Debat Toekomst Koninkrijk

Met dank overgenomen van C.A. (Kees) de Lange i, gepubliceerd op woensdag 5 juni 2013, 2:46.

Debat Toekomst Koninkrijk

C.A. de Lange (OSF)

Voorzitter.

Ik spreek deze bijdrage uit mede namens de Partij voor de Dieren.

Vandaag houden we ons beleidsdebat over de toekomst van het Koninkrijk waarbij we ons richten op de gebieden overzee. Daarin is in de afgelopen jaren op veel terreinen een grote mate van verscheidenheid ontstaan. We hebben nu de zogenaamde landen en gebieden overzee (LGO’s) waartoe behoren de eilanden Curaçao, ongeveer 2,5 keer zo groot als Texel met ongeveer 150000 inwoners, Aruba, ongeveer zo groot als Texel met ongeveer 110000 inwoners, en Sint Maarten, vijf keer zo klein als Texel met ongeveer 40000 inwoners. Daarnaast hebben we Caraïbisch Nederland met de BES eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die de status van bijzondere gemeenten hebben, met elkaar minder dan twee maal Texel aan oppervlak bezitten en ongeveer 21000 inwoners herbergen. Totaal spreken we over ruim 300000 inwoners, heel wat minder dan van onze kleinste provincie Flevoland met ongeveer 400000. De eilanden liggen op grote afstanden van elkaar en hebben cultureel, geografisch, geologisch, economisch en qua natuurwaarden weinig met elkaar gemeen. Dat vormt ontegenzeggelijk een enorm bestuurlijk probleem.

Het feit dat de eilanden deel uitmaken van ons Koninkrijk is een overblijfsel van ons koloniaal verleden, waarin de West-Indische Compagnie (WIC) een sleutelrol heeft gespeeld. In augustus 1634 veroverde de WIC Curaçao op de Spanjaarden. Met dit eiland verkreeg de WIC een uitvalsbasis voor handel en kaapvaart. Curaçao lag gunstig ten opzichte van de Spaanse koloniën op het vasteland en had ook de beste haven tot dan toe bekend in het Caraïbisch gebied. Daarnaast zocht de WIC naar een goede bron van zout. Curaçao werd het Nederlandse verzamelpunt voor de slavenhandel. Met name aan dat laatste worden we nu liever niet meer herinnerd. Men kan zich überhaupt afvragen of we in de context van het Koninkrijk niet veel definitiever dan tot dusver is gebeurd schoonschip moeten maken met dit koloniale verleden. Ik kom daar op terug. De bestuurlijke geschiedenis is gecompliceerd en vooral de recente geschiedenis is van belang. Op 2 november 2006 werd er een akkoord gesloten tussen Nederland, Curaçao en Sint Maarten, waarbij die eilanden een status aparte binnen het Koninkrijk krijgen vergelijkbaar met de status die Aruba al eerder verworven had. Eerder waren al afspraken gemaakt waarbij Saba, Sint Eustatius en Bonaire Nederlandse gemeenten worden met een burgemeester, wethouders en een gemeenteraad. Nederlandse wetgeving zal daar in de plaats komen van de Antilliaanse. De mensen daar mogen stemmen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Curaçao en Sint Maarten behouden hun eigen wetgeving. Er komt een gemeenschappelijk hof van justitie voor Nederland, Curaçao en Sint Maarten. Nederland neemt de schulden van de Antillen (4 miljard gulden) over. In ruil daarvoor mogen de eilanden geen leningen meer afsluiten. Het was de intentie dat de Nederlandse Antillen als Land binnen het Koninkrijk aan het einde van 2008 zou worden ontbonden. Uiteindelijk werd dit op 10 oktober 2010 een feit en bepaald niet zonder slag of stoot. De huidige situatie is ingewikkeld en heeft grote implicaties. Bovendien is de situatie onderhevig aan grote veranderingen en voorgenomen wijzigingen in de juridische zin die in veel gevallen nog niet zijn voltooid. Een zinvolle discussie over een beleid voor de toekomst kan slechts plaatsvinden als we het heden kennen. Waar staan we momenteel?

