamer verzoekt de regering, na te gaan wat de mogelijkheden zijn om te komen tot een afzonderlijke waardering van de beroepsgerichte vakken binnen een beroepsopleiding en de Kamer daarvan voor de behandeling van de Onderwijsbegroting 2013 op de hoogte te stellen. De Kamer verzoekt de regering, onderzoek te doen naar alternatieve bestuursmodellen in het onderwijs opdat een situatie als bij Amarantis in de toekomst wordt voorkomen.

De Kamer verzoekt de regering, opdracht te geven tot een diepgaande, risicogerichte analyse van de huisvestingssituatie en de financieringspositie in het mbo en waar nodig een taxatie van de waarde van panden en de Kamer hier voor maart 2013 over te informeren.

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Jasper van Dijk 33 106, nr. 71

Debat [1-12-2011] Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (33 000 VIII) Rest Motie-Van der Ham/Biskop 33 000-VIII, nr. 102

Debat [12-2-2013] Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs (33 187) re- en dupliek Motie-Beertema c.s. 33 187, nr. 37

Debat [12-2-2013] Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs (33 187) re- en dupliek Motie-Van Meenen/Rog 33 187, nr. 31

Debat [12-2-2013] Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs (33 187) re- en dupliek Motie-Smits 33 187, nr. 33

Debat [20-6-2012] Wetgevingsoverleg Onderwijsverslag + Verantwoordingsdebat Motie-Biskop 33 240 VIII, nr. 9

Debat [12-6-2012] VAO Financiële situatie Amarantis

Motie-Jasper van Dijk 31 524, nr. 137

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Klaver c.s. 33 400-VIII, nr. 75

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 19 april 2013, Kamerstuk 33 495, nr. 10, inzake Versterking bestuurskracht onderwijs.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 25 april 2013, Kamerstuk 33 187, nr. 39 inzake Motie (her)invoering meestertitel 33 000-VIII, nr. 144 en aangehouden motie 33 187, nr. 34 invoering meester- en gezeltitel. De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 12 juni 2013, Kamerstuk 33 187, nr. 41 inzake Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 5 juni 2013, Kamerstuk 33 187, nr. 40 inzake Conferentie «Samen voor jongeren» over samenwerking in de regio.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 05 juni 2013, Kamerstuk 33 187, nr. 40 inzake de Conferentie «Samen voor jongeren» over samenwerking in de regio.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 19 december 2012, Kamerstuk 31 332, nr. 16 inzake Voortgangsrapportage implementatie referentiekader taal en rekenen.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 19 april 2013, Kamerstuk 33 495, nr. 10 inzake Versterking bestuurskracht onderwijs.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 mei 2013, Kamerstuk 33 489, nr. 10, inzake aanbieding van het rapport «Huisvesting in het MBO».

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, de AKA-opleiding zodanig vorm te geven dat de betrokken jongeren zo veel mogelijk op hun niveau kennis, inzicht en vaardigheden verwerven opdat zij zich een plaats op de arbeidsmarkt kunnen verwerven of klaar worden gestoomd voor hun startkwalificatie.

De Kamer verzoekt de regering, een voorstel te doen om scholen te verbieden, onderwijsgeld te gebruiken voor het kopen van complexe financiële producten zoals derivaten.

De Kamer verzoekt de regering, tot een stage-offensief te komen, waarbij de overheid in gesprek moet gaan met het onderwijs en het bedrijfsleven over voldoende stages en de Kamer hierover te rapporteren.

Debat [17-5-2011] Plenair Debat MBO CKS

Motie-Çelik

32 316, nr. 16

Debat [12-6-2012] VAO Financiële situatie

Amarantis

Motie-Klaver

31 524, nr. 140

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Jadnanansing/Smits 33 400-VIII, nr. 62

De Kamer verzoekt de regering, voor oktober 2013 met een brief te komen over welke stappen worden gezet om in 2015 prestatiebekostiging onderdeel te laten zijn van de financiering van het mbo.

De Kamer verzoekt de regering, om beroepsonderwijs te integreren binnen het speerpuntenbeleid, waar mogelijk met gebruikmaking van de kennis en expertise van Nederlandse maatschappelijke organisaties en instellingen voor beroepsonderwijs, en binnen de speerpunten budgettaire ruimte te behouden om de huidige inzet voor marktgericht beroepsonderwijs – vooral in de landbouw- en watersector – voort te zetten. De Kamer verzoekt de regering om, in de evaluatie van het Actieplan laaggelet-terdheid, inclusief de pilots Taal voor het Leven, te onderzoeken welke landelijke taken en welke budgetten nodig zijn om de regionale aanpak van laaggeletterdheid efficiënt en effectief uit te voeren. De Kamer verzoekt de regering, bij de formulering scherp te letten op het doel dat mbo’ers een stageplaats moeten kunnen krijgen en bureaucratie in de nieuwe subsidieregeling geen doel op zich kan vormen dat het tekort aan stageplaatsen alleen maar laat oplopen.

Debat [12-2-2013] Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs (33 187) re- en dupliek Motie-Straus c.s. 33 187, nr. 32 Motie-Van der Staaij c.s. 33 625, nr. 27

Debat [3-7-2013] Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek Motie-Rog/Van Dijk 33 650, nr. 9

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling» Motie-Jadnanansing 33 650, nr. 19

Door het aannemen van het wetsvoorstel over doelmatige leerwegen is de entreeopleiding bij wet geregeld. Kwalificatiedossier AKA voldoet aan de eisen van de motie. In de herziening van de kwalificatiestructuur wordt ook dit kwalificatiedossier herijkt op genoemde punten.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 juli 2013 over de evaluatie Vermogensbeheer onderwijsinstellingen, Kamerstuk 33 495, nr. 32.

Op verzoek van de minister hebben de SBB en de kenniscentra vanaf 1 januari 2013 het succesvolle stage- en leerbanen-offensief geïntensiveerd. In de neergaande conjunctuur staat het aanbod van stageplaatsen en leerbanen onder druk. het stage- en leerbanenoffensief zijn nieuwe activiteiten en intensivering van bestaande maatregelen van de kenniscentra, die zorgen voor voldoende stageplaatsen en leerbanen en/of jeugdwerkloosheid voorkomen. Over de resultaten van het stage- en leerbanenof-fensief wordt ieder kwartaal gerapporteerd via de SBB barometer. Bij signalen over tekorten aan stages en leerbanen komen de kenniscentra in de betreffende regio in actie en werven of gecoördineerde wijze extra stages en leerbanen. De opleidingsadviseurs van de samenwerkende kenniscentra werken daarbij samen met de onderwijsinstellingen en gemeenten. Uiterlijk medio oktober 2013 ontvangt de Kamer de gevraagde brief.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, bij het opstellen van de prestatieafspraken voor het mbo nadrukkelijk aandacht te besteden aan het thema van stages. De Kamer verzoekt de regering, bij uitvoering van de pilots voor unieke en maatschappelijk relevante kleine opleidingen in het mbo ook het aspect van extra bekostiging mee te nemen, onder de erkenning van een medeverantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor deze bekostiging.

De Kamer verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de kaders zoals deze tot stand komen op basis van de gesprekken tussen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de mbo-sector, alvorens de prestatieafspraken daadwerkelijk worden geëffectueerd. De Kamer verzoekt de regering, de doelgroepenbepaling voor de subsidieregeling aan te passen zodat ook een beperkt aantal deelcertificaten per persoon onder de regeling vallen.

De Kamer verzoekt de regering, de nieuwe subsidieregeling ook van toepassing te laten zijn op leerlingen in het vmbo die een leerwerktraject volgen.

De Kamer verzoekt de regering, de aanvragen en toekenningen van de nieuwe subsidieregeling te monitoren en de Kamer daarover driemaandelijks te informeren, om op die manier inzicht te verschaffen in de effectiviteit van de subsidieregeling en het effect daarvan op het stage-aanbod. DIRECTIE CULTUREEL ERFGOED De Kamer verzoekt de regering, de musea in staat te stellen om volledig onderdeel te zijn van de herijking van het Nederlandse museumbestel.

De Kamer verzoekt de regering, het voor beheerders van monumenten die de subsidiabele kosten met een eigen bijdrage moeten matchen, mogelijk te maken het vrijwilligerswerk dat bijdraagt aan het onderhoud daarin mee te tellen en om in samenwerking met de FIM (Federatie Instandhouding Monumenten) hiervoor een eenduidig en werkbaar model te ontwikkelen.

De Kamer verzoekt de regering, om in samenspraak met de musea, commerciële verzekeraars en het Rijk een voorstel te ontwikkelen voor een zodanige aanpassing van de indemniteitsregeling dat musea minder kosten hoeven te maken voor aanvullende commerciële verzekeringen en dit voorstel zo snel als mogelijk na de evaluatie naar de Kamer te zenden. DIRECTIE EMANCIPATIE

Debat [12-6-2013] VAO Macrodoelmatigheid in het onderwijs Motie-Jadnanansing/Straus 31 524, nr. 169

Debat [12-6-2013] VAO Macrodoelmatigheid in het onderwijs Motie-Van Meenen 31 524, nr.176

Debat [12-6-2013] VAO Macrodoelmatigheid in het onderwijs Motie-Jadnanansing 31 524, nr. 170

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Straus

33 650, nr. 18

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Van Meenen

33 650, nr. 16

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Van Meenen

33 650, nr. 14

Debat [5-7-2012] VAO Advies «Slagen in

Cultuur – culturele basisinfrastructuur

2013–2016» van Raad voor Cultuur)

Motie-Van der Ham/Jasper van Dijk

33 000 VIII, nr. 213

Debat [28-6-2012] VAO Erfgoed en monumenten

Motie-Van der Werf/Van der Ham

32 156, nr. 36

Voor 1 november 2013 ontvangt de Kamer de gevraagde brief over de prestatieafspraken in het mbo.

Er wordt met SBB overleg gevoerd over de vormgeving van de pilots naar de wijze waarop kleinschalige, unieke opleidingen in stand gehouden kunnen worden. De motie van Van Meenen, die vraagt om ook extra bekostiging hierbij te betrekken, wordt hierbij meegenomen. Naar verwachting volgt in het najaar van 2013 meer duidelijkheid over de vormgeving van de pilots.

Voor 1 november 2013 ontvangt de Kamer de gevraagde brief over de prestatieafspraken in het mbo.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Kamer ontvangt de monitor regeling praktijkleren na afloop van schooljaar 2013–2014. Uiterlijk 15 december 2014 is de monitor afgerond.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 september 2012, Kamerstuk 32 820, nr. 65 inzake Besluiten culturele basisinfrastructuur 2013–2016 + 4 bijlagen.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 juni 2013, Kamerstuk 32 156, nr. 47 inzake Informatie over uitvoering Motie Van der Werf.

Debat [30-6-2011] Dertigledendebat over het stopzetten van de subsidie aan het

Nationaal Historisch Museum per 1 januari

2012

Motie-Van der Werf/ De Liefde

32 820, nr. 39

In brief aan Tweede Kamer van 7 juni 2013, Kamerstuk 32 820, nr. 77, is aangekondigd dat de Tweede Kamer in voorjaar 2014 voorstellen ontvangt over aanpassing indemniteitsregeling.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, de gemeenten, de woningbouwcorporaties en de politie meer instrumenten en richtlijnen te geven voor een gezamenlijke aanpak van «hatecrimes» in wijken waarbij in ieder geval de kosten van de verhuizing verhaald worden op de daders, waarbij in ieder geval de verhuizing geëist wordt van de daders in plaats van de slachtoffers en waar buurtallianties worden opgericht en ingezet om de veiligheid van buurtbewoners te vergroten en te monitoren. De Kamer verzoekt de regering, gehoor te geven aan de aanbeveling van de Commissie Gelijke Behandeling uit 2008 om met een wettelijke regeling een einde te maken aan het fenomeen van de weigerambtenaar en de Kamer daarover voor 1 januari 2012 te informeren. De Kamer verzoekt de regering, bloedbank Sanquin op te dragen de regels rondom bloeddonatie zodanig te wijzigen dat seksueel risicogedrag als criterium voor donatie wordt ingesteld en dat het als man seksueel contact hebben met een andere man niet langer zonder meer leidt tot levenslange uitsluiting van het bloeddonorschap.

De Kamer constaterende dat de vaders bij de erkenning van en bij het aanvragen van het gezag over kinderen en bij voogdijkwesties geen gelijkwaardige positie lijken te hebben ten aanzien van de moeder; overwegende dat de minister tijdens het algemeen overleg Emancipatiebeleid heeft toegezegd dit met de andere verantwoordelijke bewindspersonen te bespreken; verzoekt de regering, de Kamer nog voor eind 2013 een terugkoppeling te geven over deze gesprekken. De Kamer verzoekt de regering, de Inspectie voor het Onderwijs de opdracht te geven de implementatie van voorlichting over seksualiteit en seksuele diversiteit in ieder geval de komende vijf jaar te monitoren.

De Kamer verzoekt de regering, in overleg te gaan met de VNG en lokale overheden met als doel om naar mogelijkheden te zoeken om vanuit educatie- en re-integratiemiddelen naar het idee van de vroegere moedermavo’s educatievormen aan te bieden die vrouwen en mannen kunnen leiden naar arbeidsmarktparticipatie en daarmee financiële onafhankelijkheid.

De Kamer verzoekt de regering, te voorzien in een monitor op de wettelijk vastgelegde streefcijfers voor het aandeel vrouwen in de top van het bedrijfsleven. DIRECTIE KUNSTEN

Debat [23-6-2011] Hoofdlijnen emancipatiebeleid 2011–2015 Motie-Marcouch 27 017, nr. 86

De motie is afgedaan met de brief van de ministers van SZW en V&J van 18 december 2012, Kamerstuk 30 950, nr. 47 inzake Rassendiscriminatie.

Debat [23-6-2011] Hoofdlijnen emancipatiebeleid 2011–2015 Motie-Van Gent c.s. 27 017, nr. 77

Debat [29-3-2012] Emancipatie Motie-Van Gent c.s. 30 420, nr. 165

Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid Motie-Venrooy-van Ark 30 420, nr. 193

Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid Motie-Pia Dijkstra 30 420, nr. 185

Debat [2-7-2013] Stemming over aangehouden motie ingediend bij het VAO Emancipatiebeleid Motie-Yücel 30 420, nr. 181

Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid Motie-Van Tongeren 30 420, nr. 187

Het initiatiefwetsvoorstel van Dijkstra en Schouw is op 11 juni 2013 door de Tweede Kamer aangenomen en is ter behandeling doorgestuurd naar de Eerste Kamer.

Sanquin doet onderzoek naar het bloeddonorschap door homoseksuelen. De minister van VWS heeft in een brief aan de Tweede Kamer laten weten, dat VWS met reactie wacht tot de resultaten van het onderzoek bekend zijn. De resultaten worden verwacht in de loop van 2014.

De Tweede Kamer ontvangt voor eind 2013 een terugkoppeling van de minister over de gesprekken. met de andere verantwoordelijke bewindspersonen.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer constaterende dat als gevolg van de bezuinigingen een aantal instituten, waaronder het Nederlands Theaterinstituut, het Nederlands Muziek Instituut en het NiNsee, het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden, hun deuren moeten sluiten;

verzoekt de regering, het cultuurgoed van genoemde instellingen zorgvuldig te borgen en, indien nodig, onder andere de eigen bestemmingsreserves hiervoor aan te wenden.

De Kamer overwegende, dat in kunst- en cultuursector ook veel zzp’ers actief zijn; verzoekt de regering, om een mobiliteitscentrum te helpen inrichten voor potentiële werklozen in de cultuursector, analoog aan de mobiliteitscentra in andere sectoren tijdens de kredietcrisis. De Kamer verzoekt de regering, om in het overleg met het culturele veld de mogelijkheden van financieringsconstructies voor startende kunstenaars te onderzoeken en hierover te rapporteren voorafgaand aan de begroting 2014.

Debat [5-7-2012] VAO Advies «Slagen in Cultuur – culturele basisinfrastructuur 2013–2016» van Raad voor Cultuur Motie-Van der Werf/Klijnsma 33 000-VIII, nr. 215

Debat [21-11-2011] Wetgevingsoverleg OCW-begroting 2012, onderdeel Cultuur Motie-Klijnsma/Peters 33 000-VIII, nr. 33

Debat [17-12-2012] Wetgevingsoverleg

Cultuur

Motie-Dik-Faber

33 400-VIII, nr. 91

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 september 2012, Kamerstuk 32 820, nr. 65 inzake Besluiten culturele basisinfrastructuur 2013–2016 + 4 bijlagen.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 september 2012, Kamerstuk 32 820, nr. 65 inzake Besluiten culturele basisinfrastructuur 2013–2016 + 4 bijlagen.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 mei 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 142 inzake reactie op aangenomen moties en toezeggingen tijdens de begroting van het ministerie van OCW 2013. Toelichting:

In 2011 is onderzoek gedaan naar aard, gebruik en toepasbaarheid van generiek instrumentarium voor ondersteuning van de Nederlandse cultuur (Cultuur naar Vermogen, SEO Economisch Onderzoek). Elementen hieruit zijn gebruikt voor het werkprogramma van de stichting Cultuur-Ondernemen voor de periode 2013–2014. Cultuur-Ondernemen geeft voorlichting aan (startende) kunstenaars en creatieve ondernemers over financie-ringsmogelijkheden en werkt hiervoor samen met het bedrijfsleven, overheden, koepel- en brancheorganisaties en de cultuurfondsen. Daarnaast verstrekt Cultuur-Ondernemen (laagrentende) leningen en borgstellingen aan kunstenaars en starters in de creatieve sector en werkt daarbij samen met banken en financiële dienstverleners. Cultuur-Ondernemen staat hiervoor borg. Deze activiteiten volgen uit de beleidsbrief programma ondernemerschap in de culturele sector (Kamerstuk 32 820, nr. 57). Voor deze activiteiten ontvangt de stichting € 1.575.000 per jaar voor de jaren 2013 en 2014 van mijn ministerie in de vorm van een projectsubsidie. Deze is gedekt binnen het programma ondernemerschap. Ten slotte heeft het topteam creatieve industrie bij het opstellen van de «Actieagenda randvoorwaarden financiering Creatieve Industrie» een gedegen analyse gemaakt van generieke knelpunten bij financiering van de creatieve industrie. Deze actieagenda is in de eerste helft van 2013 opgepakt.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, in overleg te treden met de verschillende filmexploi-tanten om hen te bewegen, een groter deel van de opbrengst van film te laten vloeien naar het Tuschinkyfonds en andere filmondersteuning. De Kamer verzoekt de regering, in het bijzonder de ministers van Cultuur en Economische Zaken, met betrokken instanties en organisaties zoals het Filmfonds, de exploitanten, distributeurs, producenten en anderen een nationale filmtop te organiseren met als doel om tot een oplossing te komen voor deze oneerlijke buitenlandse concurrentie en de Kamer het resultaat hiervan voor medio maart 2013 te zenden. De Kamer verzoekt de regering, om dit culturele ondernemerschap te honoreren door eenmalig zes ton bij te dragen en daarvoor dekking te vinden in de Voorjaarsnota en/of de middelen voor frictiekosten en/of de middelen voor het internationaal cultuurbeleid, op voorwaarde dat CJP de rest van de kosten volledig bijeen brengt. De Kamer verzoekt de regering, de mogelijkheden te bekijken om de succesvolle elementen van de WWik (Wet werk en inkomen kunstenaars) te integreren in het Bbz (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen). De Kamer constaterende dat er binnen de BIS-periode wordt voorgesorteerd op een volgende BIS-periode door vanuit het OCW-budget ondersteuning te bieden aan instellingen die niet in de BIS opgenomen waren; constaterende dat er daarnaast ook instellingen zijn die binnen de BIS vallen, maar ook deels subsidie krijgen van de gemeenten, waardoor er soms sprake is van een stapeling van bezuinigingen; verzoekt de regering, advies te vragen aan de Raad voor Cultuur over een gelijk speelveld voor culturele instellingen en om eventuele willekeur in de subsidiesyste-matiek en -voorwaarden te voorkomen. De Kamer overwegende dat Canada succesvol beleid heeft om popmuziek te stimuleren, waaronder het Canada Music Fund; constaterende dat de minister van mening is dat Nederland al veel onderneemt wat hierop lijkt; verzoekt de regering, het popbeleid van beide landen op een rij te zetten en het overzicht aan de Kamer te doen toekomen.

Debat [27-6-2011] Nota overleg uitwerking uitgangspunten cultuurbeleid Motie-Van der Ham c.s. 32 820, nr. 21

Debat [17-12-2012] Wetgevingsoverleg

Cultuur

Motie-Bergkamp/Monasch

33 400 VIII, nr. 88

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 mei 2013, Kamerstuk 32 820, nr. 75 inzake Uitkomst Filmtop.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 mei 2013, Kamerstuk 32 820, nr. 75 inzake Uitkomst Filmtop.

