Kabinetsformatie 1945
Het kabinet-Gerbrandy III1 bood direct na de bevrijding zijn ontslag aan. Koningin Wilhelmina wilde dat er een kabinet gevormd zou worden van personen die tijdens de oorlog in Nederland waren gebleven. Dit kabinet moest volgens haar bestaan uit leiders van het verzet en zij die politieke en maatschappelijke vernieuwing voorstonden.
De Koningin gaf daarom de formatieopdracht aan Schermerhorn2, voorman van de vernieuwingsgezinden, en aan Drees3, sinds 1939 voorzitter van de SDAP-fractie in de Tweede Kamer. Zij kregen de opdracht een nationaal kabinet van 'herstel en vernieuwing' te vormen. Omdat Drees de functie van minister-president niet ambieerde, werd Schermerhorn premier.
Schermerhorn en Drees wilden een kabinet4 met een breed politiek draagvlak samenstellen. De ministers werden door hen dan ook zowel gerekruteerd uit progressieve kringen (de op politieke vernieuwing gerichte Nederlandse Volksbeweging) als uit traditionele politieke partijen.
De aangezochte bewindslieden waren afkomstig uit SDAP5, RKSP6 en CHU7, en uit de naar politieke vernieuwing strevende Nederlandse Volksbeweging8 (NVB). Er werden ook enkele ministers overgenomen uit het aftredende kabinet. ARP9 en CPN10 namen om verschillende redenen geen deel aan het kabinet.
Inhoudsopgave
Formatie-Schermerhorn/Drees
Nog voordat het hele land was bevrijd, liet koningin Wilhelmina nationale kopstukken op gesprek komen, om zich voor te kunnen bereiden op de naoorlogse politiek situatie. Een meerderheid van deze gesprekspartners, afkomstig uit het Politiek Convent (het samenwerkingsverband van politieke partijen tijdens de bezetting) en de illegaliteit, beval een vernieuwingsgezind kabinet aan, gecontroleerd door een noodparlement.
Daarop benoemde de koningin prof. Schermerhorn, die een leidende rol in gijzelaarskamp Sint Michielsgestel had gespeeld en voorman van de Nederlandse Volksbeweging was, en SDAP-leider Drees tot formateurs. Schermerhorn was één van de belangrijkste voorvechters van politieke vernieuwing, terwijl Drees als een bestuurlijk ervaren en gematigde sociaaldemocraat werd gezien. Hij had bovendien een belangrijke rol gespeeld in het politieke verzet.
Op zoek naar breed politiek draagvlak
Schermerhorn en Drees probeerden een kabinet van nationale eenheid te formeren, waarin iedere prominente stroming vertegenwoordigd zou zijn. Schermerhorn zou het kabinet gaan leiden, terwijl Drees minister van Sociale Zaken zou worden. De twee benaderden als eerste Jan Donner11, voormalig minister van Justitie en namens de ARP actief in het Politiek Convent.
Donner raadpleegde de uit gevangenschap teruggekeerde partijleider Schouten12, die hem verbood om nogmaals minister te worden. De ARP keerde zich namelijk tegen het voornemen van de formateurs om de tijdens de oorlogsjaren ontstane vacatures in het parlement op te vullen door nieuwbenoemde leden. De ARP vond dat alleen kandidaten van de lijsten uit 1937 daarvoor in aanmerking kwamen.
Voor enkele ministersposten zochten de formateurs hoogleraren aan, namelijk Lieftinck13 (Financiën), Van der Leeuw14 (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) en Logemann15 (Overzeese Gebiedsdelen). Ringers,16 een expert op het gebied van wederbouw, werd minister van Openbare Werken. Lieftinck (CHU) en Van der Leeuw (christelijk-historisch, maar partijloos) stonden als progressief bekend. Ringers was partijloos.
