Kabinetsformatie 1971
Hoewel de verkiezingsuitslag van 1971 anders deed vermoeden (het zeteltal van de coalitie liep terug van 86 naar 74 zetels), stevende de kabinetsformatie van dat jaar direct af op de voortzetting van de zittende coalitie van KVP1, VVD2, ARP3 en CHU4. Wel was DS'705 nodig was om aan een parlementaire meerderheid te komen. Deze formatie werd gekenmerkt door verschillende nieuwigheden, waaronder een (mislukte) poging over een voordracht van de formateur door de Tweede Kamer6 en een grotere openbaarheid in het formatieproces.
Informateur Piet Steenkamp7 wist in ongeveer een maand tijd een regeerakkoord op te stellen waar vijf partijen zich aan bonden. Hoewel onderlinge spanningen, die later funest zouden worden voor het kabinet, nu al de kop op staken, verliep de formatie redelijk gladjes. Na de informatie van Steenkamp was het aan ARP-voorman Biesheuvel8 om de kabinetsformatie af te ronden. Hij trad zelf aan als nieuwe premier.
Inhoudsopgave
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
28 april 1971 |
||||
15 mei 1971 |
Benoeming informateur10 |
20 juni 1971 |
37 |
|
juni 1971 |
||||
21 juni 1971 |
Benoeming formateur |
5 juli 1971 |
15 |
|
6 juli 1971 |
Beëdiging12 nieuwe bewindslieden |
|||
Totale duur14 formatie |
52 |
![]() ![]() |
Verkiezingsuitslag
Grote winnaar van de Tweede Kamerverkiezingen van 1971 was DS'70 van Drees jr15. Deze nieuwkomer behaalde acht zetels. Van groot belang was verder dat, door het verlies van KVP (zeven zetels), CHU (twee zetels), ARP (twee zetels) en VVD (één zetel), de zittende coalitie haar parlementaire meerderheid verloor. De coalitie bleef namelijk steken op 74 zetels.
De drie linkse partijen (PvdA, D'66 en PPR) aangegeven niet te willen onderhandelen met andere partijen. Dat hadden zij al voor de verkiezingen besloten. Nadat Den Uyl was afgewezen als formateur vonden zij dat er maar een centrumrechts kabinet moest komen.
Noviteiten
De formatie van 1971 kent drie belangrijke noviteiten. Voor het eerst werden alle aan de Koningin uitgebrachte adviezen gepubliceerd, een gewoonte die nadien regel is geworden. Ook informeerde de informateur regelmatig de buitenwacht over zijn vorderingen. Op beslissende momenten is overigens niet altijd sprake geweest van grote openbaarheid. De laatste nieuwigheid betrof de poging van de Tweede Kamer om een formateur voor te dragen, maar dit probeersel mislukte.
Informatie-Steenkamp en inmenging Tweede Kamer
De vijf partners werden het kort na de verkiezingen al eens over de informateur, KVP'er Piet Steenkamp. Zijn benoeming vond echter pas plaats na een Kamerdebat. In maart 1971 was namelijk de motie-Kolfschoten16 aangenomen, waarin werd vastgelegd dat de Kamer na de verkiezingen zou onderzoeken of 'een meerderheidsoordeel kon worden uitgesproken omtrent een door het staatshoofd te benoemen kabinetsformateur, die in beginsel de leiding van het door hem te formeren kabinet op zich zal nemen'. De Tweede Kamer hield dit debat op 12 mei 1971. Daarin droeg D'66-leider Van Mierlo17 PvdA-leider Den Uyl18 voor als formateur van een progressief minderheidskabinet. De vijf latere coalitiepartijen steunden dit voorstel echter niet, waarna de koningin Steenkamp tot informateur benoemde.
Coalitie met DS'70
Direct na de verkiezingen van 1971 werd duidelijk dat de drie confessionele partijen met de VVD en nieuwkomer DS'70 in zee zouden moeten gaan. Sterker nog: al in oktober 1970 - nog tijdens het kabinet-De Jong19 - bespraken de fractievoorzitters van de vier coalitiepartijen tijdens een parlementair werkbezoek aan Londen (de 'reis naar Londen') de voortzetting van hun samenwerking. Hun plan werd alleen gedwarsboomd door de verkiezingsuitslag: de coalitiepartners verloren hun meerderheid in de Tweede Kamer. Deelname van DS'70 aan het kabinet moest alsnog voor een meerderheid zorgen. Het was de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog dat een nieuwe politieke partij direct na haar entree in het parlement bij de onderhandelingen over een nieuw kabinet werd betrokken.
