Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
27.5.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/11 |
VERORDENING (EU) Nr. 473/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 21 mei 2013
betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136, in samenhang met artikel 121, lid 6,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten de lidstaten hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen, zich bij hun begrotingsbeleid laten leiden door het streven naar gezonde overheidsfinanciën, en voorkomen dat hun economische beleid de goede werking van de economische en monetaire unie in gevaar dreigt te brengen. |
(2) |
Het stabiliteits- en groeipact (SGP) beoogt de begrotingsdiscipline binnen de gehele Unie te waarborgen en formuleert het kader voor het voorkomen en corrigeren van buitensporige overheidstekorten. Het is gebaseerd op de doelstelling van gezonde openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei, die berust op financiële stabiliteit, waarbij tegelijk de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame groei en werkgelegenheid wordt ondersteund. Het SGP omvat het multilaterale toezichtsysteem, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het versterken van het toezicht op de begrotingssituatie en het toezicht op en coördinatie van economisch beleid (3), en de procedure voor het voorkomen van buitensporige overheidstekorten, zoals vastgesteld bij artikel 126 VWEU en verder uitgewerkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (4). Het SGP is verder versterkt door Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad (6). Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 over de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in de eurozone (7) heeft een systeem van effectieve, preventieve en geleidelijke handhavingsmechanismen toegevoegd, in de vorm van sancties voor de lidstaten die de euro als munt hebben. |
(3) |
De versterking van het SGP heeft verbetering gebracht in de aan lidstaten gerichte richtsnoeren voor een prudent begrotingsbeleid en heeft voor de lidstaten die de euro als munt hebben, het opleggen van sancties wegens het niet-naleven van een prudent begrotingsbeleid versterkt en meer automatisch gemaakt, teneinde buitensporige overheidstekorten te vermijden. Door deze maatregelen is een meer omvattend kader gecreëerd. |
(4) |
Om een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een continue convergentie van de economische prestaties van de lidstaten te waarborgen, biedt het Europees semester, als vastgesteld in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97, een kader voor de coördinatie van het economisch beleid. Het Europees semester omvat het opstellen van en het toezicht op de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie (globale richtsnoeren voor het economisch beleid) overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU; het opstellen en het inspecteren van de uitvoering van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid waarmee de lidstaten rekening moeten houden overeenkomstig artikel 148, lid 2, VWEU (richtsnoeren inzake werkgelegenheid); het indienen en het beoordelen van de stabiliteits- of convergentieprogramma's van de lidstaten op grond van die verordening; het indienen en het beoordelen van de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten die de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid ondersteunen en die zijn opgesteld in overeenstemming met de globale richtsnoeren, de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de algemene richtsnoeren voor de lidstaten die door de Commissie en de Europese Raad worden gepubliceerd aan het begin van de jaarlijkse toezichtcyclus; en het toezicht voor de preventie en de correctie van macro-economische onevenwichtigheden op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (8). In voorkomend geval moet ook rekening worden gehouden met adviezen die zijn uitgebracht in het kader van een economisch partnerschapsprogramma als ingesteld door deze verordening. |
(5) |
Om de Unie in staat te stellen zowel intern als op internationaal niveau sterker uit de crisis te komen door stimulering van het concurrentievermogen, de productiviteit, het groeipotentieel, de sociale cohesie en economische convergentie, heeft de Europese Raad, in zijn conclusies van 17 juni 2010, een nieuwe strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid vastgesteld die tevens doelstellingen voor armoedebestrijding, onderwijs, innovatie en het milieu bevat. |
(6) |
Om de goede werking van de economische en monetaire unie zeker te stellen, kunnen in de eurozone ingevolge het VWEU specifieke maatregelen worden genomen die verder gaan dan de bepalingen die voor alle lidstaten gelden om de coördinatie van en het toezicht op hun begrotingsdiscipline te versterken. Deze versterkte vorm van coördinatie en toezicht moet gepaard gaan met een evenredig versterkte deelname van het Europees Parlement en de nationale parlementen, naar gelang het geval. Waar passend en nodig dient actiever gebruik te worden gemaakt van de specifieke maatregelen van artikel 136 VWEU. |
(7) |
Bij toepassing van deze verordening moet artikel 152 VWEU volledig worden nageleefd, en houden de krachtens deze verordening vastgestelde aanbevelingen rekening met de nationale praktijken en instellingen voor loonvorming. Deze verordening neemt artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in acht en doet bijgevolg geen afbreuk aan het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten en naleving ervan af te dwingen, of om collectieve actie te voeren in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijken. |
(8) |
Artikel 9 VWEU bepaalt dat de Unie bij de bepaling en uitvoering van haar beleid en optreden rekening moet houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting, alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid. |
(9) |
Geleidelijke versterking van toezicht en de coördinatie, als uiteengezet in deze verordening, is een verdere aanvulling op het Europese semester voor de economische beleidscoördinatie en op de bestaande bepalingen van het SGP, en zal het toezicht versterken op het begrotings- en economisch beleid in de lidstaten die de euro als munt hebben. Een geleidelijk intensievere controleprocedure moet bijdragen aan betere economische en begrotingsresultaten, macrofinanciële houdbaarheid en economische convergentie, hetgeen alle lidstaten die de euro als munt hebben ten goede zal komen. Een nauwlettender monitoring als onderdeel van een geleidelijk versterkt proces is met name waardevol voor lidstaten die onderworpen zijn aan een procedure wegens buitensporige tekorten. |
(10) |
Vertekende en onrealistische macro-economische en budgettaire prognoses kunnen de effectiviteit van de begrotingsplanning aanzienlijk belemmeren en derhalve de handhaving van de begrotingsdiscipline schaden. Onafhankelijke instanties of instanties die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van een lidstaat functioneel autonoom zijn en die worden geschraagd door nationale wettelijke bepalingen ter waarborging van een hoge mate van functionele autonomie en verantwoordingsplicht, kunnen objectieve en realistische macro-economische prognoses verschaffen. Dergelijke prognoses moeten worden gebruikt tijdens de begrotingsprocedure. |
