EU Ambtenarensalarissen stijgen hard door, maar blijven nog geheim.

Met dank overgenomen van P.H. (Pieter) Omtzigt i, gepubliceerd op vrijdag 19 april 2013, 18:03.

Sinds oktober probeer ik te achterhalen hoeveel EU ambtenarensalarissen boven de Rutte norm verdienen. En wat er de komende 7 jaar met de salarissen gebeurt in Brussel.

Vandaag kreeg ik twee brieven van minister Timmermans:

  • 1. 
    er is in die tijd een gesprek geweest met de commissie over de hoogte van de salarissen. In mei wordt er verder gesproken. Geen van mijn vragen wordt beantwoord (voor de zoveelste keer)
  • 2. 
    De komende 7 jaar stijgen de ambtenarensalarissen in Brussel gewoon met 1,5% per jaar BOVEN INFLATIE. dus bij 3% inflatie, is er 4,5% loonruimte.

ter vergelijking: in Nederland bevriezen we de salarissen van ambtenaren. Zij krijgen er dus ongeveer 0% bij op dit moment.

De brieven staan hieronder. dus ondanks maanden vragen

  • Weten we nog steeds de netto salarissen niet.
  • Stijgen de salarissen in een heel prettig tempo door.

U kunt erop rekenen dat ik dit zeer binnenkort weer aan de orde stel. Ik kan me eingelijk ook niet voorstellen dat minister Timmermans dit zelf eerlijke en open antwoorden vindt.

Omdat de brieven waarschijnlijk pas later op de site van Timmermans komen, zet ik ze hier alvast neer:

---------------------------------------

Antwoorden van Frans Timmermans, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Omtzigt (CDA) over de salarissen en arbeidsvoorwaarden van EU-ambtenaren.

Vragen 1-7

Herinnert u zich dat de motie-Omtzigt van 11 oktober 2012 over de salarissen en arbeidsvoorwaarden van EU-ambtenaren met algemene stemmen is aangenomen op diezelfde dag? 1)

Herinnert u zich nog dat u op 30 januari 2013 tijdens een algemeen overleg zei: "De heer Omtzigt heeft gevraagd om antwoord op zijn Kamervraag over de positie van EU-ambtenaren. Ik heb wat langer nodig gehad om die vraag te beantwoorden dan de normale termijn - ik heb dan ook uitstel gevraagd aan de Kamer - omdat dit een van de onderwerpen is die zich heel makkelijk lenen om op allerlei manieren gebruikt en ook misbruikt te worden. Ik wil niet dat iemand ons kan verwijten dat wij verkeerde cijfers hebben gebruikt. Ik wil dit heel precies uitzoeken. Dat heeft geleid tot een behoorlijke discussie met de Europese Commissie, omdat je dan ook dingen met elkaar vergelijkt die niet altijd even goed vergelijkbaar zijn. Omdat we het zo precies mogelijk wilden doen, hadden we wat meer tijd nodig. De heer Omtzigt zei het antwoord te willen hebben voordat het debat met de premier plaatsvindt over de top. Ik geloof dat we kunnen toezeggen dat de Kamer die gegevens voor dat debat ontvangt."? 2)

Bent u er dus van op de hoogte dat als toezegging genoteerd werd: "De minister zal de gevraagde informatie over de arbeidsvoorwaarden van EU-ambtenaren voor het plenaire debat over de Europese Raad die plaatsvindt op 7 en 8 februari aan de Kamer zenden."?

Herinnert u zich dat u pas op 1 maart 2013 antwoordde op die vragen 3) en daarbij het totaal ontwijkende antwoord gaf: "De toelagen van Commissieambtenaren kunnen een substantieel deel uitmaken van een inkomen, maar zijn veelal persoonsgebonden. Het is wel duidelijk dat het aantal EU-ambtenaren dat netto meer verdient dan de Nederlandse minister-president veel groter zal zijn dan drieduizend. Maar hoeveel, is moeilijk na te gaan. Het kabinet zal hierover in contact treden met de Commissie."?

Bent u voor het beantwoorden van de vragen in overleg getreden met de Europese Commissie of niet?

Wanneer bent u voor het eerst hierover in contact getreden met de Europese Commissie en kunt u aangeven wanneer u een netto-netto vergelijking aan de Kamer kunt doen toekomen en kunt aangeven hoeveel EU-ambtenaren netto meer verdienen dan de Nederlandse minister-president (Balkenendenorm, maar dan exclusief bijtelling gepantserde dienstauto en inclusief alle andere bijtellingen) en hoe die berekening tot stand gekomen is?

Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden, aangezien het feitelijk een herhaling betreft van vragen die al maanden bekend zijn bij u?