Programma en kabinetsploeg
Steenkamp sloot kort daarna definitief de deur voor samenwerking tussen de confessionelen en de PvdA, waardoor de weg vrij werd gemaakt voor de gewenste vijfpartijencoalitie. Steenkamp liet de vijf onderhandelaars zelf de leiding van de formatie nemen. Daarnaast benoemde de informateur twee commissies, die ieder over een heet hangijzer moesten adviseren. De commissie-Nelissen20 ging over financiën en de commissie-Geurtsen21 hield zich bezig met de abortuskwestie.
Ondertussen had de sfeer tussen de onderhandelaars te lijden onder de wil van verschillende partijen om (niet) te bezuinigen. Vooral DS'70-onderhandelaar Drees jr. hamerde continu op het belang van een sluitende begroting. Andere heikele kwesties waren ontwikkelingshulp en defensie. Na bijna een maand (van 25 mei tot en met 20 juni) lukte het de partijen om een akkoord te bereiken. Zelfs de verhouding van het aantal ministers leverde geen problemen meer op. ARP-leider Biesheuvel werd formateur - en later premier - en de KVP kreeg de meeste ministers (6). Uiteindelijk is de verhouding 6-3-3-2-2.
Formatie-Biesheuvel
In tegenstelling tot 1967 rondde Biesheuvel de formatie van 1971 wel succesvol af. Als nieuwkomers traden onder meer toe de KVP'er Van Agt22, die aanvankelijk genoemd werd voor CRM maar op Justitie kwam, en de VVD'er Langman23 op Economische Zaken. Deze hoogleraar had bij de verkiezingen op Biesheuvel gestemd en werd pas bij zijn benoeming VVD-lid. DS'70-voorman Drees jr15. moest genoegen nemen met Verkeer in plaats van het door hem gewenste Volkshuisvesting. De andere DS'70-minister, De Brauw24, kreeg Wetenschapsbeleid en Wetenschappelijk Onderwijs onder zijn hoede.
Het grootste probleem was het vinden van een plek voor een vrouwelijke bewindspersoon. Met veel moeite werd uiteindelijk een staatssecretariaat voor Fia van Veenendaal25 (DS'70) op Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk vrijgemaakt.
Het regeerakkoord van 1971 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP1, CHU4, ARP3 en VVD2, en vormde de basis voor het kabinet-Biesheuvel I26. Centraal stond een halt toeroepen aan de stijging van lonen de de inflatie.
De informateurs
P.A.J.M. (Piet) Steenkamp
Katholieke hoogleraar en 'geestelijke vader' van het CDA. Leidde met groot enthousiasme en vasthoudendheid de federatie van KVP1, ARP3 en CHU4 en het fusieproces van die drie partijen, dat in 1980 uitmondde in het CDA. Was aanvankelijk ondernemer in de conservenindustrie en daarna hoogleraar sociaal recht in Eindhoven. Leidde ook een pastoraal concilie over vernieuwing van de Nederlandse katholieke kerk. Stond enige jaren bekend als 'Rooie Piet', maar was wel de architect van het centrumrechtse kabinet-Biesheuvel26. Politieke peetvader van Dries van Agt22. Als Eerste Kamervoorzitter leidde hij de vergaderingen met kenmerkende roomse blijmoedigheid. Na zijn afscheid als Kamervoorzitter nog acht jaar 'gewoon' senator. Samenbindende figuur die overeenkomstig de leer van Thomas van Aquino inzet voor de publieke zaak als opdracht zag.