(11) |
Solide overheidsfinanciën worden het best gewaarborgd tijdens de planningsfase en grove fouten dienen zo spoedig mogelijk te worden onderkend. Lidstaten zouden niet alleen gebaat zijn bij de vaststelling van richtsnoeren en begrotingsdoelstellingen, maar ook bij het gesynchroniseerd monitoren van hun begrotingsbeleid. |
(12) |
Het opstellen van een gemeenschappelijk budgettair tijdschema voor de lidstaten die de euro als munt hebben, moet tot een betere synchronisatie van de voornaamste stappen bij de opstelling van de nationale begrotingen leiden, en aldus bijdragen aan de doelmatigheid van het SGP en het Europees semester voor economische beleidscoördinatie vergroten. Dit moet leiden tot sterkere synergieën door de beleidscoördinatie tussen de lidstaten die de euro als munt hebben te bevorderen, en zeker te stellen dat de aanbevelingen van de Raad en de Commissie naar behoren worden geintegreerd in de begrotingsprocedure van de lidstaten. Deze procedure moet consistent zijn met het kader voor economische beleidscoördinatie in de context van de jaarlijkse toezichtcyclus, die met name de algemene richtsnoeren voor de lidstaten omvat die door de Commissie en de Europese Raad aan het begin van de cyclus worden bekend gemaakt. Het begrotingsbeleid van de lidstaten moet consistent zijn met de in het kader van het SGP uitgegeven aanbevelingen, en in voorkomend geval, met de aanbevelingen uitgegeven in het kader van de jaarlijkse toezichtcyclus, met inbegrip van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden, zoals ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en met adviezen aangaande economische partnerschapsprogramma's, zoals ingesteld bij deze verordening. |
(13) |
Als eerste stap van dit gemeenschappelijk budgettair tijdschema moeten de lidstaten bij voorkeur voor 15 april en uiterlijk 30 april hun nationale begrotingsplan voor de middellange termijn, tegelijkertijd met hun stabiliteitsprogramma's, openbaar maken. Deze begrotingsplannen moeten indicaties bevatten over de wijze waarop de geplande hervormingen en maatregelen naar verwachting zullen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en nationale toezeggingen als bepaald in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. Het nationale begrotingsplan voor de middellange termijn en het stabiliteitsprogramma kunnen in hetzelfde document worden gepresenteerd. |
(14) |
De bekendmaking van de ontwerpbegroting van de centrale overheid vóór 15 oktober moet een belangrijke mijlpaal van dat gemeenschappelijk budgettair tijdschema zijn. Aangezien de regels van het SGP op het niveau van de algemene overheid moeten worden nageleefd en een consequente budgettering in alle subsectoren van de algemene overheid vereist is om de begrotingsdoelstellingen te bereiken, moeten samen met de ontwerpbegroting van de centrale overheid ook de belangrijkste parameters van de ontwerpbegroting van alle andere subsectoren van de algemene overheid worden bekendgemaakt. Deze parameters moeten in het bijzonder de geplande begrotingsresultaten van de andere subsectoren omvatten, alsook de belangrijkste aannames die aan deze prognoses ten grondslag liggen en de redenen van verwachte wijzigingen ten aanzien van de aannames van het stabiliteitsprogramma. |
(15) |
Volgens het gemeenschappelijk tijdschema voor de begroting wordt tevens de begroting jaarlijks uiterlijk 31 december aangenomen of vastgesteld, samen met de belangrijkste actuele begrotingsparameters voor de andere subsectoren van de overheid. Wanneer de begroting om objectieve redenen, buiten de macht van de overheid, niet tegen 31 december is aangenomen, moeten er uitgestelde-begrotingsprocedures in werking worden gesteld om ervoor te zorgen dat de overheid in staat blijft haar essentiële plichten te vervullen. Die procedure kan bijvoorbeeld bestaan in de uitvoering van de ontwerpbegroting van de overheid, van de in het voorgaande jaar vastgestelde begroting of van specifieke, door het parlement goedgekeurde maatregelen. |
(16) |
Met het oog op een betere coördinatie van de planning van hun nationale staatsschuldemissies brengen de lidstaten vooraf verslag uit aan de Eurogroep en de Commissie over hun plannen voor emissie van staatsobligaties. |
(17) |
Naleving van effectieve, op regels gebaseerde begrotingskaders kan belangrijk zijn bij het ondersteunen van een gezond en houdbaar begrotingsbeleid. Volgens Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (9) moet toezicht op de naleving van de landspecifieke cijfermatige begrotingsregels op nationaal niveau worden ondersteund door onafhankelijke instanties of instanties die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten functioneel autonoom zijn. Het is belangrijk erop te wijzen dat met het oog op de uiteenlopende mogelijke en bestaande regelingen moet worden toegestaan — ook al heeft dit niet de voorkeur — dat meer dan een onafhankelijke instantie belast is met het toezicht op de inachtneming van de regels, mits er een duidelijke toewijzing van verantwoordelijkheid is en bevoegdheden met betrekking tot specifieke aspecten van het toezicht elkaar niet overlappen. Buitensporige institutionele versnippering van toezichtstaken moet worden vermeden. Om ervoor te zorgen dat de toezichthoudende instanties hun mandaat effectief kunnen vervullen, moeten nationale wettelijke bepalingen die een hoge mate van functionele autonomie en verantwoording garanderen ten grondslag liggen aan dergelijke instanties. Bij de opzet van deze toezichthoudende instanties moet rekening worden gehouden met de bestaande institutionele kaders en de administratieve structuur van de betrokken lidstaat. Het moet met name mogelijk zijn om een geschikte entiteit van een bestaande instelling functionele autonomie toe te kennen, op voorwaarde dat deze entiteit is aangewezen om de specifieke toezichtstaken uit te voeren, een afzonderlijke statutaire regeling heeft en voldoet aan de andere, in deze overweging genoemde beginselen. |
(18) |
Deze verordening legt geen aanvullende eisen of verplichtingen op met betrekking tot landspecifieke cijfermatige begrotingsregels. Robuuste, op het land toegesneden cijfermatige begrotingsregels, die stroken met de begrotingsdoelstellingen op het niveau van de Unie en die gemonitord worden door onafhankelijke instanties vormen een hoeksteen van het versterkte kader van de Unie voor het begrotingstoezicht. De voorschriften waaraan deze onafhankelijke instanties zich moeten houden, alsmede hun specifieke taken, zijn opgenomen in deze verordening. |
(19) |
Lidstaten die de euro als munt hebben, staan in het bijzonder bloot aan overloopeffecten van elkaars begrotingsbeleid. Lidstaten die de euro als munt hebben, moeten dan ook de Commissie en de overige lidstaten die de euro als munt hebben, raadplegen voordat zij hun goedkeuring hechten aan ieder belangrijke plan tot hervorming van het begrotingsbeleid die overloopeffecten kan sorteren, om de gelegenheid te bieden de mogelijke gevolgen ervan voor de eurozone als geheel te beoordelen. Zij dienen hun begrotingsplannen ook te beschouwen als een zaak van gemeenschappelijk belang en deze met het oog op de toetsing ervan bij de Commissie in te dienen voordat zij bindend worden. De Commissie moet in samenwerking met de lidstaten richtsnoeren voorstellen in de vorm van een geharmoniseerd kader voor het specificeren van de inhoud van de ontwerpbegrotingsplannen. |
