Kabinetsformatie 1963
De uitslag van de verkiezingen van 19631 leek te wijzen op voortzetting van het centrumrechtse bewind, maar de PvdA2 was aanvankelijk eveneens in beeld als regeringspartner. Informateur Romme3 kwam met een aantal zogeheten 'bouwstenen', die als basis moesten dienen voor een regeerakkoord. KVP4-fractievoorzitter De Kort5 werd daarna benoemd tot formateur.
Hoewel de PvdA zich inschikkelijk toonde, koos De Kort voor een kabinet met de VVD6. Hij slaagde evenwel niet een regeerakkoord tot stand te brengen. Dat lukte Beel als informateur wel. Aftredend premier De Quay7 trachtte vervolgens tevergeefs een kabinet te formeren met Marijnen8 als premier. Marijnen zelf slaagde daar ten slotte wel in.
Inhoudsopgave
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
15 mei 1963 |
||||
20 mei 1963 |
Benoeming informateur9 |
4 juni 1963 |
16 |
|
6 juni 1963 |
Benoeming formateur |
26 juni 1963 |
21 |
|
28 juni 1963 |
Benoeming informateur |
4 juli 1963 |
7 |
|
4 juli 1963 |
||||
5 juli 1963 |
Benoeming formateur |
15 juli 1963 |
11 |
|
16 juli 1963 |
Benoeming formateur |
23 juli 1963 |
8 |
|
24 juli 1963 |
Beëdiging12 nieuwe bewindslieden |
|||
Totale duur formatie14 |
65 |
Informatie-Romme
De regeringspartijen streefden in de verkiezingsstrijd naar de mogelijkheid tot voortzetting van het beleid van het kabinet-De Quay. Toch werd na de verkiezingen eerst een informateur, oud-KVP-leider Romme, benoemd. Hij bood de KVP de gelegenheid om ook met de PvdA te gaan praten. De KVP wilde namelijk deelname van de PvdA niet helemaal blokkeren. Omdat de VVD samenwerking met de PvdA wel uitsloot, moest de KVP op een enig moment toch een keuze maken. Desondanks bleef de optie van een vijfpartijenkabinet enige tijd boven de markt hangen.
Formatie-De Kort
Nadat Romme 38 bouwstenen voor een nieuw regeringsprogramma had geformuleerd, moest KVP-fractievoorzitter De Kort als formateur een keuze maken voor een regeringscombinatie. Die keuze werd bemoeilijkt, doordat de PvdA nogal tegemoet was gekomen aan de wensen van de andere partijen. De Kort koos, tot ontsteltenis van PvdA-leider Vondeling15, zonder een duidelijke argumentatie voor de VVD. VVD-leider Toxopeus16 trachtte zijn sterke onderhandelingspositie vervolgens uit te buiten door met extra eisen te komen. Dat stuitte echter op verzet bij de KVP. De Kort gaf hierop zijn opdracht terug.
Informatie-Beel
Vicepresident van de Raad van State Beel10 (KVP) moest de knoop ontwarren. Binnen een week wist hij KVP, ARP17, CHU18 en VVD tot elkaar te brengen. Het overleg eindigde op 4 juli in huize-Beel na een vergadering van tien uur over het zogenoemde 'Akkoord van Wassenaar'. De bouwstenen van Romme waren daarin vrij gedetailleerd uitgewerkt. De Quay werd hierna formateur.
Formatie-De Quay en formatie-Marijnen
De Quay7 wenste niet terug te keren als premier. De door hem aangezochte Zijlstra19 was voor de KVP echter onaanvaardbaar. Vervolgens kwam De Quay uit bij Landbouwminister Marijnen (KVP), die de formatie moch afmaken en premier zou worden.
Bij de bezetting van posten leverden alleen de weigering van diverse ARP'ers bij Onderwijs en de KVP-kandidaat voor Volkshuisvesting problemen op. Uiteindelijk kwam de KVP'er Bot20 op Onderwijs en kwam niet, zoals aanvankelijk de bedoeling was, Schmelzer21, maar vakbondsman en Kamerlid Bogaers22 op Volkshuisvesting.