Debat [5-7-2012] VAO Advies «Slagen in Cultuur – culturele basisinfrastructuur 2013–2016» van Raad voor Cultuur Motie-Klijnsma/Van der Werf 33 000 VIII, nr. 211

Motie-Peters/Azmani 32 701, nr. 18

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Cultuuronder-werpen

Motie-Bergkamp/Venrooy-van Ark 32 820, nr. 81

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 september 2012, Kamerstuk 32 820, nr. 65 inzake Besluiten culturele basisinfrastructuur 2013–2016 + 4 bijlagen.

De uitvoering van deze motie wordt gecoördineerd door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die de Tweede Kamer informeert.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Cultuuronder-werpen

Motie-Jasper van Dijk/Van Dekken 32 820, nr. 82

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, een interdepartementale werkgroep te formeren, waarin het ministerie van OCW, het ministerie van EZ en het ministerie van Financiën zijn vertegenwoordigd en waarin het laatste ministerie de regie heeft, die de opdracht krijgt te onderzoeken hoe een economisch stimuleringsprogramma, zoals een tax shelter, voor de Nederlandse filmindustrie moet worden ingericht om een maximale positieve bijdrage te leveren aan het productieklimaat voor films in Nederland, de budgettaire gevolgen in kaart te brengen, voorbeelden uit andere landen te betrekken en dit onderzoek voor 15 september 2013 naar de Kamer te zenden.

DIRECTIE LERAREN De Kamer verzoekt de regering, de uitbreiding van het verplichte lerarenre-gister naar het hoger onderwijs concreet in gang te zetten en hierover aan de Kamer te rapporteren.

De Kamer verzoekt de regering, in overleg te treden met de HBO-raad met het oog op de vraag hoe de voorgestelde aanvullingen zich verhouden tot de bevindingen van de commissie-Meijerink en de acties die naar aanleiding daarvan reeds zijn ingezet, teneinde te voorkomen dat opnieuw een overladen programma ontstaat.

De Kamer verzoekt de regering, uiterlijk in het najaar de concrete doelstellingen van het lerarenregister, een tijdspad naar 2017 en een «go/no go»-moment te formuleren en de Kamer hierover te informeren. De Kamer, constaterende dat de minister van OCW een toezegging heeft gedaan tot een visiedocument, maar dan beperkt tot de lerarenopleidingen; verzoekt de regering, om de gedane toezegging voor lerarenopleidingen uit te breiden naar één integrale Lerarenagenda, deze periodiek te rapporteren en eens per jaar, bijvoorbeeld op de Dag van de Leraar, met de Kamer te bespreken. De Kamer verzoekt de regering, met maatregelen te komen die er toe leiden dat talentvolle afgestudeerde leerkrachten basisonderwijs voor het onderwijs kunnen worden behouden;

en verzoekt de regering, deze maatregelen toe te spitsen op regio’s daar waar lerarentekorten optreden vanaf 2015. DIRECTIE FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN

De Kamer verzoekt de regering, de feitelijke inwerkingtreding van de decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs pas door te voeren wanneer er weer loonruimte is voor de leraren.

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Cultuuronder-werpen

Motie-Bergkamp/Monasch 32 820, nr. 79

Debat [9-4-2013] VAO leraren

Motie-Mohandis

27 923, nr. 154

Debat [9-4-2013] VAO leraren

Motie-Bisschop/Rog

27 923, nr. 161

Debat [9-4-2013] VAO leraren Motie-Van Meenen 27 923, nr. 163

Debat [9-4-2013] VAO leraren Motie-Duisenberg c.s. 27 923, nr. 156

Debat [4-7-2013] Krimp in het onderwijs

Motie-Voordewind/Ypma

31 293, nr. 170

Debat [29-9-2011] Decentralisatie arbeidsvoorwaarden po Motie-Dijsselbloem en van der Ham 31 997, nr. 12

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De motie wordt afgedaan met de Hoofdlijnenbrief aan de Tweede Kamer van september 2013.

Dit wordt meegenomen in het overleg met de Vereniging Hogescholen dat periodiek wordt gevoerd.

De motie wordt afgedaan met de Hoofdlijnenbrief aan de Tweede Kamer van september 2013.

De motie wordt afgedaan met de Visiebrief Lerarenagenda aan de Tweede Kamer van begin oktober 2013.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

In het Regeerakkoord is opgenomen dat in 2013 geen loonbijstelling wordt uitgekeerd. Zie in dit kader ook de motie-Duisenberg c.s.(Kamerstuk 27 923, nr. 157).

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, de feitelijke inwerkingtreding van de decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs per direct in gang te zetten om daarmee werkgevers en werknemers een grotere ruimte te geven om tot modernisering van arbeidsvoorwaarden te komen.

De Kamer verzoekt de regering, een notitie voor te bereiden om de arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs te bevorderen.

De Kamer verzoekt de regering, om de Kamer voor 1 januari 2013 te informeren over de concrete resultaten van de met werkgevers in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs gemaakte afspraken die beweerdelijk leiden tot concrete ondersteuning voor schoolleiders en/of besturen die hun financiële taken onvoldoende aankunnen; verzoekt de regering voorts, om met deze werkgevers en raden van toezicht nader in overleg te treden om, aangezien het hier immers het beheer van publieke middelen betreft, financieel incompetente schoolleiders c.q. onderwijsbestuurders in een uiterst geval, wanneer bedoelde ondersteuning niet tot verbetering leidt, te laten vervangen en de Kamer per onderwijssector voor 1 januari 2013 te informeren over de resultaten van zulk overleg. De Kamer verzoekt de regering, met de koepels in overleg te treden om:

  • a. 
    tot afspraken tussen besturen van onderwijsinstellingen en medezeggenschapsraden te komen over een uniforme rapportage van uitgaven;
  • b. 
    binnen deze uniforme rapportage de uitgaven onder te verdelen in bijvoorbeeld 1. het primaire proces 2. de ondersteuning en 3. de huisvesting;
  • c. 
    per uitgavepost een bandbreedte vast te leggen en bij overschrijding van deze bandbreedte direct de mr hierover te informeren;
  • d. 
    de Kamer over dit overleg te informeren.

De Kamer verzoekt de regering, te onderzoeken of de richtlijnen voor de jaarrekening van onderwijsinstellingen kunnen worden aangescherpt, zodat geen zaken buiten de balans of de toelichting kunnen worden gehouden.

Debat [9-4-2013] VAO leraren Motie-Duisenberg c.s. 27 923, nr. 157

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Klein c.s. 33 400-VIII, nr. 79

Debat [31-5-2012] Debat over onderwijs-huisvesting (inclusief problematiek nieuwbouw ROC Heerlen) Motie-Elias en Van Gent 33 000-VIII, nr. 196

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Jadnanansing/Ypma 33 400-VIII, nr. 63

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Klaver c.s. 33 400-VIII, nr. 74

Het proces van inwerkingtreding van de decentralisatie is samen met PO-raad en vakbonden ter hand genomen en zal naar verwachting per 1 januari 2014 worden afgerond.

Op 2 september heeft het kabinet de Tweede Kamer een brief gestuurd over de stand van zaken van het overleg over het Nationaal Onderwijsakkoord.

De Tweede Kamer heeft op 16 juli 2013 een brief over vermogensbeheer onderwijsinstellingen ontvangen, Kamerstuk 33 495, nr. 32.

De reactie wordt opgesteld en vervolgens afgestemd met de sectorraden. De Tweede Kamer zal naar verwachting hierover in oktober 2013 worden geïnformeerd.

Binnen het ministerie van Financiën is er een Platform voor de Publieke Jaarverslag-geving bezig om te inventariseren op welke wijze de verslaggevingsregels voor de publieke sector beter geharmoniseerd kunnen worden. Het Platform voor de Publieke Verantwoording zal bij de formulering van haar adviezen de consequenties van de eventuele toepassing van IFRS (IPSAS) nadrukkelijk betrekken, niet alleen voor onderwijsinstellingen maar als principe voor de publieke sector als geheel. De rapportage van het Platform Publieke Verantwoording wordt in het najaar van 2013 verwacht.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING De Kamer constaterende dat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een onderzoek zal uitvoeren naar de gedragseffecten van studenten na invoering van een leenstelsel; verzoekt de regering, aan het SCP mee te geven dat het onderzoek gebaseerd is op realistische aannames en cumulatie-effecten meeneemt. De Kamer verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de schaalvergroting in het hbo en vervolgens aanbevelingen te doen voor schaalverkleining.

Debat [12-3-2013] VAO Hoofdlijnenbrief studiefinanciering / Sociaal Leenstelsel Motie-Schouten c.s. 24 724, nr. 109

Debat [24-5-2011] InHolland Debat HBO instellingen Motie-Jasper van Dijk 31 288, nr. 171

De Kamer verzoekt de regering, selectie         Debat [26-9-2011] Strategische agenda voor excellente opleidingen en op termijn      Hoger Onderwijs ook voor goede opleidingen mogelijk te         Motie-Lucas maken.                                                                    31 288, nr. 235

De Kamer verzoekt de regering, te bezien hoe het kwijtschelden van onterecht ontvangen studiefinanciering in de toekomst op kosteneffectieve wijze kan worden voorkomen en om de Kamer hierover te informeren.

De Kamer verzoekt de regering, om de raden van toezicht binnen het hoger onderwijs op te roepen om voor het einde van 2012 een code voor kwaliteitseisen op te stellen en de Kamer hierover te informeren.

De Kamer verzoekt de regering, overwegende dat het wenselijk is dat er sprake is van (internationale) wet- en regelgeving en dat er effectieve middelen beschikbaar moeten zijn om de lening studiefinanciering terug te vorderen op in het buitenland woonachtige personen; in te zetten op het realiseren van aanvullende (machts-)middelen en wet- en regelgeving wanneer deze tekort blijken te schieten, eventueel binnen een Europees kader, en de Kamer op de hoogte te brengen van op handen zijnde voornemens van de regering op het gebied van de terugvordering van de lening studiefinanciering (t.v.v. 33 453, nr. 9). De Kamer verzoekt de regering, per opleiding of cluster van opleidingen samen met het bedrijfsleven of betrokken werkveld kernvakken te laten vaststellen, landelijke eindtermen te bepalen voor de kenniscomponent van deze kernvakken en die te examineren via landelijke toetsing die onafhankelijk wordt geborgd.

Debat [4-10-2011] Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van de uitwonendenbeurs (32 770)

Moties-Van der Ham/Lucas

32 770, nr. 13

Debat [22-3-2012] Debat over de staat van het hoger onderwijs

Motie-De Rouwe

31 288, nr. 280

Debat [16-1-2013] Wijziging Wet studiefinanciering 2000 i.v.m. het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik meeneembare studiefinanciering (33 453)

Motie-Mohandis/Duisenberg 33 453, nr. 11

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 7 juni 2013, Kamerstuk 24 724, nr. 117, over de verdere invulling sociaal leenstelsel en onderzoek naar gedragseffecten.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 september 2012, Kamerstuk 31 288, nr. 315 inzake reactie op Motie-Jasper van Dijk over defusie (aanbevelingen schaalverkleining). De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 maart 2013, Kamerstuk 33 519, nr. 6 inzake nota naar aanleiding van het verslag van Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs).

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer, Kamerstuk 33 605-VIII, nr. 1, aangeboden op 15 mei 2013, inzake het Jaarverslag van het ministerie van OCW 2012 (pag. 125–126).

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 september 2012, Kamerstuk 31 288, nr. 316 inzake uitvoering van de Motie van het lid De Rouwe (CDA) met kenmerk 31 288, nr. 280, over kwaliteitscode voor Raden van toezicht van hoger onderwijs instellingen. De motie is afgedaan met de brief van 5 juli 2013 aan de Tweede Kamer, Kamerstuk 24 724, nr. 119 inzake reactie op motie-Mohandis/Duisenberg over aanvullende (machts-)middelen bij terugvordering studiefinanciering.

Debat [22-3-2012] Debat over de staat van het hoger onderwijs Motie-Beertema 31 288, nr. 283

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 13 februari 2013, Kamerstuk 31 288, nr. 325 over externe validering examenkwaliteit hoger beroepsonderwijs.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, snel met       Debat [20-6-2012] Wetgevingsoverleg een voorstel te komen waardoor het               Onderwijsverslag + Verantwoordingsdebat mogelijk wordt dat een individuele school     Motie-Jasper van Dijk uit een groter schoolbestuur kan stappen.      33 240-VIII, nr. 11

De Kamer verzoekt de regering, vooruitlopend op het traject dat eind 2014 zijn beslag moet krijgen (motie-Beertema c.s.), afspraken te maken met het hoger onderwijs over een maximumpercentage overhead van 20% en over de eisen aan het primaire proces, en deze afspraken voor 1 december 2012 aan de Kamer voor te leggen.

De Kamer verzoekt de regering, de aanwijzingsbevoegdheid uit de brief Versterking Bestuurskracht Onderwijs zo spoedig mogelijk te verwerken in het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs en de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer te sturen met als doel de plenaire behandeling voor het zomerreces te laten plaatsvinden. De Kamer verzoekt de regering, artikel 7 van de AMvB Experiment uitbreiding bindend studieadvies (BSA) zodanig te wijzigen of te verduidelijken dat van gedwongen beëindiging van een studie in het derde studiejaar geen sprake meer kan zijn.

De kamer verzoekt de regering, in overleg te treden met de VSNU en de HBO-raad om de gevolgen van het aflopen van het convenant «Tweede Studies» op te vangen voor de bovengenoemde periode en de Kamer daarover te informeren.

De Kamer constaterende dat er een plafond zal worden ingebouwd voor het aantal studenten dat aanspraak kan maken op de meeneembare studiefinanciering (MNSF) bij 9 000 studenten; verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om, bijvoorbeeld in samenwerking met het bedrijfsleven, uitgaande mobiliteit van studenten verder te vergroten.

De Kamer constaterende dat excellente Nederlandse en buitenlandse studenten tot 2012 aanspraak konden maken op het Huygens Scholarship Programme, de beurs die tot doel had excellente studenten in een verder stadium van hun studie te ondersteunen;

constaterende dat deze beurs is afgeschaft; verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om deze specifieke groep excellente studenten van mogelijkheden te voorzien om in het buitenland te studeren.

Debat [22-3-2012] Debat over de staat van het hoger onderwijs Motie-Van der Ham/Beertema 31 288, nr. 271

Debat [25-4-2013] VSO Kwaliteitsborging Hoger Onderwijs Motie-Duisenberg c.s. 33 472, nr. 7

Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies

Motie-Mohandis 31 288, nr. 335

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)

voor het jaar 2013

Motie-Duisenberg c.s.

33 400-VIII, nr. 56

Debat [28-6-2012] VAO Internationale mobiliteit

Motie-Van der Ham

31 288, nr. 299

Debat [28-6-2012] VAO Internationale mobiliteit

Motie-Van der Ham 31 288, nr. 300

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 september 2012, Kamerstuk 31 288, nr. 315, inzake reactie op Motie-Jasper van Dijk over defusie (aanbevelingen schaalverkleining). De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 december 2012, Kamerstuk 31 288, nr. 322, inzake de voortgang prestatieafspraken hoger onderwijs.

De motie is afgedaan met de nota van wijziging en nota n.a.v. verslag (respectievelijk Kamerstuk 33 472, nr. 11 en 10) inzake wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs die de Tweede Kamer op 19 juni 2013 heeft ontvangen.

De AMvB is naar aanleiding van de motie aangepast. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van 21 juni 2013, Kamerstuk 31 288, nr. 345. Met de brief is de motie afgedaan.

De motie is afgedaan met de brief aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer van 27 maart 2013, Kamerstuknummer 33 400 VIII, nr. 133 inzake Vervolg subsidieregeling tweede graden hbo en wo.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer overwegende, dat eerlijke voorlichting helpt om studenten op de juiste plek te krijgen en daarmee uitval en vertraging te voorkomen; verzoekt de regering, dit artikel in de WHW te expliciteren en vast te leggen dat instellingen in al hun voorlichtings- en wervingsmateriaal in ieder geval per opleiding inzichtelijk maken hoeveel contacturen er zijn, hoeveel uren studiebelasting, welke student-docentratio er is, wat het arbeidsmarktperspectief is en welke masteropleidingen aansluiten. De Kamer verzoekt de regering, de Kamer na invoering van het bursalenstelsel op de hoogte te houden van de effecten van het toelaten van bursalen, waarin aantallen promotieplaatsen van de verschillende vormen opgenomen worden en de beschikbaarheid van universitair docenten. De Kamer verzoekt de regering, de medezeggenschap in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek uiterlijk na drie jaar te evalueren en de Kamer hierover te informeren. De Kamer verzoekt de regering, het aantal op grond van het profileringsfonds tot stand gekomen beurzen voor niet EER-studenten bij de verschillende bekostigde instellingen te monitoren en de Kamer daarover jaarlijks bij de begroting te informeren.

De Kamer verzoekt de regering, om de schuldenproblematiek onder studenten in kaart te brengen; verzoekt de regering voorts aansluitend met gerichte voorstellen te komen om de schuldenproblematiek onder studenten te beperken.

De Kamer verzoekt de regering, de inwerkingtreding van het wetsartikel dat collegegelddifferentiatie bij excellente opleidingen regelt pas te effectueren op het moment dat er meer duidelijkheid is over de effecten die een sociaal leenstelsel heeft op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

De Kamer verzoekt de regering, een verkenning te starten naar de mogelijkheden van extra bekostiging dan wel differentiatie binnen de bekostiging van opleidingen met een excellent keurmerk, in samenhang met het lopende onderzoek naar aanleiding van de motie-Lucas, 31 288, nr. 211. (t.v.v. 33 519, nr. 36). De Kamer verzoekt de regering, er bij de VSNU op aan te dringen dat genoemde middelen bij de onderzoekscholen terechtkomen.

Debat [26-9-2011] Strategische agenda Hoger Onderwijs Motie-Lucas c.s. 31 288, nr. 214

Aan de Tweede Kamer wordt voor 1 mei 2014 gerapporteerd over de landelijke uitrol van de studiebijsluiter.

Debat [26-9-2011] Strategische agenda Hoger Onderwijs Motie-Klaver 31 288, nr. 230

Debat [18-6-2009] Wijziging Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; versterking besturing

Motie-Jasper van Dijk/Zijlstra

31 821, nr. 49

Debat [18-6-2009] Wijziging Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; versterking besturing

Motie-Anker

31 821, nr. 44

Debat [21-9-2011] Algemene Politieke Beschouwingen APB Motie-Slob/Sap 33 000, nr. 22

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn Motie-Mohandis 33 519, nr. 32

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn Motie-Van Meenen 33 519, nr. 47

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Jasper van Dijk/Beertema 33 400-VIII, nr. 99

In het nader rapport van 18 januari 2013, Kamerstuk 33 519, nr. 4 heeft de regering aangekondigd een experimenteer-AMvB voor te bereiden. Deze zal na de jaarwisseling bij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden voorgehangen.

De Wet Versterking Besturing is per 1 september 2010 in werking getreden. In 2013 wordt de wet geëvalueerd. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 over de uitkomsten geïnformeerd. Vanaf 2014 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd via het Departementaal Jaarverslag OCW. Dit verschijnt jaarlijks in het voorjaar.

Dit is meegenomen in het wetsvoorstel Sociaal leenstelsel voor wat betreft de leen- en terugbetaalvoorwaarden. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel ontvangen op 28 juni 2013, Kamerstuk 33 280, nr. 2. Ook in de toekomst zal de motie Slob bij de plannen worden betrokken.

Nadat het wetsvoorstel Sociaal leenstelsel in de Tweede Kamer is behandeld, zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de inwerkingtreding van het wetsartikel. De Tweede Kamer heeft het Wetsvoorstel sociaal leenstelsel in de masterfase ontvangen op 28 juni 2013, Kamerstuk 33 280, nr. 2.