De formateur
B.W. (Barend) Biesheuvel
Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong19. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet26, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
De fractievoorzitters bij de onderhandelingen
G.H. (Gerard) Veringa
Vriendelijke KVP-voorman, met een jongensachtige uitstraling, die minister van Onderwijs was in het kabinet-De Jong19. In 1971 lijsttrekker van zijn partij. Was als criminoloog topambtenaar van het gevangeniswezen en in Nijmegen buitengewoon hoogleraar. Tijdens zijn ministerschap vond onder meer in 1969 de bezetting van het Maagdenhuis (UvA) plaats, die een uiting was van onvrede over de weinig democratische structuur van de universitaire wereld. Kwam aan de wens tot modernisering tegemoet via de Wet Universitaire Bestuurshervorming. Werd in 1971 lijsttrekker van de KVP, omdat hij een progressiever imago had dan De Jong27. Moest echter al eind 1971 de politiek verlaten vanwege zijn gezondheid. Werd toen staatsraad. In 1977 (in)formateur tijdens de mislukte formatie van een tweede kabinet-Den Uyl.
W.J. (Molly) Geertsema
VVD-politicus uit een familie met een grote bestuurstraditie. Was actief in het gemeentebestuur en als ambtenaar van Binnenlandse Zaken. Kwam in 1959 als Tweede Kamerlid in de landspolitiek en combineerde later het fractievoorzitterschap met het ambt van burgemeester van Wassenaar. Minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier in de kabinetten-Biesheuvel26. Werd in 1973 Commissaris van de Koningin in Gelderland en woonde in het kasteeltje Middachten. Nadien op hoge leeftijd nog Eerste Kamerlid. Stond in de VVD wat links van het midden, vooral door zijn pleidooien voor samenwerking met de PvdA en voor gelijke rechten van homoseksuelen. In driedelig kostuum geklede nonconformist. Was vanwege zijn (geaffecteerde) tongval voor velen het prototype van de liberale burgerheer. Beschikte over een enorme werkkracht.
B.W. (Barend) Biesheuvel
Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong19. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet26, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
W. (Wim) Aantjes
Bevlogen christendemocratisch politicus. Was afkomstig uit een hervormd-gereformeerd milieu uit de Alblasserwaard en behoorde aanvankelijk tot de rechtervleugel van de ARP. Als voorman van de bouwondernemers woordvoerder volkshuisvesting en daarnaast woordvoerder PTT-zaken. Werd in 1971 na de vorming van het kabinet-Biesheuvel26 fractievoorzitter, maar schoof op naar links en bevorderde de komst van het kabinet-Den Uyl28. Stond aarzelend tegenover de vorming van het CDA, omdat hij vreesde dat de (progressieve) evangelische grondslag niet verzekerd was. Behoorde als fractieleider ten tijde van het eerste kabinet-Van Agt29 tot de loyalisten30. Trad af als Kamerlid vanwege onthullingen over zijn oorlogsverleden. Werd later grotendeels gerehabiliteerd toen erkend werd dat zijn versie van dat verleden juist was geweest.
B.J. (Bé) Udink
CHU-politicus en econoom, die in 1967 minister voor Ontwikkelingssamenwerking werd in het kabinet-De Jong19. Was op dat moment directeur van de Centrale Kamer voor Handelsbevordering en lid van de Rijnmondraad. Wist de begrotingsnorm van 1 procent ontwikkelingshulp vast te leggen door met aftreden te dreigen. Voerde in 1971 als lijsttrekker van de CHU een weinig succesvolle verkiezingscampagne waarin 'law and order' centraal stonden. Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Biesheuvel I en II26. Voerde de huurharmonisatie in waarover de linkse oppositie hem fel aanviel. Was na het aftreden van Drees jr.15 een klein jaar tevens minister van Verkeer en Waterstaat. Speelde na zijn ministerschap een belangrijke rol bij de ondergang van het OGEM-concern. Praatgrage man, niet vrij van pedanterie. Had een wat theatrale wijze van spreken.