Vanuit de SDAP werden de jonge landbouwkundige Mansholt17 en het Tweede Kamerlid Vos18 aangetrokken voor respectievelijk Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en Handel en Nijverheid. De katholieke vertegenwoordiging in het kabinet bestond uit de ondernemer Van Schaik19 (Verkeer en Energie) en voormalige partijsecretaris Kolfschoten20 (Justitie).
Schermerhorn en Drees probeerden ook de in het verzet actieve communisten in het kabinet te krijgen, maar die vonden een aangeboden ministerschap zonder portefeuille te mager. Voor de post Binnenlandse Zaken werd ARP-coryfee Bruins Slot21 aangezocht, maar die weigerde uiteindelijk. Tegen de kandidatuur van de Maastrichtse burgemeester Michiels van Kessenich voor Binnenlandse Zaken bestonden bezwaren bij het voormalig verzet. Op die post keerde toen Beel22 terug.
De formateurs wensten een grote mate van continuïteit op de ministeries van Buitenlandse Zaken, Oorlog en Marine, waardoor zij al snel bij personen uitkwamen uit de Londense kabinetten23. Van Kleffens24 (partijloos, Buitenlandse Zaken) en De Booy25 (partijloos, Marine) keerden terug en Meynen26 (ARP) werd van secretaris-generaal gepromoveerd tot minister van Oorlog. Meynen zat echter niet namens zijn partij in het kabinet, maar als 'vakminister'. Om Van Kleffens te kunnen vervangen wanneer die in het buitenland zat, trokken de formateurs ook de partijloze Van Roijen27 aan als minister zonder portefeuille.
Het regeringsprogramma 1945 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen SDAP, CHU en RKSP en vormde de basis voor het Kabinet-Schermerhorn/Drees. Centraal stond 'herstel en vernieuwing'. Het land was zwaar getroffen door de oorlog, er was tekort aan alles (inclusief voedsel). Dat alles zou het nieuwe kabinet ter hand nemen.
De formateurs
Foto |
Naam |
Functie / partij |
---|---|---|
|
||
|
De adviseurs van de Koningin (uit de politiek)
Foto |
Naam |
Functie / partij |
---|---|---|
|
Lid College van Vertrouwensmannen |
|
|
||
|
||
|
||
|
||
|
Vertegenwoordiger 'vrienden van de waarheid' |
|
|
||
M.H. de Boer (biografie niet beschikbaar) |
De adviseurs van de Koningin (uit de illegaliteit)
Foto |
Naam |
functie / partij |
---|---|---|
|
Hoofdredacteur Trouw |
|
|
Hoofdredacteur Vrij Nederland |
|
Dr.Ir. F.P.A. Tellegen (biografie niet beschikbaar) |
||
A. van Velzen (biografie niet beschikbaar) |
Lid Nationaal Comité van Verzet |
|
R. van Nordheim (biografie niet beschikbaar) |
Lid leiding Studentenverzet |
Meer over
- 1.Dit kabinet trad vanaf 23 februari 1945 op en werd grotendeels gevormd door personen uit het bevrijde zuidelijke deel van Nederland. Tot de nieuwe bewindspersonen behoorden onder anderen Beel en De Quay. De koningin wenste een kabinet dat los stond van de politieke partijen en dat vernieuwingsgezind was.
- 2.Medeinitiatiefnemer van de Nederlandse Volksbeweging en medeoprichter van de PvdA, die in opdracht van Wilhelmina in 1945 met Drees een kabinet formeerde waarvan hij minister-president werd. Na de verkiezingen van 1946 benoemd tot voorzitter van de Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië om met de Indonesiërs te onderhandelen; een functie die hem veel smaad opleverde. Enige jaren Tweede Kamerlid en daarna teruggekeerd in de wetenschap. Als Eerste Kamerlid een gezaghebbend woordvoerder onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Nuchtere Noord-Hollandse boerenzoon die als Delfts geodetisch ingenieur een wereldvermaard geleerde werd door de introductie van fotogrammetrie in de luchtkartering. Was in de jaren dertig actief als voorzitter van 'Eenheid door Democratie'. In de bezettingstijd betrokken bij het hooglerarenverzet en gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Pas tegen het eind van zijn leven kreeg hij de waardering die hij verdiende.