Deze verkenning zal worden meegenomen bij de evaluatie van het experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs. De opzet van de evaluatie zal in het najaar van 2013 aan de Tweede kamer worden gezonden.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013, Kamerstuk 29 338, nr. 122 inzake Financiering van onderzoekscholen in perspectief.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, het experiment (Bindend Studieadvies) in samenspraak met de koepelorganisaties in het hoger onderwijs qua omvang en deelname van het aantal instellingen nadrukkelijk te beperken; verzoekt de regering voorts, het aantal bij het experiment betrokken studenten van de deelnemende instellingen te maximeren tot 10% van de totale studentenpopulatie in Nederland; verzoekt de regering tot slot, te zorgen voor voldoende studiekeuzemogelijkheden voor studenten om een opleiding te volgen zonder deel te nemen aan het experiment en over de exacte uitwerking van deze randvoorwaarden tijdig terug te rapporteren aan de Kamer. De Kamer verzoekt de regering, in Europees verband te pleiten voor verheldering dan wel aanpassing van verordening 492/2011, in eerste instantie door een inbreng bij de OJCS Raad van 13 februari 2013, in die zin dat lidstaten de vrijheid hebben om redelijke eisen te stellen aan kinderen van migrerend werknemers (t.v.v. 33 453, nr. 10). De Kamer verzoekt de regering, in overleg te treden met instellingen en studentenorganisaties om te bevorderen dat schakelprogramma’s bij voorkeur geïntegreerd worden in de bacheloropleiding en studenten goed voor te lichten over de aanwezigheid van een (ingebed) schakelprogramma;

verzoekt de regering tevens, in het komende jaar te onderzoeken in welke mate schakelprogramma’s ingebed in de bacheloropleiding voorkomen en wat op dit gebied goede praktijken zijn, en de resultaten van dat onderzoek onder de aandacht te brengen bij de instellingen, en hierover in het najaar van 2014 te rapporteren aan de Kamer (Gewijzigde motie ter vervanging van nr. 39). De Kamer verzoekt de regering, voor deze opleidingen uiterlijk augustus 2014 inzichtelijk te maken welke kwaliteitsverbeteringen voor onderwijs en begeleiding zij hebben doorgevoerd om zich voor dit experiment te kwalificeren. De Kamer, overwegende dat de minister dit najaar met een evaluatie komt van onder andere de hantering van het instellingscollegegeld voor de tweede studie door onderwijsinstellingen, omdat hier al geruime tijd brede onvrede bestaat; verzoekt de regering, om bij deze evaluatie inzichtelijk te maken:

  • 1. 
    hoe transparantie met betrekking tot de hoogte en opbouw van het instellingscollegegeld voor de tweede studie wordt bewerkstelligd;
  • 2. 
    wat de mogelijkheden én effecten van maximering van het instellingscollegegeld voor de tweede studie zijn (t.v.v. 33 519, nr. 33).

Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies

Motie-Mohandis 31 288, nr. 336

Over het eerste cohort (2013/2014) dat aan het experiment mee kan doen, is de Tweede Kamer over deelname en omvang van het experiment geïnformeerd met de brief van 21 juni 2013, Kamerstuk 31 288, nr. 345. In 2014 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het tweede cohort (2014/2015) dat kan mee kan doen aan het experiment.

Debat [22-1-2013] Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaat-regel

Motie-Bisschop/Rog 33 453, nr. 12

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn Motie-Schouten 33 519, nr. 48

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 11 juli 2013, Kamerstuk 24 724, nr. 120 inzake reactie op uitspraak Centrale Raad van Beroep over EU-regels en studiefinanciering.

Aan de Tweede Kamer wordt hierover in het najaar van 2014 gerapporteerd.

Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies

Motie-Van Meenen 31 288, nr. 334

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn Motie-Mohandis/Rog 33 519, nr. 46

De Kamer wordt voor 1 september 2014 hierover geïnformeerd.

In het najaar van 2013 ontvangt de Kamer de evaluatie-uitkomsten van onder andere de hantering van het instellingscollegegeld voor tweede studies, en kan de discussie worden gevoerd over transparantie van hoogte en opbouw van het instellingscollegegeld tweede studie en de mogelijkheden en effecten van maximering van het instellingscollegegeld tweede studie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering om, in kaart te brengen hoeveel studenten nu al zijn begonnen met een studie en gebruikmaken van de huidige afdrachtsvermindering, maar daar straks geen recht meer op hebben;

verzoekt de regering voorts, in overleg met partijen uit het veld te bezien welke mogelijkheden er zijn voor een overgangsregeling.

DIRECTIE INTERNATIONAAL BELEID De Kamer verzoekt de regering, in overleg met lokale eilandsbestuurders en schoolbesturen realistische tijdstippen van inwerkingtreding van nieuwe onderwijs-wetgeving op de BES-eilanden te hanteren.

De Kamer verzoekt de regering, om tot aan de eerste evaluatie van de nieuwe verhoudingen jaarlijks aan de Kamer te rapporteren over de staat van het onderwijs en de zorg op de BES-eilanden en de voortgang van de te realiseren verbeteringen op deze terreinen. De Kamer verzoekt de regering, om voor Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB) een subsidie van 2,1 miljoen euro overeind te houden, zodat de infrastructuur van NOB behouden kan blijven en de dekking hiervoor te zoeken binnen het resterende budget van 10 miljoen euro voor de Europese scholen. DIRECTIE JEUGD, ONDERWIJS EN ZORG De Kamer constaterende, dat de inzet van ICT-hulpmiddelen bij de begeleiding van leerlingen met dyslexie ernstig achterblijft; roept de regering op, in overleg te treden met de Groep Educatieve Uitgeverijen en de PO- en VO-raad om de lesmaterialen die op school gebruikt worden, ook beschikbaar te stellen in een format dat geschikt is voor gangbare ICT-hulpmiddelen.

De Kamer constaterende, dat de voort-gangsbrief van de minister van OCW d.d. 17 juni 2011 over passend onderwijs nog onduidelijkheid laat bestaan over de vraag hoe de besteding van expertisemiddelen gerechtvaardigd zou zijn voor adequaat onderwijs en leerlingenzorg, mede in relatie tot scholen die geen expertise-bekostiging ontvangen; verzoekt de regering, om zo snel mogelijk te starten met een onderzoek naar de huidige besteding en objectieve criteria ten aanzien van de expertisebekostiging en de Kamer hierover uiterlijk eind 2012 te rapporteren.

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Straus

33 650, nr. 17

Debat [3-11-2011] Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit,

onderwijstijd en vakanties (32 640) rest

Motie-Ortega-Martijn

32 640, nr. 22

Debat [4-3-2010] BES-wetten

Motie Leerdam c.s.

31 954, nr. 23

Debat [3-7-2013] Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek

Motie-Lucas/Mohandis 33 650, nr. 7

Debat [7-9-2011] VSO (verslag schriftelijk overleg) Dyslexie en Dyscalculie Motie-Biskop 32 463, nr. 9

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De motie wordt uitgevoerd. Bij het invoeren van nieuwe onderwijswetgeving is een realistische inwerkingtreding een vast punt van aandacht.

De Tweede Kamer wordt in september 2013 opnieuw geïnformeerd over de voortgang van het onderwijs in Caribisch Nederland.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2012, Kamerstuk 31 497, nr. 91 inzake Passend onderwijs en kwaliteit (v)so.

Debat [30-6-2011] VAO Passend Onderwijs Motie-Elias c.s. 31 497, nr. 69

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 25 februari 2013, Kamerstuk 31 497, nr. 93 over voortgang passend onderwijs.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer constaterende, dat het ondersteuningsplan al begin 2013 gereed moet zijn;

verzoekt de regering, toe te zien op een volwaardige rol van de ondersteunings-planraad in al zijn geledingen bij de besluitvorming over het ondersteuningsplan passend onderwijs.

De Kamer verzoekt de regering, de samenhang tussen de stelselwijzigingen Jeugdzorg en Passend onderwijs aan te brengen en te bevorderen dat de regionale samenwerking zo veel mogelijk samenvalt.

De Kamer verzoekt de regering, een voorstel aan de Kamer voor te leggen ten behoeve van het behoud van de begeleiding van leerlingen met epilepsie vanuit de zogenaamde epilepsiescholen. De Kamer verzoekt de regering, in overleg te treden met de krimpregio’s om afspraken te maken teneinde deze regio’s te ondersteunen in het uitvoeren van de Wet passend onderwijs.

De Kamer verzoekt de regering, om meer zicht te creëren op de besteding van het budget voor onderwijsondersteuning en op de extra ondersteuningsbehoefte.

De Kamer verzoekt de regering, op korter termijn met een voorstel te komen waardoor meer zicht ontstaat op de besteding van het budget voor zorgleer-lingen.

De Kamer verzoekt de regering, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet, de medezeggenschap van ouders en medewerkers bij «Passend onderwijs» te bevorderen.

De Kamer verzoekt de regering, een wetsvoorstel voor te bereiden waarin geregeld wordt dat het handelingsdeel (ondersteuning en zorg van het kind) van het ontwikkelingsperspectief na overeenstemming met ouders wordt vastgesteld.

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Dijsselbloem c.s. 33 106, nr. 98

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Dijsselbloem c.s. 33 106, nr. 99

Debat [30-6-2011] VAO Passend Onderwijs Motie-Dijsselbloem c.s. 31 497, nr. 75

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Van der Ham c.s. 33 106, nr. 69

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Klaver c.s. 33 106, nr. 97

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Jasper van Dijk 33 106, nr. 95

Debat [30-6-2011] VAO Passend Onderwijs Motie-Dijsselbloem c.s. 31 497, nr. 77

Debat [11-4-2013] Passend Onderwijs Motie-Ypma c.s. 31 497, nr. 95

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2012, Kamerstuk 31 497, nr. 91 inzake Passend onderwijs en kwaliteit (v)so.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2012, Kamerstuk 31 497, nr. 91 inzake Passend onderwijs en kwaliteit (v)so.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2012, Kamerstuk 31 497, nr. 91 inzake Passend onderwijs en kwaliteit (v)so.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2012, Kamerstuk 31 497, nr. 91 inzake Passend onderwijs en kwaliteit (v)so.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2012, Kamerstuk 31 497, nr. 91 inzake Passend onderwijs en kwaliteit (v)so.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2012, Kamerstuk 31 497, nr. 91 inzake Passend onderwijs en kwaliteit (v)so.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2012, Kamerstuk 31 497, nr. 91 inzake Passend onderwijs en kwaliteit (v)so.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 juni 2013, Kamerstuk 31 497, nr. 101 inzake Tweede Voortgangsrapportage passend onderwijs.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, uiterlijk voor 1 oktober 2013 voorstellen te doen over hoe hoogbegaafdheid meegenomen kan worden bij de verdere invoering van passend onderwijs. De Kamer verzoekt de regering: – ten eerste te bewerkstelligen dat de politieke leiding van de departementen van OCW en VWS gezamenlijk met de VNG nog in 2012 een duurzame oplossing uitwerkt die passend onderwijs en begeleiding op basis van de (gedecentraliseerde) AWBZ zo goed mogelijk op elkaar doen aansluiten;

– ten tweede in overleg met de sectororganisaties in het onderwijs nog in 2012 een procedure uit te werken waardoor de plaatsing van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen in een voor hen passende school gerealiseerd kan worden met zo min mogelijk procedurele en administratieve belasting voor ouders en de betrokken scholen, onder meer door een voorbeeldafspraak in het referentiekader op te nemen.

De Kamer constaterende, dat de bestuurlijke inrichting van samenwerkingsverbanden op 1 november 2012 gerealiseerd moet zijn en dat de zorgplicht op 1 augustus 2013 in werking treedt; verzoekt de regering, voor eind 2012 een tussentijdse evaluatie uit te voeren om knelpunten in kaart te brengen en de bestuurskracht van samenwerkingsverbanden te bezien, mede in het licht van het voorkomen van bureaucratische rompslomp.

De Kamer overwegende, dat in samenhang met het wetsvoorstel Passend Onderwijs het uitgangspunt van het speciaal onderwijs moet zijn wat de leerling kan in plaats van wat hij of zij niet kan;

verzoekt de regering, de Inspectie voor het Onderwijs te laten toezien op het percentage leerlingen per uitstroomprofiel per school, het percentage leerlingen van de school dat na uitstroom een Wajong-uitkering ontvangt en deze gegevens op te nemen in het Onderwijsjaarverslag. De Kamer verzoekt de regering, met voorstellen te komen om ICT-middelen te ontwikkelen voor brede toepassing voor kennis en competenties ten gunste van specifieke zorgleerlingen.

Debat [11-4-2013] Passend Onderwijs

Motie-Straus

31 497, nr. 97

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Elias/Ferrier 33 106, nr. 73

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 juni 2013, Kamerstuk 31 497, nr. 101 inzake Tweede Voortgangsrapportage passend onderwijs.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 juni 2013, Kamerstuk 31 497, nr. 101 inzake Tweede Voortgangsrapportage passend onderwijs. De handreiking voor het onderwijs van de sectorraden is gepubliceerd op de website van de PO-Raad.

Debat [30-6-2011] VAO Passend Onderwijs Motie Dijkgraaf en Elias 31 497, nr. 71

Het eindrapport van de ECPO, met haar evaluatie van passend onderwijs, zal eind 2013 aan de Tweede Kamer worden toegestuurd.

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Elias 32 812, nr. 17

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Van der Ham/Klaver 33 106, nr. 68

De verkenning voor het structureel in beeld brengen van de uitstroomgegevens van vso-leerlingen is nog niet afgerond. In de voortgangsrapportage over passend onderwijs van december 2013 zal hierop nader worden ingegaan.

Met de PO-Raad en Kennisnet wordt gesproken over de mogelijkheid om dit punt mee te nemen in de programma’s van eisen voor leermiddelen, die nu door de sectorraden worden ontwikkeld. De staatssecretaris hoopt de Tweede Kamer in het najaar van 2013 te kunnen informeren over de uitkomsten van dit overleg.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, te monitoren in hoeveel gevallen scholen menen dat een leerling geen passende ondersteuning kan worden gegeven en er geen alternatief gevonden kan worden.

De Kamer verzoekt de regering, te monitoren op de duur van de plaatsing op de wachtlijsten, de oorzaken van de wachtlijsten en de wijze waarop scholen en samenwerkingsverbanden deze zo kort mogelijk houden.

De Kamer verzoekt de regering, in kaart te laten brengen welke invloed het gebruik van lesmethoden taal en rekenen kan hebben op de ontwikkeling en diagnostiek van kinderen met dyslexie en/of dyscal-culie.

De Kamer overwegende dat landelijk het budget beschikbaar blijft voor de bekostiging van ongeveer 70.000 plekken in het (voortgezet) speciaal onderwijs, op grond van het feit dat het wetsvoorstel passend onderwijs niet als doelstelling heeft gehanteerd dat het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs zou moeten worden verminderd; overwegende dat het uitgangspunt van passend onderwijs is om de keuzes voor speciaal of regulier onderwijs over te laten aan de samenwerkingsverbanden en de schoolbesturen, daarbij rekening houdend met de gevolgen van de verevening; verzoekt de regering, scholen en samenwerkingsverbanden op korte termijn over genoemde uitgangspunten te informeren. De Kamer verzoekt de regering, de mogelijkheid te bieden de regio-indeling van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en jeugdzorg op elkaar af te stemmen;

verzoekt de regering tevens, gemeenten en samenwerkingsverbanden actief te informeren over de mogelijkheid om met «grenscorrecties» van de regio’s te komen in verband met deze afstemming. DIRECTIE KENNIS

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Klaver c.s. 33 106, nr. 76

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting Motie-Van der Ham/Dijsselbloem 33 106, nr. 67

Debat [20-3-2013] VAO Dyslexie + Dyscalculie Motie-Van Meenen 32 463, nr. 17

Debat [4-7-2013] VAO Passend onderwijs

Motie-Bisschop/Ypma

31 497, nr. 102

Debat [12-6-2013] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag Motie-Mohandis/Ypma 33 605-VIII, nr. 12

De ECPO is gevraagd een evaluatiekader voor passend onderwijs te ontwikkelen. Dit kader omvat meerdere aspecten van passend onderwijs, o.a. (de kwaliteit van) de geboden ondersteuning, het volgen van de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en de financiële invulling van passend onderwijs. Het concept-kader is eind 2013 gereed en zal dan aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De ECPO is gevraagd een evaluatiekader voor passend onderwijs te ontwikkelen. Deze evaluatie omvat meerdere aspecten van passend onderwijs, o.a. (de kwaliteit van) de geboden ondersteuning, het volgen van de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en de financiële invulling van passend onderwijs. Het concept-kader is eind 2013 gereed en zal dan aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

De motie is meegenomen in de Voortgangsrapportage over rekenen en taal, die in het najaar van 2013 aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. De staatssecretaris heeft voorts de SLO verzocht hier onderzoek naar te doen. Verwachte opleverdatum van het onderzoek is eind 2013. De Tweede Kamer zal daarna over de onderzoeksresultaten worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, om net als met het hbo, ook met het mbo afspraken te maken over een maximumpercentage overhead van 20% en over de eisen aan het primaire proces, vooruitlopend op het traject dat eind 2014 zijn beslag moet krijgen (motie-Beertema c.s.) en deze afspraken voor 1 december 2012 aan de Kamer voor te leggen. De Kamer verzoekt de regering, het CPB te vragen om te onderzoeken hoe de economische effecten van investering in onderwijs beter tot hun recht kunnen komen in de modellen. De Kamer overwegende dat de governance in het onderwijs zich niet beperkt tot het scheppen van de randvoorwaarden waarin onderwijzers, leraren en docenten hun werk kunnen doen, maar met regelmaat direct ingrijpt in de vormgeving van het primaire proces; professionele onderwijzers, leraren en docenten; verzoekt de regering, onderwijsteams instemmingsrecht te verlenen op de vormgeving van het onderwijsleerproces. De Kamer verzoekt de regering, de WMS Wet Medezeggenschap Scholen) te wijzigen op de volgende onderwerpen: – het recht op rechtsbijstand; – de beslechting van nalevingsgeschillen; – de mogelijkheid om nietigheid van besluiten in te roepen; – het scholingsbudget rechtstreeks naar de mr.

De Kamer verzoekt de regering, in overleg met de sectoren de mogelijkheid te onderzoeken tot het instellen van een (publiek transparante) cao voor bestuurders in het mbo en het hoger onderwijs.

De Kamer verzoekt de regering, in overleg te gaan met de onderwijskoepels zoals de Vereniging Hogescholen en de MBO Raad, om te kijken op welke wijze een artikel betreffende permanente educatie van de leden van de raad van toezicht opgenomen kan worden in de governancecodes van onderwijsinstellingen en de Kamer hier voor de winter van 2013 over te informeren.

De Kamer verzoekt de regering, om in overleg te treden met de onderwijskoepel-organisaties te komen tot open data en reële en vergelijkbare weergaven van onderwijsresultaten en financiële gegevens van onderwijsinstellingen; verzoekt de regering, om het punt van open data mee te nemen in de bestuurskrachtagenda.

DIRECTIE MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN

Debat [28-6-2012] VAO mbo

Motie-Beertema

31 524, nr. 148

Haersma Buma, S. van Motie-Pechtold c.s. 33 566, nr. 9

Debat [28-5-2013] Pesten

Motie-Beertema

33 495, nr. 23

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance Tweede Kamer Motie-Jasper van Dijk c.s. 33 495, nr. 17

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance Tweede Kamer Motie-Van Meenen 33 495, nr. 20

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance Tweede Kamer Motie-Duisenberg 33 495, nr. 18

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance Tweede Kamer Motie-Rog 33 495, nr. 14

De motie wordt meegenomen in het kwalificatietraject. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 nader geïnformeerd.

De Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, de regionale radiozenders ongemoeid te laten;

verzoekt de regering tevens te borgen dat de regionale zenders en de landelijke omroepen gezamenlijk zorg gaan dragen voor een volwaardige invulling van een landelijk televisienet en dat besparingen van deze integratie ten goede komen aan de regionale omroepen. De Kamer verzoekt de regering, er bij NPO en ROOS op aan te dringen dat ook met de functies van zowel regionale calamiteitenzender als cultuurdrager nadrukkelijk rekening wordt gehouden bij de uitwerking.

De Kamer verzoekt de regering tevens, hierover (voor de Publieke Omroep de commerciële opdracht van zelf geld verdienen en de overlap met het aanbod van commerciële aanbieders te beperken) uiterlijk in het voorjaar van 2013 een brief naar de Kamer te sturen. De Kamer verzoekt de regering voorts, om in het bijzonder de positie van Omrop Fryslân te waarborgen.

De Kamer verzoekt de regering, de lokale omroepen te ondersteunen in dat streven en in de mediabegroting duidelijk te maken of landelijke regelgeving dergelijke ontwikkelingen belemmert en op welke wijze de regering deze ontwikkelingen verder kan ondersteunen. De Kamer verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de gevolgen van de bezuinigingen op het bibliotheekwezen en daarbij de mogelijkheden tot een goede taakvervulling alsmede de toegankelijkheid van bibliotheken in het land te betrekken. De Kamer verzoekt de regering, te komen tot een bibliotheekbeleid in samenhang met Cultuur, Onderwijs en Welzijn en in overleg met IPO, VNG en de VOB waarin naast de landelijke digitale bibliotheekvoorziening, fysieke bibliotheken zo veel mogelijk in stand worden gehouden.

