Pensioengedoe

Met dank overgenomen van C.A. (Kees) de Lange i, gepubliceerd op vrijdag 7 juni 2013, 2:48.

Column van de senator op ftm.nl, donderdag 6 juni 2013

Senator Kees de Lange analyseert ons pensioenstelsel. 'Dat Nederland het beste pensioenstelsel ter wereld heeft zegt meer over de belabberde stelsels in de meeste landen dan over de zegeningen van ons eigen stelsel.'

Decennia lang was een gesprek over pensioenen een uitgelezen manier om iedereen die de slaap maar moeilijk kon vatten binnen de kortste keren onder zeil te krijgen. Een saaier onderwerp was nauwelijks denkbaar. Sinds een aantal jaren staan echter de kranten en media bol van beschouwingen, discussies, opiniestukken, en meningen over pensioenen die niet altijd blijk geven van veel kennis van zaken. Dat valt te betreuren, want het onderwerp is te belangrijk om er onzorgvuldig over te zijn. Hierbij een poging om wat dingen op een rij te krijgen.

Spaarpotjes

In Nederland reserveren we een leven lang voor ons pensioen en dat doen we door verplicht te sparen in ongeveer 400 pensioenfondsen. Dat zijn er veel, eigenlijk te veel. Steeds meer wordt duidelijk dat de kleine fondsen te hoge uitvoeringskosten per deelnemer hebben. Is groot dan altijd beter? Nee, een pensioenfonds kan zo groot worden dat een kleine verschuiving in het eigen beleggingsbeleid de markt al zo kan beïnvloeden dat het fonds zichzelf in de voet schiet. Een voorbeeld is het grootste fonds van Nederland, het ABP, dat de wendbaarheid van een supertanker heeft en waarschijnlijk te groot is voor zijn eigen goed en dat van de verplichte deelnemers.

Er zijn diverse soorten pensioenfondsen. Grote bedrijven zoals, Shell, Philips, ING, etc. hebben een eigen ondernemingspensioenfonds voor hun personeel. Ook zijn er pensioenfondsen voor mensen die tot een bepaalde beroepsgroep behoren, zoals notarissen, fysiotherapeuten, enz. Tenslotte zijn er de bedrijfstakpensioenfondsen waarbij zo’n 80 % van de werkenden en gepensioneerden verplicht zijn aangesloten. Deze laatste categorie omvat tegelijk ook de grootste fondsen van ons land, zoals het ABP, Zorg en Welzijn, PME (grootmetaal), PMT (kleinmetaal) en het fonds voor de Bouw. Ik zal me op de bedrijfstakpensioenfondsen richten, ten eerste omdat wat daar gebeurt maatgevend is voor verreweg de meeste mensen, ten tweede om de verwarring die toch al op de loer ligt als het over pensioenen gaat niet te groot te maken.

Pensioen is uitgesteld loon. In Nederland is gekozen voor een pensioenstelsel dat op sparen is gebaseerd, in tegenstelling tot de meeste landen waar voor een omslagsysteem is gekozen. Beleidsmakers en veel politici in Nederland roepen maar al te graag dat we het beste pensioenstelsel ter wereld hebben, maar dat zegt meer over de belabberde stelsels in de meeste landen dan over de zegeningen van ons eigen stelsel. Niettemin kent ons stelsel zeker voordelen. We zijn als werknemers verplicht bij een pensioenfonds aangesloten, en we hebben geen andere keus dan een aanzienlijk deel van ons maandelijks inkomen in het fonds te laten storten. Op die manier worden we tegen onszelf beschermd, en daar valt gezien de menselijke natuur veel voor te zeggen. Wat echter curieus is, is dat we met gedwongen winkelnering van doen hebben. We zijn afhankelijk van onze werkgever veroordeeld tot één enkel pensioenfonds, of we dat nu leuk vinden of niet.

Voor- en nadelen van het kapitaaldekkingstelsel

Zolang iedereen een kostendekkende premie betaalt, is op hoofdlijnen het pensioen van ieder individu en van iedere generatie gegarandeerd. De enige factoren die roet in het eten kunnen gooien zijn inflatie, vergrijzing, en helaas ook slecht beleid bij pensioenfondsen. Tegen inflatie kunnen we ons indekken door een beleggingsbeleid te voeren dat de inflatie bijhoudt. Tegen vergrijzing kunnen we ons indekken door de premie regelmatig aan te passen aan de demografische ontwikkelingen. Nu leven we met z’n allen de laatste jaren langer dan voorheen voorspeld, en dat geeft druk op de financiële situatie van de pensioenfondsen omdat gepensioneerden over een langere periode van hun uitgestelde loon moeten leven. Toch is de omvang van dit probleem beperkt, we praten over 5-10 % van de totaal gespaarde som. De grootste bedreiging van onze toekomstige pensioenen is helaas het gevoerde beleid waarover straks meer.

Afgezien van de genoemde problemen heeft natuurlijk een spaarsysteem grote voordelen boven een omslagstelsel. Een goed gehanteerd spaarsysteem is veel ongevoeliger voor vergrijzing dan een omslagsysteem waarbij steeds hogere kosten door steeds minder werkenden opgebracht moeten worden. Dat is ook precies wat er in Nederland met de AOW aan de hand is die ook via een omslagstelsel gefinancierd wordt en om die reden steeds moeilijker houdbaar is. Een ander voordeel is dat, mits goed uitgevoerd, elke generatie een goed pensioen kan opbouwen waarbij de ene generatie niet voor de andere betaalt.