(20) |
In de uitzonderlijke gevallen waarin de Commissie na raadpleging van de betrokken lidstaat bijzonder ernstige gevallen van niet-nakoming van de in het SGP neergelegde verplichtingen ten aanzien van het begrotingsbeleid vaststelt, moet zij in haar advies over het ontwerpbegrotingsplan verzoeken om een herzien ontwerpbegrotingsplan, in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening. Dit is met name het geval wanneer de tenuitvoerlegging van het ontwerpbegrotingsplan de financiële stabiliteit van de betrokken lidstaat in gevaar zou brengen of de goede werking van de Economische en Monetaire Unie zou kunnen ondermijnen, of wanneer de tenuitvoerlegging van het ontwerpbegrotingsplan tot een duidelijke en belangrijke schending van de door de Raad geformuleerde aanbevelingen in het kader van het SGP zou leiden. |
(21) |
Het advies van de Commissie over het ontwerpbegrotingsplan moet zo spoedig mogelijk en in elk geval eind november worden vastgesteld, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met het specifieke nationale begrotingstijdschema en de nationale parlementaire procedures, om ervoor te zorgen dat de beleidsrichtsnoeren van de Unie op begrotingsgebied op passende wijze in de nationale budgettaire voorbereidingen worden geïntegreerd. In dit advies dient met name te worden beoordeeld of in de begrotingsplannen al dan niet op passende wijze gevolg is gegeven aan de aanbevelingen op begrotingsgebied die in de context van het Europees semester zijn gedaan. De Commissie moet bereid zijn om op verzoek van het parlement van de betreffende lidstaat of het Europees Parlement dit advies, nadat het openbaar is gemaakt, aan het parlement dat hierom verzocht heeft te presenteren. Lidstaten worden opgeroepen om in het proces ter vaststelling van hun begroting het advies van de Commissie aangaande hun ontwerpbegrotingsplan in acht te nemen. |
(22) |
De mate waarin met dit advies in de begroting van een lidstaat rekening is gehouden dient onderdeel uit te maken van de beoordeling of en wanneer aan de voorwaarden is voldaan voor een besluit dat er in de betrokken lidstaat sprake is van een buitensporig overheidstekort. In een dergelijk geval, waarin er geen gevolg is gegeven aan eerdere richtsnoeren van de Commissie, moet dit als een verzwarende factor worden beschouwd. |
(23) |
Ook dient de Eurogroep op basis van een algemene evaluatie van de ontwerpbegrotingsplannen door de Commissie de begrotingssituatie en -vooruitzichten voor de eurozone als geheel te bespreken. |
(24) |
De lidstaten die de euro als munt hebben en waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, moeten nauwlettender worden gemonitord om te garanderen dat het buitensporige tekort volledig, duurzaam en tijdig wordt gecorrigeerd. Een nauwlettender monitoring door middel van aanvullende rapportageverplichtingen moet resulteren in een preventie en vroegtijdige correctie van eventuele afwijkingen van de aanbevelingen van de Raad om het buitensporige tekort te verhelpen. Een dergelijke monitoring moet een aanvulling vormen op het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1467/97. Deze aanvullende rapportageverplichtingen moeten evenredig zijn met de fase van de tegen de lidstaat lopende procedure, op grond van artikel 126 VWEU. Als eerste stap moet de betreffende lidstaat een alomvattende evaluatie van de voor het lopende jaar uitgevoerde begroting voor de algemene overheid en haar subsectoren uitvoeren, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de financiële risico's die aan voorwaardelijke verplichtingen met potentieel grote gevolgen voor overheidsbegrotingen verbonden zijn. |
(25) |
Deze extra rapportageverplichtingen voor de lidstaten die de euro als munt hebben en waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, moeten de mogelijkheid scheppen voor een betere informatie-uitwisseling tussen de betrokken lidstaten en de Commissie, en derhalve voor de onderkenning van risico's bij de nakoming door een lidstaat van de termijn die is vastgesteld door de Raad om het buitensporige tekort te corrigeren. Wanneer dergelijke risico's worden onderkend, moet de Commissie een aanbeveling doen aan de betrokken lidstaat waarin de maatregelen worden aangegeven die binnen een bepaald tijdsbestek moeten worden genomen. Op verzoek moet de Commissie haar aanbeveling aan het parlement van de betrokken lidstaat presenteren. Het in acht nemen van deze aanbeveling moet leiden tot snelle bijsturing van eventuele ontwikkelingen die de correctie van het buitensporige tekort binnen de vastgestelde termijn in gevaar brengen. |
(26) |
De beoordeling van de inachtneming van deze aanbeveling van de Commissie dient deel uit te maken van de permanente evaluatie door de Commissie van effectieve maatregelen ter correctie van een buitensporig overheidstekort. Bij het bepalen of effectieve maatregelen zijn getroffen om het buitensporige tekort te corrigeren, dient de Raad zijn besluit ook te baseren op het feit of de betrokken lidstaat al dan niet gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Commissie, en daarbij voldoende aandacht heeft geschonken aan artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97. |
(27) |
In Verordening (EG) nr. 1467/97 worden de bijzonderheden van de procedure bij buitensporige tekorten op basis van artikel 126 VWEU uiteengezet, en deze bevat elementen van flexibiliteit waardoor rekening kan worden gehouden met onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen. De Raad kan op grond van artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van die verordening, indien met inachtneming van een aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, VWEU, respectievelijk een besluit tot een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU, doeltreffende maatregelen zijn genomen en indien zich na de vaststelling van deze aanbeveling (besluit tot een aanmaning) onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, op aanbeveling van de Commissie, besluiten een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, VWEU of een herzien besluit tot een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU vast te stellen. In de herziene aanbeveling of het herziene besluit tot een aanmaning, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97 genoemde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort worden verlengd, in de regel met één jaar. De Raad dient op basis van de economische prognoses in zijn oorspronkelijke aanbeveling of oorspronkelijk besluit tot aanmaning te beeordelen of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. In geval van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel kan de Raad ook op basis van een aanbeveling van de Commissie besluiten een herziene aanbeveling uit hoofde van artikel 126, lid 7 VWEU, of een herzien besluit tot een aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9 VWEU vast te stellen, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. Daarnaast bepaalt artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 dat bij de toepassing van de benchmark voor de schuldquoteaanpassing rekening wordt gehouden met de impact van de conjunctuur op het tempo van de schuldvermindering. Zo wordt een lidstaat niet geacht het schuldcriterium van artikel 126, lid 2, onder b), VWEU te hebben geschonden indien dat uitsluitend het gevolg is van een negatieve conjunctuur. |