- 3.'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
- 4.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 5.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 6.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 7.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 8.De Nederlandse Volksbeweging (NVB) was een politieke vernieuwingsbeweging die, na een eerste aanzet tijdens de Bezetting, in mei 1945 werd opgericht. De beweging streefde naar de vorming van een progressieve partij en naar doorbreking van de vooroorlogse scheidslijn tussen confessionele en niet-confessionele partijen. De NVB wilde zelf geen politieke partij worden, maar alleen een voortrekkersrol vervullen.
- 9.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 10.De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een communistische partij die na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) met een Eerste Kamerfractie en Tweede Kamerfractie vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in de periode 1946-1986 schommelde het zetelaantal van de CPN tussen de 2 en 10. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Hoewel de CPN geen eigen jongerenorganisatie kende, was het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJV) politiek gezien nauw verbonden aan de CPN.
- 11.Eminent antirevolutionair jurist, die minister van Justitie en president van de Hoge Raad was. Al jong topambtenaar en minister ('het kind van staat'), eerst in het kabinet-De Geer I en daarna in Ruijs de Beerenbrouck III. Stond goed aangeschreven bij de Kamerleden. Bracht onder meer de Ambtenarenwet tot stand. Werd na zijn aftreden als minister in 1933 raadsheer in de Hoge Raad. Tijdens de oorlog betrokken bij het kerkelijk verzet en enige tijd geïnterneerd. Nam ontslag als raadsheer, zonder overigens afstand te nemen van het beleid van de Hoge Raad tijdens de bezetting. Werd desondanks vanwege zijn houding in de oorlog in 1946 benoemd tot president van ons hoogste rechtscollege. Was tevens lange tijd voorzitter van de Kiesraad. Werd in 1971 minister van staat.
- 12.Bijna veertig jaar lid van de Tweede Kamer voor de ARP en drieëntwintig jaar de zeer dominante fractie- en partijvoorzitter, wiens wil in de fractie wet was. Zoon van een haringvisser uit Maassluis die al op jonge leeftijd ging werken. Subliem product van de Gereformeerde Jongelingsvereniging en typische mannenbroeder. Autodidact. Was in Rotterdam enige tijd wethouder. Fractievoorzitter van de ARP in de Tweede Kamer vanaf de jaren dertig en opvolger van Colijn. Tijdens de bezetting moedig, karaktervast en onverzettelijk. Overleefde het beruchte kamp Mauthausen, maar zei in 1945 tegen Wilhelmina: ik ben niet veranderd. Ageerde met zijn krachtige, sonore stemgeluid tegen de Indië-politiek van de kabinetten-Beel en -Drees. Hield de ARP na de oorlog lange tijd in isolement. Verliet in 1956 de politiek en was nog ruim twee jaar staatsraad.
- 13.Minister van Financiën tijdens de naoorlogse periode van wederopbouw met groot gezag. Werd al op vrij jonge leeftijd hoogleraar economie en monetair beleid in Rotterdam. Behoorde voor de oorlog tot de linkervleugel van de CHU en 'brak in 1946 door' naar de PvdA. Voorstander van marktordening en sociale hervorming. Als minister kreeg hij bijnamen als 'De kei van de kneuterdijk', maar ook 'De grootste boef van Nederland'. Was er in hoge mate verantwoordelijk voor dat Nederland na de oorlog financieel weer op orde werd gebracht. Vooral bekend door het Tientje van Lieftinck, dat symbool stond voor de geldsanering. Streng minister, die de financiële teugels strak hield. Na zijn ministerschap vervulde hij internationale functies.