Het regeerakkoord van 1963 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP4, CHU18, ARP17 en VVD6, en vormde de basis voor het kabinet-Marijnen23. Het is het eerste regeerakkoord dat werd afgesloten. Voor 1963 werden er regeringsprogramma's24 afgesloten. Centraal stond de introductie van een Pacificatiecommissie die de 'omroepkwestie' (toetreding nieuwe omroepen en reclame) moest oplossen.
De informateur
C.P.M. (Carl) Romme
Voorman van de KVP die met Drees25 in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn26. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé27 en Schmelzer21. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
W.L.P.M. (Wim) de Kort
'Tussenpaus' als KVP-leider na het vertrek van Romme3 en voor de komst van Schmelzer21. Promoveerde in Leuven in de sociale wetenschappen, waar hij ook wijsbegeerte studeerde. Was als Kamerlid vooral deskundig op het gebied van de sociale zekerheid. Combineerde sinds 1960 zijn Kamerwerk met het burgemeesterschap van Nieuw-Ginneken bij Breda. Volgde in 1961 Romme op als fractievoorzitter en werd in 1963 kabinetsformateur. Trad toen weinig gelukkig op. Enkele maanden na zijn mislukte en sterk bekritiseerde formatiepoging werd hij als fractievoorzitter vervangen door Schmelzer. Bleef nadien nog drie jaar in de Kamer en nog langere tijd burgemeester. Intelligente, joviale Brabander.
L.J.M. (Louis) Beel
Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III28 tevens vicepremier. Had een goede band met Drees25. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana13. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
De formateur
J.E. (Jan) de Quay
Katholieke hoogleraar psychologie, die tussen 1959 en 1963 het eerste naoorlogse kabinet29 zonder socialisten leidde. Kreeg in 1940 landelijke bekendheid als leider van de (omstreden) Nederlandse Unie30. Werd aan het einde van de oorlog minister van Oorlog en daarna Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Bevorderde in laatstgenoemde functie de industrialisatie van die provincie. Na een moeizame formatie in 1959 leider van een confessioneel-liberaal kabinet. Verklaarde nadien bij meerdere gelegenheden premier 'tegen wil en dank' te zijn. Was wel een goed teamleider en werd tamelijk populair. Keerde in 1963 desondanks niet terug als premier. Wilde slechts vicepremier onder Zijlstra19 worden, maar de KVP gaf de voorkeur aan een katholieke premier. Werd in 1963 wel Eerste Kamerlid, maar zag daar af van het fractievoorzitterschap. Vicepremier en minister van Verkeer in het interimkabinet-Zijlstra31. Regent met oog voor persoonlijke verhoudingen.
V.G.M. (Victor) Marijnen
KVP-minister, minister-president en bestuurder. Had een ambtelijke achtergrond en was secretaris van twee katholieke werkgeversorganisaties. Werd minister van Landbouw en Visserij in het kabinet-De Quay29 en in 1963 vrij verrassend minister-president, nadat De Quay7 zich niet meer beschikbaar stelde en de ARP'er Zijlstra19 op een veto van de KVP stuitte. Zijn kabinet23 kreeg te maken met de kwestie-Irene32 en struikelde al na anderhalf jaar na een intern conflict over de omroepkwestie. Zweeg in de Kamer toen oppositieleider Vondeling15 hem vroeg naar de reden van de crisis. Hij werd daarna voorzitter van de Rijnmondraad en burgemeester van 's-Gravenhage. Aimabele persoon, maar niet zo krachtig als minister-president.