(28) |
Aangezien begrotingsmaatregelen onvoldoende kunnen zijn om een duurzame correctie van het buitensporige tekort te garanderen, moeten de lidstaten die de euro als munt hebben en waartegen een procedure wegens buitensporige tekorten loopt ook een economisch partnerschapsprogramma presenteren waarin de beleidsmaatregelen en structurele hervormingen die nodig zijn om een effectieve duurzame correctie van het buitensporige tekort te verzekeren, zijn gespecificeerd, uitgaande van de laatste bijgewerkte versie van zijn nationale hervormingsprogramma en van zijn stabiliteitsprogramma. |
(29) |
Bovendien heeft de versterking van de economische governance geleid tot een intensievere dialoog met het Europees Parlement. Onderkend wordt dat in het kader van de dialoog de relevante instellingen van de Unie en hun vertegenwoordigers de gesprekspartners van het Europees Parlement zijn, maar de bevoegde commissie van het Europees Parlement kan een lidstaat die het onderwerp is van een aanbeveling van de Commissie of advies van de Raad overeenkomstig deze verordening, de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling. De deelname van een lidstaat aan een dergelijke gedachtewisseling is vrijwillig van aard. |
(30) |
Om de modaliteiten van de rapportageverplichtingen voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, vast te stellen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de inhoud en reikwijdte van deze rapportage. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. |
(31) |
De in deze verordening ingestelde bevoegdheid om adviezen aangaande economische partnerschapsprogramma's vast te stellen, moet aan de Raad worden toegekend. Deze adviezen vormen een aanvulling op de procedure bij buitensporige tekorten als vastgelegd in artikel 126 VWEU, in overeenstemming waarmee de Raad dient te besluiten over het bestaan van een buitensporig overheidstekort en over de maatregelen benodigd om hier een einde aan te maken. |
(32) |
Verwijzend naar het belang van solide overheidsfinanciën, structurele hervormingen en gerichte investeringen voor duurzame groei, hebben de staatshoofden en regeringsleiders op 29 juni 2012 een Pact voor groei en werkgelegenheid gesloten, uiting gevend aan hun vastbeslotenheid om groei die tot nieuwe banen leidt te stimuleren en tegelijkertijd aan hun streven naar solide overheidsfinanciën. Dit pact omvat met name maatregelen om de financiering van de economie te stimuleren. Er wordt 120 000 miljoen EUR (ongeveer 1 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie) voor snelwerkende groeimaatregelen bijeengebracht. Zoals aanbevolen in de Jaarlijkse groeianalyse in 2012 en 2013 moeten de lidstaten streven naar het handhaven van een adequaat tempo van begrotingsconsolidatie, gepaard gaand met investeringen met het oog op het bereiken van de doelstellingen van Europa 2020 voor groei en werkgelegenheid. |
(33) |
De Commissie houdt in het oog welke gevolgen de strakke begrotingsbeperkingen hebben voor groeibevorderende overheidsuitgaven en voor de overheidsinvesteringen. Het begrotingskader van de Unie biedt mogelijkheden om een evenwicht te scheppen tussen de behoeften inzake productieve overheidsinvesteringen en de doelstellingen op het gebied van begrotingsdiscipline: in het preventieve deel van het SGP kan, met volledige inachtneming van dit pact, gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die het bestaande begrotingskader van de Unie biedt om een evenwicht te scheppen tussen de behoeften inzake productieve overheidsinvesteringen en de doelstellingen op het gebied van de begrotingsdiscipline. De Commissie heeft aangekondigd verslag uit te zullen brengen van de mogelijkheden voor mogelijke acties binnen de grenzen van het bestaande begrotingskader van de Unie. |
(34) |
De resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012 met aanbevelingen aan de Commissie over het verslag van de voorzitters van de Europese Raad, de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en de Eurogroep „Naar een echte Economische en Monetaire Unie”, en de mededeling van de Commissie van 28 november 2012 met de titel „Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie” zetten respectievelijk de standpunten van het Europees Parlement en de Commissie uiteen aangaande de stappen benodigd voor het bereiken van een hechtere en beter geïntegreerde economische en monetaire unie. In vervolg op het verslag „Naar een echte economische en monetaire unie” heeft de Europese Raad in zijn conclusies van december 2012 zijn standpunten weergegeven over een aantal kwesties met het oog op een verdere versterking van de EMU, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
-
1.In deze verordening worden voorschriften vastgesteld om de monitoring van het economische en begrotingsbeleid in de eurozone te versterken en om zeker te stellen dat nationale begrotingen consistent zijn met de richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn afgegeven in het kader van het SGP en het Europees semester voor het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid, door:
a) |
het Europees Semester zoals vastgesteld in artikel 2-bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 aan te vullen met een gemeenschappelijk budgettair tijdschema; |
b) |
de procedure ter voorkoming en correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, aan te vullen; |
c) |
het systeem voor het multilaterale toezicht op het begrotingsbeleid, zoals opgezet door Verordening (EG) nr. 1466/97, aan te vullen met additionele monitoringeisen om ervoor te zorgen dat beleidsaanbevelingen van de Unie op begrotingsgebied op passende wijze in de nationale budgettaire voorbereidingen worden geïntegreerd; |
d) |
de procedure voor de correctie van een buitensporig overheidstekort van een lidstaat, zoals vastgesteld bij artikel 126 VWEU en Verordening (EG) nr. 1467/97, aan te vullen met een nauwlettender monitoring van het begrotingsbeleid van lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, ten einde een tijdige en duurzame correctie van een buitensporig overheidstekort zeker te stellen; |
e) |
de onderlinge samenhang zeker te stellen tussen het begrotingsbeleid en maatregelen en hervormingen in het kader van de procedure ter voorkoming en correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en, in voorkomend geval, in het kader van een economisch partnerschapsprogramma als bedoeld in artikel 9. |
-
2.Bij toepassing van deze verordening wordt artikel 152 VWEU ten volle nageleefd en eerbiedigen de krachtens deze verordening vastgestelde aanbevelingen de nationale praktijken en instellingen voor loonvorming. Overeenkomsstig artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, laat deze verordening het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen, deze te sluiten en de naleving ervan af te dwingen, of om overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijkencollectieve actie te voeren, onverlet.
-
3.Deze verordening is van toepassing op de lidstaten die de euro als munt hebben.