W. (Wim) Drees
Voorman van DS'70 en Rekenkamerlid. Maakte carrière als ambtenaar op Financiën en hoogleraar openbare financiën. Stapte in 1971 de politiek in als aanvoerder van DS'70, een rechtse afsplitsing van de PvdA. Bekend als 'de jonge Drees' en als 'zoon van' verwierf hij een zekere populariteit. Zijn partij kwam de Kamer binnen met acht zetels en werd regeringspartij in het kabinet-Biesheuvel26. Drees zelf werd minister van Verkeer en Waterstaat. Zette zich in voor bevordering van het openbaar vervoer. Was feitelijk meer ambtenaar en hoogleraar dan politicus. Beschikte over 'droge' humor, vriendelijk en overtuigd van eigen gelijk (wat hij overigens soms ook had). Vanaf 1973 fractieleider in de Tweede Kamer, die met veel interne verdeeldheid te maken kreeg. Besloot zijn bestuurlijke loopbaan als lid van de Algemene Rekenkamer, een functie waarvoor hij geknipt was.
Andere betrokkenen
R.J. (Roelof) Nelissen
Intelligente KVP'er uit Zeeuws-Vlaanderen, die al jong door zijn gemakkelijke omgang met mensen bekwaam leiding gaf aan de organisatie van katholieke middenstanders. Zoon van een polderopzichter, tevens enige tijd waarnemend burgemeester. Kleine, hardwerkende en sobere man, die in de Tweede Kamerfractie snel een belangrijke positie kreeg. Begin 1970 werd hij tussentijds minister van Economische Zaken in kabinet-De Jong19 als opvolger van De Block31. Was in het kabinet-Biesheuvel26 minister van Financiën en viceminister-president. Speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van de kabinetscrisis in 1972 door vast te houden aan zijn bezuinigingsdoelen. Stond bekend vanwege een soms wat opvliegend karakter. Na zijn politieke loopbaan topman van de AMRO-bank, die hij in 1990 met ABN liet fuseren.
A. (Aart) Geurtsen
Aimabele Rotterdamse advocaat; sluw jurist, veelzijdige volksvertegenwoordiger, met ongekende werkkracht. Was woordvoeder justitie en middenstand van de VVD-Tweede Kamerfractie. Dwong in 1972 alom respect af toen hij als voorzitter van de Kamercommissie Justitie met veel empathie leiding gaf aan de uiterst emotionele hoorzitting over de voorgenomen vrijlating van de Drie van Breda32. Bracht met de KVP'er Van Schaik33 een wet tot stand over legalisering van casino's en diende met zijn fractiegenote Veder-Smit34 een initiatiefvoorstel in over abortus. Dat voorstel, later gecombineerd met een voorstel van de PvdA'ers Lamberts35 en Roethof36, strandde in de Senaat. Werd in 1979 Europarlementariër en had daardoor twee jaar een dubbelmandaat. Nadien de eerste voorzitter van het Commissariaat voor de Media.
De vaste adviseurs van de Koningin
M. (Maarten) de Niet
Integere en energieke bestuurder en Eerste Kamervoorzitter van hervormden huize, die zich als senator vooral bezighield met het buitenlands beleid. Stond daarbij vaak tegenover minister Luns37, met name bij het Nieuw-Guineabeleid. Kende 'de Oost' uit een vooroorlogse periode als zendingsconsul. Was in de oorlog geïnterneerd in een Jappenkamp. Zette zich als burgemeester van Wageningen in voor versterking van de positie van de Landbouwhogeschool. Rechtlijnig denkend man die met een zware basstem enigszins bars zijn mening nooit onder stoelen of banken stak. Hij had opvallend weinig gevoel voor decorum en was afkerig van frivoliteiten.
F.J.F.M. (Frans-Joseph) van Thiel
Bekende en populaire katholieke Tweede Kamervoorzitter in de jaren zestig. Hij vervulde dat ambt op vaderlijke wijze met veel (Brabantse) humor, tact en soepelheid. Tijdens zijn voorzitterschap vonden de 'Nacht van Schmelzer38' en de discussies over de 'Drie van Breda' plaats. Onder zijn voorzitterschap werd bovendien de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd en werd het Kamerwerk dichter bij de burgers gebracht (televisie-uitzendingen, hoorzittingen). Was afkomstig uit een Helmondse ondernemersfamilie. Werd in 1952 in het kabinet-Drees III39 de eerste minister van Maatschappelijk Werk en keerde in 1956 terug in de Tweede Kamer, waarvan hij namens de KVP eerder al vier jaar deel had uitgemaakt.