Grondwettelijk behoren de LGO’s bij Nederland en zijn geen onafhankelijke staten. Hun onderdanen bezitten het Nederlands staatsburgerschap. Vanaf het begin zijn ze bij de EG betrokken geweest en door het Verdrag van Rome tot oprichting van de EEG in 1957 is aan deze LGO’s de status van geassocieerd land toegekend.

Bij de BES eilanden ligt het anders. Aanhangig in de Eerste Kamer is een wijziging van de Grondwet om de leden van de eilandsraden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba het actief kiesrecht te verlenen en om de verkiezing van leden van de Eerste Kamer en tevens de drie openbare lichamen een eigen constitutionele basis te geven: Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. In het nieuwe artikel 132a van de Grondwet wordt bepaald dat bij wet in het Caraïbische deel van Nederland andere territoriale openbare lichamen dan provincies en gemeenten kunnen worden ingesteld en opgeheven. In de titel van het betreffende hoofdstuk worden deze Caraïbisch openbaar lichaam genoemd.

Als er één ding duidelijk is, dan is het wel dat zonder de koloniale voorgeschiedenis niemand die bij zinnen is de huidige structuur zelf bedacht zou hebben. Het is dan ook zeer de vraag of voortdurende relatief kleine veranderingen in die structuur, die op zich genomen al tot de nodige commotie leiden, wel de juiste benadering bieden en of er geen drastischer stappen nodig zijn. Er zijn naar de mening van mijn fractie heel goede redenen om drastischer stappen te overwegen met het uiteindelijke doel een definitieve streep te zetten onder de gevolgen van het koloniale verleden. Dat dit overigens, zelfs als er een politieke meerderheid voor zou zijn, een eenvoudige en snel uit te voeren opgave zou zijn, daar gelooft ook mijn fractie niet in. Het zal voorlopig dus wel bij wensdenken blijven, maar dat is geen reden om hier vandaag in een debat dat toch gaat over de toekomst van het Koninkrijk niet op in te zetten.

Bestuurlijke structuren ontwerpen we niet voor bestuurders maar voor de burgers die er mee te maken krijgen. De vraag of die burgers tevreden zullen zijn staat dus automatisch centraal. Bij de toekomst van het Koninkrijk zijn zowel de burgers in Nederland, als de burgers overzee betrokken. Nu zijn de burgers in Nederland geen homogene groep, en waarschijnlijk de burgers overzee nog veel minder, gezien hun steeds weer oplaaiende meningsverschillen. Maar duidelijk is wel dat de beelden die men in Nederland en in de gebieden overzee van elkaar heeft bepaald niet positief of vleiend zijn.

Naar de mening van veel burgers overzee stelt Nederland zich nog steeds op als de koloniale mogendheid van weleer die de eilanden de les wil lezen en geen oog heeft voor de lokale belangen. Evenmin als een euro die gebaseerd is op de illusie van ‘one size fits all’ zal overleven, zal een beleid dat geen rekening houdt met de enorme verschillen tussen gebiedsdelen gedoemd zijn uiteindelijk te mislukken. De culturele en economische verschillen, en de diepe kloven die bestaat op het punt van tradities zijn naar alle waarschijnlijkheid nog gedurende minstens een generatie onoverbrugbaar en in elk geval een voortdurende steen des aanstoots. De roep om onafhankelijkheid klinkt regelmatig, al zijn de implicaties van een dergelijk streven ook niet altijd naar ieders zin. De burger overzee is niet zo dol op Nederland, tenzij het erom gaat financiële steun te verlenen.