- 14.Eerste naoorlogse minister van Onderwijs. Was in 's-Heerenberg hervormd predikant en werd in 1918 in Groningen hoogleraar geschiedenis van de godsdiensten. Publiceerde veel en was een vooraanstaand theoloog. Grote kenner van kerkmuziek. Schoonzoon van een CHU-Tweede Kamerlid, maar werd als aanhanger van de doorbraakgedachte zelf in 1946 lid van de PvdA. Stelde als minister in het kabinet-Schermerhorn/Drees diverse partijgenoten aan in de top van zijn departement. Streefde een actieve cultuurpolitiek en vorming van een nationale omroep na. Kon echter niet veel van zijn vernieuwingsideeën tot stand brengen.
- 15.Minister van Overzeese Gebiedsdelen in het kabinet-Schermerhorn/Drees die te maken kreeg met het uitroepen van de Republiek Indonesia en de daarop volgende vrijheidsstrijd van de Indonesiërs. Wilde niet met Soekarno onderhandelen vanwege diens banden met de Japanners tijdens de oorlog. Voerde op landgoed 'De Hoge Veluwe' wel besprekingen met andere Indonesiërs over de toekomst van Nederlands-Indië. Was voor de oorlog hoogleraar staatsrecht in Batavia (het latere Djakarta) en behoorde in Nederlands-Indië tot 'de Stuw'-groep van progressieve bestuurders en hoogleraren. Werd daarom in rechtse kringen gewantrouwd. Na zijn ministerschap korte tijd Tweede Kamerlid en daarna wederom hoogleraar, ditmaal in Leiden.
- 16.Waterstaatkundig ingenieur, directeur van Rijkswaterstaat en daarna bestuurder van de Indische spoorwegen. Werd in 1940 als regeringscommissaris belast met de wederopbouw, maar later door de Duitsers geïnterneerd. Overleefde ontberingen in en na gevangenschap. Na de oorlog minister van Openbare Werken en Wederopbouw in het kabinet-Schermerhorn. Kon zich niet verenigen met het Indië-beleid van het eerste kabinet-Beel en stapte daar in 1946 uit. Had als minister veel gezag.
- 17.Vooraanstaande sociaaldemocratische minister en Europeaan. Afkomstig uit een rijke, sociaal betrokken Groningse landbouwfamilie. Was - na een korte tijd in de Oost - boer en verzetsman in de Wieringermeer en werd op zijn 36ste minister van Landbouw in het kabinet-Schermerhorn/Drees. Zorgde tijdens zijn tienjarige ministerschap voor herstel van de voedselvoorziening en bevorderde de modernisering van de Nederlandse landbouw. Als Europees landbouwcommissaris speelde hij vanaf 1958 eveneens een belangrijke rol bij de schaalvergroting in de landbouw en bij het ontwikkelen van een Europees landbouwbeleid. In 1972 negen maanden voorzitter van de Europese Commissie. Dynamische en sportieve man met groot nationaal en internationaal gezag en met duidelijk omlijnde visies over internationale economische en ecologische vraagstukken.
- 18.Vooraanstaand sociaaldemocratisch politicus en ideoloog. Ontwierp in de jaren dertig samen met Tinbergen het Plan van de Arbeid, het alternatief van SDAP en NVV voor de bestrijding van de crisis. Werd in 1937 SDAP-Kamerlid en in 1945 minister van Handel en Nijverheid in kabinet-Schermerhorn/Drees. Kreeg echter weinig kans zijn ideeën voor socialisatie en ordening uit te voeren. Daarna minister van Verkeer in het kabinet-Beel I. In 1947 als enige minister tegenstander van gewapend ingrijpend in Indonesië. Vanaf 1948 directeur van de 'rode' verzekeringsmaatschappij en daarna senator en staatsraad. Was één van de tien begaafde kinderen uit een oorspronkelijk Drents 'rood' onderwijzersgezin. Na zijn studie elektrotechniek in Delft ontwikkelde hij zich tot een origineel macro-econoom. In zijn tijd één van de weinigen van wie bekend was dat hij homoseksueel was.