Artikel 2
Definities
-
1.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
-
a)„onafhankelijke instanties”: instanties die structureel onafhankelijk zijn of instanties die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van de lidstaat functioneel autonoom zijn, en die stoelen op nationale wettelijke bepalingen die een hoge mate van functionele autonomie en verantwoordingsplicht zeker stellen, waaronder:
-
b)„onafhankelijke macro-economische prognoses”: macro-economische prognoses die worden opgesteld of bekrachtigd door onafhankelijke instanties;
-
c)„begrotingskader voor de middellange termijn”: een begrotingskader voor de middellange termijn als omschreven in artikel 2, onder e), van Richtlijn 2011/85/EU;
-
d)„stabiliteitsprogramma”: een stabiliteitsprogramma als omschreven in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1466/97.
Om consistentie tussen de verschillende onafhankelijke macro-economische prognoses als bedoeld in de eerste alinea, onder b), zeker te stellen, houden de lidstaten en de Commissie minstens eenmaal per jaar een technische dialoog over de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de voorbereiding van de macro-economische en budgettaire prognoses in overeenstemming met artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2011/85/EU.
-
2.De definities van „de sector overheid” en van „subsectoren van de sector overheid”, als vastgelegd in punt 2.70 van bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (10) zijn tevens van toepassing op deze verordening.
-
3.De toepassing van deze verordening laat artikel 9 VWEU onverlet.
HOOFDSTUK II
ECONOMISCHE BELEIDSCOÖRDINATIE
Artikel 3
Samenhang met het kader voor economische beleidscoördinatie
De begrotingsprocedure van de lidstaten stemt overeen met:
1) |
het kader voor de coördinatie van het economische beleid in de context van de jaarlijkse toezichtcyclus, die in het bijzonder de algemene richtsnoeren voor de lidstaten omvat die door de Commissie en de Europese Raad aan het begin van de cyclus worden uitgevaardigd; |
2) |
de aanbevelingen die in het kader van het SGP worden gedaan; |
3) |
de aanbevelingen, in voorkomend geval, die in het kader van de jaarlijkse toezichtcyclus zijngedaan, met inbegrip van de procedure betreffende macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en |
4) |
adviezen, in voorkomend geval, aangaande economisch partnerschapsprogramma's als bedoeld in artikel 9. |
HOOFDSTUK III
GEMEENSCHAPPELIJKE BUDGETTAIRE VOORSCHRIFTEN
Artikel 4
Gemeenschappelijk budgettair tijdschema
-
1.Bij voorkeur voor 15 april maar uiterlijk 30 april van elk jaar maken de lidstaten, in het kader van het Europees semester, hun nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn openbaar, die stroken met hun begrotingskader voor de middellange termijn. Dergelijke plannen bevatten ten minste alle gegevens die moeten worden verstrekt in hun stabiliteitsprogramma's, en worden samen met de nationale hervormingsprogramma's en de stabiliteitsprogramma's ingediend. Dergelijke plannen stemmen overeen met het kader voor coördinatie van het economich beleid in de kader van de jaarlijkse toezichtcyclus, die in het bijzonder de algemene richtsnoeren voor de lidstaten omvat die door de Commissie en de Europese Raad aan het begin van de cyclus worden uitgevaardigd. Zij stemmen ook overeen met de aanbevelingen in het kader van het SGP en, in voorkomend geval, met de aanbevelingen in het kader van de jaarlijkse toezichtcyclus, met inbegrip van de procedure betreffende macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en met de adviezen aangaande economisch partnerschapsprogramma's als bedoeld in artikel 9.
Nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn en nationale hervormingsprogramma's bevatten indicaties over de wijze waarop de uitgezette hervormingen en maatregelen naar verwachting zullen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en nationale verbintenissen in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. Voorts bevatten nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn of nationale hervormingsprogramma's indicaties over het verwachte economische rendement van niet-defensie gerelateerde overheidsinvesteringsprojecten die aanzienlijke budgettaire gevolgen hebben. Nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn en stabiliteitsprogramma's mogen in hetzelfde document worden gepresenteerd.
-
2.De ontwerpbegroting van de centrale overheid voor het komende jaar en de belangrijkste parameters van de ontwerpbegrotingen van alle andere subsectoren van de algemene overheid worden jaarlijks uiterlijk 15 oktober openbaar gemaakt.
-
3.De begroting van de centrale overheid worden jaarlijks uiterlijk 31 december aangenomen of vastgesteld en openbaar gemaakt, samen met de actuele belangrijkste parameters voor alle andere subsectoren van de algemene overheid. De lidstaten beschikken over uitgestelde-begrotingsprocedures die zij toepassen indien de begroting, omwille van objectieve redenen buiten de macht van de overheid, op 31 december niet is aangenomen of vastgesteld en openbaar gemaakt.
-
4.Nationale begrotingsplannen op de middellange termijn en de in de leden 1 en 2 bedoelde ontwerpbegrotingen zijn gebaseerd op onafhankelijke macro-economische prognoses en vermelden of de begrotingsprognoses door een onafhankelijke instantie zijn opgesteld of bekrachtigd. Deze prognoses worden openbaar gemaakt samen met de nationale begrotingsplannen op de middellange termijn en de ontwerpbegrotingen die op basis hiervan zijn opgesteld.
Artikel 5
Onafhankelijke instanties belast met het toezicht op de naleving van begrotingsregels
-
1.De lidstaten beschikken over onafhankelijke instanties die toezicht houden op de inachtneming van:
a) |
cijfermatige begrotingsregels die de middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie als vastgelegd in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 in de nationale begrotingsprocedure verwerken; |
b) |
cijfermatige begrotingsregels als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2011/85/EU. |
-
2.Deze instanties stellen, waar passend, publiekelijk toegankelijke beoordelingen op met betrekking tot de nationale begrotingsregels, onder meer met betrekking tot:
a) |
het zich voordoen van omstandigheden die leiden tot de activering van het correctiemechanisme voor gevallen van aanzienlijke geconstateerde afwijking van de middellangetermijndoelstelling of het aanpassingstraject naar die doelstelling, overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97; |
b) |
de vraag of de budgettaire correctie verloopt in overeenstemming met de nationale regels en plannen; |
c) |
het zich al dan niet meer voordoen van omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, tiende alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97, op grond waarvan een tijdelijke afwijking kan worden toestaan van de begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn of van aanpassingstraject naar die doelstelling, mits een dergelijke afwijking de houdbaarheid van de begroting op de middellange termijn niet in gevaar brengt. |
HOOFDSTUK IV
MONITORING EN BEOORDELING VAN DE ONTWERPBEGROTINGSPLANNEN VAN DE LIDSTATEN
Artikel 6
Monitoringeisen
-
1.Uiterlijk 15 oktober van elk jaar dienen de lidstaten bij de Commissie en bij de Eurogroep een ontwerpbegrotingsplan voor het komende jaar in. Dat ontwerpbegrotingsplan stemt overeen met de aanbevelingen die in het kader van het SGP zijn gedaan en, in voorkomend geval, met de aanbevelingen in het kader van de jaarlijkse toezichtcyclus, met inbegrip van de procedure betreffende macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en adviezen over de economische partnerschapsprogramma's als bedoeld in artikel 9.
