Een halfvol of halfleeg Energieakkoord? - Hoofdinhoud
OPINIE - Het recent gesloten Energieakkoord is een sprint naar het behalen van bestaand Europese verplichtingen in 2020, maar het biedt geenszins de oplossingen die nodig zijn voor een energierevolutie in 2050, vindt Europarlementariër Bas Eickhout op weblog Sargasso.
Daar is ie dan: na maanden polderen ligt er een energieakkoord wat Nederland eindelijk op het pad moet brengen van een duurzame economie. Tot nu toe is Nederland nogal een lachertje in Europa. Met het aandeel groene energie rond de 4%, bungelt Nederland onderaan het Europese lijstje in de categorie van Malta, Luxemburg en Cyprus.
De bijna jaarlijks veranderende politieke ondersteuning voor groene energie is dodelijk geweest voor een stabiel investeringsklimaat. Zeg nu zelf: in welk land zou je als investeerder voor groene energie gaan? In Nederland, of toch liever Duitsland wat al jaren een stabiel politiek programma heeft en gestaag aan een opmars van groene energie werkt.
In die zin is het Energieakkoord hard nodig. In 2008 heeft Nederland samen met de andere Europese landen afgesproken dat de hele EU in 2020 gemiddeld 20% groene energie zal produceren. Nederland heeft een doelstelling van 14% op zich genomen, maar kiest tot nu toe voor de weg van de minste weerstand. Sinds 2008 neemt het aandeel groene energie in Nederland eigenlijk alleen toe door extra biomassa in inefficiënte kolencentrales bij te stoken. Van een echte transitie naar een groene economie is nog niets terechtgekomen. Vandaar dat onderzoekbureaus als het ECN (Energie Centrum Nederland) en PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) al jaren waarschuwen dat Nederland zijn Europese verplichting niet gaat halen.
Vanuit dit historische perspectief is het Energieakkoord een groot succes. Eindelijk wordt het pad naar 2020 geconcretiseerd en lijkt er zelfs een politiek stabiel klimaat te worden gecreëerd voor investeerders in groene energie. Daarbij komt dat het bijstoken van biomassa in kolencentrales wordt gelimiteerd en meer ingezet wordt op de innovatieve kans van Nederland: wind op zee. Ook belangrijk is de grote nadruk op energiebesparing. Wie minder energie gebruikt, hoeft namelijk minder te betalen en hoeft ook minder te vervangen met groene energie. Dat VNO-NCW ook de handtekening zet is in het Nederlandse fossiele landschap, gedomineerd door Shell, TataSteel en een grote chemische sector, bijna revolutionair te noemen.
Bijna. Want wat krijgen de bedrijven terug? Eigenlijk te veel: aan de beprijzingskant is het Energieakkoord ronduit zwak. Het mooie succes uit het Lenteakkoord van een kolenbelasting wordt in 2016 weer teruggedraaid. De vervuiler hoeft dus niet te betalen. Ineens verwijst het Energieakkoord naar Europa, waar het emissiehandelsysteem de juiste prikkels moet regelen. VNO-NCW vecht op Europees niveau echter al jaar en dag tegen elke aanscherping van de CO2-handel . De belofte in het Energieakkoord dat alle partijen voor versterking van emissiehandel gaan pleiten, komt dan ook erg gratuit over van VNO-NCW. Helemaal als er ook staat dat de grote bedrijven 100% van de CO2-rechten gratis moeten krijgen, zodat innovatie nauwelijks gestimuleerd wordt. Beprijzing van vervuiling zoals CO2-uitstoot is juist cruciaal voor de transitie naar een volledig groen energiesysteem, wat toch nog steeds een doel is uit het Regeerakkoord van VVD en PvdA.
Dat is mijn grootste kritiek op het Energieakkoord: Het zet bar weinig in om de energietransitie ná 2020 vorm te geven. De bestaande Europese verplichtingen voor het jaar 2020 worden uitgewerkt, zonder vooruit te kijken naar de jaren erna. Een sprintwedstrijd naar 2020 toe is echter niet genoeg, Nederland moet zich opmaken voor een duurloop in sprinttempo om een energierevolutie in 2050 te kunnen realiseren. Extra pijnlijk is het dat het ECN en PBL hebben doorberekend dat het Energieakkoord niet haalbaar is, en niet concreet genoeg.
Dit verklaart de felle kritiek van transitieprofessor Jan Rotmans: dit Energieakkoord levert geen energierevolutie maar een polderend akkoord tot 2020. Ik vraag mij af of het poldermodel uberhaupt wel in staat is om een revolutie in gang te zetten. De vraag stellen, is ‘m antwoorden: nee. De gevestigde belangen van fossiele clubs als Shell (die al zijn olie- en gasvoorraden tot de laatste druppel wilt verkopen) zijn simpelweg te groot. Met deze fossiele belangen aan tafel krijg je geen groene economie die draait op 100% schone energie; de groene retoriek ten spijt. Met een remmend VNO-NCW aan tafel, is er niets meer te winnen voor de milieuorganisaties dan dit compromis. Belangrijk vanuit historisch perspectief, maar niet beslissend voor de route weg van fossiel. Ondertussen maakt minister Kamp de weg vrij voor schaliegas: nog meer fossiele koolstof die uit de grond en in de lucht in wordt gepompt.
Ik ben bang dat de milieubeweging nu bij elke discussie over meer klimaatambitie met het Energieakkoord om de oren wordt geslagen. Eind deze maand publiceert het klimaatpanel van de Verenigde Naties een nieuw klimaatrapport, dat zal laten zien dat de risico’s en gevaren van klimaatverandering verre van minder zijn geworden. Helaas kunnen we meer klimaatactie niet verwachten van dit kabinet: er ligt immers een Energieakkoord. Volgend jaar houdt Ban Ki-Moon een VN-top over klimaatverandering. In 2015 moet er een mondiaal klimaatakkoord komen te liggen in Parijs; 6 jaar na het mislukken van Kopenhagen. Dit Energieakkoord zal daar weinig indruk maken bij landen als China en de Verenigde Staten. Ik zie het Energieakkoord daarom toch meer halfleeg dan halfvol.
Dit opinieartikel verscheen eerder op Sargasso.