De fractievoorzitters bij de onderhandelingen
W.L.P.M. (Wim) de Kort
'Tussenpaus' als KVP-leider na het vertrek van Romme3 en voor de komst van Schmelzer21. Promoveerde in Leuven in de sociale wetenschappen, waar hij ook wijsbegeerte studeerde. Was als Kamerlid vooral deskundig op het gebied van de sociale zekerheid. Combineerde sinds 1960 zijn Kamerwerk met het burgemeesterschap van Nieuw-Ginneken bij Breda. Volgde in 1961 Romme op als fractievoorzitter en werd in 1963 kabinetsformateur. Trad toen weinig gelukkig op. Enkele maanden na zijn mislukte en sterk bekritiseerde formatiepoging werd hij als fractievoorzitter vervangen door Schmelzer. Bleef nadien nog drie jaar in de Kamer en nog langere tijd burgemeester. Intelligente, joviale Brabander.
W.J. (Jan) Andriessen
Katholiek politicus, die zowel Eerste en Tweede Kamerlid als partijvoorzitter was. Bezadigde nuchtere Tukker, die met niet meer dan lagere school tientallen jaren een zeer vooraanstaande rol speelde in de katholieke arbeidersbeweging en later in de KVP. Als partijvoorzitter en plaatsvervangend fractievoorzitter steunpilaar van Romme3. In de Kamer woordvoerder op het gebied van volkshuisvesting en sociale zaken. Diep gelovig katholiek en onkreukbaar. Kende de sociale encyclieken en de commentaren erop van haver tot gort en handelde er ook naar. Bindende persoonlijkheid die zijn beperkingen kende. Vader van Frans Andriessen33.
E.H. (Edzo) Toxopeus
In de periode 1963-1969 de gezaghebbende leider van de VVD als opvolger van Oud34. Welsprekende, hoffelijke en aimabele zoon van een lutherse dominee. Aanvankelijk advocaat in Breda. Werd al na drie jaar in de Kamer minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Quay29. Befaamd om de Toxopeusronde (loonsverhoging voor ambtenaren) die hij als minister begin jaren zestig doorvoerde. Voerde tevens de vrije zaterdag en het welvaartvaste pensioen voor ambtenaren in. Na zijn ministerschap in het kabinet-Marijnen23 teruggekeerd in de Tweede Kamer als fractievoorzitter. Werd in 1969 Commissaris van de Koningin in Groningen en daarna staatsraad en minister van staat.
H. (Henk) van Eijsden
Beminnelijk antirevolutionair Tweede Kamerlid uit de kring van de christelijke middenstanders, die algemeen geacht was. Was aanvankelijk in de Kamer middenstandsdeskundige, maar ontwikkelde zich snel tot allround parlementariër. Zo was hij financieel woordvoerder, maar sprak hij ook over economische zaken, volkshuisvesting en koninkrijkszaken. Secretaris van zijn fractie. In mei 1963, na het vertrek van Bruins Slot35, bij verrassing als compromisfiguur gekozen tot fractieleider. Werd kort daarop echter ernstig ziek en nog tijdens de formatie vervangen door Biesheuvel36. Overleed een jaar later.
B.W. (Barend) Biesheuvel
Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong37. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet38, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
H.K.J. (Henk) Beernink
CHU-voorman na het vertrek van Tilanus39 in 1963. Combineerde lange tijd het Tweede Kamerlidmaatschap met de functie van gemeentesecretaris van Rijswijk (Z.H.). Zag in 1967 zijn loopbaan bekroond met het ministerschap van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Jong37. Was kort na zijn aantreden als minister verantwoordelijk voor de vervanging40 van burgemeester Van Hall41 van Amsterdam. Liet veel werkzaamheden over aan zijn staatssecretaris en partijgenoot Van Veen42. Stond bekend als conservatief 'law and order'-politicus en als schaker en sigarenroker. Maakte op het eerste gezicht een wat stugge, gesloten indruk. Betrouwbare, hardwerkende en relativerende politicus met zakelijke nuchterheid, die zijn achterban goed kende.