Debat [27-6-2011] Notaoverleg Mediabrief Motie-Van Miltenburg 32 827, nr. 2

Debat [27-6-2011] Notaoverleg Mediabrief Motie-Haverkamp c.s. 32 827, nr. 8

Debat [10-12-2012] Wetgevingsoverleg

Media

Motie-Verhoeven

33 400-VIII, nr. 42

Debat [10-12-2012] Wetgevingsoverleg

Media

Motie-Heerma

33 400-VIII, nr. 40

Debat [28-6-2012] VAO Persbeleid en Lokale publieke omroep Motie-Van Dam 32 827, nr. 39

Debat [17-12-2012] Wetgevingsoverleg Cultuur

Motie-Jasper van Dijk 33 400-VIII, nr. 82

Debat [17-12-2012] Wetgevingsoverleg

Cultuur

Motie-Klein

33 400-VIII, nr. 92

De Kamer verzoekt de regering, te                   Debat [17-12-2012] Wetgevingsoverleg onderzoeken of muziek, waaronder pop-        Cultuur en dancemuziek, toegevoegd kan worden      Motie-Bergkamp/Verhoeven aan de topsector creatieve industrie.               33 400-VIII, nr. 89

De Kamer verzoekt de regering, te onderzoeken welk deel van het budget bestemd voor de creatieve industrie, aangewend kan worden om culturele producties te ondersteunen.

Debat [17-12-2012] Wetgevingsoverleg Cultuur

Motie-Jasper van Dijk 33 400-VIII, nr. 83

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 december 2012, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 29 inzake Uitwerking Regeerakkoord Rutte II onderdeel Media.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 december 2012, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 29 inzake Uitwerking Regeerakkoord Rutte II onderdeel Media.

De motie is afgedaan met de brief van 20 juni 2013, Kamerstuk 32 827, nr. 49 inzake plan van aanpak toekomstverkenning publiek mediabestel.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 juni 2013, Kamerstuk 32 827, nr. 49 inzake plan van aanpak toekomstverkenning publiek mediabestel.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 27 november 2012, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 20 inzake de Mediabegroting 2013.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 mei 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 142.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 mei 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 142 inzake Uitvoering van de moties en de amendementen die zijn aangenomen bij de vaststelling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2013. De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 mei 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 142 inzake Uitvoering van de moties en de amendementen die zijn aangenomen bij de vaststelling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2013. De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 mei 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 142 inzake Uitvoering van de moties en de amendementen die zijn aangenomen bij de vaststelling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2013.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, zich in           Debat [28-6-2012] VAO Persbeleid en

Europa sterk te maken voor een EU-breed      Lokale publieke omroep laag btw-tarief voor digitale nieuwspro-         Motie-Peters ducten en boeken.                                                32 827, nr. 36

De Kamer verzoekt de regering, in overleg     Debat [10-12-2012] Wetgevingsoverleg te gaan met de sector om te bezien hoe het   Media zelfregulerend vermogen van de journa-        Motie-Heerma c.s.

listiek versterkt kan worden en de Kamer       33 400-VIII, nr. 41

voor de zomer van 2013 hierover te informeren.

De Kamer constaterende dat binnen de toekomstverkenning brede waarden van de publieke omroep worden veiliggesteld; onafhankelijkheid, pluriformiteit, kwaliteit en toegankelijkheid van aanbod; verzoekt de regering, de opdracht zo te formuleren dat ook de waarde van een extern pluriform bestel in de toekomstverkenning zal worden betrokken. De Kamer overwegende dat de publieke omroep een extra taakstelling krijgt die verzacht kan worden door het genereren van extra eigen inkomsten; overwegende dat de regering het aantrekken van externe financiering ziet als een coproductie waarmee het een gedeelde verantwoordelijkheid wordt van zowel de publieke omroep als de regering; overwegende dat de regering heeft toegezegd te streven naar minimaal 45 miljoen euro extra eigen inkomsten voor de publieke omroep; verzoekt de regering, de verantwoordelijkheid hiervoor niet eenzijdig neer te leggen bij de publieke omroep. De Kamer van oordeel dat het wetsvoorstel 33 664, waarin onder meer de structurele verlaging van de rijksbijdrage voor de publieke omroep met 100 miljoen wordt geregeld, niet door de Kamer kan worden beoordeeld, zonder dat vooraf duidelijk is hoe en in hoeverre de eigen inkomsten voor de regionale en landelijke publieke omroep kan worden uitgebreid; verzoekt de regering, de Kamer voor de plenaire behandeling van bedoeld wetsvoorstel duidelijkheid te bieden over de wettelijke mogelijkheden voor de omroepen, om de eigen inkomsten uit te breiden.

Debat [4-7-2013] toekomstverkenning publieke omroep Motie-Segers c.s. 32 827, nr. 53

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Motie-Heerma c.s. 33 541, nr. 28

Debat [4-7-2013] toekomstverkenning publieke omroep Motie-Klein/Segers 32 827, nr. 50

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 2 oktober 2012, Kamerstuk 32 827, nr. 44.

De staatssecretaris zal de motie betrekken bij het overleg dat gaande is met de Raad voor de Journalistiek en de NVJ over het zelfregulerend vermogen van de journalistiek. Tijdens het debat over de mediabegroting heeft de staatssecretaris toegezegd in de loop van 2013 de Kamer een brief te sturen over de schrijvende pers, de regionale nieuwsvoorziening, freelance journalisten en de lokale omroepen. De uitkomsten van het overleg met de sector zal de staatssecretaris daarbij betrekken. De Tweede Kamer wordt in oktober of november 2013 geïnformeerd per brief over het persbeleid. De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, alle salarissen bij de publieke omroep zo snel mogelijk onder de premiernorm te brengen.

De Kamer verzoekt de regering, bij het onderzoek naar het vergroten van de eigen inkomsten van de publieke omroep de gevolgen voor de belastingbetaler, commerciële partijen en makers en producenten inzichtelijk in kaart te brengen.

De Kamer verzoekt de regering, de mogelijkheid voor het afnemen van kleinere pakketten dan wel van individuele zenders, het zogeheten à-la-cartemenu, expliciet mee te nemen in de toekomstverkenning.

De Kamer verzoekt de regering, in de prestatieovereenkomst 2016–2020 met de NPO vast te leggen dat vanuit het budget voor versterking van het media-aanbod 9 miljoen euro per jaar aan deze levensbeschouwelijke programma’s wordt besteed op basis van de door het Commissariaat voor de Media gehanteerde verdeelsleutel, waarbij de betrokken omroepen daarover verantwoording afleggen in hun jaarverslag.

De Kamer verzoekt de regering, in het onderzoek naar het vergroten van de eigen inkomsten van de publieke omroep mee te nemen op welke manier de publieke omroep meer data en inhoud kan ontsluiten, eventueel met verschillende licentiemogelijkheden, en daarbij ook te bekijken welke aanpassingen van de Mediawet hiervoor nodig zijn; verzoekt de regering tevens, totdat de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn omroepen aan te moedigen binnen de wettelijke kaders te experimenteren met het ontsluiten van data en inhoud. De Kamer verzoekt de regering, in overleg te treden met werkgevers bij de omroep, met als inzet een substantiële vermindering van het aantal tijdelijke contracten.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Motie-Jasper van Dijk 33 541, nr. 24

Debat [4-7-2013] toekomstverkenning publieke omroep Motie-Verhoeven 32 827, nr. 52

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Motie-Segers/Huizing 33 426, nr. 24

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Motie-Segers/Heerma 33 541, nr. 22

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Motie-Verhoeven/Klaver 33 541, nr. 23

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Motie-Jasper van Dijk 33 514, nr. 25

In de mediabegrotingsbrief wordt een passage opgenomen over de salarissen bij de publieke omroep. De behandeling van de mediabegroting vindt plaats op 25 november 2013.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering: – bij het overleg met omroepen en pakketaanbieders over de doorgifte van interactieve diensten ernaar te streven dat door de omroep aangeboden interactieve diensten de kijkers gaan bereiken, en voor het eind van het jaar aan deze Kamer te rapporteren of dit overleg heeft geleid tot overeenstemming; – per 1 januari 2014 de ministeriële regeling behorende bij artikel 6.13, tweede lid, van de Mediawet in werking te laten treden met daarin opgenomen in elk geval de faciliteiten voor mensen met een beperking zoals ondertiteling of gesproken ondertiteling;

– indien geen overeenstemming over doorgifte van interactieve diensten wordt bereikt en het Europees recht zich niet nadrukkelijk hiertegen verzet, deze diensten per ministeriële regeling van doorgifte te verzekeren. DIRECTIE ONDERZOEKS- EN WETENSCHAPSBELEID

De Kamer verzoekt de regering, om de ombuiging op het ruimtevaartprogramma van 30 miljoen euro vanaf 2015 structureel terug te draaien en deze als volgt te financieren vanuit de begrotingen van de drie betrokken departementen: – T.a.v. de begroting van EL&I jaarlijks 10 miljoen euro te verdelen over: – begrotingsartikel 12, Innovatie, voor 4 miljoen euro (versterking Nederlands bedrijfsleven;

– begrotingsartikel 14, Energie, voor 4 miljoen euro (energie-innovatie); – begrotingsartikel 17, Kennis en Innovatie, voor 2 miljoen euro.

– T.a.v. de begroting van OCW jaarlijks 10 miljoen euro uit artikel 16, Onderzoek en Wetenschapsbeleid (waaronder ook het ruimtevaartonderzoek valt). – T.a.v. de begroting van I&M jaarlijks 10 miljoen euro te minderen op de 158 miljoen euro totaal op de gezamenlijke post «opdrachten» in de artikelen 11 tot en met 24.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Motie-Van Dam/Huizing 33 426, nr. 36

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Debat [4-10-2012] Algemene Financiële Beschouwingen (vervolg) Motie-Koolmees/Van Hijum 33 400, nr. 15

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 9 oktober 2012, Kamerstuk 24 446, nr. 50 inzake Motie Koolmees/Van Hijum, 33 400, nr. 15, d.d. 4 oktober 2012 over de ombuiging op het ruimtevaartprogramma.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat voor Nederland door de aanwezigheid van ESTEC de investeringen in ruimtevaart extreem goed renderen met een ratio van 1:5; overwegende dat de ESA-contributie bij de taakstellingen dezelfde behandeling kreeg als subsidies; overwegende dat de aanwezigheid van ESTEC voortkomt uit een stevige Nederlandse bijdrage aan ruimtevaartprogramma’s en de toekomstige positie hier zeker ook mee samenhangt; overwegende dat er nu voor 2015 en verder een korting van 33 miljoen euro is ingeboekt op de Nederlandse ESA-bijdrage; overwegende dat de minister in de beantwoording van het schriftelijk overleg Ruimtevaart expliciet stelt dat hij bereid is extra middelen voor ruimtevaart in overweging te nemen;

spreekt de wens uit, dat de korting op ruimtevaart ongedaan gemaakt wordt; verzoekt de regering, om geen onomkeerbare stappen te zetten en te blijven zoeken naar een oplossing die de voorgenomen korting kan repareren. De Kamer, overwegende dat onafhankelijkheid en transparantie van onderzoek essentieel zijn voor de wetenschap; verzoekt de regering, bij universiteiten aan te dringen op gebruikmaking van de Verklaring van Onafhankelijke Wetenschap van de KNAW.

De Kamer verzoekt de regering, om in overleg met alle betrokkenen een oplossing voor de continuïteit van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) te bevorderen en de Kamer hierover te informeren voor de behandeling van de Miljoenennota.

DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS De Kamer verzoekt de regering, zich in te spannen dat schoolbesturen een maximum aan reserves aanhouden, overeenkomstig de percentages die in «Financieel beleid van Onderwijsinstellingen» (september 2009) worden geadviseerd door de Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen voor grote en kleine onderwijsinstellingen, waarbij reserveringen van gelden om grote projecten te realiseren, bijvoorbeeld voor nieuwbouw, kunnen worden uitgezonderd.

De Kamer verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om te voorkomen dat er door deze neventoetsen onduidelijkheid ontstaat in aanloop naar de centrale eindtoets

Debat [4-10-2012] Algemene Financiële Beschouwingen (vervolg) Motie-Verhoeven c.s. 24 446, nr. 48

Debat [1-12-2011] Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (33 000 VIII) Rest Motie-Jasper van Dijk 33 000-VIII, nr. 90

Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting v/d afdrachtvermindering in het onderwijs in een subsidieregeling» (33 650, nr. 1) Motie-Rog c.s. 33 650, nr. 12

Debat [5-10-2011] VAO Financiën in het Primair Onderwijs Motie-Beertema 31 293, nr. 115

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Beertema 33 400-VIII, nr. 51

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 9 oktober 2012, Kamerstuk 24 446, nr. 50 over de Motie Koolmees/Van Hijum, 33 400, nr. 15, d.d. 4 oktober 2012 over de ombuiging op het ruimtevaartprogramma.

Bij de reactie op het KNAW-advies Vertrouwen in wetenschap wordt de survey van WRR en Rathenau over vertrouwen in wetenschap betrokken. Deze wordt in de week van 1 juli 2013 gepubliceerd. In verband hiermee zal de reactie op het KNAW-advies de Kamer kort na het zomerreces bereiken. De Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 23 augustus 2012, Kamerstuk 31 293 nr. 146, inzake het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de 400 «rijkste» schoolbesturen in het funderend onderwijs.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 14 maart 2013, Kamerstuk 33 157, nr. 13 inzake Wetsvoorstel centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, om steekproefsgewijs onderzoek uit te voeren of overige taken en vakken voldoende aandacht behouden; verzoekt de regering, dit onderzoek uit te voeren op scholen waar de leerresultaten onvoldoende zijn of dreigen te worden en op scholen waarover signalen binnenkomen dat de nadruk eenzijdig op taal en rekenen ligt;

verzoekt de regering, om de Kamer op de hoogte te brengen van de resultaten. De Kamer spreekt als haar oordeel uit dat op korte termijn gepoogd moet worden, kwalitatieve misstanden te bestrijden en te voorkomen zonder bovenbedoelde vrijheid van onderwijs (zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet) aan te tasten. De Kamer verzoekt de regering, de sectororganisaties ter overweging mee te geven, indicatoren over medezeggenschap op te nemen in Vensters voor verantwoording en Vensters PO en aan de Kamer te rapporteren wat de acties dienaangaande zijn.

De Kamer verzoekt de regering, te specificeren hoe de bepalingen van de WMS, met name de bepalingen met betrekking tot de informatierechten, gelezen kunnen worden om ruimte te geven aan de kwaliteitsambities zonder dat een wetswijziging noodzakelijk is. De Kamer verzoekt de regering, om de scholen voor basis-, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie nogmaals nadrukkelijk te wijzen op het onverplichte karakter van de vrijwillige ouderbijdragen en de inspectie alert te laten reageren op elk signaal dat een school de vrijwillige bijdrage een verplicht karakter heeft gegeven. De Kamer verzoekt de regering, het inrichtingsbesluit WVO ten aanzien van de toelating zodanig te wijzigen dat het schooladvies en niet de Cito-score leidend wordt voor het toelaten van leerlingen in het voortgezet onderwijs en dat de centrale eindtoets een objectieve second opinion is naast het schooladvies.

De Kamer verzoekt de regering, in overleg met het onderwijsveld onderzoek te doen naar een manier waarop scholen kunnen aantonen aan Rijk, onderwijsinspectie en ouders, dat er een sociaal veilige omgeving is voor scholieren en personeel, zodat verantwoording over de gehanteerde methode impliciet plaatsvindt.

Debat [7-9-2011] Plenair debat Wetsvoorstel WOT Motie-Klaver/Van der Ham 32 193, nr. 24

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede kamer van 28 juni 2013, Kamerstuk 31 293, 177 inzake het Inspectierapport «Over de volle breedte».

Debat [1-12-2011] Begroting Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap (33 000-VIII) Rest

Motie-Elias

33 000-VIII, nr. 83

Debat [12-6-2012] VAO Ouderbetrok-kenheid bij de school Motie-Çelik 33 000-VIII, nr. 199

Debat [12-6-2012] VAO Ouderbetrok-kenheid bij de school Motie-Çelik 33 000-VIII, nr. 201

Debat [1-12-2011] Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (33 000 VIII) Rest Motie-Çelik/Biskop 33 000-VIII, nr. 73

Debat [21-3-2013] Plenair debat

Wetsvoorstel Wijziging van onder meer de

Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs

(33 157)

Motie-Ypma

33 157, nr. 36

Debat [4-6-2013] VAO Pesten

Motie-Bergkamp

29 240, nr. 58

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 12 juli 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 164 inzake reactie onderwijsraadadvies artikel 23.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 162 inzake ouderbetrok-kenheid.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 162 inzake ouderbetrok-kenheid.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 162 inzake ouderbetrok-kenheid.

Deze wijziging maakt onderdeel uit van de AMvB van het wetsvoorstel Centrale eindtoets PO, dat momenteel in behandeling is bij de Eerste Kamer (Kamerstuk 33 157, nr. A). Voor het basisonderwijs treedt deze wet per 1 augustus 2014 in werking. De Tweede Kamer is toegezegd (brief van 12 april 2013, Kamerstuk 33 558, nr. 6) dat zij de ontwerp-AMvB eind 2013 krijgt voorgelegd.

De Tweede Kamer wordt hier in het voorjaar van 2014 over geïnformeerd.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving                                                         Ingediend bij                                                             Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, leerlingen Debat [21-3-2013] Plenair debat                           Dit aspect wordt verwerkt in de nadere die het voordeel van de twijfel hebben            Wetsvoorstel Wijziging van onder meer de regelgeving ter uitvoering van het gekregen, in geval van afstroom, niet mee Wet op het primair onderwijs, de Wet op           wetsvoorstel Centrale eindtoets PO

te rekenen met de rendementsberekening. de expertisecentra en de Wet College voor (Kamerstuk 33 157, A). Dit betreft een examens in verband met de invoering van aanpassing van de indicator onderbouween centrale eindtoets en leerling- en                 rendement in de ministeriële regeling onderwijsvolgsysteem primair onderwijs          Leerresultaten VO (Stcrt. 21-07-2010, nr. (33 157)                                                                      11458). Vóór de voorziene inwerking-Motie-Ypma                                                              treding per 01 augustus 2014 van 33 157, nr. 37                                                            genoemde wet met bijbehorende AMvB,

zal de regeling zijn aangepast (medio 2014). De Kamer verzoekt de regering, om de           Debat [12-6-2012] VAO Ouderbetrok-                  De motie is afgedaan met de brief aan de raden van toezicht te wijzen op hun                 kenheid bij de school                                              Tweede Kamer van 15 juli 2013, Kamerstuk toezichthoudende taak bij de wijze waarop Motie-Çelik                                                                33 400-VIII, nr. 162 inzake ouderbetrok- het bestuur en de school gestalte geven 33 000-VIII, nr. 200                                                   kenheid.

aan ouderbetrokkenheid op alle niveaus van de onderwijsorganisatie.

De Kamer verzoekt de regering, te                   Debat [21-3-2013] Plenair debat                           De Tweede Kamer zal voor eind 2013

bevorderen dat de toetsscores alleen              Wetsvoorstel Wijziging van onder meer de worden geïnformeerd over de stand van tezamen met andere kwaliteitsaspecten          Wet op het primair onderwijs, de Wet op           zaken rond de versnelde invoering van van de school openbaar worden gemaakt, de expertisecentra en de Wet College voor Vensters PO. De contextrijke presentatie zodat de toets in de bredere context wordt examens in verband met de invoering van van de toetsscores van scholen door de geplaatst.                                                                een centrale eindtoets en leerling- en                 besturen maakt onderdeel uit van deze onderwijsvolgsysteem primair onderwijs          invoering.

(33 157)

Motie-Rog/Ypma 33 157, nr. 35 De Kamer verzoekt de regering, 1 miljoen Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting v/d                 De Tweede Kamer wordt op een later euro structureel vrij te maken om de               afdrachtvermindering in het onderwijs in          moment geïnformeerd over de uitvoering kerntaken van de ouderorganisaties te            een subsidieregeling» (33 650, nr. 1).                  van de motie.

garanderen, te komen tot een centrale            Motie-Mohandis/Lucas ouderorganisatie en deze centrale                    33 650, nr. 10

ouderorganisatie aan te laten sluiten bij lokale en regionale initiatieven die ouders al reeds ontplooien; verzoekt de regering voorts, financiële dekking te zoeken binnen de middelen die zijn gereserveerd voor de vakbondsfaciliteiten en het budget voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek.

De Kamer verzoekt de regering, de                  Debat [4-7-2013] Krimp in het onderwijs            De Tweede Kamer wordt op een later bekostiging van kleine scholen binnen de Motie-Ypma/Straus                                                 moment geïnformeerd over de uitvoering volgende uitgangspunten uit te werken: 31 293, nr. 176                                                          van de motie.