-
2.Zodra de ontwerpbegrotingsplannen als bedoeld in lid 1, bij de Commissie zijn ingediend, worden zij openbaar gemaakt.
-
3.Het ontwerpbegrotingsplan bevat de volgende informatie voor het komende jaar:
a) |
het nagestreefde begrotingssaldo voor de overheid als percentage van het bruto binnenlands product (bbp), uitgesplitst naar subsector van de overheid; |
b) |
de projecties bij ongewijzigd beleid voor de uitgaven en ontvangsten van de overheid als percentage van het bbp en de belangrijkste onderdelen daarvan, met inbegrip van bruto-investeringen in vaste activa; |
c) |
de doelstellingen voor de uitgaven en ontvangsten van de overheid en de belangrijkste onderdelen daarvan als percentage van het bbp, rekening houdend met de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 vastgelegde voorwaarden en criteria voor de vaststelling van het groeipad van de overheidsuitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde; |
d) |
relevante gegevens over de overheidsuitgaven naar functie, met inbegrip van onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid, en, waar mogelijk, indicaties over de te verwachten verdelingseffecten van de belangrijkste uitgave- en ontvangstenmaatregelen; |
e) |
een beschrijving en kwantificering van de uitgaven- en ontvangstenmaatregelen in de ontwerpbegroting voor het komende jaar op het niveau van elke subsector voor het overbruggen van de kloof tussen de onder c) bedoelde doelstellingen en de overeenkomstig punt b) verstrekte projecties bij ongewijzigd beleid; |
f) |
de voornaamste aannamen van de onafhankelijke macro-economische prognoses en belangrijke economische ontwikkelingen die relevant zijn voor de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen; |
g) |
een bijlage bevattende de methode, economische modellen en aannamen, en alle andere relevante parameters die de onafhankelijke macro-economische prognoses onderbouwen, en de geraamde impact van de geaggregeerde budgettaire maatregelen op de economische groei; |
h) |
indicaties over de wijze waarop hervormingen en maatregelen in het ontwerpbegrotingsplan, met inbegrip van met name openbare investeringen, gevolg geven aan de geldende aanbevelingen welke overeenkomstig artikel 121 en artikel 148 VWEU tot de betrokken lidstaat zijn gericht en bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. |
De beschrijving als bedoeld in lid 1, onder e), mag minder gedetailleerd zijn voor maatregelen waarvan het effect op de begroting op minder dan 0,1 % van het bbp wordt geraamd. Er wordt bijzondere en uitdrukkelijke aandacht besteed aan belangrijke plannen tot hervorming van het begrotingsbeleid die overloopeffecten kunnen hebben voor andere lidstaten die de euro als munt hebben.
-
4.Indien de overeenkomstig lid 3 in het ontwerpbegrotingsplan vermelde begrotingsdoelstellingen of de projecties bij ongewijzigd beleid verschillen van die in het recentste stabiliteitsprogramma, worden de verschillen naar behoren gemotiveerd.
-
5.De specificaties betreffende de inhoud van het ontwerpbegrotingsplan worden uiteengezet in een door de Commissie in samenwerking met de lidstaten vastgesteld geharmoniseerd kader.
Artikel 7
Beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan
-
1.De Commissie stelt zo spoedig mogelijk en uiterlijk 30 november een advies over het ontwerpbegrotingsplan.
-
2.Niettegenstaande lid 1, daar waar, in uitzonderlijke gevallen, de Commissie na raadpleging van de betrokken lidstaat binnen een week na indiening van het ontwerpbegrotingsplan een bijzonder ernstige niet-nakoming van de in het SGP neergelegde verplichtingen aangaande het begrotingsbeleid vaststelt, stelt de Commissie haar advies vast binnen twee weken na indiening van het ontwerpbegrotingsplan. In haar advies verzoekt de Commissie dat een herzien ontwerpbegrotingsplan zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie weken na de datum van haar advies wordt ingediend. Het verzoek van de Commissie wordt gemotiveerd en openbaar gemaakt.
Artikel 6, leden 2, 3 en 4, zijn van toepassing op herziene ontwerpbegrotingsplannen zoals ingediend krachtens de eerste alinea van dit lid.
De Commissie stelt zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen drie weken na de indiening van het herziene ontwerpbegrotingsplan, een nieuw advies vast op basis van het herziene ontwerpbegrotingsplan.
-
3.Het advies van de Commissie wordt openbaar gemaakt en aan de Eurogroep gepresenteerd. Op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat, of van het Europees Parlement, presenteert de Commissie haar advies aan het parlement dat hierom verzocht heeft.
-
4.De Commissie voert een algehele evaluatie van de begrotingssituatie en -vooruitzichten van de eurozone als geheel uit, op basis van de nationale begrotingsvooruitzichten en hun onderlinge interactie in de zone, uitgaande van de meest recente economische prognoses van de diensten van de Commissie.
De algehele evaluatie omvat gevoeligheidsanalyses die een indicatie geven van de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën bij ongunstige economische, financiële of budgettaire ontwikkelingen. Tevens bevat de evaluatie in voorkomend geval maatregelen om de coördinatie van het begrotings- en macro-economisch beleid op het niveau van de eurozone te versterken.
De algehele evaluatie wordt openbaar gemaakt en in aanmerking genomen bij de jaarlijkse algemene richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten.
De methode (met inbegrip van modellen) en aannamen van de meest recente economische prognoses van de diensten van de Commissie voor elke lidstaat, waaronder ook de geraamde effecten van de geaggregeerde budgettaire maatregelen op de economische groei, worden als bijlage bij de algehele evaluatie gevoegd.
-
5.De Eurogroep bespreekt de adviezen van de Commissie over de nationale ontwerpbegrotingsplannen en de begrotingssituatie en -vooruitzichten in de eurozone als geheel op basis van de overeenkomstig lid 4 door de Commissie uitgevoerde algehele evaluatie. De resultaten van deze besprekingen van de Eurogroep worden in voorkomend geval openbaar gemaakt.