De vaste adviseurs van de koningin
J.A. (Jan) Jonkman
Kenner van Nederlands-Indië die minister van Overzeese Gebiedsdelen was in het kabinet-Beel I43 en later Eerste Kamervoorzitter. Behoorde in Nederlands-Indië tot de progressieve figuren rond het blad De Stuw. Als minister kreeg hij te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd. Probeerde een realistische koers te varen, waarbij gestreefd werd naar overeenstemming met de Republiek Indonesia. Het in het najaar van 1946 gesloten Akkoord van Linggadjati bleek uiteindelijk geen basis voor overeenstemming en in 1947 werd overgegaan tot de eerste politionele actie tegen de Republiek. Na zijn ministerschap was hij lange tijd een gewaardeerde Senaatsvoorzitter. Naar buiten toe formalistisch, maar tevens sociaal voelend en beschikkend over verfijnde humor.
F.J.F.M. (Frans-Joseph) van Thiel
Bekende en populaire katholieke Tweede Kamervoorzitter in de jaren zestig. Hij vervulde dat ambt op vaderlijke wijze met veel (Brabantse) humor, tact en soepelheid. Tijdens zijn voorzitterschap vonden de 'Nacht van Schmelzer44' en de discussies over de 'Drie van Breda' plaats. Onder zijn voorzitterschap werd bovendien de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd en werd het Kamerwerk dichter bij de burgers gebracht (televisie-uitzendingen, hoorzittingen). Was afkomstig uit een Helmondse ondernemersfamilie. Werd in 1952 in het kabinet-Drees III28 de eerste minister van Maatschappelijk Werk en keerde in 1956 terug in de Tweede Kamer, waarvan hij namens de KVP eerder al vier jaar deel had uitgemaakt.
L.J.M. (Louis) Beel
Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III28 tevens vicepremier. Had een goede band met Drees25. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana13. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
Meer over
- 1.Op 15 mei 1963 waren er reguliere Tweede Kamerverkiezingen. Er lagen ook enkele grondwetsvoorstellen voor. Winnaars waren de KVP, die 50 zetels behaalde en nieuwkomer Boerenpartij, die onder leiding van 'boer' Koekoek drie zetels kreeg. Kleine winst was er verder voor CPN en PSP, terwijl de PvdA juist verloor.
- 2.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 3.Voorman van de KVP die met Drees in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé en Schmelzer. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
- 4.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 5.'Tussenpaus' als KVP-leider na het vertrek van Romme en voor de komst van Schmelzer. Promoveerde in Leuven in de sociale wetenschappen, waar hij ook wijsbegeerte studeerde. Was als Kamerlid vooral deskundig op het gebied van de sociale zekerheid. Combineerde sinds 1960 zijn Kamerwerk met het burgemeesterschap van Nieuw-Ginneken bij Breda. Volgde in 1961 Romme op als fractievoorzitter en werd in 1963 kabinetsformateur. Trad toen weinig gelukkig op. Enkele maanden na zijn mislukte en sterk bekritiseerde formatiepoging werd hij als fractievoorzitter vervangen door Schmelzer. Bleef nadien nog drie jaar in de Kamer en nog langere tijd burgemeester. Intelligente, joviale Brabander.
- 6.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 7.Katholieke hoogleraar psychologie, die tussen 1959 en 1963 het eerste naoorlogse kabinet zonder socialisten leidde. Kreeg in 1940 landelijke bekendheid als leider van de (omstreden) Nederlandse Unie. Werd aan het einde van de oorlog minister van Oorlog en daarna Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Bevorderde in laatstgenoemde functie de industrialisatie van die provincie. Na een moeizame formatie in 1959 leider van een confessioneel-liberaal kabinet. Verklaarde nadien bij meerdere gelegenheden premier 'tegen wil en dank' te zijn. Was wel een goed teamleider en werd tamelijk populair. Keerde in 1963 desondanks niet terug als premier. Wilde slechts vicepremier onder Zijlstra worden, maar de KVP gaf de voorkeur aan een katholieke premier. Werd in 1963 wel Eerste Kamerlid, maar zag daar af van het fractievoorzitterschap. Vicepremier en minister van Verkeer in het interimkabinet-Zijlstra. Regent met oog voor persoonlijke verhoudingen.