– de onderwijskwaliteit dient te allen tijde voorop te staan;

– de bekostiging en denominaties dienen samenwerking tussen scholen niet in de weg te staan, maar toch voldoende diversiteit te waarborgen; – de bekostiging dient rekening te houden met de regiospecifieke kenmerken zoals leerlingen(bevolkings)dichtheid, het aantal plaatsen in een regio en het gemiddelde aantal inwoners van een plaats; – de bekostiging dient oog te hebben voor het behoud van de laatste school in een straal van 3 kilometer; – bij de inrichting van de nieuwe bekostigingssystematiek zoveel mogelijk wordt aangesloten bij huidige structuren waardoor bureaucratie wordt voorkomen.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

Debat [11-6-2013] Wet SLOA (Wetsvoorstel Regels voor subsidiëring van landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (Wet Subsidiëring Landelijke onderwijsondersteunende activiteiten) (33 558) Motie-Bisschop 33 558, nr. 12

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Motie-Voordewind c.s. 33 650, nr. 5

Debat [4-7-2013] VAO Passend onderwijs Motie Smaling/Ypma 31 497, nr. 104

De Kamer verzoekt de regering, te onderzoeken hoe kan worden voorzien in het gemeenschappelijk gebruik van opgaven van Stichting Cito door aanbieders en ernaar te streven dat de kosten van de inkoop van opgaven bij het Cito voor aanbieders die daarvan gebruik willen maken geen wezenlijke belemmering vormen die de ontwikkeling van een alternatieve eindtoets zou kunnen verhinderen.

De Kamer verzoekt de regering, te streven naar het in de begroting OCW beschikbaar houden van middelen voor humanistisch vormingsonderwijs (HVO) en godsdienst-vormingsonderwijs (GVO) in het openbaar basisonderwijs.

De Kamer, constaterende dat het beeld bestaat dat de kwaliteit van scholen voornamelijk wordt vastgesteld op basis van Cito-scores en andere indicatoren van leeropbrengsten;

verzoekt de regering, een gedifferentieerd toezichtmodel te ontwikkelen dat herkenbaar rekening houdt met de specifieke leerlingpopulatie. De kamer verzoekt de regering, de consequenties van de uitwerking van de plannen over krimp in het onderwijs voor de kleine richtingen in kaart te brengen en daarover bij de uitwerking van het beleid nader te rapporteren; verzoekt de regering tevens, met deze richtingen in overleg te treden over de specifieke effecten en de positie van deze bovenregionaal georganiseerde schoolbesturen.

DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS De Kamer verzoekt de regering, de motie-Pechtold c.s. (27 017 nr. 59) en de motie-Van der Ham c.s (27 017 nr. 78) onverkort uit te voeren, waardoor aanpassing van de kerndoelen voor primair en voortgezet onderwijs op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit per 1 augustus 2012 in werking treedt.

De Kamer verzoekt de regering, eveneens Debat [3-11-2011] Wijziging van onder in het voortgezet onderwijs pilots te                meer de Wet op het voortgezet onderwijs starten waarbij scholen 52 weken per jaar in verband met onderwijskwaliteit, lesgeven en deze lessen meetellen voor de onderwijstijd en vakanties (32 640) rest urennorm.                                                              Motie-Biskop

32 640, nr. 17

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Debat [4-7-2013] Krimp in het onderwijs Motie-Voordewind c.s. 31 293, nr. 169

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Debat [13-6-2012] Debat over de vertraging van verplichte voorlichting over homoseksualiteit op scholen Motie-Dijkstra 27 017, nr. 93

De motie is afgedaan door plaatsing in het Staatsblad 2012 nr. 594 van het Besluit van 21 november 2012, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 21 september 2012 tot wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, het Besluit kerndoelen onderbouw VO, het Besluit kerndoelen WEC, het Besluit kerndoelen WPO BES en het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES in verband met aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit (Stb. 2012, 470). De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 februari 2013, Kamerstuk 32 640, nr. 17 inzake Stand van zaken uitvoering motie Biskop (CDA) inzake pilots waarbij scholen 52 weken per jaar lesgeven.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer verzoekt de regering, om de bestaande onderzoeken naar onderadvi-sering te laten aanvullen en uitbreiden met onderzoek bij dezelfde leerlingenpopulatie naar onderadvisering in de zin van schooladviezen van de basisschool die duidelijk te laag zijn gebleken in de latere schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs.

De Kamer verzoekt de regering, de structurele bezuiniging op lwoo en pro zo veel mogelijk te vinden via bezuinigingen op bureaucratie en management binnen het stelsel van passend onderwijs, waardoor de klas zo veel mogelijk wordt ontzien.

De Kamer constaterende, dat er zorgen bestaan over de status van het vak maatschappijleer, onder andere door het kleine aantal lesuren en het mogelijk verdwijnen van het schoolexamen voor maatschappijleer;

verzoekt de regering, voorstellen te doen voor een versterking van het onderdeel burgerschapsvorming in het onderwijs, en de Kamer hierover te informeren. De Kamer verzoekt de regering, de urennorm van 1.040 uur te herzien op een wijze die maximale ruimte biedt aan maatwerk voor leerlingen, en voor 1 mei 2013 een voorstel daartoe naar de Kamer te sturen.

De Kamer verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden om getalenteerde leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs uitdagend onderwijs op eigen niveau te bieden, in kaart te brengen welke barrières hiervoor nog bestaan en de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren. De Kamer constaterende dat er op dit moment jaarlijks ongeveer 60.000 scholieren de Tweede Kamer via ProDemos bezoeken; constaterende dat iedere jaargang ongeveer 200.000 scholieren kent en dat het grootste deel de Tweede Kamer tijdens zijn schoolperiode dus niet bezoekt; constaterende dat uit onderzoek blijkt dat deelname aan het programma van ProDemos het politieke zelfvertrouwen doet toenemen;

verzoekt het Presidium, een plan uit te werken dat ervoor zorgt dat binnen afzienbare tijd ten minste 75% van de scholieren via ProDemos voor hun 18de de Tweede Kamer kan bezoeken. DIRECTIE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN De Kamer verzoekt de regering, om voortaan jaarlijks een specificatie te leveren van de ontwikkeling in de voorafgaande vijf jaren van de aantallen leerplichtige jongeren die zijn vrijgesteld van de leerplicht op grond van artikel 5a, op grond van artikel 5b en op grond van artikel 5c van de Leerplichtwet.

Debat [1-12-2011] Begroting Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap (33 000 VIII) Rest

Motie-Çelik

33 000-VIII, nr. 78

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)

voor het jaar 2013

Motie-Voordewind/Ypma

33 400-VIII, nr. 71

Debat [22-11-2011] VAO Vormende taak in het onderwijs

Motie-Kooiman c.s.

33 000-VIII, nr. 52

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Van Meenen c.s. 33 400-VIII, nr. 67

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Motie-Van Meenen 33 400-VIII, nr. 70

Motie-Heijnen 33 609, nr. 8

Debat [21-12-2011] Thuisonderwijs

Motie-Çelik

33 000-VIII, nr. 151

De motie is afgedaan met 27 mei 2013, Kamerstuk 31 293, nr. 168 inzake Rapport GION Schooladviezen en onderwijsloopbanen Voorkomen, risicofactoren en gevolgen van onder- en overadvisering.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 5 april 2013, Kamerstuk 30 079, nr. 39 inzake Hoofdlijnenbrief lwoo (leerwegondersteunend onderwijs) en pro (praktijkonderwijs) in het vmbo.

De Tweede Kamer ontvangt de brief in september 2013.

Op 16 mei 2013 heeft de Tweede Kamer een uitstelbrief ontvangen (Kamerstuk 31 289, nr. 149), waarin de staatssecretaris aangeeft dat deze motie wordt meegenomen in de besprekingen in het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van september 2013, kenmerk 530191.

Het ministerie van OCW wacht het handelen van het Presidium in dezen af.

Aan de motie is uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer van 29 mei 2013, Kamerstuk 33 537, nr. 2 inzake Voorstel van wet tot Wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving                                                         Ingediend bij                                                             Stand van zaken

DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN

De Kamer verzoekt de regering, snel met       Debat [20-6-2012] Wetgevingsoverleg                De motie is afgedaan met de brief aan de een voorstel te komen waardoor het               Onderwijsverslag + Verantwoordingsdebat       Tweede Kamer van 12 juli 2013, Kamerstuk mogelijk wordt dat een individuele school     Motie-Jasper van Dijk                                             33 400-VIII, nr. 164 inzake de beleidsreactie uit een groter schoolbestuur kan stappen.      33 240-VIII, nr. 11                                                     op het onderwijsraadadvies over artikel 23

van de Grondwet.

Moties Eerste Kamer

Bijlage: Moties en toezeggingen

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

DIRECTIE JEUGD, ONDERWIJS EN ZORG De Kamer verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat er voor leerlingen met gedragsproblemen voorzieningen worden getroffen zodat schorsing zoveel mogelijk voorkomen kan worden.

De Kamer verzoekt de regering (in verband met deze wetswijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra i.v.m. de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in het kader van dit voorstel te vormen samenwerkingsverbanden grote krachtsverschillen kunnen bestaan tussen de verschillende deelnemers), te voorzien in een permanente landelijke arbitragemogelijkheid om dergelijke geschillen te beslechten. De Kamer verzoekt de regering, een onafhankelijke instantie als de Algemene Rekenkamer onderzoek te laten doen naar de vraag of de structurele bekostiging van het primair onderwijs afdoende is om passend onderwijs op een verantwoorde wijze te kunnen invoeren en de uitkomsten van dit onderzoek nog vóór het zomerreces te bespreken met beide Kamers.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING De Kamer overwegende dat het in wetsvoorstel 33 519 voorgestelde artikel 6.8, vijfde lid het mogelijk maakt dat collegegeld voor door NVAO aangewezen excellente opleidingen maximaal vijf maal het wettelijk collegegeld mag bedragen; overwegende dat een hoog collegegeld voor veel studenten een barrière kan vormen om vorenbedoelde excellente opleidingen te volgen; roept de minister op om voor de toestemming van een hoger collegegeld als vorenbedoeld niet alleen te toetsen aan de in het voorgestelde artikel 6.8, tweede lid gestelde voorwaarden maar ook aan de voorwaarde dat het instellingsbestuur aannemelijk dient te maken dat de verhoging van het collegegeld noodzakelijk is ter bestrijding van de kosten die zijn of worden gemaakt voor het verkrijgen of behouden van het specifieke eindoordeel excellent.

Debat [2-10-2012] Passend Onderwijs Herziening organisatie en financiering in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (passend onderwijs) onder nummer 33.106 + Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onder nummer 32 812 Motie-Ganzevoort c.s. 32 812, nr. K

Debat [2-10-2012] Passend Onderwijs Herziening organisatie en financiering in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (passend onderwijs) onder nummer 33.106 + Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onder nummer 32 812 Motie-Backer c.s.

32 812, nr. L

Debat [2-10-2012] Passend Onderwijs Herziening organisatie en financiering in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (passend onderwijs) onder nummer 33.106 + Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onder nummer 32.812. Motie-Linthorst c.s.

33 106, nr. J

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid: antwoord regering + re- en dupliek Motie-Essers c.s. 33 519, nr. E

De motie is afgedaan met de brief aan de Eerste Kamer van 22 januari 2013, Kamerstuk 33 106, nr. N inzake de voortgang van de moties en toezeggingen passend onderwijs.

De motie is afgedaan met de brief aan de Eerste Kamer van 25 februari 2013, Kamerstuk 33 106, nr. O inzake voortgang passend onderwijs.

De motie is afgedaan met de brief aan de Eerste Kamer van 3 juli 2013, Kamerstuk 31 497 nr. 107 inzake het onderzoek van de Algemene Rekenkamer.

De Eerste Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

B. Door de bewindslieden gedane toezeggingen

Toezeggingen Tweede Kamer

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING

EN ADVIES

Sociale veiligheid: De Kamer wordt z.s.m.      [6-12-2012] Schriftelijke beantwoording geïnformeerd over de gezamenlijke aanpak   vragen over begroting 2013 OCW,

die uit het overleg met sociale partners is      Kamerstuk 33 400-VIII, Handelingen TK

gekomen.                                                               2012–2013, 32–7, noot 2

Betreffende medezeggenschap zal de              Debat

Kamer in een brief geïnformeerd worden over welke thema’s aan de orde komen, inclusief een overzicht van de toezeggingen.

DIRECTIE BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

Als de staatssecretaris constateert dat er Debat meer problemen zijn dan de vier genoemde problemen bij de financiële tekorten van mbo-instellingen, zal zij de Kamer daarover informeren.

Voorafgaand aan het wetsvoorstel vm2          Debat

ontvangt de Kamer een evaluatie van de pilots.

De minister zegt toe eventueel andere            Debat

delegering van taken richting de Stichting

Beroepsonderwijs Bedrijfsleven voor te leggen aan de Tweede Kamer.

In 2013 zal een onafhankelijk onderzoek          Debat

plaatsvinden naar vormgeving van de kwalificatiestructuur, waarin de drie gezichtspunten van de Kamer (inzake de houdingsaspecten, de omvang van de dossiers, de verplichting tot bepaalde didactie worden meegenomen.

De minister zal de Kamer informeren over Debat

het overleg over de uitwerking van het

SBB-advies op het vakgebied van BOVAG.

Als de minister in juli 2012 het inspectie onderzoek van het Arcus College te Heerlen ontvangt, zal zij de Kamer hierover informeren.

Er wordt nu aan gewerkt om het aantal opleidingen en de kwalificatiestructuur te beperken, zodat we een herkenbaar aantal opleidingen hebben en er niet meer bureaucratie is dan nodig. De Kamer krijgt daar binnenkort een brief over.

Debat

Debat

Voordat de brief over sociale veiligheid in het onderwijs naar de Tweede Kamer werd gezonden (brief van 17 juli 2013, Kamerstuk 29 240, nr. 62), heeft OCW de sociale partners (vakbonden, werkgeversorganisaties en ouder- en leerlingorgani-saties) op ambtelijk niveau uitgenodigd voor overleg. Doel: het programma VPTO verdiepen met een aanpak voor de veiligheid van het Onderwijs Ondersteunend Personeel (OOP). Aansluitend vindt er in het najaar van 2013 een afsluitende bijeenkomst plaats op bestuurlijk niveau met de staatssecretaris, waarin partijen hun goede intenties uitspreken.

De Tweede kamer wordt in het najaar van 2013 met een brief geïnformeerd.

Op het moment dat de minister meer problemen constateert, wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd.

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2013 de evaluatie van de pilots. Op 6 juli 2012 is de Tweede Kamer per brief, Kamerstuk 31 524, nr. 152 geïnformeerd over de tussentijdse resultaten over het schooljaar 2011–2012. Vóór 1 december 2014 wordt aan de toezegging uitvoering gegeven.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 verder geïnformeerd.

De SBB heeft eind 2012 besloten om geen advies uit te brengen omdat in de bekostiging geen veranderingen worden verwacht.

Er hebben zich tot op heden geen nieuwe problemen voorgedaan.

Door SBB wordt, in overleg met de Kenniscentra, gewerkt aan herziening van de kwalificatiestructuur. Dit zal leiden tot minder dossiers en minder kwalificaties. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 verder geïnformeerd.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

Inzake de netwerkschool: Een tussenrapportage is voorzien eind 2013, begin 2014.

De volgende evaluatie van de Regeling stagebox beroepsonderwijs over de periode 2010–2012 vindt in 2013 plaats.

De streefdoelen inzake percentage opleidingen mbo met voldoende examenkwaliteit zullen binnenkort door de minister aan de Kamer worden gecommuniceerd.

De verkorte opleidingsduur moet door instellingen worden verwerkt in hun opleidingen. Dit houdt in dat er bij ministeriële regeling de middenkaderopleidingen zullen worden vastgesteld. Deze regeling moet uiterlijk in februari 2014 gepubliceerd zijn. De SBB heeft al geadviseerd. De regeling met daarin de opleidingen voor vier jaar zullen voor de zomer aan de Kamer worden gestuurd. Als de Kamer het wenselijk acht, kunnen we daarna daarover debatteren. De rapportage inzake de kwalificatiestructuur zal met de reactie van de minister in juni aan de Kamer worden voorgelegd.

Binnenkort ontvangt de Kamer een brief van de minister over het advies van de Commissie Vermeulen (n.a.v. de opsplitsing van Amarantis) en over het voornemen tot de samenwerking van ROC Zadkine en het Albeda College. De minister zegt toe dat zij bij de eerstvolgende brief over mbo-instellingen informatie geeft over de onderbouwing van de bezuiniging van € 120 miljoen uit het Regeerakkoord. Bij een eerstvolgende gelegenheid ontvangt de Kamer een tijdpad van de evaluatie van het beleid inzake laaggelet-terdheid en de aanjaagfunctie van enkele instellingen.

DIRECTIE CULTUREEL ERFGOED De staatssecretaris zegt toe in het kader van de reguliere monitoring de Kamer te informeren of het doel van een «landelijke kaart betreffende archeologisch erfgoed» daadwerkelijk wordt bereikt. De minister komt met een wetsvoorstel inzake erfgoed.

DIRECTIE EMANCIPATIE De correspondentie van de minister met het CEDAW zal aan de Kamer worden gestuurd, evenals de Nederlandse versie van de zesde rapportage en de «concluding comments».

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

Debat

Debat

Debat

Debat

Debat

Debat

Debat

Debat

De begeleidingscommissie Onderzoek onder voorzitterschap van M. Vermeulen komt eind 2013 met een tussenrapportage.

De evaluatie wordt gerealiseerd voor het einde van 2013.

Samen met het veld wordt gewerkt aan de doelstelling voor examenkwaliteit in de komende jaren. In deze begroting voor 2014 van heden is een nieuwe doelstelling vermeld.

Het advies van SBB over opleidingen die niet verkort worden, is in juni 2013 ontvangen. Dit advies wordt meegenomen in de brief inzake de besluitvorming herziening kwalificatiestructuur. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 verder geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 verder geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De toezegging komt aan bod in de Erfgoedbalans die verschijnt in 2015.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Deze toezegging is tweeledig. Het eerste deel is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer d.d. 26 april 2012, Kamerstuk 28 345, nr. 123. Het tweede deel, de 6e Nederlandse regeringsrapportage, wordt eind februari 2014 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Kamer ontvangt eind oktober een              Debat

beleidsreactie van de ministers van OCW en BZK op het advies van de Commissie Gelijke Behandeling inzake gewetensbezwaarde ambtenaren.

De Kamer ontvangt voor het eind van het Debat jaar, na ontvangst van de aanbevelingen van het Europees hof, voorstellen inzake bloeddonatie door homoseksuele mannen.

Voor de zomer ontvangt de Kamer een           Debat

brief over het bloeddonorschap van homoseksuelen.

Het onderzoek «Naar gezondheid en               Debat

welzijn van 11- tot 16 jarige scholieren» (HBSC Nederland) verschijnt in de loop van 2013.

De evaluatie van de verplichte invoering Debat van voorlichting over seksualiteit en seksuele diversiteit, uitgevoerd door het SCP, is begin 2014 gereed. De Kamer wordt spoedig daarna hierover geïnformeerd. Op de thema’s flexibiliseren van het                Debat

bevallingsverlof en de aanrechtsubisidie wordt teruggekomen in een brief van minister Asscher in het kader van het wetsvoorstel inzake verlof en modernisering van de arbeidstijden.

De minister heeft toegezegd nader in              Debat

gesprek te gaan met haar collega’s van BZK, SZW en VWS over de openstelling van publieke instellingen.

De minister gaat in gesprek met haar              Debat

collega van VWS over de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. De minister geeft een schriftelijke reactie Debat op het PVV-rapport Geweld tegen vrouwen binnen de islam.

De rol van vaders bij de erkenning en de Debat voogdijregeling gaat de minister bespreken met V en J om dit thema daar meegenomen te krijgen.

Met betrekking tot de voortgang van de          Debat

evaluatie Vrouwen aan de top worden de resultaten van een panel in dit kader gepresenteerd. De evaluatie wordt in 2015 aan de Kamer gestuurd.

In het kader van Vrouwen aan de top               Debat

worden wettelijke streefcijfers gemonitord van vrouwen in topposities bij bedrijven met 250 of meer werknemers. In de komende voortgangsrapportage zal Debat de minister ingaan op een brede plan van aanpak inzake de transgenders. De minister komt met een voortgangsrapportage als zij het plan van aanpak van het Transgender Netwerk Nederland heeft.

Het initiatiefwetsvoorstel van Dijkstra en Schouw is op 11 juni 2013 door de TK aangenomen. Het wetsvoorstel is ter behandeling doorgestuurd naar de Eerste Kamer.

De ontwerpresolutie van de Raad van Europa is op 20 november 2012 besproken in het Comité van Ministers. De ontwerpresolutie over seksueel risicogedrag is op 27 maart 2013 aangenomen. De minister van VWS heeft gereageerd in een brief aan de Tweede Kamer, waarin staat dat er geen aanleiding is tot herziening van het selectiebeleid. De minister van VWS wacht nu eerst de resultaten van het onderzoek van Sanquin af. De resultaten van dit onderzoek worden in 2014 verwacht. Sanquin voert een onderzoek uit over bloeddonatie van homoseksuelen. De resultaten van dit onderzoek worden in de loop van 2014 verwacht. Daarna zal de minister van VWS een reactie geven. De dataverzameling voor het HSBC-onderzoek start in oktober of november 2013. De resultaten worden begin 2014 bekend.