L.J.M. (Louis) Beel
Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III39 tevens vicepremier. Had een goede band met Drees40. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana13. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
Meer over
- 1.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 2.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 3.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 4.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 5.DS'70 was een centrumrechtse sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1970 als afsplitsing van de Partij van de Arbeid, door leden die ontevreden waren over de koers van die partij, zowel op financieel-economisch gebied als bij het buitenlands beleid. De partij was tot juli 1972 vertegenwoordigd in het kabinet-Biesheuvel I.
- 6.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 7.Katholieke hoogleraar en 'geestelijke vader' van het CDA. Leidde met groot enthousiasme en vasthoudendheid de federatie van KVP, ARP en CHU en het fusieproces van die drie partijen, dat in 1980 uitmondde in het CDA. Was aanvankelijk ondernemer in de conservenindustrie en daarna hoogleraar sociaal recht in Eindhoven. Leidde ook een pastoraal concilie over vernieuwing van de Nederlandse katholieke kerk. Stond enige jaren bekend als 'Rooie Piet', maar was wel de architect van het centrumrechtse kabinet-Biesheuvel. Politieke peetvader van Dries van Agt. Als Eerste Kamervoorzitter leidde hij de vergaderingen met kenmerkende roomse blijmoedigheid. Na zijn afscheid als Kamervoorzitter nog acht jaar 'gewoon' senator. Samenbindende figuur die overeenkomstig de leer van Thomas van Aquino inzet voor de publieke zaak als opdracht zag.
- 8.Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
- 9.De Tweede Kamerverkiezingen van 1971 waren op 28 april. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Kamer, maar tevens waren het grondwetsverkiezingen. Grootste partij werd de PvdA, grote nieuwkomer was DS'70 (nieuw met acht zetels). De zittende coalitie haar meerderheid verloor haar meerderheid; alle vier regeringspartijen verloren. Winst was er behalve voor DS'70 en de PvdA ook voor D'66. De nieuwe NMP kreeg twee zetels. Bij deze verkiezingen was voor het eerst de opkomstplicht afgeschaft.
- 10.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
- 11.Het regeerakkoord van 1971 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, CHU, ARP en VVD, en vormde de basis voor het kabinet-Biesheuvel I. Centraal stond een halt toeroepen aan de stijging van lonen de de inflatie.
- 12.Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
- 13.Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
- 14.Kabinetsformaties na de verkiezingen duren sinds 1946 gemiddeld 103 dagen. Formaties van tussenkabinetten zijn daarbij buiten beschouwing gelaten. Soms komt het voor dat na een kabinetscrisis zonder nieuwe verkiezingen een ander of overgangskabinet wordt gevormd. Dergelijke formaties verlopen doorgaans veel sneller.
- 15.Voorman van DS'70 en Rekenkamerlid. Maakte carrière als ambtenaar op Financiën en hoogleraar openbare financiën. Stapte in 1971 de politiek in als aanvoerder van DS'70, een rechtse afsplitsing van de PvdA. Bekend als 'de jonge Drees' en als 'zoon van' verwierf hij een zekere populariteit. Zijn partij kwam de Kamer binnen met acht zetels en werd regeringspartij in het kabinet-Biesheuvel. Drees zelf werd minister van Verkeer en Waterstaat. Zette zich in voor bevordering van het openbaar vervoer. Was feitelijk meer ambtenaar en hoogleraar dan politicus. Beschikte over 'droge' humor, vriendelijk en overtuigd van eigen gelijk (wat hij overigens soms ook had). Vanaf 1973 fractieleider in de Tweede Kamer, die met veel interne verdeeldheid te maken kreeg. Besloot zijn bestuurlijke loopbaan als lid van de Algemene Rekenkamer, een functie waarvoor hij geknipt was.
- 16.In 2012 heeft de Tweede Kamer door een wijziging in haar Reglement van Orde het gehele verloop van de kabinetsformatie naar zich toegetrokken. Zo roept de Voorzitter na de verkiezingen de nieuwe fractievoorzitters bijeen om een verkenner aan te wijzen. Daarna besluit de Tweede Kamer na debatten over het verdere verloop en de aanwijzing van (in)formateurs.
