Kabinetsformatie 1956

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De verkiezingen van 1956 wezen op een voortzetting van de op dat moment zittende coalitie, plus de VVD1. Perikelen rond de zetelverdeling en een aantal inhoudelijke kwesties zorgden ervoor dat deze formatie te boek kwam te staan als één van de langste uit de parlementaire geschiedenis.

 
Dtie nieuwe ministers 1956
© Beeldbank Nationaal Archief
V.l.n.r.: Samkalden, Klompe en Hofstra na hun beediging op Paleis Soestdijk.

In totaal waren er vier (in)formateurs nodig om een kabinet te vormen, waarbij zelfs pogingen werden ondernomen om een kabinet zonder premier Drees2 en zonder PvdA samen te stellen. Na gesteggel over de ministersposten besloot de VVD zich terug te trekken, waardoor PvdA3, KVP4, ARP5 en CHU6 samen het kabinet-Drees IV7 vormden. Per saldo was dat een 'reconstructie' van het kabinet-Drees III8.

Inhoudsopgave

  1. Overzicht
  2. Verloop van de formatie
  3. Regeerprogramma
  4. Betrokken personen

1.

Overzicht

datum

wat

wie

tot en met

dagen

13 juni 1956

Tweede Kamerverkiezingen9

     

16 juni 1956

Benoeming formateur10

W.­ Drees2

23 juli 1956

38

24 juni 1956

Benoeming formateur

C.P.M. Romme11

1 augustus 1956

9

7 augustus 1956

Benoeming informateur

P.­ Lieftinck12

15 augustus 1956

9

16 augustus 1956

Benoeming informateur

P.­ Lieftinck

20 augustus 1956

5

22 augustus 1956

Benoeming informateur

W.F. de Gaay Fortman13

15 september 1956

25

20 september 1956

Benoeming informateur

J.A.W. Burger14

8 oktober 1956

19

9 oktober 1956

Benoeming formateur

W.­ Drees

11 oktober 1956

3

13 oktober 1956

Beëdiging15 nieuwe bewindslieden

Koningin Juliana16

   
 

Totale duur formatie17

   

119

2.

Verloop van de formatie

Formatie-Drees

Op grond van de verkiezingsuitslag leek een kabinet van PvdA, KVP, ARP, VVD en CHU onder leiding van de zittende premier Drees de meest voor de hand liggende optie. Het was dan ook geen verrassing dat de koningin Willem Drees tot formateur benoemde. Hij streefde inderdaad naar een kabinet bestaande uit vijf partijen, maar liep al snel tegen obstakels op.

Allereerst botsten de PvdA en de KVP over kwestie zoals de bezitsvorming, de huurverhoging en -belasting en het ontslag van ambtenaressen die in het huwelijk traden. Naast deze partijpolitieke twistpunten, moest Drees een compromis zien te vinden voor defensie. Minister Staf18 wilde namelijk een verhoging van het budget om aan de eisen van de NAVO te kunnen blijven voldoen, terwijl Drees het daar niet mee eens was. Met moeite werd een compromis gevonden.

Drees dacht aan een zetelverdeling van 5-5-2-1-1, met vijf ministers voor de PvdA en de KVP, twee ministers voor de ARP en CHU en VVD ieder één minister. Het verlangen van Romme11 gooide echter roet in het eten: de katholieke voorman eiste een samenvoeging van de posten van Binnenlandse Zaken en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie.

Deze ingewilligde wens zou tijdens de formatie nog voor een hoop problemen zorgen. Romme ging uiteindelijk, aan de hand van vijf eisen, niet akkoord met een conceptprogramma van Drees. De formateur gaf daarop zijn opdracht terug en deed het verzoek niet meer als (in)formateur bij een (in)formatie betrokken te worden. Verdere betrokkenheid bij een mislukte formatie zou namelijk zijn positie ernstig in gevaar kunnen brengen.

Formatie-Romme

Na de teruggave van Drees vroeg de koningin KVP-leider Romme een kabinet te formeren. Op basis van de vijf punten schreef hij een eigen conceptprogramma. In zijn concept legde hij veel meer een nadruk op de financiële aspecten, bijvoorbeeld op een belastingverlaging. Ook de bezitsvorming kreeg een zeer prominente plek in het stuk, dat sowieso zeer gedetailleerd was. Naast deze twee belangrijke punten bepleitte Romme ook een grondwetsherziening.

De reacties op het program vanuit de ARP en CHU waren relatief positief. De PvdA en VVD waren echter zeer negatief, waardoor Romme na een week besloot zijn formatieopdracht terug te geven. De formatie zat vast.

Informatie-Lieftinck

Om uit de impasse te komen vroeg de koningin oud-minister Lieftinck12 (PvdA) een informatieronde te houden. Lieftinck stelde, op basis van de programma's van Drees en Romme zeven punten op: de PvdA aanvaardde deze, de KVP niet.

Nadat zijn eerste opdracht was mislukt, kreeg Lieftinck een tweede informatieopdracht. Daarin vroeg de koningin hem te onderzoeken of een extraparlementair kabinet19 kon worden gevormd. De informateur riep daarop de politiek leiders bijeen en vroeg hen toestemming om zelfstandig kandidaten te benaderen. Alle fracties, op de PvdA na, reageerden afwijzend op dit voorstel.

Desondanks benaderde Lieftinck onder anderen Suurhoff20, Witte21 en Kolfschoten22. Romme van zijn kant oefende zware druk uit op de KVP-ministers, waardoor zij uiteindelijk wel moesten weigeren. De ARP en CHU verklaarden niet in een kabinet zonder KVP plaats te nemen, waarna Lieftinck geen oplossing vond.