- 19.Katholieke ondernemer en minister. Maakte carrière bij de Algemene Kunstzijde Unie in Arnhem. Werd als technocraat minister van Verkeer en Energie in het kabinet-Schermerhorn/Drees. Had toen de moeilijke taak de zwaar gehavende infrastructuur en de brandstofvoorziening te herstellen. Werd na 1948 president-directeur van de Algemene Kunstzijde Unie. Broer van de vooraanstaande katholieke politicus Josef van Schaik.
- 20.Vooraanstaande katholieke politicus en bestuurder, die in het eerste naoorlogse kabinet-Schermerhorn minister van Justitie werd. Kreeg als zodanig te maken met de inrichting van de bijzondere rechtspleging, de zuivering van rechtscolleges, zoals van de Hoge Raad, en de repatriëring van overlevenden van de Holocaust. Was voor de oorlog secretaris van de RKSP en directeur van het partijbureau. Na zijn ministerschap Eerste Kamerlid en burgemeester van Eindhoven en van Den Haag. In Eindhoven zette hij zich in voor de komst van de Technische Hogeschool en in Den Haag bevorderde hij onder meer de komst van het Congresgebouw. Stond als burgemeester bekend als een charmante en beminnelijke bestuurder.
- 21.Journalist en ARP-politicus, die tussen 1956 en 1963 de ARP-Tweede Kamerfractie leidde. Nam in de oorlog ontslag als burgemeester en speelde in het verzet een belangrijke rol bij het illegale Trouw. Bleef na de oorlog als hoofdredacteur aan die krant verbonden. In de Kamer buitenland-woordvoerder en warm voorstander van Europese samenwerking. Volgde in 1956 Schouten op als fractieleider. Hoofdrolspeler bij de bouwcrisis van 1960, waarbij zijn fractie tegenover de 'eigen' bewindslieden Van Aartsen en Zijlstra kwam te staan. Nadat hij in 1961 ook zijn standpunt ten aanzien van Nieuw-Guinea had gewijzigd, raakte hij geleidelijk uit de gratie bij de ARP. In 1963 trok hij zich terug uit de politiek.
- 22.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 23.De kabinetten-Gerbrandy staan ook bekend als de 'Londense kabinetten', omdat de regering daar in verband met de Duitse bezetting van Nederland verbleef. Gerbrandy was als minister-president een onvermoeibaar strijder voor de Nederlandse zaak. Via radiotoespraken inspireerde hij, net als koningin Wilhelmina, het Nederlandse verzet. Er vonden diverse ministerswisselingen plaats, waarbij ook de verhouding tussen ministers en de koningin een belangrijke rol speelde.
- 24.Juridisch geschoolde diplomaat en topambtenaar, die in 1939 minister van Buitenlandse Zaken werd in het tweede kabinet-De Geer. Was veel opener dan zijn voorgangers; ook over de dreigende Duitse inval. Vloog in mei 1940 direct na de Duitse aanval naar Londen om steun te vragen bij de Engelsen. Speelde in de Londense kabinetten een voorname rol, ook al omdat hij het vertrouwen behield van koningin Wilhelmina. Kon daardoor vaak bemiddelend optreden in conflicten tussen de koningin en premier Gerbrandy. Bleef na de oorlog nog enkele jaren minister. Tijdens zijn ministerschap werd de aanzet gegeven tot samenwerking in Benelux-verband. Nadien bekleedde hij diverse internationale functies. Werd door sommigen als een hartelijke persoon beschouwd, door anderen juist als afstandelijk en koel.
- 25.Liberale ondernemer en minister. Na een marineloopbaan werkzaam in het bedrijfsleven. Doorliep een internationale loopbaan bij de Bataafse Petroleum Maatschappij. Stak in 1940 over naar Engeland en werd in Londen lid van de buitengewone adviesraad en van de scheepvaart- en handelscommissie en in 1944 benoemd tot minister van Scheepvaart en Visserij. In het derde kabinet-Gerbrandy nam hij tevens de portefeuille van Marine op zich en hij behield die in het kabinet-Schermerhorn/Drees. Nadien de eerste Nederlandse ambassadeur in Bonn. Krachtige persoonlijkheid en deskundige bewindsman, die werd gewaardeerd vanwege zijn onafhankelijke en doortastende optreden.