- 17.Voornaamste oprichter en lange tijd voorman van D66. Was afkomstig uit een katholiek ondernemersgezin en was journalist bij het Handelsblad. Wist in 1967, na een op Amerikaanse wijze gevoerde campagne en dankzij een uitstekende p.r., zijn partij met 7 zetels in de Kamer te loodsen. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Trad na de verkiezingsnederlaag van D66 in 1972 terug als partijleider. Keerde in 1981 terug in de politiek als minister van Defensie en in 1986 als leider van D66. Onder zijn leiding behaalde zijn partij in 1989 en 1994 zeer goede verkiezingsuitslagen. Bekroonde die tweede winst met de vorming van een 'paars' kabinet (Kok I), zonder confessionelen. Werd daarin zelf minister van Buitenlandse Zaken en vicepremier. Levensgenieter, die vele contacten in de culturele wereld had en charmante intellectueel, die mensen wist te binden.
- 18.Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
- 19.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 20.Intelligente KVP'er uit Zeeuws-Vlaanderen, die al jong door zijn gemakkelijke omgang met mensen bekwaam leiding gaf aan de organisatie van katholieke middenstanders. Zoon van een polderopzichter, tevens enige tijd waarnemend burgemeester. Kleine, hardwerkende en sobere man, die in de Tweede Kamerfractie snel een belangrijke positie kreeg. Begin 1970 werd hij tussentijds minister van Economische Zaken in kabinet-De Jong als opvolger van De Block. Was in het kabinet-Biesheuvel minister van Financiën en viceminister-president. Speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van de kabinetscrisis in 1972 door vast te houden aan zijn bezuinigingsdoelen. Stond bekend vanwege een soms wat opvliegend karakter. Na zijn politieke loopbaan topman van de AMRO-bank, die hij in 1990 met ABN liet fuseren.
- 21.Aimabele Rotterdamse advocaat; sluw jurist, veelzijdige volksvertegenwoordiger, met ongekende werkkracht. Was woordvoeder justitie en middenstand van de VVD-Tweede Kamerfractie. Dwong in 1972 alom respect af toen hij als voorzitter van de Kamercommissie Justitie met veel empathie leiding gaf aan de uiterst emotionele hoorzitting over de voorgenomen vrijlating van de Drie van Breda. Bracht met de KVP'er Van Schaik een wet tot stand over legalisering van casino's en diende met zijn fractiegenote Veder-Smit een initiatiefvoorstel in over abortus. Dat voorstel, later gecombineerd met een voorstel van de PvdA'ers Lamberts en Roethof, strandde in de Senaat. Werd in 1979 Europarlementariër en had daardoor twee jaar een dubbelmandaat. Nadien de eerste voorzitter van het Commissariaat voor de Media.
- 22.CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
- 23.'Scheepsbouwer' en hoogleraar, die in 1971 voor de VVD toetrad tot het kabinet-Biesheuvel. Werd toen pas lid van die partij en was een 'vreemdeling' in Den Haag. Had wel in 1969 samen met Biesheuvel geadviseerd over de toekomst van scheepswerf Verolme. Deed zich snel gelden als een bekwame bewindsman, die met name impulsen gaf aan het regionaal-economische beleid. Tijdens zijn ministerschap ging Nederland deelnemen aan het omstreden Kalkarproject. Was na zijn aftreden vele jaren een bankier, die tientallen commissariaten in het bedrijfsleven vervulde. Tevens lange tijd voorzitter van het curatorium van de Teldersstichting.
- 24.DS'70-bewindsman en Tweede Kamerlid. Deftige jonkheer, oud-verzetsman en Irene-brigadier, die vanuit het verzekeringswezen minister werd in het kabinet-Biesheuvel. Wist als minister voor wetenschappelijk onderwijs slechts met moeite zijn wetsvoorstel tot verhoging van het college- en inschrijvingsgeld voor studenten door de Eerste Kamer te loodsen. Sprak in de ministerraad met trompetachtige stem en lag slecht bij sommige collegae (met name bij Boersma), die hem te star vonden. Werd na zijn vertrek als minister Tweede Kamerlid en kwam in 1975 in conflict met Drees jr. over de koers van de partij. Stapte later over naar D66. Begin jaren tachtig voorzitter van de Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie.