- 8.KVP-minister, minister-president en bestuurder. Had een ambtelijke achtergrond en was secretaris van twee katholieke werkgeversorganisaties. Werd minister van Landbouw en Visserij in het kabinet-De Quay en in 1963 vrij verrassend minister-president, nadat De Quay zich niet meer beschikbaar stelde en de ARP'er Zijlstra op een veto van de KVP stuitte. Zijn kabinet kreeg te maken met de kwestie-Irene en struikelde al na anderhalf jaar na een intern conflict over de omroepkwestie. Zweeg in de Kamer toen oppositieleider Vondeling hem vroeg naar de reden van de crisis. Hij werd daarna voorzitter van de Rijnmondraad en burgemeester van 's-Gravenhage. Aimabele persoon, maar niet zo krachtig als minister-president.
- 9.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
- 10.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 11.Het regeerakkoord van 1963 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, CHU, ARP en VVD, en vormde de basis voor het kabinet-Marijnen. Het is het eerste regeerakkoord dat werd afgesloten. Voor 1963 werden er regeringsprogramma's afgesloten. Centraal stond de introductie van een Pacificatiecommissie die de 'omroepkwestie' (toetreding nieuwe omroepen en reclame) moest oplossen.
- 12.Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
- 13.Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
- 14.Kabinetsformaties na de verkiezingen duren sinds 1946 gemiddeld 103 dagen. Formaties van tussenkabinetten zijn daarbij buiten beschouwing gelaten. Soms komt het voor dat na een kabinetscrisis zonder nieuwe verkiezingen een ander of overgangskabinet wordt gevormd. Dergelijke formaties verlopen doorgaans veel sneller.
- 15.PvdA-voorman, minister en Kamervoorzitter. Markante politicus uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Werd in 1946 als vrijzinnig-democraat op jonge leeftijd Tweede Kamerlid voor de PvdA en in 1958 minister van Landbouw. Volgde in 1962 Burger op als partijleider en werd een populair politicus. Verspeelde die populariteit echter grotendeels weer door zijn optreden als minister van Financiën in het kabinet-Cals. Keerde na zijn ministerschap terug in de Tweede Kamer en werd in 1972 Kamervoorzitter. Was een krachtig pleitbezorger voor een Tweede Kamer die volgens hem als 'leeuw' in plaats van als 'lam' moest optreden. Rechtlijnig, onafhankelijk en gerespecteerd Kamervoorzitter. Behendig politicus en scherpzinnig opmerker. Verongelukte - hij was inmiddels Europarlementariër - in 1979 in België.
- 16.In de periode 1963-1969 de gezaghebbende leider van de VVD als opvolger van Oud. Welsprekende, hoffelijke en aimabele zoon van een lutherse dominee. Aanvankelijk advocaat in Breda. Werd al na drie jaar in de Kamer minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Quay. Befaamd om de Toxopeusronde (loonsverhoging voor ambtenaren) die hij als minister begin jaren zestig doorvoerde. Voerde tevens de vrije zaterdag en het welvaartvaste pensioen voor ambtenaren in. Na zijn ministerschap in het kabinet-Marijnen teruggekeerd in de Tweede Kamer als fractievoorzitter. Werd in 1969 Commissaris van de Koningin in Groningen en daarna staatsraad en minister van staat.
- 17.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 18.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 19.Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
- 20.Acht jaar KVP-bewindsman in diverse kabinetten. Werd na een bestuurlijk-ambtelijke loopbaan in Indonesië en op Buitenlandse Zaken staatssecretaris voor Nieuw-Guinea in het kabinet-De Quay. Als minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het kabinet-Marijnen was hij het middelpunt van het conflict over de omroepkwestie. Werd naderhand onder meer door KVP-fractievoorzitter Schmelzer bekritiseerd vanwege de wijze waarop hij die kwestie had behandeld. Werd in het kabinet-Cals niettemin verrassend (de eerste) minister voor Ontwikkelingshulp en bleef dat in het kabinet-Zijlstra. Na zijn politieke loopbaan diplomaat.