Informatie-De Gaay Fortman

In de consultatieronde die na de informatie-Lieftinck volgde, gaven de meest partijleiders aan de formatieopdracht het liefst bij een invloedrijk antirevolutionair te zien. Zij dachten met name aan ARP-leider Zijlstra. De koningin koos echter niet voor Zijlstra, maar voor De Gaay Fortman13, hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Hij zag Drees - die vanzelfsprekend als premier werd gezien - als een obstakel in de vorming van een nieuw kabinet, omdat Drees te veel een PvdA-man zou zijn. Daarom besloot de informateur aan te sturen op vervanging van Drees en in diens plaats Gouverneur van Suriname Van Tilburg23 (PvdA) als premier te vragen.

Alhoewel het plan in eerste instantie als verfrissend werd ervaren, sloeg de stemming geleidelijk aan om. De gelegenheid daartoe was er, omdat Van Tilburg eerst vanuit Suriname naar Nederland moest komen. De PvdA wilde graag Drees en Mansholt24 (die ook niet in de plannen van De Gaay Fortman voorkwam) houden, en verlangde anders Suurhoff als premier. Van Tilburg bleek onder die omstandigheden niet beschikbaar te zijn.

Als noodgreep probeerde de informateur een kabinet te vormen van KVP, ARP, VVD en CHU (en partijlozen). Bereidheid daartoe was er evenwel niet; diverse kandidaten weigerden. De informateur concludeerde daarop dat hij geen oplossing zag.

Informatie-Burger en formatie-Drees

Burger14 kreeg nu de taak om als informateur de formatie uit het slop te trekken, zodat Drees een kabinet kon formeren. Uit de poging van De Gaay Fortman was gebleken dat een kabinet zonder Drees of zonder de PvdA geen optie was. Een aantal dagen na het ontvangen van de informatieopdracht trad Burger met Romme in conclaaf tijdens een conferentie in Parijs. Uit dit overleg kwamen een aantal compromissen tussen PvdA en KVP voort, waardoor de twee grootste partijen in grote lijnen inhoudelijk akkoord waren.

Nadat Burger de weg vrij had gemaakt voor een formatiepoging, werd Drees benoemd tot formateur. Achter de schermen werd hij bijgestaan door Staf. De eerder gekozen zetelverdeling (5-5-1-1-1) stond nog steeds. Bij de ARP was langzamerhand enige wrevel vanwege de portefeuilleverdeling ontstaan. Het verschil in Kamerzetels tussen de ARP en de VVD was twee in het voordeel van de antirevolutionairen en dat zagen zij graag uitbetaald in een extra kabinetspost.

Burger en Drees boden de ARP daarom de post Overzeese Rijksdelen aan. Als tegenwicht tegen het blok van de drie christelijke partijen zag de PvdA de VVD graag als partner in het kabinet. Voor die partij was H.A. Korthals25 in beeld als minister van Verkeer en Waterstaat. Uiteindelijk zag de VVD echter af van deelname aan het kabinet, omdat haar geringe invloed op het kabinetsbeleid met slechts één ministerspost als een te groot risico werd gezien.

De puzzel liet zich nu relatief eenvoudig oplossen. V&W ging (naast Economische Zaken) naar de ARP, waardoor Algera26 en Zijlstra27 voor die partij minister bleven. Overzeese Rijksdelen ging naar de CHU, omdat minister van Defensie Staf de post ad interim erbij nam. Het laatste vraagteken was de invulling van Binnenlandse Zaken en PBO, waarvoor de KVP Struycken28 als minister en vicepremier naar voren schoof. Daarmee had Drees zijn kabinet rond. Struycken kreeg de jonge econoom Norbert Schmelzer29 als staatssecretaris voor bezitsvorming onder zich.

3.

Regeerprogramma

Het regeringsprogramma30 van 1959 omvatte de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP4, PvdA3, ARP5 en CHU6 en vormde de basis voor het kabinet-Drees IV7. Centraal stond het handhaven van het begrotingsevenwicht en het op peil houden van de werkgelegenheid.

  • meer informatie

4.

Betrokken personen

De formateur

W. (Willem) Drees

Willem Drees sr,

'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel31. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.

meer informatie

C.P.M. (Carl) Romme

Carl Romme

Voorman van de KVP die met Drees2 in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn32. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé33 en Schmelzer29. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.

meer informatie

P. (Piet) Lieftinck

Piet Lieftinck

Minister van Financiën tijdens de naoorlogse periode van wederopbouw met groot gezag. Werd al op vrij jonge leeftijd hoogleraar economie en monetair beleid in Rotterdam. Behoorde voor de oorlog tot de linkervleugel van de CHU en 'brak in 1946 door34' naar de PvdA. Voorstander van marktordening en sociale hervorming. Als minister kreeg hij bijnamen als 'De kei van de kneuterdijk', maar ook 'De grootste boef van Nederland'. Was er in hoge mate verantwoordelijk voor dat Nederland na de oorlog financieel weer op orde werd gebracht. Vooral bekend door het Tientje van Lieftinck, dat symbool stond voor de geldsanering. Streng minister, die de financiële teugels strak hield. Na zijn ministerschap vervulde hij internationale functies.

meer informatie

W.F. de Gaay Fortman

W.F. de Gaay Fortman

Gezaghebbende progressieve ARP- en CDA-politicus. Was ambtenaar, secretaris van de rijksbemiddelaars en docent aan de CNV-kaderschool en werd later hoogleraar aan de VU. In 1956 zonder succes formateur tijdens de lange kabinetsformatie van dat jaar. Wist in 1960, het jaar waarin hij ook senator was geworden, echter snel een kabinetscrisis op te lossen. Liet zich in 1973 samen met Boersma35 overhalen minister te worden in het kabinet-Den Uyl36. Had een goede band met de ex-gereformeerde Den Uyl37. Als minister een relativerende, vaderlijke figuur. Speelde een belangrijke rol bij de onafhankelijkheid van Suriname en kwam met een plan om Nederland op te delen in 24 provincies. Was in 1981 nog eens als informateur betrokken bij een formatie en wist de weg te openen voor een kabinet van CDA, PvdA en D66. Tot op hoge leeftijd kritisch volger van de koers van het CDA.