- 26.Gereformeerde ondernemer, die als bekwaam organisator na de oorlog eerst korte tijd S.G. en daarna minister van Oorlog was. Zoon van een predikant. Was in 1945 de enige antirevolutionair die toetrad tot het kabinet-Schermerhorn, maar deed dat niet als vertegenwoordiger van die partij. Als minister van Oorlog was hij verantwoordelijk voor de uitzending van Nederlandse militairen naar Nederlands-Indië. Maakte carrière bij de Algemene Kunstzijde Unie, waarvan hij later president-directeur werd. Was onder meer bestuurder van de VU en vicevoorzitter van de Christelijke werkgeversorganisatie.
- 27.Diplomaat met grote staat van dienst, die in het kabinet-Schermerhorn/Drees minister van Buitenlandse Zaken was. Speelde een belangrijke rol in het (politieke) verzet. Trad als diplomaat in de voetsporen van zijn vader en werd later topambtenaar op Buitenlandse Zaken. Was als minister aanvankelijk plaatsvervanger van Van Kleffens en later (vier maanden) diens opvolger. Na zijn ministerschap ambassadeur in Canada, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. In 1949 leidde door hem gevoerde onderhandelingen tot de Van Roijen-Roem-verklaring die uitzicht bood op beëindiging van het Nederlands-Indonesische conflict. In 1962 was hij als diplomaat nauw betrokken bij het oplossen van de Nieuw-Guineakwestie. Hoffelijke en voorkomende man, die diverse hoge onderscheidingen verwierf.
- 28.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 29.PTT-topman, die kortstondig minister was in het kabinet-Beel I. Was jarenlang hét gezicht van de Nederlandse PTT en hield zelfs als minister van Openbare Werken de verantwoordelijkheid voor dat Staatsbedrijf. Maakte met onder meer Drees tijdens de oorlog deel uit van het College van Vertrouwensmannen. Speelde als gedelegeerde van het Opperbestuur een rol bij de oplossing van de Indonesische kwestie. Stond in de Indische kwestie overigens vaak tegenover zijn partijgenoten, omdat hij voorstander was van militair ingrijpen. Keerde in 1949 terug in de top van de PTT. Meer manager dan politicus.
- 30.Antirevolutionair staatsman en vicepresident van de Raad van State. Intelligente exacte wetenschapper. Kwam in Nederlands-Indië in het openbaar bestuur terecht. Werd later Gouverneur van Suriname en was in de jaren'30 enige tijd Tweede Kamerlid. Bescheiden en degelijk lid van de Raad van State die in de bezettingstijd de Afdeling voor Geschillen van Bestuur in stand hield waardoor hij nuttig verzetswerk kon doen. Na de oorlog, toen Beelaerts als vicepresident van de Raad van State disfunctioneerde, zorgde Rutgers voor het interne management. Eerst in de koloniën en later in Nederland was hij zeer betrokken bij het christelijk onderwijs.
- 31.Sympathieke Groningse graanhandelaar die vóór 1945 de VDB in de Tweede Kamer vertegenwoordigde en nadien PvdA-Tweede Kamerlid was. Werkte enige jaren in het buitenland en was daarna mededirecteur van een handelscompagnie in Rotterdam. Was als Kamerlid woordvoerder vervoersaangelegenheden en economische zaken, leidde twee jaar de parlementaire enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945 en was ondervoorzitter van de Tweede Kamer. Beschikte over een grote werkkracht. Als consul-generaal had hij een speciale band met Zuid-Afrika.