Artikel 8
Verslaglegging over schuldemissies
-
1.De lidstaten brengen vooraf en tijdig verslag uit aan de Commissie en de Eurogroep over hun nationale schuldemissieplannen.
-
2.De geharmoniseerde indeling en inhoud van het verslag als bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld door de Commissie in samenwerking met de lidstaten.
HOOFDSTUK V
GARANDEREN VAN DE CORRECTIE VAN EEN BUITENSPORIG OVERHEIDSTEKORT
Artikel 9
Economische partnerschapsprogramma's
-
1.Indien de Raad op grond van artikel 126, lid 6, VWEU, besluit dat in een lidstaat sprake is van een buitensporig overheidstekort, legt de betreffende lidstaat de Commissie en de Raad een economisch partnerschapsprogramma voor waarin de beleidsmaatregelen en structurele hervormingen worden beschreven die noodzakelijk zijn voor een effectieve en duurzame correctie van het buitensporige tekort, als een nadere uitwerking van zijn nationale hervormingsprogramma en zijn stabiliteitsprogramma, en met volledige inachtneming van de aanbevelingen van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde richtsnoeren voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de betrokken lidstaat.
-
2.In het economisch partnerschapsprogramma wordt een aantal specifieke begrotingsprioriteiten vastgesteld en geselecteerd die gericht zijn op versterking van het concurrentievermogen en duurzame groei op de lange termijn, en die de structurele zwakheden in de betrokken lidstaat aanpakken. Deze prioriteiten stemmen overeen met de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. In voorkomend geval worden mogelijke financiële middelen vastgesteld, met inbegrip van kredieten van de Europese Investeringsbank en andere toepasselijke financiële instrumenten, als toepasselijk.
-
3.Het economisch partnerschapsprogramma wordt op hetzelfde moment ingediend als het verslag als bepaald in artikel 3, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97.
-
4.De Raad brengt advies uit over het economisch partnerschapsprogramma op basis van een voorstel van de Commissie.
-
5.Een plan met corrigerende maatregelen als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 9, lid 4, van die verordening om het in dit artikel bedoelde economisch partnerschapsprogramma te vervangen. Indien een dergelijk plan met corrigerende maatregelen wordt ingediend na de vaststelling van een economisch partnerschapsprogramma, kunnen de maatregelen die in het economisch partnerschapsprogramma zijn vastgelegd zo nodig worden opgenomen in het plan met corrigerende maatregelen.
-
6.De tenuitvoerlegging van het programma en de jaarlijkse begrotingsplannen die daarmee samenhangen, worden door de Raad en de Commissie gecontroleerd.
Artikel 10
Rapportagevereisten voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt
-
1.Wanneer de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, VWEU, besluit dat er in een lidstaat een buitensporig overheidstekort bestaat, worden op verzoek van de Commissie de rapportagevereisten in overeenstemming met leden 2 tot en met 5 van dit artikel op de betrokken lidstaat toegepast tot de stopzetting van de lopende buitensporigtekortprocedure.
-
2.De lidstaat voert een alomvattende beoordeling uit van de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar voor de overheid en haar subsectoren. De financiële risico's die verbonden zijn aan voorwaardelijke verplichtingen met potentieel grote gevolgen voor de overheidsbegrotingen, als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad, worden in de beoordeling betrokken voor zover deze tot het bestaan van een buitensporig overheidstekort kunnen bijdragen. De uitkomst van deze beoordeling wordt opgenomen in het verslag dat overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, of artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt ingediend over de genomen maatregelen om het buitensporige tekort te corrigeren.
-
3.De lidstaat brengt regelmatig verslag uit aan de Commissie en aan het Economisch en Financieel Comité over de algemene overheid en de subsectoren ervan, de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar, de gevolgen voor de begroting van discretionaire maatregelen aan zowel de ontvangsten- als de uitgavenzijde en de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten, alsook over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken. Het verslag wordt openbaar gemaakt.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen, waarin de inhoud van het in dit lid bedoelde regelmatige verslag nader wordt verduidelijkt.
-
4.Indien de betreffende lidstaat voorwerp is van een aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU, wordt het verslag als bedoeld in lid 3 van dit artikel voor de eerste maal ingediend zes maanden na het in artikel 3, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde initiële verslag, en daarna elk halfjaar.
-
5.Indien de betrokken lidstaat het voorwerp is van een door de Raad op grond van artikel 126, lid 9, VWEU vastgesteld besluit tot aanmaning, bevat het overeenkomstig lid 3 van dit artikel uit te brengen verslag ook informatie over het gevolg dat aan de specifieke aanmaning van de Raad wordt gegeven. Het wordt voor de eerste maal ingediend drie maanden na het in artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde initiële verslag, en daarna elk kwartaal.
-
6.Op verzoek en binnen de door de Commissie vastgestelde termijn gaat de aan een buitensporigtekortprocedure onderworpen lidstaat over tot:
a) |
de uitvoering van en rapportage over een alomvattende onafhankelijke audit van de openbare rekeningen van alle subsectoren van de algemene overheid, bij voorkeur in coördinatie met nationale hoge controle-instanties, met de bedoeling de betrouwbaarheid, volledigheid en juistheid van deze overheidsrekeningen te beoordelen voor de toepassing van de buitensporigtekortprocedure; |
b) |
het verstrekken van beschikbare aanvullende informatie voor de monitoring van de bij de correctie van het buitensporige tekort geboekte vooruitgang. |
De Commissie (Eurostat) toetst de kwaliteit van de door de betrokken lidstaat gerapporteerde statistische gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (11).
Artikel 11
Lidstaten waarvoor een risico bestaat dat zij hun verplichting in het kader van hun buitensporigtekortprocedure niet nakomen
-
1.Bij de beoordeling of er een risico bestaat dat de in de geldende aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU of het besluit tot aanmaning van de Raad op grond van artikel 126, lid 9, VWEU, vastgestelde termijn voor de correctie van het buitensporige tekort niet wordt gehaald, baseert de Commissie zich onder meer op de verslagen die de lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 3, van deze verordening hebben ingediend.
-
2.Ingeval er een risico bestaat dat de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort niet wordt nageleefd, richt de Commissie een aanbeveling tot de betrokken lidstaat met betrekking tot de volledige uitvoering van de maatregelen als voorzien in de oorspronkelijke aanbevelingen of in het in lid 1 bedoelde aanbeveling of besluit tot aanmaning, met betrekking tot het nemen van andere maatregelen, of beide, binnen een tijdsbestek dat strookt met de termijn voor de correctie van zijn buitensporige tekort. De aanbeveling van de Commissie wordt openbaar gemaakt en aan het Economisch en Financieel Comité gepresenteerd. Op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat presenteert de Commissie de aanbeveling aan dat parlement.