 

Antwoord

Over de vraag hoeveel Commissieambtenaren er zijn die netto meer verdienen dan de Nederlandse minister-president ben ik met de Europese Commissie in contact getreden. Ik heb de gevraagde vergelijking aan de verantwoordelijke commissaris toegelicht en met hem besproken. Dit contact zal ik in mei voortzetten. Ik verwacht daarna van hem nadere informatie. Hierover zal ik uw Kamer vervolgens verder informeren.

 

 

 

  • 1) 
    Kamerstuk 21501-20, nr. 686
  • 2) 
    Kamerstuk 21501-02, nr. 1226
  • 3) 
    Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012-2013, nr. 1038

-------------------------------------------------------------

Geachte voorzitter,

Tijdens het plenaire debat over de uitkomsten van de Europese Raad van 7-8 februari jl. vroegen de leden Omtzigt (CDA) en Segers (ChristenUnie) naar de oorzaken van de 9% stijging van het uitgavenplafond voor de administratieve uitgaven van de EU in het Meerjarig Financieel Kader 2014-2020. Zoals toegezegd zal ik dat in deze brief nader toelichten.

In de conclusies van de Europese Raad is het vastleggingenplafond voor de administratieve uitgaven vastgesteld op € 61.629 miljoen (prijzen 2011). Dit is een reële stijging van 9% ten opzichte van het totaalplafond voor 2007-2013. Overigens is er ten opzichte van het jaarplafond van 2013 sprake van een reële bevriezing, waarbij in 2014 en 2015 het plafond zelfs onder het niveau van 2013 ligt. Dat dwingt de instellingen om al snel besparingsmaatregelen te nemen.

Het kabinet had ingezet op veel forsere bezuinigingen op de administratieve uitgaven, maar accepteert het vastgestelde plafond als onderdeel van het ER-akkoord over het MFK. Daarbinnen zal het kabinet in de onderhandelingen over de herziening van het EU-ambtenarenstatuut blijven aandringen op stevige versoberingen van de arbeidsvoorwaarden voor Europese ambtenaren.

De administratieve uitgaven zijn de uitgaven in verband met de lopende kosten van de Europese instellingen, pensioenen en Europese Scholen. Grofweg vallen deze uitgaven als volgt uiteen:

  • ca. 80% van het plafond is gereserveerd voor de administratieve uitgaven (inclusief salariskosten) van de instellingen. Ongeveer de helft hiervan betreft de Europese Commissie.
  • ca. 17,5% van het plafond is gereserveerd voor pensioenuitgaven.
  • ca. 2,5% van het plafond is gereserveerd voor Europese Scholen en andere uitgaven.

De Europese Commissie heeft de administratieve uitgaven voor 2014-2020 begroot op basis van haar verwachtingen over de ontwikkeling van onder andere het personeelsbestand (totale omvang en carrièrepaden), de pensioenkosten, de koopkrachtontwikkeling, de kosten voor gebouwen, de uitgaven voor de Europese Scholen en de taken en activiteiten van de Commissie tot 2020. Daarbij heeft de Commissie ook rekening gehouden met de uitbreiding van de EU met Kroatië. In deze berekening is de Commissie er tevens vanuit gegaan dat haar voorstellen voor de hervorming van het EU-ambtenarenstatuut verwezenlijkt worden, inclusief een 5% personeelsreductie bij alle instellingen.

Wat betreft de personeelsgerelateerde uitgaven heeft de Commissie gerekend met een jaarlijkse stijging van 1,5%. De Commissie stelt dat dit percentage ook voor voorgaande kaders is gebruikt en een redelijke benadering is voor de langere termijn. Voor niet-personeelskosten heeft de Commissie een gemiddelde stijging van 0,5% per jaar gehanteerd. Tezamen resulteert dit in een jaarlijkse reële stijging van 1,2% van de administratieve uitgaven van de instellingen.

De ontwikkeling van de pensioenuitgaven heeft de Commissie gebaseerd op een onderzoek van Eurostat naar de Europese pensioenkosten. Voor de jaren 2014-2020 gebruikt de Commissie stijgingen die variëren tussen 2,7-4,4%. Deels zijn deze stijgingen het gevolg van het nog relatief korte bestaan van een aantal Europese instellingen. Hierdoor neemt de uitstroom als gevolg van pensioneringen nog jaarlijks toe.

De uitgaven aan de Europese Scholen stijgen in reële termen licht ten opzichte van het niveau in 2013. Deze uitgaven fluctueren als gevolg van de ontwikkeling van het leerlingenbestand, salariskosten en de opening en sluiting van Europese Scholen. Tot 2017 is daardoor sprake van een stijging, daarna stabiliseren de uitgaven op een iets lager niveau in 2020.

Tot slot heeft de Commissie zoals gebruikelijk een marge aangehouden voor onvoorziene uitgaven.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Frans Timmermans