Het ministerie van OCW geeft een reactie bij de resultaten van het onderzoek en informeert de Tweede Kamer hierover na het verschijnen van het onderzoek.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer ontvangt de reactie in september of oktober 2013.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De evaluatie wordt in 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De zesde voortgangsrapportage voor het Debat Committee on the Elimination of Discrimination of Women (CEDAW) gaat naar de integrale rapportage en komt in het voorjaar 2014.

Voor de behandeling van de                              Debat

OCW-begroting komt een brief over de aanpak van openingstijden van publieke instellingen. DIRECTIE KUNSTEN De Inspectie van het Onderwijs is gevraagd om in 2015 een rapportage cultuureducatie te maken.

Eind van het jaar 2013 stuurt de minister van OCW de Kamer een brief over de positie van popmuziek en de muzikant naar aanleiding van: – de evaluatie van het Fonds Podiumkunsten (dit najaar) – de openstelling van «De collectieve internationale promotie» voor nieuwe aanvragen.

De minister van OCW zal de Kamer                  Debat

informeren over het advies dat de VNG en de Raad van Cultuur gaan uitbrengen over «Kunsteducatie in de huidige tijd». De minister van OCW zegt toe dat in de          Debat

cultuurbrief expliciet aandacht zal worden besteed aan Cultuureducatie en talentontwikkeling.

De minister informeert de Kamer t.z.t. over Debat de maatschappelijke initiatieven inzake publieksbereik vanuit de kunstsector na overleg met de fondsen.

Zodra het overleg met het KIT is afgerond Debat zal de minister de Kamer per brief informeren over de uitwerking van de plannen inzake het Tropenmuseum. DIRECTIE LERAREN

De Kamer ontvangt een jaarlijkse                     Debat

stand-van-zaken brief over ontwikkelingen in lerarenopleidingen. In het eerstvolgende overzicht zal er o.a. aandacht zijn voor: o ICT binnen de lerarenopleiding o de eerdere bevoegdheid van pabo-er in vmbo

o de regionale aanpak van tekorten en overschotten

Naast de informatie in het Onderwijs-             Debat

verslag, ontvangt de Kamer voor de begroting 2014 een notitie over het lerarenregister.

Uiterlijk 5 oktober 2013 ontvangt de Kamer Debat een visiebrief met concrete doelstellingen voor de lerarenopleidingen.

1De gedane toezegging voor lerarenoplei- Debat dingen wordt uitgebreid naar één integrale Lerarenagenda waarover periodiek gerapporteerd wordt aan de Kamer. Er zal getracht worden om alles zo veel mogelijk in één document op te nemen en om de Kamer slechts afzonderlijke brieven te sturen als die onderwerpen echt niet langer kunnen wachten.

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

Debat

De Tweede Kamer wordt over de integrale rapportage geïnformeerd in het voorjaar van 2014.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd.

De Inspectie van het Onderwijs verzorgt medio 2015 de rapportage cultuureducatie.

Voor het eind van 2013 ontvangt de Tweede Kamer de bedoelde brief.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2013 een brief over maatschappelijke initiatieven.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De toezegging wordt afgedaan met de Visiebrief Lerarenagenda aan de Tweede Kamer van begin oktober 2013.

De toezegging wordt afgedaan met de Hoofdlijnenbrief aan de Tweede Kamer van september 2013.

De toezegging wordt afgedaan met de Visiebrief Lerarenagenda aan de Tweede Kamer van begin oktober 2013. De toezegging wordt afgedaan met de Visiebrief Lerarenagenda aan de Tweede Kamer van begin oktober 2013.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

Een concrete uitwerking met doelstel-             Debat

lingen, tijdspad en «go/no go»-moment inzake het lerarenregister zal vlak na de zomer naar de Kamer worden gezonden.

Inzake wettelijke verankering instemmings- Debat

recht leraren. De staatssecretaris wil dat betrekken bij de heroverweging in de zomer, als het niet tot professionele statuten komt.

In de reeds toegezegde brief rond de               Debat

zomer over het lerarenbeleid zal ook de toetssystematiek in de pabo’s aan de orde komen.

In de lerarenbrief (september 2013) zal ook Debat

het professioneel statuut worden meegenomen.

DIRECTIE FINANCIEEL ECONOMISCHE

ZAKEN

De Kamer wordt geïnformeerd over de           Debat

gevolgen van de WNT-norm voor de bestuurders van instellingen met meer dan

50% overheidsfinanciering.

In het eerste kwartaal van 2013 ontvangt        [6-12-2012] Schriftelijke beantwoording de Kamer de voornemens inzake de                vragen over begroting 2013 OCW,

beperkingen van bestuurdersbeloningen in   Kamerstuk 33 400-VIII, Handelingen TK

het onderwijs.                                                       2012–2013, 32-7, noot 2

Er komt een toelichting op de vindplaats        Debat voor informatie in de begroting.

In de volgende begrotingen wordt gewerkt Debat

aan de mogelijkheid van een hyperlink bij de verantwoording van subsidies naar de beschikbare evaluaties.

Voor de zomer ontvangt de Kamer een           Debat

notitie over arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs.

Betreffende overbodige regeldruk (het gaat Debat

niet alleen om de inspectie, maar over ook cao’s of arboregels): de minister gaat dit eerst inventariseren en komt dan met een brief op grond waarvan gekeken gaat worden wat de verdere stappen zijn.

De Kamer wordt geïnformeerd over de           Debat

ontwikkelingen rond de instellingen die met deze maatregel worden gekort, zo mogelijk via de bijlagen bij de

OCW-begroting (2015) of via een aparte brief.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN

STUDIEFINANCIERING

De Kamer ontvangt twee jaar nà de                 Debat

inwerkingtreding van het Wetsvoorstel

Accreditatie een evaluatie.

De toezegging wordt afgedaan met de Hoofdlijnenbrief aan de Tweede Kamer van september 2013.

De toezegging wordt afgedaan met de Visiebrief Lerarenagenda aan de Tweede Kamer van begin oktober 2013.

De toezegging wordt afgedaan met de Visiebrief Lerarenagenda aan de Tweede Kamer van begin oktober 2013.

De toezegging wordt afgedaan met de Visiebrief Lerarenagenda aan de Tweede Kamer van begin oktober 2013.

De Tweede Kamer kan worden geïnformeerd nadat de wet van BZK «aanpassing van de reikwijdte en enige andere technische wijzigingen van de wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector» in de Tweede Kamer is behandeld. Op dat moment weet OCW aan welke criteria de instellingen (zoals een drempelbedrag), precies moeten voldoen. Door de termijnen waarmee rekening moet worden gehouden, wordt deze wet naar verwachting najaar 2013 aangeboden. De Tweede Kamer wordt hier zo spoedig mogelijk over geïnformeerd.

Deze toelichting is opgenomen in de leeswijzer van deze begroting 2014 van OCW. De begroting wordt op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden. De toezegging is door OCW bij het opstellen van de begroting 2014 meegenomen. De begroting wordt op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden. Op 2 september heeft het kabinet de Tweede Kamer een brief gestuurd over de stand van zaken van het overleg over het Nationaal Onderwijsakkoord. De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt via de bijlagen van de OCW-begroting van 2015 of met een aparte brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De staatssecretaris zegt toe om overleg met de koepels over de T-1 bekostiging te voeren voorafgaand aan de invoering van BRON HO in 2013 (p.88 van verslag van nota-overleg).

Een AMvB over flexibilisering van deeltijdstudies is in ontwikkeling en zal rond de zomer van 2013 aan de Kamer worden aangeboden.

Inzake experimenten open bestel hoger onderwijs: In 2015 zal een eindevaluatie aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

Op dit moment zijn nog geen concrete nieuwe arbeidsmarktrelevante hbo-masteropleidingen in de prioritaire gebieden ontstaan (nieuwe beleidsregel treedt inwerking op 1-11-2012). Dit zal na 1 november 2012 op gang komen. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Als de minister voornemens is een plafond in te stellen op een bepaalde datum, zal de Kamer worden geïnformeerd.

Debat

[6-12-2012] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2013 OCW, Kamerstuk 33 400-VIII, Handelingen TK 2012–2013, 32-7, noot 2

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

Debat [16-1-2013] Wijziging Wet studiefinanciering 2000 i.v.m. het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik meeneembare studiefinanciering (33 453)

De Kamer zal elk jaar bij de begroting worden geïnformeerd.

Vóór de zomer ontvangt de Kamer informatie van de minister over het eerste overleg met andere lidstaten.

De minister zegt toe de Kamer jaarlijks te informeren over het verloop van het experiment uitbreiding BSA.

Na de zomer ontvangt de Kamer een beleidsnotitie over flexibilisering hoger onderwijs, inclusief de inzet van Moocs (Massive open online courses).

De minister is bereid om de Kamer te zijner tijd in een brief te informeren over de ministeriële regeling inzake aansluitende opleidingsdomeinen mbo-hbo.

Debat [16-1-2013] Wijziging Wet studiefinanciering 2000 i.v.m. het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik meeneembare studiefinanciering (33 453)

Debat [16-1-2013] Wijziging Wet studiefinanciering 2000 i.v.m. het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik meeneembare studiefinanciering (33 453)

Debat

Debat

Debat

De Tweede Kamer ontvangt in september 2013 een brief over het overleg.

Een AMvB is in voorbereiding. Het advies van de Commissie flexibel hoger onderwijs over inrichting experimenteerruimte wordt verwacht in het najaar 2013 en zal dan worden verwerkt. De AMvB zal hierna aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Het experiment en de monitoring loopt lopen nog tot 2015. In 2015 zal een eindevaluatie aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

Hierop wordt expliciet ingegaan bij de realisatie van de prestatieafspraken in 2016.

De mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering is geregeld met de Wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering, 25 april 2013, Staatsblad 2013, nr. 180, De minister heeft tijdens de behandeling van het wetsvoorstel de Tweede Kamer toegezegd vooralsnog geen plafond in te stellen.

De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de ontwikkeling in aantallen aanvragers van MNSF. Het eerste moment is tijdens de begrotingsbehandeling 2014, die in het najaar van 2013 plaatsvindt. De Tweede Kamer wordt in september 2013 hierover geïnformeerd.

Deelnemende instellingen nemen in hun jaarverslag informatie op over de voortgang van het experiment. Deze informatie wordt aan de Kamer gestuurd. De eerste jaarverslagen (over 2013) zijn uiterlijk 1 juli 2014 beschikbaar. In november 2013 ontvangt de Tweede Kamer een beleidsbrief over Moocs. – Het adviesrapport van de commissie flexibel hoger onderwijs en de beleidsreactie daarop wordt voor eind 2013 naar de Tweede Kamer gezonden. De Tweede Kamer wordt hierover in het najaar van 2013 geïnformeerd.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De minister zal de Kamer vóór de                     Debat

OCW-begrotingsbehandeling schriftelijk informeren over de afstemming tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven over gewenste Associate-degree-programma’s

in de regio.

In het najaar is er een debat over de                Debat

instellingscollegegelden na een evaluatie die de Kamer hierover van de minister ontvangt.

In het najaar ontvangt de Kamer een brief Debat met de convenantafspraken met de sector over de hoogte van instellingscollegegeld voor de tweede studies.

Debat

Debat

Debat

De uitrol van de studiebijsluiter zal de minister monitoren en voor mei 2014 aan de Kamer hierover rapporteren. De governancecodes zullen – zodra deze gereed zijn – naar de Kamer gestuurd worden; in deze brief zal ook beschreven worden hoe er met de monitoringscom-missies wordt omgegaan. In september 2013 wordt de Kamer geïnformeerd over de cijfers van het CBS en het ROA.

De Kamer ontvangt voor het zomerreces Debat het werkprogramma van het Techniekpact. Daarin zal ook worden ingegaan op het streven om zo veel mogelijk studenten met een techniekopleiding binnen de technieksector te houden.

De minister zegt toe dat zij in de eerstvol- Debat gende brief over de studiebijsluiter de Kamer zal informeren over de link tussen de studiebijsluiter en reeds bestaande indicatoren (en hun gegevensverzameling).

De Kamer ontvangt binnenkort een kabinetsreactie op het SER-advies «Make it in the Netherlands», evenals informatie over het gerichter werken van de NESO-kantoren (Netherlands Education Support Offices).

DIRECTIE INTERNATIONAAL BELEID

Debat

De Tweede Kamer wordt hierover in het najaar 2013 geïnformeerd.

In het najaar van 2013 ontvangt de Kamer de evaluatie van onder andere de hantering van het instellingscollegegeld voor tweede studies, en kan de discussie worden gevoerd over transparantie van hoogte en opbouw van het instellingscollegegeld tweede studie en de mogelijkheden en effecten van maximering van het instellingscollegegeld tweede studie. In de brief aan de Tweede Kamer van 27 maart 2013, Kamerstuknummer 33 400-VIII, nr. 133, is toegezegd bij wet te regelen dat voor parallel gestarte tweede studies het wettelijk collegegeld zal gelden. Planning vastlegging in UWHW is najaar 2013 en inwerkingtreding 1 september 2014.

In het najaar van 2013 verschijnt er een monitor naar o.a. tweede studies en volgt overleg met de Tweede Kamer over eventuele maximering van het instellingscollegegeld van volgtijdelijke tweede studies.

De Tweede Kamer wordt voor 1 mei 2014 geïnformeerd over de landelijke uitrol van de studiebijsluiter.

Dit wordt meegenomen in de brief waarin de Kamer voor het eind van 2013 geïnformeerd over de governancecodes.

De Tweede Kamer wordt hierover in september 2013 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 per brief nader geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De toezegging is deels afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 8 juli 2013, Kamerstuk 22 452, nr. 34 inzake Internationalisering van het onderwijs. Met de NUFFIC wordt nu gekeken naar de toekomstige taken van de NESO-kantoren en wat de bezuinigingen betekenen voor de NESO-kantoren. Begin 2014 wordt de Tweede Kamer hierover verder geïnformeerd.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De minister zegt toe dat de Kamer rond de zomer geïnformeerd wordt over de resultaten van de gesprekken om de administratieve lasten van het Erasmus for all-programma te verlagen.

De minister zegt toe dat zodra bekend is wat de bekostiging zal zijn van de pilot voor de Erasmus Master Garantie Faciliteit,

zij de Kamer daarover zal informeren,

waarbij gestreefd wordt naar een beperking van het budget.

Rond de zomer ontvangt de Kamer van de staatssecretaris een specifieke brief over het vraagstuk inzake «Open Access» en hoe hierbij met andere landen gezamenlijk kan worden opgetrokken.

De staatssecretaris zegt toe een gesprek te voeren met de NOB (Nederlands

Onderwijs in het Buitenland) over de balans in de investeringen in Europese scholen in buitenland en de internationale scholen in Nederland, en de Kamer daarover te informeren.

DIRECTIE JEUGD, ONDERWIJS EN ZORG

ECPO zal eind 2012 en eind 2013 het proces van het invoeren van passend onderwijs evalueren om na te gaan waar we op dat moment staan.

Eind 2012 wordt een tussenevaluatie van passend onderwijs aan de Kamer aangeboden.

De ECPO stelt eind 2012 een evaluatie van de invoering van passend onderwijs op.

Debat

Debat

Debat

Debat

De Kamer ontvangt eind dit jaar een door de ECPO uitgevoerde tussenevaluatie over passend onderwijs.

Het door de minister goedgekeurde toezichtkader zal eind 2012 aan de Kamer worden gezonden.

Debat

[8-11-2011] Lijst van vragen en antwoorden over de begroting 2012, Kamerstuk 33 000-VIII, nr. 22 Debat [6-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) 1e TK

Debat [6-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) 1e TK

[7-3-2012] Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld in de plenaire behandeling van wetsvoorstel 33 106, d.d. 6 maart 2012, Kamerstuk 33 106, nr. 84

Inzake kengetallen en concrete doelen: De [7-3-2012] Schriftelijke antwoorden op minister start een monitor die de                      vragen gesteld in de plenaire behandeling ontwikkelingen volgt en in kaart brengt. van wetsvoorstel 33 106, d.d. 6 maart 2012,

Kamerstuk 33 106, nr. 84

De evaluatie van het wetsvoorstel passend Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijs komt in de Kamer aan de orde. onderwijswetten in verband met een Januari 2013 is het eerste moment.                 herziening van de organisatie en finan- ciering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting

Gesprekken over dit onderwerp zijn op dit moment nog gaande.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer ontvangt de brief over «open access» rond de zomer.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De staatssecretaris van OCW zal de tussenevaluatie van de ECPO in november 2013 aan de Tweede Kamer aanbieden.

De staatssecretaris van OCW zal de tussenevaluatie van de ECPO in november 2013 aan de Tweede Kamer aanbieden. De ECPO werkt aan een tussenevaluatie. Deze biedt de staatssecretaris van OCW in november 2013 aan de Tweede Kamer aan.

De ECPO werkt aan een tussenevaluatie. Deze biedt de staatssecretaris van OCW in november 2013 aan de Tweede Kamer aan.

Het concept-toezichtkader is gepubliceerd op de website www.passendonderwijs.nl. Het goedgekeurde toezichtkader wordt in september 2013 aan de Tweede Kamer toegestuurd.

Na de invoering van passend onderwijs zal een evaluatieprogramma worden opgezet op basis van het kader dat de ECPO daarvoor ontwikkelt. De Tweede Kamer zal hier in november 2013 via de voortgangsrapportage passend onderwijs over worden geïnformeerd. De staatssecretaris van OCW zal de tussenevaluatie van de ECPO in november 2013 aan de Tweede Kamer aanbieden.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De minister gaat aan de slag met een wetsvoorstel om BRON en UWV te koppelen.

Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32 812)

De wetgeving (betr. zwakke en zeer zwakke Debat [14-3-2012] Wijziging van onder scholen) moet voorbereid worden en komt meer de Wet op de expertisecentra in in het najaar richting de Kamer. Hetzij in de verband met de kwaliteit van het speciaal brief, hetzij in de wetgeving zal aan de            en voortgezet speciaal onderwijs (32 812)

hand van invoeringstermijnen worden aangegeven hoe we om willen gaan met het speciaal onderwijs.

De evaluatie van deze wet zal plaatsvinden in het kader van het Onderwijsverslag 2015.

Inzake de continuïteit van de arbeidsparticipatie van leerlingen uit het speciaal onderwijs: De minister zal een themaon-derzoek door de inspectie laten verrichten.

Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32 812) Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32 812)

Na het zomerreces wordt de Kamer                 Debat [14-3-2012] Wijziging van onder geïnformeerd over de resultaten van de         meer de Wet op de expertisecentra in werkgroep die zich buigt over de slaag- en verband met de kwaliteit van het speciaal zakregeling in het speciaal onderwijs.             en voortgezet speciaal onderwijs (32 812)

Bij de eerstvolgende rapportage zal de           Debat

staatssecretaris het gebruik van de lesmethoden taal en rekenen in het primair onderwijs meenemen.

De staatssecretaris heeft toegezegd terug Debat

te komen op de problematiek rond leerbare thuiszitters in de volgende voortgangsrapportage.

In december ontvangt de Kamer de derde Debat voortgangsrapportage Passend Onderwijs. Hierin zal ook worden ingegaan op de resultaten van de oproep aan besturen leraren en ouders directer te betrekken bij het vormgeven van passend onderwijs in hun samenwerkingsverband. Na de zomer ontvangt de Kamer een brief Debat over de specifieke positie en bekostiging van het praktijkonderwijs, ofwel het PRO. Na de zomer ontvangt de Kamer een               Debat

uitwerking van een gedifferentieerd toezichtmodel, waaronder de uitwerking van de «toegevoegde waarde» en «waardering voor goede prestaties bij onderwijs aan zorgleerlingen». DIRECTIE KENNIS

De volgende voortgangsrapportage over [6-12-2012] Schriftelijke beantwoording de uitvoering van de bestuursakkoorden vragen over begroting 2013 OCW, komt in het najaar van 2013.                              Kamerstuk 33 400-VIII, Handelingen TK

2012–2013, 32-7, noot 2

Betreft het Nationaal Onderwijsakkoord: de Debat

Kamer wordt op de hoogte gehouden van de stappen die de bewindslieden zetten en de Kamer wordt in ieder geval ergens in het voorjaar bericht over de stand van zaken.

De verkenning voor het structureel in beeld brengen van de uitstroomgegevens van vso-leerlingen is nog niet afgerond. In de voortgangsrapportage over passend onderwijs van november 2013 zal hierop nader worden ingegaan. In verband met de kabinetswisseling zijn andere accenten gelegd dan eerder voorzien. De planning van de maatregel voor zzs is aangepast: indiening is uitgesteld.

Het wetsvoorstel is voorgelegd aan Raad van State met dictum 4. Begin juni 2013 heeft de Raad van State het voorstel geretourneerd. Na de behandeling in de Ministerraad wordt het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Na invoering van het passend onderwijs vindt de evaluatie plaats. De bevindingen van de evaluatie worden meegenomen in het Onderwijsverslag van 2015. Na invoering van de wet kwaliteit (v)so, in augustus 2013, doet de inspectie hier onderzoek naar. Dit is opgenomen in het Jaarwerkplan 2014 van de onderwijsinspectie.