meer informatie

J.A.W. (Jaap) Burger

Jaap Burger

PvdA-voorman die in het tijdperk-Drees, maar ook nadien, onder meer als formateur, een vooraanstaande politieke rol speelde. Was advocaat in Dordrecht en werd in 1944 als Engelandvaarder opgenomen in het kabinet-Gerbrandy38. Een conflict met Gerbrandy39 over de naoorlogse berechting van 'foute' Nederlanders leidde tot zijn aftreden. In 1945 voor de SDAP lid van het noodparlement en vanaf 1952 als fractievoorzitter naast Drees2 de voornaamste PvdA-politicus. In 1955 en 1956 succesvol informateur. Verliet in 1962 de Tweede Kamer na kritiek op zijn ongepolijste stijl. Werd daarna senator en in 1970 staatsraad. Mede door zijn directe wijze van uitdrukken en doortastende optreden wist hij in 1973 een wig te drijven in het confessionele kamp en werd hij de architect van het kabinet-Den Uyl36. Was behalve PvdA-voorman ook voorzitter van de VARA.

meer informatie

De fractievoorzitters bij de onderhandelingen

J.A.W. (Jaap) Burger

Jaap Burger

PvdA-voorman die in het tijdperk-Drees, maar ook nadien, onder meer als formateur, een vooraanstaande politieke rol speelde. Was advocaat in Dordrecht en werd in 1944 als Engelandvaarder opgenomen in het kabinet-Gerbrandy38. Een conflict met Gerbrandy39 over de naoorlogse berechting van 'foute' Nederlanders leidde tot zijn aftreden. In 1945 voor de SDAP lid van het noodparlement en vanaf 1952 als fractievoorzitter naast Drees2 de voornaamste PvdA-politicus. In 1955 en 1956 succesvol informateur. Verliet in 1962 de Tweede Kamer na kritiek op zijn ongepolijste stijl. Werd daarna senator en in 1970 staatsraad. Mede door zijn directe wijze van uitdrukken en doortastende optreden wist hij in 1973 een wig te drijven in het confessionele kamp en werd hij de architect van het kabinet-Den Uyl36. Was behalve PvdA-voorman ook voorzitter van de VARA.

meer informatie

J.M. (Joan) Willems

Joan Willems

Vooraanstaande Brabantse 'doorbraak34'-socialist en voorman van de Katholieke Werkgemeenschap in de PvdA. Vicevoorzitter van de PvdA-Tweede Kamerfractie en in 1959 en 1963 PvdA-lijsttrekker in de zuidelijke provincies. Was in 1954 de voornaamste woordvoerder van de katholieken in de PvdA die zich keerden tegen het 'Mandement40'. Hield zich als Kamerlid vooral bezig met culturele zaken en Koninkrijksaangelegenheden. Had grote belangstelling voor monumentenzorg. Verliet in 1970 de Kamer, omdat hij lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant was geworden.

meer informatie

C.P.M. (Carl) Romme

Carl Romme

Voorman van de KVP die met Drees2 in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn32. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé33 en Schmelzer29. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.

meer informatie

W.J. (Jan) Andriessen

Jan Andriessen

Katholiek politicus, die zowel Eerste en Tweede Kamerlid als partijvoorzitter was. Bezadigde nuchtere Tukker, die met niet meer dan lagere school tientallen jaren een zeer vooraanstaande rol speelde in de katholieke arbeidersbeweging en later in de KVP. Als partijvoorzitter en plaatsvervangend fractievoorzitter steunpilaar van Romme11. In de Kamer woordvoerder op het gebied van volkshuisvesting en sociale zaken. Diep gelovig katholiek en onkreukbaar. Kende de sociale encyclieken en de commentaren erop van haver tot gort en handelde er ook naar. Bindende persoonlijkheid die zijn beperkingen kende. Vader van Frans Andriessen41.

meer informatie

J. (Jelle) Zijlstra

Jelle Zijlstra

Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III8 en later in het kabinet-De Quay42 minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank43, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.

meer informatie

C. (Kees) Staf

Kees Staf

Krachtige minister op de twee defensiedepartementen in de jaren vijftig. Was directeur van de Heidemij en topambtenaar op het ministerie van Landbouw en werd in 1951 voor de CHU minister van Oorlog en van Marine. Hij bleef dat tot begin 1959. Reorganiseerde de Nederlandse strijdkrachten, onder meer vanwege de Nederlandse deelname aan de NAVO. Stond goed aangeschreven bij de Amerikanen en gold als een bekwame manager. Speelde bij enkele kabinetsformaties een bemiddelende rol. Was overigens niet geheel onomstreden vanwege zijn betrokkenheid bij de uitzending van Nederlandse boeren naar Oost-Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog.

meer informatie

P.J. Oud

P.J. Oud

Staatsman, geschiedschrijver, staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB44 en de VVD1. Begon zijn loopbaan als kandidaat-notaris en belastingontvanger en was al op jonge leeftijd een vooraanstaand en veelzijdig Tweede Kamerlid. Trad in 1933 met Marchant45 toe tot het crisiskabinet-Colijn en voerde als minister van Financiën een strak bezuinigingsbeleid. In 1938 burgemeester van Rotterdam (tot 1952). Na de oorlog korte tijd lid van de PvdA3, maar voelde zich daarin toch niet thuis en richtte met Stikker46 in 1948 de VVD op. Werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair. Schreef standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.