- 21.Leider van de KVP in de jaren zestig, toentertijd de grootste partij. Pragmatische christendemocraat, die na een ambtelijke loopbaan snel carrière maakte in de politiek, mede dankzij de steun van KVP-voorman Romme. Werd na staatssecretariaten in de kabinetten-Drees, -Beel en -De Quay eind 1963 fractievoorzitter. Speelde als zodanig een hoofdrol in de naar hem genoemde 'Nacht'. Een door hem ingediende motie leidde toen (14 oktober 1966) tot de val van het door zijn partijgenoot Cals geleide kabinet. Leidde daarna nog tot 1971 zijn partij en werd vervolgens minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Biesheuvel. Charmante, hoffelijke man, die echter evenzeer als behendig machtspoliticus werd gezien. Door de cabaretier Wim Kan werd hij vanwege zijn rol bij de kabinetscrisis van 1966 omschreven als 'een (gladde) teckel met een vette kluif in zijn bek'.
- 22.Katholiek politicus en econoom, die in 1959 als 34-jarige Tweede Kamerlid voor de KVP werd en vier jaar later minister van Volkshuisvesting in het kabinet-Marijnen. Vertegenwoordiger van de vakbondsvleugel van de KVP. Voerde de woningproductie op tot 100.000 per jaar. Als minister in het kabinet-Cals bracht hij de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening uit, waarin het groeikernenbeleid centraal stond. Bekwaam onbaatzuchtig man, maar enigszins monomaan. Als bewindsman het type van een stoommachine die niet was te stoppen als hij eenmaal op gang was. Stond bekend als tamelijk emotioneel. In 1968 medeoprichter van de PPR. Voelde zich daar al gauw niet meer thuis vanwege het niet-confessionele karakter en keerde terug in de moederschoot van de KVP.
- 23.Het centrumrechtse kabinet-Marijnen was als voortzetting van het kabinet-De Quay te beschouwen. De coalitie van KVP, ARP, CHU en VVD behield na de Tweede Kamerverkiezingen van 1963 zijn meerderheid. Minister-president namens de KVP werd echter niet Jan de Quay, maar Victor Marijnen - in het vorige kabinet minister van Landbouw en Visserij.
- 24.Regeringsprogramma's en regeerakkoorden hebben gemeen dat schriftelijk het voorgenomen beleid van een toekomstig kabinet wordt vastgelegd. Een regeringsprogramma kan ter goedkeuring voorgelegd worden aan de coalitiefracties, maar dit is niet strikt noodzakelijk.
- 25.'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
- 26.Dit kabinet had, anders dan de vier voorgaande kabinetten, weer een parlementair karakter. Het werd gesteund door RKSP, ARP en CHU. De financieel-economische problemen beheersten het kabinetsbeleid. Daarnaast vroegen de toevloed van (joodse) vluchtelingen, de toenemende onrust in de samenleving door het optreden van de NSB en de internationale spanningen veel aandacht. Er was sprake van een steeds grotere oorlogsdreiging, met name in september 1938.
- 27.In 1956 de eerste vrouwelijke minister van ons land. Doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Was aanvankelijk docente scheikunde en op dat terrein gepromoveerd. Actief in het verzet als koerierster en in 1944-1945 organisator van hulpverlening. Vertrouwelinge van Romme em als Tweede Kamerlid buitenland-woordvoerder van haar fractie met belangstelling voor de Europese samenwerking. Volgde in 1956 Van Thiel op als minister van Maatschappelijk Werk. Bracht in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Loodste in 1966 als minister van Cultuur de Omroepwet door het parlement. Was in het kabinet-De Jong de enige vertegenwoordigster van de linkervleugel van de KVP. Vrouw met veel gezag in het parlement, die door haar mannelijke collega's vaak vriendschappelijk werd geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoerde. Kwam soms wat hautain en belerend over, mede door haar deftige spreektrant. Werd in 1971 als eerste vrouw minister van staat.