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2013 de Voortgangsrapportage over rekenen en taal.

In de Voortgangsrapportage over rekenen en taal van september 2013 wordt de voortgang gemeld aan de Tweede kamer.

De Tweede Kamer wordt in de derde voortgangsrapportage Passend Onderwijs geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. De Kamer ontvang de rapportage voor het eind van 2013. De Tweede Kamer ontvangt voor het eind van 2013 de derde voortgangsrapportage Passend Onderwijs.

De Tweede Kamer ontvangt de brief in het najaar van 2013.

De Tweede Kamer ontvangt de uitwerking van het toezichtmodel in het najaar van 2013.

Tot en met oktober 2013 komen er een aantal rapportages uit. In oktober/ november 2013 zal het ministerie van OCW deze rapportages integreren in een mid-term review.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

Het voornemen is de beleidsdoorlichtingen van de 9 thema’s in de beleidsagenda 2012 in 2014 uit te voeren.

De Kamer ontvangt een brief van de minister over eventuele deelname/ betrokkenheid van een werknemer bij de commissie Halsema (inzake gedragscode behoorlijk bestuur in de semipublieke sector).

De Kamer ontvangt vóór de begroting 2014 een brief van de minister naar aanleiding van een gesprek met de onderwijsinspectie over risico’s van grote scholen (en de mogelijkheid van herplaatsing van leerlingen in de regio). DIRECTIE MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN

De minister informeert de Kamer over de mogelijkheden om publieke omroepen boetes uit de verenigingsleden te laten betalen in plaats dat de belastingbetaler ervoor opdraait.

In de beleidsreactie op de volgende evaluatie zal de staatssecretaris meenemen: e-books; internet; ontwikkelingen binnen de boekensector; het wetenschappelijke boek en aspecten van in Nederlands vertaalde bestsellers. Eind 2012 ontvangt de Kamer de evaluatie van de regeling inzake het Stimuleringsfonds voor de Pers.

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

Debat

Debat

Debat

Debat

Debat

In de loop van 2013 ontvangt de kamer een Debat visie over de schrijvende pers, de regionale nieuwsvoorziening, freelance journalisten en de lokale omroepen.

In de loop van 2013 ontvangt de Kamer een reactie op de motie inzake functie van de regionale omroep als rampenzender en een reactie op de overige moties.

Debat

Acht van de negen thema’s in de beleidsagenda 2012 zullen worden uitgevoerd. Inmiddels is de beleidsdoorlichting Wetenschap komen te vervallen, omdat in 2013 een IBO wetenschappelijk onderzoek is gestart.

De suggestie van de Tweede Kamer is overgebracht aan de commissie Halsema (ELI). De Tweede Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Er is advies gevraagd aan het Commissariaat voor de Media. Deze heeft meer tijd nodig dan verwacht. Op 28 maart 2013 heeft de Tweede Kamer een uitstelbrief ontvangen (Kamerstuk 33 400, nr. 126). De Tweede Kamer wordt in januari 2014 geïnformeerd.

Twee stimuleringsregelingen van het Stimuleringsfonds worden geëvalueerd en de Tweede Kamer wordt daarover geïnformeerd. Het betreft de tijdelijke regeling jonge journalisten en de tijdelijke subsidieregeling persinnovatie. De regeling jonge journalisten is pas aan het eind van 2012 afgerond en begin 2013 geëvalueerd. Veel projecten van de persinnovatieregeling lopen door tot half 2013. Voor een adequate inhoudelijke evaluatie van de persinnovatieregeling is het beter om aan te sluiten bij de looptijd van de gefinancierde projecten. De evaluatie van deze regeling zal daarom pas halverwege 2013 plaatsvinden. De Tweede Kamer wordt in oktober/november 2013 per brief over het persbeleid geïnformeerd. De toezegging is gedeeltelijk afgedaan met de brief lokale omroep van 10 juli 2013, nr. 527940, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 161. De uitwerking over de schrijvende pers, de regionale nieuwsvoorziening en freelance journalisten volgt in het najaar (oktober/ november) 2013.

In de mediabegrotingsbrief wordt een passage opgenomen over de regionale omroep. Deze brief verschijnt omstreeks november of december 2013. Tevens wordt de verdere uitwerking meegenomen in de toekomstverkenning publieke omroep waarover de Tweede Kamer in het voorjaar van 2014 wordt geïnformeerd.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

Begin 2014 ontvangt de Kamer een advies Debat van de Raad voor Cultuur over de brede verkenning en een beleidsreactie daarop.

Rond de mediabegroting wordt de Kamer Debat geïnformeerd over de resultaten van gesprekken met tv-zenders die niet zijn aangesloten bij de NICAM.

De staatssecretaris zegt toe de wet twee jaar na inwerkingtreding van de wet te evalueren, mede om de diversiteit in het media-aanbod te waarborgen.

Na overleg met het Commissariaat voor de Media zal de Kamer geïnformeerd worden over de invulling van de evaluatie, mede in relatie tot de media-monitor.

Voorafgaand aan de behandeling van de mediabegroting 2014 ontvangt de Kamer een brief over het overleg tussen distributeurs en aanbieders inzake het verspreiden van de programmakanalen met bijbehorende faciliteiten. Tevens zal hierin een verdiepingsslag worden gemaakt inzake juridische aspecten in relatie met EU-richtlijnen. Inzake de evenementenlijst: op dit moment loopt die consultatie. Ik zal de Kamer zo spoedig mogelijk verslag uitbrengen over de doeltreffendheid van de evenementen-lijst en de effecten in de praktijk doen toekomen.

Vóór de plenaire behandeling van het wetsvoorstel (Kamerstuk 33 664) inzake de bezuiniging van € 100 miljoen ontvangt de Kamer een overzicht van wat mogelijk is aan het genereren van extra eigen inkomsten.

Betreffende het a la carte menu: de staatssecretaris zal de vraag expliciet voorleggen aan de koepel van distributeurs: als dit tot uitkomsten leidt dan zal de Kamer hierover geïnformeerd worden. De staatssecretaris informeert de Kamer over de uitkomsten van het overleg met het IPO (over de € 142 miljoen).

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen d.m.v. omroepnet-werken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Debat

Debat

De Raad voor Cultuur gaat een verkenning doen naar de wijze waarop de publieke omroep zijn maatschappelijke functie in het medialandschap van de toekomst het beste kan vervullen. De Raad voor Cultuur wordt gevraagd om in januari 2014 het advies aan de staatssecretaris van OCW te presenteren. De beleidsreactie komt in het voorjaar van 2014 naar de Tweede Kamer. De Tweede Kamer wordt per brief bij de mediabegroting geïnformeerd. De behandeling van de mediabegroting vindt jaarlijks omstreeks eind november/ begin december plaats.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2013, voor aanvang van de mediabegroting 2014, de brief over het overleg tussen distributeurs en aanbieders.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De Toekomstverkenning is voorjaar 2014 gereed met één uitzondering, nl. de voorstellen inzake de eigen inkomsten die betrokken gaan worden bij de behandeling van het wetsvoorstel wijz. van de Mediawet etc. (dit najaar) inzake de verlaging van de € 100 miljoen (Kamerstuk 33 664).

In het najaar komt de staatssecretaris met een aparte brief inzake de Pers (n.a.v. de commissie Brinkman). DIRECTIE ONDERZOEKS- EN WETENSCHAPSBELEID

De beleidsdoorlichting Voldoende toegerust onderzoeksstelsel zal in de eerste helft van 2013 worden afgerond.

Debat

Debat

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

In het voorjaar 2014 ontvangt de Kamer de Debat resultaten van het IBO-onderzoek naar het wetenschappelijk onderzoek en z.s.m. daarna een kabinetsreactie.

In mei 2014 zal de Kamer worden                     Debat

geïnformeerd over de herziening van het standaard evaluatie protocol van VSNU/NWO/KNAW.

Rond de zomer ontvangt de Kamer een          Debat

standpuntbepaling om het proces van open access te versnellen.

Voor de zomer ontvangt de Kamer een           Debat

reactie op het rapport van de KNAW inzake gedragscodes in de wetenschapsbeoefening.

Voor het eind van het jaar ontvangt de            Debat

Kamer de voorstellen voor het sectorplan sociale wetenschappen en een visie op geesteswetenschappen.

DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS

In het voorjaar ontvangt de Kamer de uitwerking burgerschapskunde.

In 2012 ontvangt de Kamer de evaluatie over de inzet van de «crisismiddelen» i.c. de Regelingen verbeteren binnenmilieu en duurzaamheid.

Debat [11-11-2010] Begrotingsbehandeling Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2011 (inclusief Jaarverslag en Slotwet 2009), tweede dag

Debat

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

In het najaar van 2013 ontvangt de Tweede Kamer een brief inzake de Pers.

Besloten is tot een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) voor het beleidsterrein wetenschap. Dit onderzoek gaat in september van start en wordt naar verwachting in het voorjaar van 2014 afgerond. De bewindslieden hebben in het algemeen overleg wetenschapsbeleid op 18 april jongstleden toegezegd naar aanleiding van de uitkomsten van het IBO en de evaluaties van NWO en KNAW een beleidsvisie wetenschap op te stellen. Hiermee is de noodzaak tot een beleids-doorlichting komen te vervallen. Interdepartementaal Beleidsonderzoek Wetenschap gaat in september 2013 van start, over de uitkomsten wordt in het voorjaar van 2014 aan de Kamer gerapporteerd. Hierna ontvangt de Kamer een beleidsvisie wetenschap, waarin tevens de resultaten van de evaluaties van NWO en KNAW worden betrokken. In het najaar van 2014 ontvangt de Kamer een reactie op de evaluatie NWO. VSNU, NWO en KNAW zijn samen verantwoordelijk voor de herziening van het Standaard Evaluatie Protocol (SEP). Zodra de herziening is afgerond wordt de Kamer hierover geïnformeerd (mei 2014). De Tweede Kamer ontvangt de brief over open access na de zomer.

Bij de reactie op het KNAW-advies Vertrouwen in wetenschap wordt de survey van WRR en Rathenau Instituut over vertrouwen in wetenschap betrokken. De rapportage hierover wordt in de week van 1 juli 2013 gepubliceerd. In verband hiermee zal de reactie op het advies de Kamer pas kort na het reces bereiken. VSNU, Regieorgaan geesteswetenschappen en Disciplineoverleg LetterenGeschiedenis zal worden gevraagd voor 1 november 2013 te komen met een (proces)voorstel. Op basis hiervan wordt de Kamer geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 met een brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 met een brief geïnformeerd.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De minister zegt toe dat bij de evaluatie van de wet op de samenwerkingsscholen over vijf jaar, indien dat tijdstip anders is hoort de Kamer dat nog, het functioneren van de opheffingsnorm wordt meegenomen.

In het voorjaar van 2012 adviseert de Onderwijsraad over de vormgeving van goed burgerschapsonderwijs. Dit advies zal daarna met een beleidsreactie aan de Kamer worden aangeboden. De minister zegt toe de Kamer voor het eind van het jaar te informeren over het «Plan van aanpak Medezeggenschap», dat door betrokken organisaties wordt opgesteld n.a.v. de resultaten van de evaluatie.

Daarin zal zij ook aandacht vragen voor: – model-faciliteitenregeling t.a.v. rechtsbijstand

– suggesties voor richtlijnen voor tijdigheid

– het omgaan met escalaties – een website met duidelijke uiteenzetting van rechten van een MR. Onderzocht wordt nu hoe het zit met de prestaties van alle scholen, hoe dit verbeterd kan worden en hoe het beschikbare achterstandsgeld het beste verdeeld kan worden. De staatssecretaris zal de Kamer daarover later, in het voorjaar, informeren. Er komt een aparte brief naar de Kamer over medezeggenschap (rapporten medezeggenschap; signalen over medezeggenschap; welke actoren; professionaliteit; welke stappen genomen gaan worden), wellicht bij de evaluatie van de Wet versterking besturing (in het najaar; aanpassingen richtlijnen jaarverslag, integratie financieel en kwaliteitstoezicht, verbetering governance) en bij de uitkomsten van de evaluatie van de WEB i.v.m. medezeggenschap. In deze brief wordt meegenomen het eventuele instemmingsrecht op «de hoofdlijnen van de financiële uitgaven van het bestuur», alsmede het versterken van de Opleidingscommissies (OC).

Er komt een brief naar de Kamer op basis van de jaarrekening 2012 over de Stichting Vermogensbeheer Schoolbesturen Limburg (SVSL) en wat de financiële consequenties zullen zijn. Na de zomer ontvangt de Kamer de beleidsreactie op de evaluatie van de geschillencommissie.

Debat

Debat [30-11-2011] Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (33 000 VIII) 1e Termijn Kamer

Debat

Debat

Debat

Debat

Debat [18-6-2013] Mondelinge vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatssecretaris van OCW over het bericht «Scholen vaker aangeklaagd door ouders» (Rtl nieuws, 16 juni 2013)

Een evaluatie van de werking van het nieuwe artikel 17d samenwerkingsschool van de Wet op het Primair Onderwijs zal voor 1 januari 2016 plaatsvinden. De Tweede Kamer zal hierover voor 1 januari 2016 worden geïnformeerd. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2013 met een brief geïnformeerd.

De beleidsreactie zal in oktober 2013 naar de Tweede Kamer worden verstuurd.

De Tweede Kamer ontvangt in september 2013 een brief.

De beleidsreactie zal in oktober 2013 naar de Tweede Kamer worden verstuurd.

De Tweede Kamer van ontvangt in oktober of november 2013 de bedoelde brief.

De Tweede Kamer ontvangt de beleidsreactie in het najaar van 2013.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

In het najaar ontvangt de Kamer de nadere Debat uitwerking van de plannen rond krimp in het onderwijs. De staatssecretaris heeft toegezegd hierin ook terug te komen op: – de mogelijke versoepeling van de 50%-regel bij samenwerking tussen scholen.

– het mogelijk initiatiefrecht van medezeggenschapsraden om samenwerking van scholen in krimpregio’s te onderzoeken.

– het gebruiken van «het aantal leerlingen» in plaats van «aantal scholen» bij de normstelling.

– het schetsen van verschillende opties rond de verdeling van de middelen in de regio.

– de suggestie voor een vangnetregeling. – de fusiecompensatieregeling voortgezet onderwijs.

– de integrale kindcentra. – de rol van de wethouder. DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS De minister komt met een wetswijziging in Debat het kader van de aanpak van zeer zwakke scholen.

De Kamer ontvangt in het eerste kwartaal Debat 2012 het advies van de Onderwijsraad over een mogelijke invulling van burgerschap, met specifieke aandacht voor mensenrechten.

De evaluatie van de VM2-trajecten komt in Debat het najaar.

De staatssecretaris komt binnenkort met Debat een wetsvoorstel inzake het eerder kunnen ingrijpen bij zeer zwakke scholen. De Kamer wordt op de hoogte gehouden Debat via jaarlijkse voortgangsrapportages inzake dyslexie en dyscalculie (in max. 2 A4tjes).

Zodra de uitkomsten van de onderzoeken Debat (Hogeschool Utrecht en CVE) bekend zijn, beraadt de staatssecretaris zich en wordt de Kamer in het komend half jaar geïnformeerd over de gevolgen voor de invoering van de rekentoetsen. Een stand van zakenbrief inzake publieke Debat verantwoording wordt in het najaar 2013 naar de Kamer gezonden.

De staatssecretaris zegt toe dat de Kamer Debat binnen één jaar (dus mei 2014) een voortgangsrapportage ontvangt over beleid inzake pesten op school. De staatssecretaris zegt toe dat de                   Debat

pestproblematiek rond LHBT-jongeren een specifiek aandachtspunt zal vormen in het onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen, dat een speciale commissie gaat uitvoeren. De Kamer wordt in 2014 geïnformeerd.

Het eindrapport van het onderzoek naar de Debat effectiviteit van de KIVA-methodes verschijnt eind 2014. De Kamer wordt daarover geïnformeerd. DIRECTIE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN

De Tweede Kamer ontvangt de nadere uitwerking van de plannen in het najaar van 2013.

De Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

De Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

De eindevaluatie van VM2 wordt in het najaar van 2013 naar de Kamer gestuurd. De Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

De Kamer ontvangt de brief in september 2013.

De Kamer ontvangt de brief in september 2013.

De Kamer ontvangt de brief in november 2013.

De brief wordt in het voorjaar van 2014 aan de Tweede Kamer verstuurd.

De Kamer wordt in mei 2014 geïnformeerd.

De Kamer ontvangt eind 2014 een brief.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

Het brede evaluatieonderzoek betreffende vsv (door een extern onderzoeksbureau) is in het voorjaar van 2012 gestart en wordt naar verwachting eind 2014 afgerond.

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het CPB start in 2013 en wordt in 2015 afgerond.

Het onderzoeksrapport naar het bestuurlijk handelen van Ibn Ghaldoun komt zo spoedig mogelijk na het zomerreces. De staatssecretaris zal vóór de zomer ingrijpen / gesprek aangaan met de school indien signalen daar aanleiding toegeven. De Kamer ontvangt een overzicht van onregelmatigheden tijdens de examens van de afgelopen twee jaar. Ruim vóór de nieuwe examens worden de procedures rondom examens extern getoetst.

Net voor of net na de zomer ontvangt de Kamer de uitslagen van de rekentoets. De staatssecretaris komt schriftelijk terug op differentiatiemogelijkheden in de vmbo-toets taal en rekenen (2f-toets) in de voortgangsrapportage die de Kamer rond de zomer ontvangt. Het onderzoek van de mogelijkheid tot (tijdelijk) ontnemen van de examenlicentie neemt de staatssecretaris mee in de aangekondigde verdere analyse / lessen die geleerd worden n.a.v. de examenfraude.

De resultaten van het aangekondigde gesprek tussen de hoogleraren Nederlands en het College voor Examens zullen worden teruggekoppeld aan de Kamer. De staatssecretaris zegt toe de mogelijkheid tot het omdraaien van de eerste en tweede correctie te onderzoeken en daarover snel te rapporteren. De staatssecretaris zegt toe dat de Kamer in september/oktober 2013 wordt geïnformeerd over de kwaliteitsinhoude-lijke eisen van de eindtoets bao en de financiering daarvan, wanneer de contouren van de AMvB bekend zijn. De uiteindelijke AMvB zal worden voorgehangen aan de Kamer, waarbij wordt toegezegd dat andere toetsaanbieders bij de ontwikkeling van de AMvB worden betrokken.

DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

[14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW voor het jaar 2013, Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 13

Debat

Debat

Het onderzoek loopt.

Het onderzoek loopt.

Debat

Debat Debat

Debat

Debat Debat

Debat [11-6-2013] Wet SLOA (Wetsvoorstel «Regels voor subsidiëring van landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (Wet Subsidiëring Landelijke onderwijsondersteunende activiteiten) (33 558)

De Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk na het zomerreces geïnformeerd over het onderzoeksrapport.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer ontvangt de uitslagen van de rekentoets net na de zomer. De Tweede Kamer ontvangt de voortgangsrapportage in het najaar van 2013 en wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer wordt in september of oktober 2013 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De staatssecretaris stelt alle inhoudelijke informatie die in vervolg-AMvB’s wordt verwerkt, aan de Kamer ter beschikking.

Debat

De Kamer wordt nader geïnformeerd of er Debat

een kabinetsbrief komt over het feit of bestuurders van de publieke instellingen persoonlijk aansprakelijk zijn.

De minister zal de Kamer informeren zodra Debat

meer bekend is over het mogelijke strafbare feit inzake Amarantis, dat in handen is gesteld van het Openbaar

Ministerie.

Sinds de laatste AMvB van 2011 is ingediend, zijn er geen nieuwe ontwikkelingen.

De toezegging is nog niet volledig afgedaan, want er kunnen nog meer AMvB’s komen die gebaseerd zijn op de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen (AMvB over verzameling van gegevens over het eindniveau van PO- en (V)SO-leerlingen ten opzichte van de referentieniveaus). De Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Hier zal geen aparte brief over worden gezonden. Dit onderwerp zal in het najaar van 2013 worden meegenomen in een daarvoor geschikte brief in het kader van implementatie van de agenda verbetering bestuurskracht die voortbouwt op de bevindingen uit het Amarantisdossier.

Bijlage: Moties en toezeggingen

B. Door de bewindslieden gedane toezeggingen

Toezeggingen Eerste Kamer

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVIES

De Minister van OCW zegt de kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Linthorst en Kuiper, toe in 2014 het risicogericht toezicht te evalueren (uitgebreide steekproef) en aan de Kamer te zenden.

DIRECTIE BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE De staatssecretaris zegt toe het adviesrecht, de voordracht en de one-tier board (functionele scheiding tussen bestuur en toezicht binnen één orgaan) over 3 jaar te evalueren.