meer informatie

H.A. (Henk) Korthals

Henk Korthals

Vooraanstaand naoorlogs liberaal politicus, tweede man van de VVD-fractie. Afkomstig uit de journalistiek. Was als Tweede Kamerlid actief op het gebied van de europese samenwerking, economische zaken en defensie, en maakte deel uit van de enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-194547. Europeaan in hart en nieren en lid van het Europees Parlement. Vicepremier en minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-De Quay42. Stimuleerde in een tijd van welvaartsgroei sterk de aanleg van wegen. Werd door Oud48 als zijn opvolger gezien, maar trok zich in 1963 terug, omdat hij de confrontatie met partijgenoot-senator Van Riel49 vreesde. Deftige, integere politicus, die duidelijk tot de vooruitstrevende vleugel van zijn partij behoorde en die uit was op consensus.

meer informatie

De vaste adviseurs van de koningin

J.A. (Jan) Jonkman

J.A. Jonkman

Kenner van Nederlands-Indië die minister van Overzeese Gebiedsdelen was in het kabinet-Beel I50 en later Eerste Kamervoorzitter. Behoorde in Nederlands-Indië tot de progressieve figuren rond het blad De Stuw. Als minister kreeg hij te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd. Probeerde een realistische koers te varen, waarbij gestreefd werd naar overeenstemming met de Republiek Indonesia. Het in het najaar van 1946 gesloten Akkoord van Linggadjati bleek uiteindelijk geen basis voor overeenstemming en in 1947 werd overgegaan tot de eerste politionele actie tegen de Republiek. Na zijn ministerschap was hij lange tijd een gewaardeerde Senaatsvoorzitter. Naar buiten toe formalistisch, maar tevens sociaal voelend en beschikkend over verfijnde humor.

meer informatie

L.G. Kortenhorst

L.G. Kortenhorst

Katholieke Tweede Kamervoorzitter, die dat ambt vijftien jaar bekleedde. Was advocaat in Amsterdam en secretaris van katholieke werkgeversorganisatie en behoorde tot de vooraanstaande leden van de RKSP- en KVP-fracties, waarvan hij enige tijd secretaris was. Verdedigde als advocaat het 'foute' dagblad De Telegraaf en Pieter Menten. Was ook actief als schrijver en politiek commentator van De Volkskrant. Tijdens zijn voorzitterschap werd onder meer de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd. Was voorstander van levendige debatten. Kwam in december 1958 in conflict met de PvdA-fractie toen hij tegen de zin van de PvdA3 en het demissionaire kabinet afhandeling van een wetsvoorstel doorzette. Zijn charme zorgde er overigens voor dat die 'aanvaring' niet de persoonlijke verhoudingen verstoorde.

meer informatie

A.A.L. (Bram) Rutgers

A.A.L. Rutgers

Antirevolutionair staatsman en vicepresident van de Raad van State. Intelligente exacte wetenschapper. Kwam in Nederlands-Indië in het openbaar bestuur terecht. Werd later Gouverneur van Suriname en was in de jaren'30 enige tijd Tweede Kamerlid. Bescheiden en degelijk lid van de Raad van State die in de bezettingstijd de Afdeling voor Geschillen van Bestuur in stand hield waardoor hij nuttig verzetswerk kon doen. Na de oorlog, toen Beelaerts51 als vicepresident van de Raad van State disfunctioneerde, zorgde Rutgers voor het interne management. Eerst in de koloniën en later in Nederland was hij zeer betrokken bij het christelijk onderwijs.

meer informatie
 

Meer over

  • Kabinetsformaties sinds 194552
  • Het roerige jaar 1956
  • Kabinet-Drees IV7

  • 1. 
    De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
     
  • 2. 
    'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
     
  • 3. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 4. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 5. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 6. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 7. 
    Het kabinet-Drees IV was een coalitie van PvdA, KVP, ARP en CHU. Na de verkiezingen van 1956 zetten de partijen uit het kabinet-Drees III hun samenwerking voort. Het was het laatste van de rooms-rode kabinetten. Premier was PvdA-leider Willem Drees. Het kabinet trad aan op 13 oktober 1956.
     
  • 8. 
    Na de verkiezingen van 1952 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees bestond uit ministers van de PvdA, KVP, ARP en CHU en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD, deel van het voorgaande kabinet-Drees II, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.
     
  • 9. 
    De Tweede Kamerverkiezingen van 1956 waren op 13 juni van dat jaar. Het was een nek-aan-nek-race tussen KVP en PvdA, die werd gewonnen door laatstgenoemde partij. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer. Er waren verder slechts kleine verschuivingen in de zeteltallen.
     
  • 10. 
    Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
     
  • 11. 
    Voorman van de KVP die met Drees in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé en Schmelzer. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
     
  • 12. 
    Minister van Financiën tijdens de naoorlogse periode van wederopbouw met groot gezag. Werd al op vrij jonge leeftijd hoogleraar economie en monetair beleid in Rotterdam. Behoorde voor de oorlog tot de linkervleugel van de CHU en 'brak in 1946 door' naar de PvdA. Voorstander van marktordening en sociale hervorming. Als minister kreeg hij bijnamen als 'De kei van de kneuterdijk', maar ook 'De grootste boef van Nederland'. Was er in hoge mate verantwoordelijk voor dat Nederland na de oorlog financieel weer op orde werd gebracht. Vooral bekend door het Tientje van Lieftinck, dat symbool stond voor de geldsanering. Streng minister, die de financiële teugels strak hield. Na zijn ministerschap vervulde hij internationale functies.
     