- 28.Na de verkiezingen van 1952 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees bestond uit ministers van de PvdA, KVP, ARP en CHU en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD, deel van het voorgaande kabinet-Drees II, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.
- 29.Dit centrumrechtse kabinet van KVP, ARP, CHU en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1959 als opvolger van het kabinet-Beel II. Het was het eerste naoorlogse kabinet zonder de PvdA. Minister-president De Quay kwam van de KVP. Het kabinet trad op 19 mei 1959 aan.
- 30.De Nederlandse Unie was een organisatie tijdens de Duitse bezetting, die werd geleid door prof.dr. J.E. de Quay, mr. L. Einthoven en dr. J. Linthorst Homan. De organisatie streefde naar nationale saamhorigheid, onder erkenning van de gewijzigde verhoudingen (namelijk de Duitse bezetting). De Nederlandse Unie ging op 24 juli 1940 van start na een oproep in de Nederlandse dagbladen om zich bij de beweging aan te sluiten. De organisatie wist binnen een week na de oproep meer dan honderdduizend leden te werven en dat aantal steeg daarna tot ruim negenhonderdduizend.
- 31.Dit kabinet van KVP en ARP was een overgangskabinet. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Cals. Minister-president Zijlstra was afkomstig uit de ARP. Het kabinet trad aan op 22 november 1966.
- 32.In 1964 zorgde het (voorgenomen) huwelijk van prinses Irene, tweede dochter van koningin Juliana, met de Spaanse troonpretendent Carlos Hugo voor veel commotie. Zowel diens aanspraken op de Spaanse troon als het feit dat prinses Irene was overgegaan naar de Rooms-katholieke kerk stonden daarin centraal.
- 33.Vooraanstaande christendemocraat van katholieken huize. Kwam in 1967 voor de KVP in de Kamer nadat zijn vader die had verlaten. Als voormalige directeur van een instituut voor de bouw aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting. Volgde in 1971 Veringa op als partijleider toen deze moest aftreden vanwege gezondheidsproblemen. Leidde de KVP-Tweede Kamerfractie tijdens het kabinet-Den Uyl, waaraan hij kritisch, maar ook loyaal steun gaf. In 1977 maakte hij bezwaar tegen het ontwerp-regeerakkoord met de PvdA en werd hij door die partij afgewezen als kandidaat voor Economische Zaken. In het eerste kabinet-Van Agt dat na de mislukte formatie-Den Uyl werd gevormd, was hij minister van Financiën. Trad af, omdat hij vond dat er meer bezuinigd moest worden. Nadien Europees Commissaris voor handelspolitiek en landbouw. Pragmatisch politicus.
- 34.Staatsman, geschiedschrijver, staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB en de VVD. Begon zijn loopbaan als kandidaat-notaris en belastingontvanger en was al op jonge leeftijd een vooraanstaand en veelzijdig Tweede Kamerlid. Trad in 1933 met Marchant toe tot het crisiskabinet-Colijn en voerde als minister van Financiën een strak bezuinigingsbeleid. In 1938 burgemeester van Rotterdam (tot 1952). Na de oorlog korte tijd lid van de PvdA, maar voelde zich daarin toch niet thuis en richtte met Stikker in 1948 de VVD op. Werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair. Schreef standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.
- 35.Journalist en ARP-politicus, die tussen 1956 en 1963 de ARP-Tweede Kamerfractie leidde. Nam in de oorlog ontslag als burgemeester en speelde in het verzet een belangrijke rol bij het illegale Trouw. Bleef na de oorlog als hoofdredacteur aan die krant verbonden. In de Kamer buitenland-woordvoerder en warm voorstander van Europese samenwerking. Volgde in 1956 Schouten op als fractieleider. Hoofdrolspeler bij de bouwcrisis van 1960, waarbij zijn fractie tegenover de 'eigen' bewindslieden Van Aartsen en Zijlstra kwam te staan. Nadat hij in 1961 ook zijn standpunt ten aanzien van Nieuw-Guinea had gewijzigd, raakte hij geleidelijk uit de gratie bij de ARP. In 1963 trok hij zich terug uit de politiek.