De Nederlandse burger lijkt het vaak een beetje gehad te hebben met hetgeen er uit de West in de media naar de lage landen overwaait. En dan gaat het om een assortiment als corruptie, maffia, misdaad, inadequaat financieel beleid, politiek banditisme, politieke moord, belangenverstrengeling van politici, nepotisme, cliëntelisme, het opofferen van natuurwaarden aan commerciële belangen, en een financieel beleid waar ook onze Algemene Rekenkamer weinig goeds over te zeggen heeft. Ook de overlast veroorzaakt door met name jongeren die uit dit deel van de wereld naar Nederland zijn gekomen, draagt niet bij aan een warm gevoel bij de burger. In een situatie waarin in eigen land de crisis en de economische ellende op de burger worden afgewenteld, komt voor veel mensen de aandacht voor een matig -om maar een understatement te gebruiken- functionerend groepje eilandjes aan het andere eind van de wereld overbodig en zelfs ongewenst over. Misschien is niet alles wat de media ons melden voor de volle 100 % correct, maar de boodschap klinkt luid en duidelijk.

Intussen hebben we wel te maken met bestaande wetgeving, maar zullen we onder ogen moeten zien dat de Nederlandse wet niet wordt gehandhaafd in een gemeente zoals Bonaire nu sinds kort is, zoals die wordt gehandhaafd in Buren of Delfzijl. Om een voorbeeld te geven, het grote natuurgebied dat Bonaire omgeeft zou tenminste de bescherming moeten krijgen die de Nederlandse natuur krijgt in het kader van de Flora- en Faunawet. Deze bescherming stelt in de praktijk weliswaar al niet veel voor, maar zou toch overal binnen het Koninkrijk als absolute minimumgrens moeten gelden. Ook de erbarmelijke omstandigheden van bijvoorbeeld verwilderde ezels op Bonaire zouden naar tenminste Nederlandse maatstaven moeten worden aangepakt. De Gezondheids- en welzijnswet is immers ook van toepassing op Bonaire. De lijst van problemen met handhaving van diverse wetten in de gebieden overzee is hiermee overigens bepaald niet uitgeput.

Wat betekent dit alles voor toekomstig beleid? De huidige en vorige regeringen zijn steeds uitgegaan van de aanname dat het bij elkaar houden van de wel zeer diverse partners binnen het Koninkrijk de te verkiezen strategie was. Die strategie geeft zoals ik betoogd heb de nodige problemen zowel van feitelijke aard als ook in de perceptie van de burger. Men kan hopen dat hier op termijn verandering in komt, maar mijn fractie ziet vooralsnog weinig aanleiding voor een dergelijk optimisme. Kan het anders, en vooral, kan het beter? Gezien de enorme verschillen tussen alle partners ligt het naar mijn mening veel meer voor de hand dat de eilanden in all opzichten onafhankelijk worden van Nederland. Indien er voor onafhankelijkheid per eiland onvoldoende economische basis is, kunnen de eilanden zelf onderling een federatief verband los van Nederland vormen, of aansluiting zoeken bij andere landen in de regio. Deze vorm van volledige zelfbeschikking zou wel eens onverwacht effectief kunnen zijn. Bovendien wordt vanuit het perspectief van alle betrokkenen definitief gebroken met all ongewenste naweeën van een voorbij kolonialisme.

Samenvattend, mijn fractie is niet optimistisch over de kansen op succes van het thans gekozen beleid. Er zijn te veel bezwaren op velerlei gebied waarvoor vooralsnog geen oplossing in het verschiet ligt, en al zeker niet in het nabije verschiet. De regering zou er verstandig aan doen in overleg met alle betrokkenen op dit punt naar geheel nieuwe mogelijkheden en wegen te zoeken. Doel van dergelijk overleg zou moeten zijn de nu nog veel te dominerende rol van Nederland op te veel gebieden te reduceren, en bij voorkeur te elimineren. Niettemin is mijn fractie niet optimistisch. Ook een dergelijk proces, als er al voldoende politieke steun voor zou bestaan, zal langdurig, kostbaar en frustrerend zijn. Maar het geboden perspectief voor een betere toekomst maakt het naar mijn mening het nastreven meer dan waard.

Den Haag, 4 juni 2013