  • 13. 
    Gezaghebbende progressieve ARP- en CDA-politicus. Was ambtenaar, secretaris van de rijksbemiddelaars en docent aan de CNV-kaderschool en werd later hoogleraar aan de VU. In 1956 zonder succes formateur tijdens de lange kabinetsformatie van dat jaar. Wist in 1960, het jaar waarin hij ook senator was geworden, echter snel een kabinetscrisis op te lossen. Liet zich in 1973 samen met Boersma overhalen minister te worden in het kabinet-Den Uyl. Had een goede band met de ex-gereformeerde Den Uyl. Als minister een relativerende, vaderlijke figuur. Speelde een belangrijke rol bij de onafhankelijkheid van Suriname en kwam met een plan om Nederland op te delen in 24 provincies. Was in 1981 nog eens als informateur betrokken bij een formatie en wist de weg te openen voor een kabinet van CDA, PvdA en D66. Tot op hoge leeftijd kritisch volger van de koers van het CDA.
     
  • 14. 
    PvdA-voorman die in het tijdperk-Drees, maar ook nadien, onder meer als formateur, een vooraanstaande politieke rol speelde. Was advocaat in Dordrecht en werd in 1944 als Engelandvaarder opgenomen in het kabinet-Gerbrandy. Een conflict met Gerbrandy over de naoorlogse berechting van 'foute' Nederlanders leidde tot zijn aftreden. In 1945 voor de SDAP lid van het noodparlement en vanaf 1952 als fractievoorzitter naast Drees de voornaamste PvdA-politicus. In 1955 en 1956 succesvol informateur. Verliet in 1962 de Tweede Kamer na kritiek op zijn ongepolijste stijl. Werd daarna senator en in 1970 staatsraad. Mede door zijn directe wijze van uitdrukken en doortastende optreden wist hij in 1973 een wig te drijven in het confessionele kamp en werd hij de architect van het kabinet-Den Uyl. Was behalve PvdA-voorman ook voorzitter van de VARA.
     
  • 15. 
    Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
     
  • 16. 
    Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
     
  • 17. 
    Kabinetsformaties na de verkiezingen duren sinds 1946 gemiddeld 103 dagen. Formaties van tussenkabinetten zijn daarbij buiten beschouwing gelaten. Soms komt het voor dat na een kabinetscrisis zonder nieuwe verkiezingen een ander of overgangskabinet wordt gevormd. Dergelijke formaties verlopen doorgaans veel sneller.
     
  • 18. 
    Krachtige minister op de twee defensiedepartementen in de jaren vijftig. Was directeur van de Heidemij en topambtenaar op het ministerie van Landbouw en werd in 1951 voor de CHU minister van Oorlog en van Marine. Hij bleef dat tot begin 1959. Reorganiseerde de Nederlandse strijdkrachten, onder meer vanwege de Nederlandse deelname aan de NAVO. Stond goed aangeschreven bij de Amerikanen en gold als een bekwame manager. Speelde bij enkele kabinetsformaties een bemiddelende rol. Was overigens niet geheel onomstreden vanwege zijn betrokkenheid bij de uitzending van Nederlandse boeren naar Oost-Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog.
     
  • 19. 
    Er zijn verschillende manieren om een kabinet te typeren. Kan een kabinet rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer dan spreken we van een meerderheidskabinet. Is dat niet het geval dan wordt het kabinet aangeduid als een minderheidskabinet.
     
  • 20. 
    Vooraanstaande sociaaldemocratisch politicus en vakbondbestuurder. Vertegenwoordiger van de (socialistische) vakbond in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Typische selfmade man, die het in 1952 tot minister van Sociale Zaken bracht. Werd vooral bekend doordat hij de AOW tot stand bracht, maar tot zijn wetgevende prestaties behoren ook de Gezondheidswet en de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. Ontwierp de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Keerde in 1959 terug in het parlement en werd in 1960 partijvoorzitter. In 1965 minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Cals. Werd reeds toen tussentijds uitgeschakeld door ziekte, en overleed enkele maanden na de val van het kabinet. Uitstekend spreker, die helder ingewikkelde onderwerpen kon uitleggen, en gewaardeerd minister, die het debat niet uit de weg ging.
     
  • 21. 
    Deskundig KVP-minister van Volkshuisvesting in de jaren vijftig die het nodige gezag had. Was voor zijn ministerschap in de kabinetten-Drees waterstaatkundig ingenieur en directeur van gemeentewerken en burgemeester van Bergen op Zoom. Tijdens zijn ambtsperiode als minister maakte de bouwsector een flinke groei door. Hij nam verder de voorbereiding van de Wet op de ruimtelijke ordening en een omvangrijke herziening van de Woningwet ter hand. Keerde in 1959 terug naar het burgemeestersambt (in Eindhoven) en onderbrak dit kortstondig toen hij minister werd in het kabinet-Zijlstra. Voortvarend en welbespraakt magistraat met een scherp intellect. Had in de Staatscommissie-Cals/Donner een waardevolle inbreng als wijze ervaren bestuurder.
     
  • 22. 
    Vooraanstaande katholieke politicus en bestuurder, die in het eerste naoorlogse kabinet-Schermerhorn minister van Justitie werd. Kreeg als zodanig te maken met de inrichting van de bijzondere rechtspleging, de zuivering van rechtscolleges, zoals van de Hoge Raad, en de repatriëring van overlevenden van de Holocaust. Was voor de oorlog secretaris van de RKSP en directeur van het partijbureau. Na zijn ministerschap Eerste Kamerlid en burgemeester van Eindhoven en van Den Haag. In Eindhoven zette hij zich in voor de komst van de Technische Hogeschool en in Den Haag bevorderde hij onder meer de komst van het Congresgebouw. Stond als burgemeester bekend als een charmante en beminnelijke bestuurder.
     