- 36.Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
- 37.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 38.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 39.Voorman van de CHU in het midden van de twintigste eeuw. Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. Was oorspronkelijk officier. Werd een gezaghebbend Kamerlid met name op defensie- en onderwijsgebied en was jarenlang secretaris van de Onderwijsraad. Gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Leidde zijn partij door de crisis over de Indische politiek, waarbij hij met veel interne oppositie te maken had. Exponent van de gematigde, gouvernementele CHU, wars van scherpslijperij. Trad als partijleider zelfstandig op, maar gaf fractieleden wel de ruimte om een minderheidsstandpunt in te nemen. Tamelijk pragmatisch ingesteld, geen theoreticus. Kwam altijd per fiets naar het Binnenhof.
- 40.In 1967 werd een burgemeester door het kabinet ontslagen vanwege ongeregeldheden in juni 1966, een vrij uitzonderlijke gebeurtenis. Een onderzoekscommissie had geconcludeerd dat de Amsterdamse burgemeester Gijs van Hall onvoldoende gehandeld had om het gezag te herstellen. Nadat hij geweigerd had zelf op te stappen, besloot het kabinet-De Jong hem te ontslaan.
- 41.PvdA-magistraat en senator uit een voorname Amsterdamse bankiersfamilie. Speelde in de oorlog met zijn broer Walraven een belangrijke rol bij de financiering van het verzet. Volgde in 1957 de populaire d'Ailly op als burgemeester van Amsterdam. Maakte zich onder meer sterk voor toevoeging van het Bijlmermeergebied aan Amsterdam. Wist in de roerige jaren zestig niet goed om te gaan met de gezagsproblemen die ontstonden door het optreden van Provo. Na het rumoer rond het huwelijk van prinses Beatrix en de bouwvakkersrellen in 1966 werd hij begin 1967 eervol ontslagen. Gold als een regent-oude-stijl met hart voor de stad, die tamelijk afstandelijk optrad. In de Eerste Kamer woordvoerder financiën van zijn fractie.
- 42.Bekwaam CHU-bewindsman met grote werkkracht, die van vele markten thuis was. Begon zijn mooie loopbaan met een mulo-diploma op de secretarie van Oude Tonge. In Rijswijk de rechterhand van gemeentesecretaris Beernink. Gemeentesecretaris van Hoogeveen en Groningen. Haalde in zijn vrije tijd de actes gemeenteadministratie en doctoraal rechten. Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Jong waar Beernink op het departement (net als voorheen in Rijswijk) veel aan hem overliet. Kreeg als minister van Onderwijs in de kabinetten-Biesheuvel te maken met heftige protesten tegen zijn bezuinigingen en lesgeldverhoging. Nadien een gewaardeerd voorzitter van het VNO en met FNV-voorman Wim Kok architect van het Akkoord van Wassenaar in 1982.
- 43.Het eerste kabinet-Beel I werd gevormd na de verkiezingen van 1946, de eerste verkiezingen na de oorlog. Het bestond uit ministers van KVP en PvdA, alsmede drie partijloze bewindslieden en was de opvolger van het kabinet-Schermerhorn/Drees. Minister-president Beel was afkomstig uit de KVP. Het kabinet-Beel was het eerste van de rooms-rode kabinetten. Tot 1958 zouden KVP en PvdA blijven samenwerken als regeringspartijen.
- 44.Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
- 45.In de periode 1945 tot en met 2024 zijn er zo'n 30 formaties geweest. Een formatie vindt in de regel elke vier jaar plaats, maar soms worden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven na een val van een kabinet. Dit was bijvoorbeeld het geval in 1982 na de val van het kabinet-Van Agt II of in 2012 na de val van het kabinet-Rutte I.