- 25.Kamerlid en staatssecretaris voor DS'70. Oud-AJC'ster uit een rood nest. Haar vader was gemeenteraadslid in Zeist. In 1965 kwam zijzelf voor de PvdA in de gemeenteraad van Eindhoven. Verliet in mei 1970 de PvdA en trad in juli bij het vervullen van een vacature direct toe tot de groep-Goedhart. Werd in 1971 de enige vrouw in het kabinet-Biesheuvel als staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (met name belast met welzijnswerk en bijstand), daar waar volkshuisvesting haar voorkeur had. Wist tijdens haar korte staatssecretariaat enkele belangrijke wetten door het parlement te loodsen. Keerde daarna nog een periode terug naar de Tweede Kamer en koos in 1975 bij een intern conflict als enige de zijde van Drees jr.
- 26.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 27.Katholieke onderzeebootcommandant die in de woelige jaren zestig op kordate wijze een kabinet leidde. Werd na staatssecretaris van Marine te zijn geweest (1959-1963) en na het ministerschap van Defensie (1963-1967) vrij verrassend premier, omdat een formatiepoging van Biesheuvel was mislukt. Goede, pragmatisch ingestelde bewindspersoon en teamleider. Beschikte over een typische, droge humor en relativeringsvermogen ('wij passen slechts op de winkel') en werd mede daardoor populair. Hoewel hij regeerde in een roerige tijd, was het door hem geleide kabinet het eerste naoorlogse kabinet dat zonder crisis de vier jaar volmaakte. Ondanks zijn populariteit wees de KVP hem in 1971 niet aan als lijsttrekker. Was daarna drie jaar Eerste Kamerlid en fractievoorzitter in de Senaat.
- 28.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 29.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 30.Met de Loyalisten werd een groep van zes, later zeven CDA-Tweede Kamerleden bedoeld, die het op 29 november 1977 tussen CDA en VVD gesloten regeerakkoord afwees, maar wel bereid was het te vormen kabinet-Van Agt I loyaal te steunen. De naam werd later ook breder gebruikt om de CDA-Kamerleden mee aan te duiden, die kritisch stonden tegenover het kabinet-Van Agt I.
- 31.KVP-bewindsman. Zoon van een generaal. Begon zijn loopbaan in het bankwezen en was topambtenaar op financiën en EZ, en daarna financieel directeur van de KLM. Staatssecretaris van Europese samenwerking in de kabinetten-Marijnen, -Cals en -Zijlstra. In dat laatste kabinet tevens staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Werd in 1967 vrij onverwacht minister van Economische Zaken in het kabinet-De Jong, nadat andere KVP-kandidaten hadden bedankt. Trad na drie jaar af na perikelen rond de btw en loon- en prijspolitiek. Met name op zijn prijsbeleid na de invoering van de btw werd veel kritiek geuit. Wist zich tegen die felle oppositie niet staande te houden. Was volgens zijn grootste opponent in de Kamer, Gerda Brautigam, te lief voor de politiek.
- 32.De drie Duitse oorlogsmisdadigers, die, na van de doodstraf te zijn gegratieerd, levenslang uitzaten, hebben jarenlang de gemoederen in de volksvertegenwoordiging en daarbuiten beroerd. Toen minister Van Agt in 1972 als standpunt der regering kenbaar maakte, dat een verdere gevangenschap voor de gestraften in onze democratische samenleving geen wezenlijk doel meer dient, ontstond een heftige volksbeweging. Een buitenparlementaire actie tegen de vrijlating, een neiging tot volksjustitie.
- 33.Justitie-woordvoerder in de KVP-Tweede Kamerfractie. Was voor hij in februari 1967 in de Kamer kwam advocaat en juridisch adviseur van de katholieke vakbond. Stemde tijdens het kabinet-De Jong op sociaal gebied enkele malen met de oppositie mee, maar was op ethisch gebied tamelijk behoudend. Bracht in 1974 met de VVD'er Geurtsen een initiatiefwet over de legalisering van casino's tot stand en diende in 1975 samen met Hannie van Leeuwen (ARP) een initiatiefwetsvoorstel over abortus (met als uitgangspunt: 'nee, tenzij') in. Was vele jaren actief bij het amateurtoneel. Na zijn Kamerlidmaatschap bijna elf jaar lid van de Raad van State.