DIRECTIE CULTUREEL ERFGOED De staatssecretaris van OCW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Meindertsma (PvdA), toe om met alle betrokken partijen normen te ontwikkelen waaraan cultuurhistorisch onderzoek moet voldoen en dat hij deze normen een zodanige plaats in het bestel zal geven dat deze het meest effectief zijn. Zodra deze normen gereed zijn, zal de staatssecretaris beide Kamers informeren. Tevens zegt de staatssecretaris toe dat hij zal monitoren op welke wijze gemeenten omgaan met de cultuurhistorie in bestemmingsplannen. De Kamer zal drie jaar na het verschijnen van de nulmeting «Verantwoord moderniseren», worden geïnformeerd over het effect van het beleid en of er verbeteringen nodig zijn.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

Debat [24-1-2012] Plenair debat 32 193 Wijziging van de wet op onderwijstoezicht en enige andere wetten i.v.m. de invoering van geint. toezicht en de gewijzigde rol van de inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces WOT

Debat

[27-5-2011] Reactie op de motie van het lid Meindertsma c.s. over normen en cultuurhistorisch onderzoek, Kamerstuk 32 433, nr. G

De evaluatie zal het eerste kwartaal van 2014 gereed zijn.

De evaluatie is in het voorjaar van 2013 afgerond. De Eerste Kamer wordt zo spoedig mogelijk over de uitkomsten geïnformeerd.

Aan één deel van de toezegging is voldaan. Het rapport over normen cultuurhistorisch onderzoek is op 31 januari 2013 aangeboden aan de Eerste Kamer (Kamerstuk 32 433, nr. I) en Tweede Kamer (Kamerstuk 32 156, nr. 43) op 31 januari 2013.

Het tweede deel van de toezegging (vervolg op nulmeting Verantwoord moderniseren) staat nog open. Deze rapportage komt terug in de Erfgoedmonitor van 2014 en in Erfgoedbalans van 2015.

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De minister van OCW zegt de Kamer, n.a.v. vragen en opmerkingen van de leden Meurs, Schouw, Leunissen, Laurier en Smaling toe de invoering van de voorgestelde collegegeldsystematiek jaarlijks te zullen monitoren en na drie jaar (in 2013) te zullen evalueren. Het beleid van instellingen bij het bepalen van de omvang van het instellingscollegegeld voor verschillende groepen en de gevolgen daarvan voor deze groepen is daarbij een bijzonder aandachtspunt. Bij de evaluatie van het wetsvoorstel in 2013 zullen nut en noodzaak van de uitzonderingsregel in de collegegeldsystematiek inzake lerarenopleidingen en gezondheidszorg opleidingen bezien worden. De minister zal met VSNU, HBO-raad, ISO en LSVb in overleg treden om te bezien in welke vorm de monitoring het beste kan geschieden. De minister zal vervolgens de Eerste en Tweede Kamer een brief sturen waarin hij zijn voornemens daaromtrent bekend zal maken. Als daarvoor aanleiding bestaat kan ingegrepen worden bij algemene maatregel van bestuur in het convenant tussen VSNU en de HBO-raad. Indien ingrijpen in de afspraak tussen betrokken organisaties nodig is, zullen de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd worden. De staatssecretaris van OCW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe bij de toetsing van dit wetsvoorstel over zes jaar, de vraag mee te nemen naar de invloed van het inkomens- en opleidingsniveau van ouders op de toegang van hun kinderen tot het speciale kleinschalige en residentieel onderwijs.

De staatssecretaris van OCW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Koole (PvdA) en Ganzevoort (GL) toe dat het comprimeren van deeltijdstudies niet ten koste mag gaan van de kwaliteit en dat dit aan de onderwijsinstellingen wordt gecommuniceerd.

De staatssecretaris van OCW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Koole (pvdA) en Ganzevoort (GL) toe dat het comprimeren van deeltijdstudies niet ten koste mag gaan van de kwaliteit en dat dit aan de onderwijsinstellingen wordt gecommuniceerd. De staatssecretaris heeft deze toezegging tijdens de plenaire beraadslagingen en op 12 juni 2012 herhaald. DIRECTIE JEUGD, ONDERWIJS EN ZORG

Debat

Debat [5-7-2011] Ruim Baan voor Talent eerste termijn kamer + antwoord regering en re- dupliek

Aan de toezegging is deels voldaan door toezending aan de Eerste Kamer van de tussenrapportage op 31 januari 2013, Kamerstuk 31 821, nr. H. De Eerste Kamer ontvangt de eindrapportage in december 2013 of begin 2014.

Debat [17-4-2012] Mondeling overleg met de staatssecretaris inzake de uitvoering van de motie Ganzevoort c.s. (Eerste Kamerstuk 32 618, I)

Debat [17-4-2012] Mondeling overleg met de staatssecretaris inzake de uitvoering van de motie Ganzevoort c.s. (Eerste Kamerstuk 32 618, I)

OCW zal deze informatie monitoren; dit zal echter gebeuren los van de toetsing over zes jaar. Dit is aan de Eerste Kamer gemeld met de brief van 15 november 2011, Handelingen EK 2011–2012, nr. 9, item 10, griffienr. 149577, inzake voornemen goedkeuring accreditatiekader.

De toezegging dat het comprimeren van deeltijdstudies niet ten koste mag gaan van de kwaliteit is door de commissie van de Eerste Kamer geregistreerd als «legisprudentie».

De toezegging dat het comprimeren van deeltijdstudies niet ten koste mag gaan van de kwaliteit is door de commissie van de Eerste Kamer geregistreerd als «legisprudentie».

Bijlage: Moties en toezeggingen

Omschrijving

Ingediend bij

Stand van zaken

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Flierman (CDA), Ganzevoort (GroenLinks), Kuiper (ChristenUnie) en de Lange (OSF) toe om (1) het ECPO te verzoeken de tijdens het debat genoemde wensen van de Kamer – waaronder het invoeringstraject – mee te nemen in het evaluatiekader, (2) het evaluatiekader aan de Kamer te sturen, (3) het passend onderwijs te evalueren en een halfjaarlijkse monitor aan de Kamer te zenden, alsmede (4) de wetgeving aan te passen indien dit nodig blijkt uit de evaluatie en/of monitoring. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe om over het aantal leerlingen met thuisonderwijs en de ontwikkeling daarvan, te laten rapporteren in de jaarlijkse leerplichtrapportage van de inspectie.

Debat [2-10-2012] Passend Onderwijs Herziening organisatie en financiering in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (passend onderwijs) onder nummer 33 106 + Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onder nummer 32 812

Debat [2-10-2012] Passend Onderwijs Herziening organisatie en financiering in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (passend onderwijs) onder nummer 33 106 + Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onder nummer 32 812

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Smaling (SP), toe om de tijdelijke geschillencommissie – voor geschillen tussen ouders en scholen – permanent te maken wanneer geconstateerd wordt dat deze nog nodig is.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Smaling (SP), toe om onderwijsconsu-lenten een punt van aandacht te maken en te bezien of ze sterker ingezet kunnen worden.

DIRECTIE MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN

De minister van OCW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Flierman (CDA), toe om de Kamer de reactie van de heer Teeven op het advies van de Commissie Auteursrecht over het Europese Dataco-arrest en de geschriftenbescherming, aan de Kamer te sturen. DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS De minister van OCW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Dupuis, toe dat de werking van onderhavige wet in het najaar van 2015 zal worden geëvalueerd.

Debat [2-10-2012] Passend Onderwijs Herziening organisatie en financiering in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (passend onderwijs) onder nummer 33 106 + Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onder nummer 32 812

Debat [2-10-2012] Passend Onderwijs Herziening organisatie en financiering in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (passend onderwijs) onder nummer 33 106 + Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onder nummer 32 812

Debat [19-6-2012] Mediawet Wijziging Mediawet 2008 inzake aanpassing rijksmediabijdrage en beëindiging wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep 1e termijn Kamer

Debat [19-6-2012] Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties 1e termijn (32 640)

De Evaluatie- en adviescommissie voor passend onderwijs (ECPO) werkt aan een tussenevaluatie. Deze biedt de staatssecretaris van OCW in november 2013 aan de Eerste Kamer (en aan de Tweede Kamer) aan.

De ontwikkelingen in de aantallen thuiszitters worden expliciet meegenomen in de jaarlijkse leerplichtrapportage op basis van de verzuimgegevens die door de leerplichtambtenaren worden aangeleverd. De meest recente leerplichtrapportage is in maart 2013 verschenen. Daarnaast wordt het aantal thuiszitters een belangrijke indicator in het toetsingskader van de inspectie in het kader van passend onderwijs. Ten slotte werkt de Evaluatie-en adviescommissie passend onderwijs (ECPO) aan evaluatie van passend onderwijs. De ontwikkelingen in de aantallen thuiszitters worden hierin expliciet meegenomen. De Eerste Kamer is met de brief van 22 januari 2013, Kamerstuk 33 106, nr. N, geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de toezegging.

De toezegging wordt meegenomen in de derde voortgangsrapportage Passend Onderwijs, die eind 2013 uitkomt.

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie is gestart met de internetconsultatie. De Eerste Kamer wordt naar verwachting rond oktober 2013 geïnformeerd.

De Kamer ontvangt de brief eind december 2015.

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Subsidies

Bijlage: Evaluatie en onderzoek

BIJLAGE 5. EVALUATIE EN ONDERZOEK

Soort onderzoek

Titel onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

Onderzoek maar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid 1a.Beleidsdoorlichting

Thema’s Prestaties van leerlingen en beleids- studenten omhoog agenda 2012

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

Doelmatigheid en focus op het onderwijs

Goed opgeleide professionele leraren,

docenten en schoolleiders

Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod

Het bevorderen van emancipatie Overige Brede scholen beleidsdoorlichtingen

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12

1, 3, 4, 6, 7, 11

en 12

1, 3, 4, 6, 7, 11

en 12

1, 3, 4, 6, 7, 11

en 12

9

14

15

25

1

2014

2014

2014

2014

2014

2014

2014

2014

2014

20151

2014 2014 20151 20151

20152

2014

2014 2015

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Evaluatie

1

5-gelijkeschooldagen

 

(Regioplan)

 

Evaluatie flexibilisering

1

onderwijstijden (Regioplan)

 

Evaluatie passend onderwijs

1

(NWO)

 

Evaluatie Wet OKE (NWO)

1

Brede scholen (Oberon)

1

Effectonderzoek OAB en

1

Excellentie/Onderwijsbewijs

 

(divers)

 

Evaluatie Bestuursafspraken

1

G37

 

Evaluatie School aan Zet

1

(ITS)

 

Evaluatie Startgroepen

1

(UTwente)

 

Jaarlijkse peiling prestaties

1

(Cito)

 

Monitor Actieplan &

1

Bestuursakkoord PO

 

(ITS/Kohnstamm)

 

Pre-COOL-cohort VVE (NWO)

1

Evaluatie Wet passend

1

onderwijs (NRO)

 

Onderwijskwaliteit

1

Evaluatie wet

3

voorzieningenplanning

 

Evaluatie experimenten VM2

3

Monitor bestuursakkoord:

3

2011

2014

 

2011

2014

2011

2014

2013

2014

2012

2015

2010

2015

2013

2015

2012

2015

2012

2015

2008

2015

2012

2015

2009

2019

2014

2020

2013

2014

2012

2013

2007

2013

2011

2015

De voorzieningenplanning in het VO

Monitor bestuursakkoord VO

Beginsituatie,

midtermreview,

eindevaluatie

Bijlage: Evaluatie en onderzoek

Soort onderzoek

Titel onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

Evaluatie regeling energiezuinigheid en binnenmilieu Evaluatie van de uitvoering Bevordering Internationalisering in het po en vo Kosten-batenanalyse van de regeling Bevordering Internationalisering in het po en vo

Evaluatie Subsidiebeschikking (WOOS) Duitsland Instituut Amsterdam Evaluatie Subsidiebeschikking (WOOS) NethEr Evaluatie verdragsverplichtingen

Monitor experimenten Associate Degree op MBO-locatie

Analyse effectrapportage RMC

Effecten Masteropgeleide leraren

Effectevaluatie middelen tekortregio’s VO (aantrekkelijkheid beroep leraren) Effectevaluatie impuls leraren tekortvakken vo De studie waard Beleidsevaluatie studenten-reisvoorziening Tegemoetkoming lerarenopleiding

Geven in Nederland/ Evaluatie Geefwet Evaluatie Nationaal Restauratiefonds Evaluatie Wet tot behoud Cultuurbezit

Evaluatie Beelden voor de Toekomst

Evaluatie Commissariaat voor de Media 2007–2011 Evaluatie regeling jonge journalisten

Evaluatie innovatieregeling pers

Evaluatie beleid media-wijsheid / Media Expertisecentrum

Resultaatmeting We can Young

Evaluatieonderzoek Eigen Kracht

Gay Straight Alliantie Veilige Wijken

Evaluatie pilots Sociale veiligheid LHBT

  • 2. 
    Overig onderzoek

Analyse leerlingenprestaties

(NWO)

Excellente scholen (NWO)

Kwaliteit «kleinescholen»

(NWO)

Monitor ouderbetrokkenheid

11 11

12

14

14

14

14

15

15

15

15

25

25

25

25

2012 2012

2012 2014

2013

2013 2013

2014

2013

2014

2013

2014

2013

2013

2013

2014

2012 2013 2012 2012

2013

2013 2013

2014

2013 2012

2012 2014

Evaluatie uitvoering Internationalisering

Analyse Internationalisering po/vo

 

2013

2013

Nog niet afgerond

2013

2013

Nog niet afgerond

2011

2014

 

Jaarlijks

In april

 

2013

2015

 

2013

2016

 

2017

2013 2013

2014

2015

2015

2014

2015

2013

2013

2013

2014

2015 2014 2015 2014

2014

2014 2014

2014

De studie waard

3

8

8

8

8

8

4

4

9

9

9

Bijlage: Evaluatie en onderzoek

Soort onderzoek

Titel onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

Onderwijspositie autochtone 1 achterstandsleerlingen (NWO)

Opbrengstgericht werken             1

(NWO)

Opbrengstgericht besturen          1

(NWO)

Professionalisering passend 1 onderwijs (NWO) Selectie en indicering                    1

VVE-doelgroep (NWO) Verkenning gedifferentieerd 1 onderwijsbeleid (NWO) Voortgang Code «Goed                1

Bestuur» en intern toezicht (NWO)

Monitor Bestuursafspraken          1

G37 (Inspectie van het Onderwijs)

Monitoren Stimuleringsre-           1

geling bewegingsonderwijs PISA 2012 internationale vgl 3 onderzoek naar lezen, wiskunde en science PISA 2015 internationale vgl 3 onderzoek naar lezen, wiskunde en science ICT literacy 2013, interna-             3

tionale vergelijking Beheersing vreemde talen           3

survey Europese Unie Burgerschap internationale         3

vergelijking

Onderzoeksprogramma                3

excellente leerlingen Monitor ouderbetrokkenheid 3 Onderzoek naar maatwerkt- 3 rajecten in het VMBO Opbrengstgericht werken in 3 het onderwijs

Monitor schoolkosten                   3

Schooladviezen en                         3

schoolloopbanen Pilot tussentijdse toets                  3

Limburgse scholen Plausibele verklaringen voor 3 verbetering examenresultaten

Groepsgrootte in het VO              3

Project Onderwijs-                         4

Arbeidsmarkt 2011 (POA)

Registratie en bestemming          4

uitstroom schoolverlaters (SIS)

Monitor Sociale Veiligheid           4

Arbeidsbarometer leraren            4

BVE

Monitor alfabetisering                  4

2013

2014

 

2013

2014

2013

2014

2013

2014

2013

2014

2013

2014

2013

2014

2013

2014 2010

2013

Jaarlijks

2014

2018 2013

2016

 

2011

2014

2013

2017

2013

2016

2012

2015

2011

2014

2013

2013

2013

2014

2012

2013

2012

2013

2011

2014

2013

2014

2013

2013

Twee jaarlijks

Dec 2015

Schooladviezen en schoolloopbanen

In september

JOB-Monitor

Twee jaarlijks          2014

Jaarlijks                    april

Jaarlijks                    Voorjaar

Twee jaarlijks          2014

Titel zal zijn: De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2020

Vindplaats zal zin: www.roa.nl Titel zal zijn: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2013:

Vindplaats zal zijn: www.roa.nl Titel zal zijn: Monitor Sociale Veiligheid 2013

Titel zal zijn: Arbeidsmarktbarometer po, vo en mbo 2012–2013 Titel zal zijn: Monitor Laaggelet-terdheid 2012 Vindplaats zal zin: http:// cinop.brengtlerentotleven.nl

4

Bijlage: Evaluatie en onderzoek

Soort onderzoek

Titel onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

Nulmeting opleidingsdomeinen 2010–2011 Ontwikkeling/ monitoring toetsen taal en rekenen PIAAC

Tevredenheid bedrijfsleven (BPV-monitor) Tevredenheid medewerkers NLQF-EQF VSV-evaluatieonderzoek

Experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen Afdrachtvermindering Onderwijs

Maatregelen versterking besturing (Wijzigingswet WHW)

Aanpassing van het accreditatiestelsel (Wijzigingswet WHW) Experimenten open bestel Studentenmonitor (periodiek)

Monitor beleidsmaatregelen ho (periodiek) Evaluatie experimenten prestatiebekostiging Verkennend onderzoek Erasmus Master garantiefaciliteit in de NL context Verkennend onderzoek en impactstudie voor de implementatie van het nieuwe Erasmus for All programma in NL Onderzoek naar mensen-rechteneducatie i.s.m. dir. VO/PO

Raming onderwijsarbeidsmarkt

Arbeidsmarktbarometer primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

 

4

8/2013

2014

 

4

Jaarlijks

In zomer

 

4

2013

2018

OECD

4

Twee jaarlijks

2014

Nog niet gereed, wordt mgl. 2014, wordt ontwikkeld door SBB

4

Drie jaarlijks

2014

Wordt ontwikkeld door MBO Raad

4

2010

2015

Vindplaats zal zijn: www.nlqf.nl

4

2012

2014

Wordt uitgevoerd door een extern bureau

4

2013

2015

Wordt verricht dor het CPB

6

2012

2012

Evaluatie afdrachtvermindering onderwijs 2006–2011

6, 7

2012/13

2013

 

6,7

2012

2013

2013 2013

2013

 

6

6, 7, 11

2010 2013

2015 2014

 

6, 7, 11

2012

2013

Monitor-beleidsmaatregelen

6, 7

2013

2016

 

8

2012

2012

Eindrapport garantiefaciliteit

8

2012

2013

Nog niet afgerond

2013

2014 2014

 

Loopbaanmonitor onderwijs

9

2013

2014

InnovatieImpuls Onderwijs

9

2011

2015

SCP Het Culturele Draagvlak

14 / 15

2012

2016

(reeks)

     

Uitgaven cultuur en media

14

2013

2013

gemeenten en provincies

     

Monitor economische

14

2013

2015

ontwikkeling culturele sector

     

Doorlichting gelieerde

14

2013

2013

instellingen Basis Infra-

     

structuur

     

CBS Monitor Kunstenaars

14

2014

2014

kunstvakonderwijs,

     

arbeidsmarkt

     

Monitor Cultuureducatie

14

2013

2014

PO/VO

     

Monitor Ondernemerschap

14

2013

2016

Monitor ICB

14

2013

2016

Nog niet afgerond

http://www.scp.nl/Publicaties/

Alle_publicaties/Publicaties_2013/

Kunstminnend_Nederland

Effecten economische crisis-in de cultuursector

8

Bijlage: Evaluatie en onderzoek

Soort onderzoek

Titel onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

Onderzoek bezoldiging topbestuurders fondsen Monitor Code Culturele Diversiteit

Impactanalyse / toekomst-scenatio’s digitale archiefvorming baten van overheidsinvesteringen in de monumentenzorg Midterm review uitvoeringsprogramma archiefvisie Evaluatie financiering lokale Onderzoek in relatie toekomstverkenning publieke omroep Evaluatie financiering regionale omroepen Position paper de facto ongelijkheid Emancipatiemonitor LHBT-monitor

Genderscan aanpak huiselijk geweld

Panel onderzoek 600 grote vernootschappen (voortgang Kalma) Kansen voor

LHBT-emancipatie-beleid in Europa

14

14

14

14

14

25

25

 

2013

2013

2014

2015

2013

2013

2013

2014

2013

2012

2014

2015

 

15

2012

2013

15

2013

2014

15

2014

2014

25

2012

2013

25

2013

 

25

2012

2015

25

2013

2014

2015

2013

Molengraaff Instituut (link volgt

Eindrapport receptiviteit voor LHBT

1  Deze doorlichtingen starten conform eerdere planning in 2014, maar zullen in 2015 worden afgerond zodat de resultaten van meerdere effectstudies die in 2015 beschikbaar komen in de doorlichtingen meegenomen worden.

2  Deze doorlichting start conform eerdere planning in 2014, maar zal in 2015 worden afgerond zodat de resultaten kunnen worden meegenomen in de voorbereidingen van de nieuwe BIS-periode.

z.s.m.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.