- 32.Voorman van de CHU in het midden van de twintigste eeuw. Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. Was oorspronkelijk officier. Werd een gezaghebbend Kamerlid met name op defensie- en onderwijsgebied en was jarenlang secretaris van de Onderwijsraad. Gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Leidde zijn partij door de crisis over de Indische politiek, waarbij hij met veel interne oppositie te maken had. Exponent van de gematigde, gouvernementele CHU, wars van scherpslijperij. Trad als partijleider zelfstandig op, maar gaf fractieleden wel de ruimte om een minderheidsstandpunt in te nemen. Tamelijk pragmatisch ingesteld, geen theoreticus. Kwam altijd per fiets naar het Binnenhof.
- 33.Bekende communistische voorman van de CPN na de Tweede Wereldoorlog die met Paul de Groot de CPN leidde. Bij vier verkiezingen lijsttrekker. Had Friese ouders; zijn vader werkte bij de tram in Amsterdam. Werkte zelf voor de oorlog als meterhersteller bij het Gemeentelijk elektriciteitsbedrijf van Amsterdam. Speelde als 'blonde Freek' een belangrijke rol in het verzet. Na de oorlog fel tegenstander van onder meer het bondgenootschap met de VS en van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Kwam daarbij enkele malen in aanvaring met de Kamervoorzitter, omdat hij de orde verstoorde. Mocht desondanks toch op sympathie van zijn medeleden rekenen. Brak in 1958 samen met onder anderen Gortzak met de CPN na een conflict over de positie van de Eenheids Vakcentrale. In 1959 via een eigen lijst niet herkozen.
- 34.Hoffelijke, bescheiden diplomaat en minister; raadsman van de koningin. Was aanvankelijk gezant in China en later ambtenaar. Werd in 1923 als buitenstaander onverwacht formateur, overigens zonder succes. Minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-De Geer I en het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III. Vergezelde als vicepresident van de Raad van State de koningin naar Londen en was daar haar belangrijkste adviseur. Had een matigende invloed en durfde haar als één van de weinigen op haar constitutionele positie te wijzen. Had tamelijk feodale opvattingen over de omgang met medewerkers en wenste door ambtenaren van de Raad van State aangesproken te worden als 'president'. Kon geen afscheid nemen van het vicepresidentschap, ook niet nadat vanuit het kabinet was aangedrongen op zijn vertrek. Overleed zodoende op 84-jarige leeftijd 'in het harnas'.
- 35.De vicepresident van de Raad van State heeft de feitelijke leiding van dit Hoge College van Staat, het belangrijkste adviesorgaan van de regering. Hij of zij bekleedt tevens het voorzitterschap van de Afdeling Advisering van de Raad van State, die adviezen uitbrengt over onder meer wetsvoorstellen en verdragen. Verder is de vicepresident een belangrijk (persoonlijk) adviseur van het staatshoofd bij staatkundige kwesties.
- 36.De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
- 37.Bevlogen zoon van gereformeerde Gorkumse tuinder, die in de jaren dertig een enthousiaste onderwijzer was aan christelijke scholen en daarnaast naam maakte als auteur van sociaal bewogen romans en religieuze poëzie. Speelde in de bezettingstijd een dominante rol als de gedreven leider van het illegale Vrij Nederland, waarin hij de meeste opiniërende artikelen schreef. Na de oorlog als hoofdredacteur van Vrij Nederland bijna wekelijks de schrijver van heftige beschouwingen tegen het Indonesiëbeleid van de regering. Bezorgde ook de Sovjet-Unie lange tijd de eer van een afwachtende bewondering, zodat een groot deel van de abonnees Vrij Nederland al gauw voor gezien hield. Doortastend en moedig man, maar ook grillig, autoritair en zeer emotioneel.
- 38.In de periode 1945 tot en met 2024 zijn er zo'n 30 formaties geweest. Een formatie vindt in de regel elke vier jaar plaats, maar soms worden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven na een val van een kabinet. Dit was bijvoorbeeld het geval in 1982 na de val van het kabinet-Van Agt II of in 2012 na de val van het kabinet-Rutte I.
- 39.Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP, CHU en RKSP, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB (later PvdA). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.