Ni dieu ni maître

Met dank overgenomen van C.A. (Kees) de Lange i, gepubliceerd op vrijdag 26 april 2013, 2:55.

Column van de senator op ftm.nl, woensdag 24 april 2013

Senator Kees de Lange weigert voor Willem Alexander door de knieën te gaan. Hij legt uit waarom.

De aanstaande inhuldiging van de nieuwe koning heeft nogal wat losgemaakt in de Nederlandse samenleving. De media zijn er vol van, de commercie draait op volle toeren en iedereen heeft een mening over alles, of het nu de eedaflegging of het koningslied is. Allemaal prachtig natuurlijk, want ieder onderwerp is aangenamer dan de voortwoekerende eurocrisis en de snel groeiende werkloosheid in ons land. Politiek gezien valt er voor Mark Rutte weer wat te lachen en leidt de inhuldiging dus lekker af.

Eedweigeraar

Wisseling van de wacht in een erfelijke monarchie is een bijzondere gebeurtenis, alleen al omdat het maar zelden plaatsvindt. Na de inhuldiging van Beatrix op 30 april 1980 volgt nu Willem-Alexander haar op. Juist omdat het om een zeldzaam evenement gaat, is het goed om de zaak in historisch perspectief te plaatsen. Bovendien: als senator die ‘weigert’ de eed af te leggen, kan het geen kwaad om wat van mijn overwegingen bij deze beslissing de revue te laten passeren. Dat geeft wellicht een beter beeld dan wat de media schrijven zonder me ooit benaderd te hebben. In dat beeld worden de ‘eedweigeraars’ bovendien omschreven als een groep of zelfs een ‘bende’ van veertien of zestien, terwijl op geen enkele wijze van een groepsactie sprake is. Het gaat simpelweg om een reeks van individuele afwegingen die wat mij betreft in volle zelfstandigheid en onafhankelijkheid tot stand gekomen zijn. En hoewel het resultaat geen geheim is, vond ik het ook niet nodig om over een persoonlijke beslissing in de media naar buiten te treden. Eerlijk gezegd heb ik ook geen idee op precies welke gronden anderen de eed niet afleggen. Dat is mijn zaak ook niet.

Onder de guillotine

De geschiedenis van Europa is hoog opgetast met erfelijke monarchieën waarvan de meeste weer verdwenen zijn. Een erfelijke monarchie is natuurlijk ook een principieel niet erg houdbare constructie, want die biedt geen enkele garantie dat een opvolger de kwaliteiten bezit om een functie, zelfs een ceremoniële, op voldoende niveau uit te voeren. Een dergelijke simpele constatering maakt iemand overigens niet automatisch een republikein, en nog minder een aanhanger van het Republikeins Genootschap.

In de Europese geschiedenis bestond er een zeer sterke binding tussen koningshuizen en religie. Naar mijn overtuiging is dat een verderfelijk mengsel geweest dat bovendien tot zeer veel maatschappelijk debat, onrust, revolutie en dood en verderf heeft geleid. Veel van de veranderingen in ons denken hebben hun wieg in Frankrijk. De Zonnekoning Lodewijk XIV was nog de gedachte van het ‘droit divin’ toegedaan, als basis voor zijn koningschap. Met name de Franse Revolutie heeft in 1793 met het guillotineren van Lodewijk XVI en een paar maanden later Marie Antoinette een einde gemaakt aan de absolute monarchie en de feodale standenmaatschappij. Ook het Franse secularisme, de laicité, de strikte scheiding van kerk en staat, is een resultaat van de Verlichting en de Revolutie.

De 19e eeuw was een belangrijke periode in de geschiedenis van de Franse politieke filosofie. Met name Michael Bakoenin, tijdgenoot en rivaal van Karl Marx en een eerst naar Frankrijk uitgeweken maar daar later weer verbannen Rus, ontwikkelde de theorie van het anarchisme. Hij verwierp regerende machten in alle hoedanigheden, van god tot aan menselijke autoriteit. Tevens was hij voor gelijkwaardigheid, waarmee hij het idee van een bevoorrechte klasse afwees. In 1880 gaf Louis-Auguste Blanqui een nieuw tijdschrift uit onder de titel ‘Ni dieu ni maître’. Hoewel waarschijnlijk al gebruikt ten tijde van de Franse Revolutie, lijkt de precieze geschiedenis van dit motto niet goed bekend. Feit is wel dat sinds Blanqui het een begrip is geworden dat nog steeds springlevend is. In 1960 schreef Léo Ferré een chanson onder dezelfde titel. Vergaande kritiek op de kerk werd in 1881 verwoord door Léo Taxil in zijn ‘marseillaise anticléricale’, hervonden in 1968, en in 2011 in de jaren Sarkozy op Youtube gezet door Marc Ogeret. In zekere zin zijn op het oog verschillende ontwikkelingen met betrekking tot erfelijk koningschap, anarchisme, en secularisme nauw met elkaar verwant.