  • 23. 
    PvdA-bestuurder en Eerste Kamerlid, dat vooral een voorname rol speelde in de Rotterdamse gemeentepolitiek. Was belastinginspecteur en werd na de bevrijding wethouder van financiën en havenbedrijf van Rotterdam. In 1951 tevens financieel woordvoerder van de PvdA-senaatsfractie. In 1956 volgde een benoeming als Gouverneur van Suriname. Werd in dat jaar tijdens de formatie-De Gaay Fortman ook nog even genoemd als mogelijke premier. Keerde in 1962 terug naar Rotterdam.
     
  • 24. 
    Vooraanstaande sociaaldemocratische minister en Europeaan. Afkomstig uit een rijke, sociaal betrokken Groningse landbouwfamilie. Was - na een korte tijd in de Oost - boer en verzetsman in de Wieringermeer en werd op zijn 36ste minister van Landbouw in het kabinet-Schermerhorn/Drees. Zorgde tijdens zijn tienjarige ministerschap voor herstel van de voedselvoorziening en bevorderde de modernisering van de Nederlandse landbouw. Als Europees landbouwcommissaris speelde hij vanaf 1958 eveneens een belangrijke rol bij de schaalvergroting in de landbouw en bij het ontwikkelen van een Europees landbouwbeleid. In 1972 negen maanden voorzitter van de Europese Commissie. Dynamische en sportieve man met groot nationaal en internationaal gezag en met duidelijk omlijnde visies over internationale economische en ecologische vraagstukken.
     
  • 25. 
    Vooraanstaand naoorlogs liberaal politicus, tweede man van de VVD-fractie. Afkomstig uit de journalistiek. Was als Tweede Kamerlid actief op het gebied van de europese samenwerking, economische zaken en defensie, en maakte deel uit van de enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945. Europeaan in hart en nieren en lid van het Europees Parlement. Vicepremier en minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-De Quay. Stimuleerde in een tijd van welvaartsgroei sterk de aanleg van wegen. Werd door Oud als zijn opvolger gezien, maar trok zich in 1963 terug, omdat hij de confrontatie met partijgenoot-senator Van Riel vreesde. Deftige, integere politicus, die duidelijk tot de vooruitstrevende vleugel van zijn partij behoorde en die uit was op consensus.
     
  • 26. 
    ARP-Tweede Kamerlid en minister. Nuchtere en bescheiden Fries, die als minister veel waardering en sympathie genoot. Stond bekend als een harde werker. Was voor hij Tweede Kamerlid werd gedeputeerde van Friesland en in 1945 waarnemend burgemeester van Leeuwarden. Maakte deel uit van de enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945. Minister van Verkeer en Waterstaat in de kabinetten-Drees III en -Drees IV. Na de watersnoodramp van 1953 verantwoordelijk voor de plannen tot dijkherstel. Bracht daarna in 1958 de Deltawet tot stand, die uitvoering gaf aan het Deltaplan tot verhoging van dijken en het afsluiten van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse zeegaten. Beëindigde zijn loopbaan als staatsraad.
     
  • 27. 
    Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
     
  • 28. 
    Vooraanstaande KVP-minister en bestuurder. Was wethouder in Breda en werd in 1950 minister van Justitie in het eerste kabinet-Drees. Verleende gratie aan de 'vier van Breda'. Keerde in 1951 niet terug en werd Gouverneur van de Nederlandse Antillen. Door Romme in 1956 teruggehaald als minister van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en PBO in het kabinet-Drees IV. Bracht met Samkalden de Politiewet tot stand. Werd, hoewel hij vicepremier was, na het aftreden van Drees in 1958 geen premier vanwege verzet in de KVP-top en stapte na zijn aftreden over naar de Raad van State. In het kabinet-Zijlstra nog even teruggekeerd als minister van Justitie. Kreeg wel eens het verwijt onvoldoende dossierkennis te hebben, maar had wel leidinggevende capaciteiten.
     
  • 29. 
    Leider van de KVP in de jaren zestig, toentertijd de grootste partij. Pragmatische christendemocraat, die na een ambtelijke loopbaan snel carrière maakte in de politiek, mede dankzij de steun van KVP-voorman Romme. Werd na staatssecretariaten in de kabinetten-Drees, -Beel en -De Quay eind 1963 fractievoorzitter. Speelde als zodanig een hoofdrol in de naar hem genoemde 'Nacht'. Een door hem ingediende motie leidde toen (14 oktober 1966) tot de val van het door zijn partijgenoot Cals geleide kabinet. Leidde daarna nog tot 1971 zijn partij en werd vervolgens minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Biesheuvel. Charmante, hoffelijke man, die echter evenzeer als behendig machtspoliticus werd gezien. Door de cabaretier Wim Kan werd hij vanwege zijn rol bij de kabinetscrisis van 1966 omschreven als 'een (gladde) teckel met een vette kluif in zijn bek'.
     
  • 30. 
    Regeringsprogramma's en regeerakkoorden hebben gemeen dat schriftelijk het voorgenomen beleid van een toekomstig kabinet wordt vastgelegd. Een regeringsprogramma kan ter goedkeuring voorgelegd worden aan de coalitiefracties, maar dit is niet strikt noodzakelijk.
     
  • 31. 
    Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
     
  • 32. 
    Dit kabinet had, anders dan de vier voorgaande kabinetten, weer een parlementair karakter. Het werd gesteund door RKSP, ARP en CHU. De financieel-economische problemen beheersten het kabinetsbeleid. Daarnaast vroegen de toevloed van (joodse) vluchtelingen, de toenemende onrust in de samenleving door het optreden van de NSB en de internationale spanningen veel aandacht. Er was sprake van een steeds grotere oorlogsdreiging, met name in september 1938.
     