Hoge kosten

Over het financiële beleid van pensioenfondsen valt veel te zeggen. De kwaliteit van pensioenfondsbesturen is lang niet altijd aan de maat, en beleggen is een kostbare tak van sport. Als we kijken naar de uitvoeringskosten per deelnemer van pensioenfondsen, dan zijn die op papier niet al te hoog. Omdat voor iedereen hetzelfde pensioencontract geldt, is de administratie relatief simpel en kan tegen lage kosten gedaan worden. Heel anders ligt het bij het beleggingsbeleid waar letterlijk miljarden gewonnen of verloren kunnen worden. Helaas zijn de bijbehorende kosten nauwelijks te traceren en jaarverslagen geven weinig informatie. Het is dan ook goed te begrijpen dat activistische deelnemers juist op dit gebied niet langer met het overbekende kluitje in het riet willen worden gestuurd.

Geld dat je spaart voor je pensioen kun je niet aan andere en naar de mening van velen heel wat leukere dingen uitgeven. De verleiding om te weinig premie te betalen en te hopen dat de rendementen op de beleggingen die je met je spaargeld doet het tekort aanvullen is dan ook erg groot. In de jaren ’90 toen de bomen tot in de hemel groeiden was dat precies wat er gebeurde. Premies werden bewust veel te laag gehouden, maar de beleggingsresultaten maakten dat goed. Toen nog wel… Sinds de internet crisis van 2000-2001, de nog veel grote crisis van 2008 en de voortdurende economische malaise sindsdien leven we echter in een andere wereld. En daar komen de huidige problemen uit voort.

Een pensioenstelsel dat in principe veel goede trekken heeft, maar zich nooit heeft aangepast aan maatschappelijke veranderingen, is helaas verworden tot een bron van publiek debat zonder weerga. De manier waarop bedrijfstakpensioenfondsen bestuurd worden, is niet van deze tijd en een gestold overblijfsel van een voorbije maatschappelijke verzuiling.

Slechte governance

Bedrijfstakpensioenfondsen worden paritair bestuurd door werkgevers en vakbonden. Moderne inzichten over wat tegenwoordig in goed Nederlands ‘governance’ heet houden in dat de zeggenschap dient te berusten bij diegenen die de risico’s lopen. Dat zijn uitsluitend de deelnemers zoals door de ontwikkelingen van de laatste paar jaar pijnlijk duidelijk is geworden. De werkgevers in de bedrijfstakpensioenfondsen lopen niet of nauwelijks risico. Zij betogen graag dat ze een deel van de pensioenpremie betalen, maar dat is simpelweg een afspraak binnen het arbeidsvoorwaardenbeleid en geen goedgunstigheid. Het gaat om de totale loonsom en die wordt overeengekomen in de CAO onderhandelingen.

De vakbonden dan. Zij vertegenwoordigen zo’n 17 % van alle werkenden en dan nog vooral oudere werkenden, en slechts een heel klein percentage van de gepensioneerden. Zij kunnen met de beste wil van de wereld niet representatief genoemd worden. Toch maken zij de dienst uit in pensioenland. Juist deze ‘governance’ is een belangrijke steen des aanstoots bij het recente wetsvoorstel dat vorige week in de Tweede Kamer is aangenomen en dat nu in de Eerste Kamer voorligt.

En dan het debat tussen jong en oud, het generatieconflict zoals de verkopers van gedrukt papier ons graag laten geloven. En inderdaad, bij de huidige manier waarop pensioenfondsen bestuurd worden, en bij de huidige ‘governance’ is er terecht veel ontevredenheid die door organisaties van jongeren en ouderen aansprekend verwoord wordt. Een beleid van ‘over ons maar zonder ons’ is voor geen enkele generatie nog acceptabel. Bestuur en medezeggenschap dienen van en voor alle deelnemers te zijn, en niet langer de speeltuin van overbetaalde vakbondstypes. Mij dunkt dat het verouderde stelsel waar we mee worstelen simpelweg slecht is voor alle generaties, zij het niet op dezelfde manier. De jongeren hebben alle reden om gegeven de huidige arbeidsmarkt de standaardpremie die voor hun groep zeer kostbaar uitpakt aan de orde te stellen. De ouderen valt weinig te verwijten als ze opkomen voor hun verworven rechten. Er valt dan ook veel te zeggen voor het invoeren van een nieuw pensioensysteem dat gebaseerd is op een beperkt aantal leeftijdscohorten. Op deze manier kunnen de gerechtvaardigde wensen van zowel jongeren als ouderen tot uitdrukking komen. De Pensioenfederatie, de op kosten van de deelnemers bekostigde lobbyclub van de bedrijfstakpensioenfondsen, heeft al te kennen dat het goed is over het stelsel te praten maar dat de uitgangspunten vast staan. Vernieuwing zij u?

Het debat zoals het zo hier en daar gevoerd wordt, moet wel rekening houden met een belangrijke valkuil. Jong en oud dienen te beseffen dat een te scherp gevoerde en vooral onnodige onderlinge strijd voor alle betrokkenen slecht zal uitpakken. Zo kan men constateren dat boven een pot geld van zo’n 1000 miljard voortdurend aasgieren van allerlei signatuur hongerig rondcirkelen, aasgieren die allemaal hun eigen bestemming voor dat geld hebben. U kent de balletjes die regelmatig opgegooid worden maar al te goed. Alleen een sterk front van verenigde deelnemers kan deze bedreigingen het hoofd bieden. Er zijn echt wel genoeg ongeautoriseerde grepen in pensioenkassen gedaan. Als echter de generaties elkaar voornamelijk bestrijden, zal de politiek maar al te graag betogen dat zij geen andere keus heeft dan de knoop door te hakken. En dan zitten we opnieuw vele jaren met een systeem dat zo langzamerhand heel wat meer vergrijsd is dan veel van zijn deelnemers.