Trouw aan de grondwet

Nu naar de inhuldigingsceremonie. Op 30 april wordt een gezamenlijke vergadering van de Staten-Generaal, dus van de Eerste en Tweede Kamer gehouden, waar vanzelfsprekend alle parlementariërs welkom zijn. Het is immers hun eigen vergadering. Bij deze bijeenkomst legt de nieuwe koning een gelofte af waarin hij zijn trouw aan de grondwet belijdt. Het is uiteraard een goede zaak dat een nieuwe koning onmiddellijk bij zijn aantreden een dergelijke verklaring aflegt, en kritiek op dat deel van de plechtigheid heb ik dan ook niet gehoord. Kritiek en misverstanden zijn echter aan de orde van de dag als het gaat om de ‘eed’ die de parlementariërs geacht worden af te leggen. Laten we zien waar het om gaat. Ieder parlementslid legt voorafgaande aan zijn intrede de volgde zogenaamde zuiveringseed of belofte (mijn persoonlijke keuze) af:

“Ik verklaar dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik beloof trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.”

Deze belofte is belangrijk, zoals ik al eerder betoogd heb in een column over lobbyisme. Impliciet in deze eed is overigens dat in de grondwet waaraan trouw wordt gezworen uitgebreid beschreven wordt hoe diezelfde grondwet gewijzigd kan worden. Na het afleggen van deze eed behoudt iedere parlementariër zijn vrijheid om alsnog veranderingen, ook ten aanzien van het koningschap, na te streven

Een bloem plukken

Dan de eed van 30 april:

“Wij ontvangen en huldigen, in naam van de volkeren van het Koninkrijk en krachtens het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet, U als Koning; Wij beloven dat wij Uw onschendbaarheid en de rechten van Uw Koningschap zullen handhaven.”

Ten aanzien van de koning is dat toch andere koek. Hier wordt een individuele belofte gevraagd om alle rechten van het koningschap te handhaven, ongeacht het handelen van de koning. Curieus is ook dat deze eed niets meer is dan een onderdeel van een ceremonie. Ieder lid van het parlement dat op 30 april om wat voor reden ook niet aanwezig kan zijn, heeft op geen enkele wijze de gelegenheid de eed alsnog af te leggen, ook niet als hij zou willen. Erik Jurgens, oud senator, heeft daar behartenswaardige woorden over gezegd. Bovendien wordt door het afleggen van deze eed impliciet erkend dat een onafhankelijk burger ‘onderdaan’ van de koning zou zijn. Gezien mijn betoog over het ‘ni dieu ni maître’ hierboven, moge duidelijk zijn dat het woord ‘onderdaan’ weinig relatie heeft met de manier waarop ik als nuchtere natuurwetenschapper in het leven sta. Kortom, ik acht de eed overbodig en in strijd met mijn persoonlijke overtuiging. Om met Jacques Brel te spreken: ‘Ne se mettre à genou que pour cueillir une fleur’; ik ga slechts op mijn knieën om een bloem te plukken.

Tenslotte nog dit. Om in principe tegenstander te zijn van de erfelijke monarchie betekent niet dat men hier niet pragmatisch mee om kan gaan. Voor de rol van Beatrix over een lange reeks van jaren heb ik vooral respect en bewondering. Zo betreur ik het dat haar grote kennis en ervaring niet zijn ingezet bij de laatste kabinetsformatie. Dat had wellicht Mark Rutte en Diederik Samsom behoed voor het overhaast en ondoordacht in elkaar zetten van een wankel kabinet zonder eerst over de krachtsverhoudingen in de Eerste Kamer na te denken. Wat Willem-Alexander betreft, gegeven de voorgeschiedenis verdient hij wat mij betreft een royale (ja, dat woord staat er niet per ongeluk) kans en na zijn inhuldiging ook mijn felicitaties. Maar dat krediet heeft beperkingen, daar durf ik vanaf het strafbankje van Fred de Graaf achterin de Nieuwe Kerk een eed op te doen.

Kees de Lange, Senator Onafhankelijke SenaatsFractie