  • 33. 
    In 1956 de eerste vrouwelijke minister van ons land. Doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Was aanvankelijk docente scheikunde en op dat terrein gepromoveerd. Actief in het verzet als koerierster en in 1944-1945 organisator van hulpverlening. Vertrouwelinge van Romme em als Tweede Kamerlid buitenland-woordvoerder van haar fractie met belangstelling voor de Europese samenwerking. Volgde in 1956 Van Thiel op als minister van Maatschappelijk Werk. Bracht in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Loodste in 1966 als minister van Cultuur de Omroepwet door het parlement. Was in het kabinet-De Jong de enige vertegenwoordigster van de linkervleugel van de KVP. Vrouw met veel gezag in het parlement, die door haar mannelijke collega's vaak vriendschappelijk werd geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoerde. Kwam soms wat hautain en belerend over, mede door haar deftige spreektrant. Werd in 1971 als eerste vrouw minister van staat.
     
  • 34. 
    Na de Tweede Wereldoorlog streefden progressieven naar een zogenaamde 'doorbraak': niet langer moest het 'geloof' bepalend zijn voor de politieke keuze. Progressieve katholieken en protestanten dienden zich aan te sluiten bij sociaaldemocraten en vrijzinnig-democraten in één progressieve partij.
     
  • 35. 
    Progressieve antirevolutionair en vakbondsman uit Friesland die in 1973 zijn fractieleider Biesheuvel trotseerde door 'ja' te zeggen op het verzoek van informateur Burger om minister te worden in het te vormen kabinet-Den Uyl. Was voor hij in de politiek kwam economisch adviseur van het CNV. Vanaf 1964 als Tweede Kamerlid woordvoerder economische en sociale zaken. Werd in 1971 minister van Sociale Zaken in het kabinet-Biesheuvel en lag toen geregeld in de clinch met de VVD- en DS'70-ministers over het sociaaleconomische beleid. Als minister in het kabinet-Den Uyl koos hij vaak de zijde van de progressieve bewindslieden. Keerde in 1978 nog wel kort terug in de Kamer, maar stapte snel daarna uit onvrede over zijn positie in de CDA-fractie over naar het bedrijfsleven. Was later enige jaren PvdA-lid. Gedreven, emotioneel betrokken politicus.
     
  • 36. 
    Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
     
  • 37. 
    Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
     
  • 38. 
    De kabinetten-Gerbrandy staan ook bekend als de 'Londense kabinetten', omdat de regering daar in verband met de Duitse bezetting van Nederland verbleef. Gerbrandy was als minister-president een onvermoeibaar strijder voor de Nederlandse zaak. Via radiotoespraken inspireerde hij, net als koningin Wilhelmina, het Nederlandse verzet. Er vonden diverse ministerswisselingen plaats, waarbij ook de verhouding tussen ministers en de koningin een belangrijke rol speelde.
     
  • 39. 
    Fries, jurist, hoogleraar, maar bovenal oorlogspremier. Was gedeputeerde in Friesland en hoogleraar handels- en procesrecht aan de VU en al in 1929 kandidaat-minister. Trad in 1939 tegen de zin van zijn partij toe tot het tweede kabinet-De Geer en werd in september 1940 door de koningin aangezocht als premier, omdat hij, anders dan De Geer, krachtdadiger streed voor herwinning van de vrijheid. Inspireerde vanuit Londen met zijn kenmerkende stemgeluid in radiopraatjes het verzet. Trad als premier vaak zonder overleg met collega's op, hetgeen tot de nodige conflicten leidde. Na de oorlog fel opposant tegen de Indiëpolitiek van de kabinetten-Drees. Trok zich als Kamerlid vaak weinig aan van de lijn die door de fractie was uitgestippeld. Zette zich in voor een gelijkwaardige positie van de Friese taal. Solist, eigengereid, maar ook standvastig en oprecht.
     
  • 40. 
    Op 30 mei 1954 brachten de Nederlandse bisschoppen, met aan het hoofd Johannes kardinaal de Jong een herderlijk schrijven (Mandement) uit over de katholiek in het openbare leven. Kernpunten van het Mandement waren een verbod voor katholieken om lid te zijn van de socialistische vakbeweging NVV en om regelmatig socialistische vergaderingen bij te wonen, socialistische pers te lezen of naar de VARA te luisteren.
     
  • 41. 
    Vooraanstaande christendemocraat van katholieken huize. Kwam in 1967 voor de KVP in de Kamer nadat zijn vader die had verlaten. Als voormalige directeur van een instituut voor de bouw aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting. Volgde in 1971 Veringa op als partijleider toen deze moest aftreden vanwege gezondheidsproblemen. Leidde de KVP-Tweede Kamerfractie tijdens het kabinet-Den Uyl, waaraan hij kritisch, maar ook loyaal steun gaf. In 1977 maakte hij bezwaar tegen het ontwerp-regeerakkoord met de PvdA en werd hij door die partij afgewezen als kandidaat voor Economische Zaken. In het eerste kabinet-Van Agt dat na de mislukte formatie-Den Uyl werd gevormd, was hij minister van Financiën. Trad af, omdat hij vond dat er meer bezuinigd moest worden. Nadien Europees Commissaris voor handelspolitiek en landbouw. Pragmatisch politicus.
     
  • 42. 
    Dit centrumrechtse kabinet van KVP, ARP, CHU en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1959 als opvolger van het kabinet-Beel II. Het was het eerste naoorlogse kabinet zonder de PvdA. Minister-president De Quay kwam van de KVP. Het kabinet trad op 19 mei 1959 aan.
     
  • 43. 
    De Nederlandsche Bank (DNB) is de centrale bank van Nederland en tevens toezichthouder op de Nederlandse banken.
     
