Debat over wijziging Winkeltijdenwet

Met dank overgenomen van C.A. (Kees) de Lange i, gepubliceerd op woensdag 15 mei 2013, 2:35.

32412 winkeltijdenwet

C.A. de Lange (OSF)

Voorzitter.

Vandaag spreken we over een initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de winkeltijdenwet. Het is met enige verbazing dat mijn fractie kennis heeft genomen van dit voorstel. Aan de basis van het betoog van de indieners ligt namelijk de overtuiging dat over openingstijden van winkels het beste besloten kan worden door wat men de lokale democratie of gemeentelijke autonomie noemt. De rechtvaardiging voor deze opvatting is niet bijzonder goed onderbouwd, en draagt vooral het karakter van ideologie. Voor mijn fractie is duidelijk dat het overhevelen van allerlei bevoegdheden naar gemeenten vaak geen goed idee is. Zo dienen onderwerpen die een belangrijke gemeenteoverstijgende component hebben, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, op een bovengemeentelijk niveau aan de orde te komen. In de huidige constellatie kan elke gemeente bestemmingsplannen wijzigen die de lokale leefomgeving aantasten op een manier die vaak meer kwaad dan goed doet. De gemeente Waterland waar ik woon is een prachtig voorbeeld van hoe het niet moet. Bij het initiatiefvoorstel kan men evenzeer grote bedenkingen hebben, omdat er te verwachten gevolgen zijn die het gemeentelijk niveau duidelijk ver overstijgen. Adequate wetgeving voorziet en voorkomt problemen, en zoekt ze niet op. Bij het voorliggende voorstel echter presenteren de initiatiefnemers hun ideologische visie, maar ze geven niet thuis bij mogelijke of te verwachten problemen. In dat geval betogen zij dat de oplossing ervan aan de gemeenten is, en dat bij hoog oplopende conflicten de rechter het laatste woord heeft. Met dat laatste kan met het overigens eens zijn. Niettemin zou een grondiger analyse van mogelijke conflictstof in de toelichting niet misstaan hebben.

De initiatiefnemers betogen dat bij de huidige wetgeving met name de ‘toeristenbepaling’ problemen geeft. Als dit al zo zou zijn, lijkt het formuleren van een heel nieuw wetsvoorstel op overkill. Er is dus meer aan de hand, namelijk het binnenloodsen van een bepaalde maatschappijopvatting. Laten we wat potentiële problemen op een rij zetten.

Bij het leggen van de volledige bevoegdheid bij gemeentebesturen, dienen we te beseffen dat de afstand tussen winkeliers en gemeentebestuurders vaak gering is en dat belangenverstrengeling nooit ver weg is. Hoe het resultaat ook uitpakt, het wetsvoorstel bevat aanzienlijke elementen van verleiding voor gemeentebesturen, en men moet zich afvragen of het verstandig is op dit punt de kat op het spek te binden. Conflicten voorkomen is meestal verstandiger dan ze opzoeken.

Bij openingstijden van winkels is er een principieel verschil in belangen tussen het klein- en grootwinkelbedrijf. Zeker in de huidige economische crisis is hetgeen de burger te besteden heeft beperkt, en ook met andere openingstijden is op hoofdlijnen nog steeds sprake van een zero-sum game. Wel zijn langere openingstijden relatief gunstig voor grote en relatief ongunstig voor kleine bedrijven. Immers, het behalen van omzet is alleen zinvol als per tijdseenheid de opbrengsten groter zijn dan de kosten, waarbij vooral personeelskosten van belang zijn. Voor een klein bedrijf is deze barrière veel groter dan voor een groot bedrijf. Het risico is aanzienlijk dat Nederland-breed de druk op kleine bedrijven toeneemt en dat vooral grote winkelbedrijven er garen bij spinnen.

Als we het toch over maatschappijvisie hebben, zet het huidige voorstel de deur open naar toenemend consumentisme en schaalvergroting. Het heeft mijn fractie dan ook bijzonder verbaasd dat met name GroenLinks dit voorstel omarmt. Zaken waar niet zo makkelijk een economische waarde aan toegekend kan worden, verdwijnen mogelijk onder het tapijt. Te denken valt aan allerlei vormen van overlast voor omwonenden, verschillende religieuze beleving, en aan de onmiskenbare tendens naar schaalvergroting die uiteindelijk de belangen van de burger niet dient. Die burgers, en zeker de ouderen onder hen, zijn immers gebaat bij een kleinschalige, overzichtelijke leefomgeving. De ontwikkelingen die zouden kunnen volgen in het spoor van het wetsvoorstel zouden hier wel eens in strijd mee kunnen zijn.

Ook bestaat er een aanzienlijk risico dat de werkgelegenheid in het kleinwinkelbedrijf onder verdere druk komt. Juist in een tijd waarin de werkgelegenheid in brede zin precair is, zit niemand daar op te wachten. Bovendien leiden bepaalde overwegingen die ter ondersteuning van het wetsvoorstel gedebiteerd zijn, naar de mening van mijn fractie tot apert onwenselijke situaties, mochten zij onverhoopt geëffectueerd worden. Het zal ook de indieners niet ontgaan zijn dat we in een crisis leven die in belangrijke mate door de overheid op de burger wordt afgewenteld. De voorspelbare respons van de burger is in een sterk toegenomen spaargedrag. Dat is uitermate begrijpelijk, hoewel in macro-economische zin niet zonder problemen. Om echter via grotere openstelling van winkels de burger te verleiden tot toenemend consumentisme en aankoop van waarschijnlijk overbodige artikelen, kan toch nauwelijks als de taak van een zorgvuldige en zorgzame overheid gezien worden. Juist overtrokken consumentisme is een factor die in belangrijke mate de huidige crisis heeft helpen veroorzaken. Dat een idee als ‘funshopping’ aanmoediging zou verdienen, mijn fractie is voorstander van een wat zorgvuldiger omgang met de beperkte middelen, niet alleen van de burger, maar ook van onze planeet.

Indien zondagopenstelling van winkels gemeengoed zou worden, is onvermijdelijk dat de financiële compensatie die thans nog geboden wordt aan mensen die op die dag werken aan erosie onderhevig zal zijn. In een tijd van teruglopende koopkracht is dat bepaald geen ontwikkeling die aanmoediging verdient. Hoewel mijn fractie geen religieuze overwegingen aanhangt om de zondagsrust op die gronden te willen handhaven, kan anderzijds een dag van terughoudendheid in de richting van 24/7 consumentisme een belangrijk stuk bezinning met zich mee brengen. Weliswaar levert bezinning niets op in economische termen, maar dat maakt bezinning niet zinloos.

Ik kom tot afronding van mijn eerste termijn. Het is mijn fractie niet duidelijk wat de enorme problemen zijn met de huidige winkelsluitingswet die het rechtvaardigen de zaak ten principale op de schop te nemen. Het meest verbazingwekkend is dat de gevolgen van het wetsvoorstel niet of nauwelijks bij de overwegingen worden betrokken. Dat wordt aan gemeentebesturen en aan de rechter overgelaten.

Den Haag, 14 mei 2013