-
3.Binnen het tijdsbestek dat krachtens de in lid 2 bedoelde aanbeveling van de Commissie is vastgesteld, brengt de betrokken lidstaat gelijktijdig met de in artikel 10, lid 3, bedoelde verslagen aan de Commissie verslag uit over de maatregelen die in reactie op die aanbeveling zijn genomen. Het verslag bevat het volgende: de gevolgen voor de begroting van alle genomen discretionaire maatregelen, de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten, informatie over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken, en informatie over de andere maatregelen die in reactie op de aanbeveling van de Commissie worden genomen. Het verslag wordt openbaar gemaakt en wordt aan het Economisch en Financieel Comité gepresenteerd.
-
4.Op grond van het in lid 3 bedoelde verslag beoordeelt de Commissie of de lidstaat heeft voldaan aan de aanbeveling als bedoeld in lid 2.
Artikel 12
Gevolgen voor de buitensporigtekortprocedure
-
1.De mate waarin de betrokken lidstaat het in artikel 7, lid 1, bedoelde advies in acht heeft genomen, wordt in aanmerking genomen door:
a) |
de Commissie wanneer zij op grond van artikel 126, lid 3, VWEU, een verslag opstelt en wanneer zij overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1173/2011 een niet-rentedragend deposito oplegt; |
b) |
de Raad wanneer hij overeenkomstig artikel 126, lid 6, VWEU, besluit of er al dan niet een buitensporig overheidstekort bestaat. |
-
2.De door de artikelen 10 en 11 van deze verordening ingestelde monitoring vormt een integraal onderdeel van de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde regelmatige monitoring van de tenuitvoerlegging van de maatregelen die de betrokken lidstaat naar aanleiding van de aanbevelingen van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU, of besluiten tot aanmaning van de Raad op grond van artikel 126, lid 9, VWEU, heeft genomen om het buitensporige tekort te corrigeren.
-
3.Bij de beoordeling of aan de aanbevelingen op grond van artikel 126, lid 7, VWEU, of aan besluiten tot aanmaning op grond van artikel 126, lid 9, VWEU, effectief gevolg is gegeven, houdt de Commissie rekening met de in artikel 11, lid 4, van deze verordening bedoelde beoordeling en doet zij, in voorkomend geval, aanbevelingen aan de Raad voor het nemen van besluiten op grond van artikel 126, lid 8, of artikel 126, lid 11, VWEU, waarbij naar behoren aandacht wordt geschonken aan artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97.
Artikel 13
Consistentie met Verordening (EU) nr. 472/2013 (12)
De artikelen 6 tot en met 12 van deze verordening zijn niet van toepassing op lidstaten waarvoor een macro-economisch aanpassingsprogramma loopt.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 14
Uitoefening van de delegatie
-
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
-
2.De in artikel 10, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar met ingang van 30 mei 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
-
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
-
4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
-
5.Een overeenkomstig artikel 10, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 15
Economische dialoog
-
1.Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en verantwoording, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement, in voorkomend geval, de voorzitter van de Raad, de Commissie, de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep in de commissie uitnodigen om het volgende te bespreken:
a) |
de specificaties van de inhoud van het ontwerpbegrotingsplan, als uiteengezet in een geharmoniseerd kader, dat overeenkomstig artikel 6, lid 5, is vastgesteld; |
b) |
de resultaten van de besprekingen van de Eurogroep over de overeenkomstig met artikel 7, lid 1, vastgestelde adviezen van de Commissie, voor zover deze openbaar zijn gemaakt; |
c) |
de door de Commissie in overeenstemming met artikel 7, lid 4, uitgevoerde algehele evaluatie van de begrotingssituatie en de vooruitzichten in de eurozone als geheel; |
d) |
de besluiten van de Raad zoals bedoeld in artikel 9, lid 4, en in artikel 12, lid 3. |
-
2.De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de lidstaat die het voorwerp is van een aanbeveling van de Commissie uit hoofde van artikel 11, lid 2, of van een besluit van de Raad als bedoeld in lid 1, onder d), de gelegenheid geven deel te nemen aan een gedachtewisseling.
-
3.Het Europees Parlement wordt naar behoren bij het Europees semester betrokken teneinde de transparantie van, de eigen verantwoordelijkheid voor en de verantwoordingsplicht met betrekking tot de genomen besluiten te vergroten, in het bijzonder door middel van de uit hoofde van dit artikel uitgevoerde economische dialoog.
Artikel 16
Evaluatie van en verslagen over de toepassing van deze verordening
-
1.Uiterlijk 14 december 2014, en daarna elke vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. De Commissie maakt dit verslag openbaar.
In de in de eerste alinea bedoelde verslagen wordt onder meer het volgende beoordeeld:
a) |
de doeltreffendheid van deze verordening; |
b) |
vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economisch beleid en bereikte convergentie van de economische prestaties van de lidstaten overeenkomstig het VWEU; |
c) |
de bijdrage van deze verordening aan de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. |
-
2.Uiterlijk 31 juli 2013 brengt de Commissie verslag uit over de mogelijkheden die door het bestaande begrotingskader van de Unie worden geboden om de behoefte aan productieve overheidsinvestering in evenwicht te brengen met de doelstellingen het gebied van de begrotingsdiscipline onder het preventieve deel van het SGP, en daaraan volledig te voldoen.
Artikel 17
Overgangsbepalingen
-
1.De lidstaten waartegen bij de inwerkingtreding van deze verordening reeds een buitensporigtekortprocedure loopt, voldoen uiterlijk 31 oktober 2013 aan de bepalingen inzake regelmatige rapportage overeenkomstig artikel 10, leden 3, 4 en 5.
-
2.Artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 2, zijn enkel van toepassing op lidstaten waartegen bij de inwerkingtreding van deze verordening reeds een buitensporigtekortprocedure loopt, indien na 30 mei 2013 een aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU, of een besluit van de Raad tot een aanmaning overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU, wordt vastgesteld.
In dergelijke gevallen wordt het economische partnerschapsprogramma tegelijk ingediend met het verslag dat overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, of artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt ingediend.
-
3.De lidstaten voldoen uiterlijk 31 oktober 2013 aan artikel 5.
Artikel 18
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 21 mei 2013.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
L.CREIGHTON
-
Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en het besluit van de Raad van 13 mei 2013.
-
Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit, (zie bladzijde 1van dit Publicatieblad).
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.