  • 44. 
    De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
     
  • 45. 
    Militante politiek leider van de vrijzinnig-democraten, die felle aanvallen op zijn tegenstanders niet schuwde. Was advocaat en wethouder in Deventer en werd in 1899 als links-liberaal naar de Tweede Kamer afgevaardigd. Was daar spoedig een geducht woordvoerder op talrijke beleidsterreinen en volgde in 1916 Dirk Bos op als fractievoorzitter. Zorgde in 1919 via een initiatiefwet voor de invoering van het vrouwenkiesrecht. Politieke tegenstander van Colijn, wiens kabinet hij in 1925 ten val bracht. Wist toen echter geen centrumlinks kabinet te vormen. Trad in 1933 evenwel als minister van Onderwijs toe tot het crisiskabinet-Colijn II. Kwam met een spellingsvereenvoudiging (spelling-Marchant). Nadat zijn positie in de VDB door zijn heimelijke overgang naar het katholicisme onhoudbaar was geworden, trad hij in 1935 af. Scherp debater, die gestileerde speeches hield. Had als bijnaam 'Le tigre neerlandais'.
     
  • 46. 
    Liberale naoorlogse voorman met een nuchtere, zakelijke inslag. Zoon van een Groningse herenboer. Begon als bankier en was later directeur van bierbrouwerij Heineken. Legde als organisator van de Stichting van de Arbeid tijdens de Tweede Wereldoorlog de basis voor de naoorlogse overlegeconomie. In 1946 medeoprichter van de Partij van de Vrijheid en in 1948 van de VVD. Werd in dat jaar als minister van Buitenlandse Zaken opgenomen in het kabinet-Drees I. Tijdens zijn ministerschap werd de NAVO opgericht en de aanzet gegeven voor Europese samenwerking. Hijzelf was vooral atlanticus en tegenstander van Europees federalisme. Kwam in 1951 in conflict met partijleider Oud over Nieuw-Guinea. Na zijn vertrek uit de politiek ambassadeur en daarna secretaris-generaal van de NAVO. Stond bekend als tamelijk ijdel.
     
  • 47. 
    Deze parlementaire enquête richtte zich op het regeringsbeleid der kabinetten-De Geer, -Gerbrandy I en II, -Gerbrandy III en -Schermerhorn sedert de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 en de oorlog met Japan tot aan de opening van de zitting der voorlopige Staten-Generaal op 20 november 1945, alsmede naar voorafgaande beleid voor zover dit onmiddellijk verband hield met de gebeurtenissen in de vorenbedoelde tijdvakken.
     
  • 48. 
    Staatsman, geschiedschrijver, staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB en de VVD. Begon zijn loopbaan als kandidaat-notaris en belastingontvanger en was al op jonge leeftijd een vooraanstaand en veelzijdig Tweede Kamerlid. Trad in 1933 met Marchant toe tot het crisiskabinet-Colijn en voerde als minister van Financiën een strak bezuinigingsbeleid. In 1938 burgemeester van Rotterdam (tot 1952). Na de oorlog korte tijd lid van de PvdA, maar voelde zich daarin toch niet thuis en richtte met Stikker in 1948 de VVD op. Werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair. Schreef standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.
     
  • 49. 
    Markant Eerste Kamerlid met onafscheidelijke sigaar en bolhoed, die sprak met Drentse tongval hoewel hij nauwelijks in die provincie had gewoond. Kleinzoon van de liberale staatsman Harm Smeenge; zijn moeder was een voorvechtster van vrouwenkiesrecht. Zeer belezen en scherp debater, die provocatieve uitspraken niet schuwde. Ondervoorzitter van de VVD en politieke peetvader van Hans Wiegel, met voorkeur voor de beter betaalde werknemers. Veel besproken figuur in de VVD, die na een minder geslaagde loopbaan bij een bank gedeputeerde was van Zuid-Holland. Een onberekenbare, vaak irritante, maar steeds boeiende man, die in eigen kring soms weerstanden opriep, maar ook werd beschouwd als 'grand old man' van de VVD.
     
  • 50. 
    Het eerste kabinet-Beel I werd gevormd na de verkiezingen van 1946, de eerste verkiezingen na de oorlog. Het bestond uit ministers van KVP en PvdA, alsmede drie partijloze bewindslieden en was de opvolger van het kabinet-Schermerhorn/Drees. Minister-president Beel was afkomstig uit de KVP. Het kabinet-Beel was het eerste van de rooms-rode kabinetten. Tot 1958 zouden KVP en PvdA blijven samenwerken als regeringspartijen.
     
  • 51. 
    Hoffelijke, bescheiden diplomaat en minister; raadsman van de koningin. Was aanvankelijk gezant in China en later ambtenaar. Werd in 1923 als buitenstaander onverwacht formateur, overigens zonder succes. Minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-De Geer I en het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III. Vergezelde als vicepresident van de Raad van State de koningin naar Londen en was daar haar belangrijkste adviseur. Had een matigende invloed en durfde haar als één van de weinigen op haar constitutionele positie te wijzen. Had tamelijk feodale opvattingen over de omgang met medewerkers en wenste door ambtenaren van de Raad van State aangesproken te worden als 'president'. Kon geen afscheid nemen van het vicepresidentschap, ook niet nadat vanuit het kabinet was aangedrongen op zijn vertrek. Overleed zodoende op 84-jarige leeftijd 'in het harnas'.
     
  • 52. 
    In de periode 1945 tot en met 2024 zijn er zo'n 30 formaties geweest. Een formatie vindt in de regel elke vier jaar plaats, maar soms worden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven na een val van een kabinet. Dit was bijvoorbeeld het geval in 1982 na de val van het kabinet-Van Agt II of in 2012 na de val van het kabinet-Rutte I.