- 34.Liberale volksgezondheidsdeskundigde, die op dit terrein veel gezag had in het parlement. Vervulde vele functies in organisaties op het gebied van de gezondheidszorg en werd in 1990 erevoorzitter van de Nationale Kruisvereniging. In 1967 Tweede Kamerlid voor de VVD en in de jaren zeventig als mede-initiatiefneemster betrokken bij een poging om tot liberale regeling voor zwangerschapsafbreking te komen. Staatssecretaris in het kabinet-Van Agt I. Bracht in die functie onder meer de Wet tarieven gezondheidszorg en een nieuwe wet inzake de verloskundigen tot stand. Vanaf 1981 Eerste Kamerlid. In die Kamer hield zij zich tevens bezig met ontwikkelingssamenwerking. Was voor zij in de landelijke politiek kwam ook actief op lokaal niveau. Erelid van de VVD.
- 35.Dokter Lamberts. Huisarts in Rotterdam-Zuid, die als Tweede Kamerlid voor de PvdA een autoriteit op volksgezondheidsgebied was. Kwam in zijn donkerblauwe pak nogal streng over, maar was zeer begaan met zijn patiënten. Als lid van de Rotterdamse gemeenteraad nam hij het initiatief tot het invoeren van schoolmelk. Zette zich als Kamerlid sterk in voor verbetering van de leefkwaliteit en voor legalisering van medisch verantwoorde zwangerschapsonderbreking (abortus provocatus). Het door hem en Hein Roethof verdedigde initiatiefwetsvoorstel hierover strandde echter in de Eerste Kamer. Van die Kamer maakte hijzelf later nog enige jaren deel uit.
- 36.Onafhankelijke progressieve liberaal in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Was parlementair journalist bij de NRC en voorzitter van de JOVD. Brak begin jaren'60 met de VVD en stapte over naar de PvdA. Goed jurist, deskundig op het gebied van het volkenrecht en verdediger van burgerlijke rechten. Keerde zich tegen beperkingen ten aanzien van politieke organisaties. Met Jan Lamberts mede-initiatiefnemer van een wetsvoorstel om zwangerschapsonderbreking te legaliseren. Het met een VVD-initiatief samengevoegde voorstel werd in 1976 echter door de Eerste Kamer verworpen. In 1981 niet herkozen, maar in 1986 teruggekeerd in de Kamer. In die periode tevens voorzitter van de commissie kleine criminaliteit en naamgever van een prijs voor initiatieven om criminaliteit tegen te gaan. Humanist en schaker.
- 37.Bijna twintig jaar, mede door zijn lange gestalte, een markante minister van Buitenlandse Zaken. Actief bij de marine, waarvoor hij altijd belangstelling behield, en daarna werkzaam in de diplomatieke dienst. Vormde in 1952 (als minister zonder portefeuille) met Beyen een ministersduo, maar vanaf 1956 was hij de enige minister op dat departement. Genoot in brede kring grote populariteit door zijn humor en de wijze waarop hij opkwam voor het Nederlandse belang, maar werd door anderen bekritiseerd vanwege onder meer zijn Nieuw-Guineapolitiek en pro-Amerikaanse opstelling. Steunde de pogingen van Groot-Brittannië om toe te treden tot de Europese Gemeenschappen en was tegenspeler van president De Gaulle. Had weinig genoegen in het politieke debat. Na zijn ministerschap secretaris-generaal van de NAVO. Stond rechts in de KVP en brak in 1972 met die partij. Conservatief, streng katholiek, autoritair, charmant en op-en-top diplomaat. Had een uitstekend gevoel voor p.r.
- 38.Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
- 39.Na de verkiezingen van 1952 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees bestond uit ministers van de PvdA, KVP, ARP en CHU en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD, deel van het voorgaande kabinet-Drees II, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.
- 40.'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
- 41.In de periode 1945 tot en met 2024 zijn er zo'n 30 formaties geweest. Een formatie vindt in de regel elke vier jaar plaats, maar soms worden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven na een val van een kabinet. Dit was bijvoorbeeld het geval in 1982 na de val van het kabinet-Van Agt II of in 2012 na de val van het kabinet-Rutte I.