Betoog Kees de Lange, Algemene Financiële Beschouwingen 20 november 2012

Met dank overgenomen van C.A. (Kees) de Lange i, gepubliceerd op donderdag 28 maart 2013, 15:22.

Voorzitter.

Zoals zo velen maakt mijn fractie zich grote zorgen over de financiële situatie van ons land. In het debat van vandaag wil ik een aantal concrete problemen aan de orde stellen en ingaan op de politieke ontwikkelingen op financieel gebied. Die roepen namelijk bij mijn fractie zeer veel vragen op.

Voordat ik met de vragen aan de slag ga, wil ik beginnen met een aantal observaties over het regeerakkoord, of in elk geval over de eerste versie daarvan. Over het gênante gedoe dat een regering die nog met regeren moet beginnen al vanaf dag één in crisisberaad is, valt veel te zeggen. Ik zal die verleiding proberen te weerstaan. De geloofwaardigheid van deze coalitie is nog voordat men begonnen is al genoeg aangetast om nog verder zout in de wonden te willen wrijven. Dat zullen anderen nadrukkelijk doen. Liever richt ik me in mijn bijdrage op een aantal zaken die voor de toekomst van ons land van cruciaal belang zijn, maar waarover in het regeerakkoord niets of vrijwel niets te vinden is. Ik doel op de Eurocrisis, het verband tussen de Eurocrisis en de Nederlandse pensioenen, de visie op de toekomst van Europa en de rol van ons land daarin, en de regeringsvisie, of liever het ontbreken daarvan, op de zorg.

De voornemens over Europa in het regeerakkoord kunnen op de achterkant van een postzegel die overigens steeds duurder wordt zonder dat er een verbeterde service tegenover staat. Pensioenen die toch voor zo’n drie miljoen gepensioneerden en vele miljoenen verplichte deelnemers in de pensioenfondsen hun oudedagsvoorziening vormen, worden uitgekleed, terwijl de mantra dat Nederland het beste pensioensysteem ter wereld zou hebben tot vervelens toe herhaald wordt. Het verband tussen het huidige financiële beleid in Europa en de uiterst negatieve gevolgen voor onze pensioenen wordt zorgvuldig buiten beeld gehouden. Op een visie op Europa valt het kabinet in het regeerakkoord al helemaal niet te betrappen, behalve dan dat de Euro tot elke prijs behouden moet blijven. Hoe hoog die prijs al is opgelopen, en hoe groot de waarschijnlijkheid is dat die prijs nog veel verder zal oplopen, is geen onderwerp waar deze coalitie de burger graag mee confronteert. Ook bij een zo belangrijk, kostbaar en in toenemende mate essentieel onderwerp als de zorg wordt deze regering meer gefascineerd door de verdeling van de alsmaar groeiende kosten dan door het beheersen ervan. Men hoeft geen ingewijde te zijn om te kunnen constateren dat er in de zorg fundamentele veranderingen tot stand gebracht moeten worden die nopen tot een nieuwe visie op onze samenleving. Naar de mening van mijn fractie kan de zorgproblematiek slechts opgelost worden door nieuwe vormen van leeftijdsbestendig bouwen en wonen, het bevorderen van nieuwe vormen van intermenselijke en intergenerationele hulp, en het overhevelen van minder macht naar zorgverzekeraars. Een regering met visie zou daar ook met een gevoel van grote urgentie naar handelen.

Maar genoeg hierover, vandaag richten we ons vooral op de financiële aspecten van het overheidsbeleid. Ook daar valt veel over te zeggen, en ik wil dat doen aan de hand van een aantal vragen. Hopelijk komen daarmee de diverse pijnpunten helder aan de orde.

1 Zijn bezuinigingen in de voorgestelde vorm en in het voorgestelde tempo nodig?

De Nederlandse regering betoogt voortdurend en nadrukkelijk dat bezuinigen de enige manier is om ons land uit het financiële moeras te halen. Tot elke prijs moet het financieringstekort zo snel als maar enigszins mogelijk is beneden de door Europa gehanteerde 3% norm gebracht worden. De enorme koopkrachtverliezen van grote groepen burgers, het verlies van werkgelegenheid en de historische afname in het vertrouwen van de burger in de economie worden daarbij voor lief genomen.

De Nederlandse economische situatie kan niet los gezien worden van de Europese. Het heeft voor een kleine economie als de Nederlandse geen zin om te ver voor de muziek of te ver achter de muziek aan te lopen. Nederlands beleid kan alleen hopen succesvol te zijn als het grotendeels in de pas loopt met beleid elders in Europa. Is dat het geval? En wat is het realiteitsgehalte van de wijze waarop in de afgelopen jaren over de Eurocrisis gecommuniceerd is? Laten we een stukje geschiedenis de revue laten passeren.

Toen in de Verenigde Staten de hypotheekcrisis uitbrak, betoogde onze regering dat dit een zuiver Amerikaans probleem was dat Europa niet raakte. En als het Europa al in geringe mate zou raken, dan was Nederland toch in een dusdanig goede positie dat we er niets van zouden merken. Tot de hypotheekcrisis een bankencrisis en vervolgens een landencrisis werd. En de werkelijkheid opeens een heel andere bleek dan ooit gesuggereerd was.

Om te beginnen werd pijnlijk duidelijk wat voor ingewijden allang bekend was, namelijk dat de introductie van de Euro en het creëren van een monetaire unie zonder de politieke middelen of zelfs de politieke wil om de nodige begrotingsdiscipline af te dwingen, het vragen om problemen was. Die problemen hebben we gekregen en hoe. Landen als Griekenland en Spanje, maar ook Portugal, Ierland, Cyprus, en binnenkort ook Frankrijk en Italië zijn inmiddels beland in een neerwaartse spiraal van bezuinigen en recessie die nog in geen jaren opgelost zal zijn. In Griekenland en Spanje is het echte probleem dat ondernemers in die landen, doordat men vastgeklonken zit aan een veel te harde Euro, de competitie met het buitenland onmogelijk aankunnen. Door jarenlange te goedkope leningen is dit centrale probleem onderbelicht gebleven. Inmiddels zit meer dan een kwart van de Grieken zonder werk; onder jongeren tot 25 jaar is dat zelfs 58 procent. Het land gaat binnenkort het zesde jaar van economische recessie in. Geld van vermogende Grieken is al lang in het buitenland geparkeerd. Jongeren die iets geleerd hebben verlaten het land in grote aantallen, om nooit meer terug te keren. Politiek neemt het extremisme onrustbarende vormen aan. Toenemende bezuinigingen leiden tot meer recessie en tot de noodzaak van meer bezuinigingen. Alleen een onder curatele stelling, en in de perceptie van de Grieken om het nog erger te maken nog wel door Duitsland, is het gevolg. In Spanje en diverse andere landen in de Eurozone is de situatie niet veel beter.

Ondanks de enorme financiële en sociale problemen waar deze landen mee worstelen, houdt de Europese Commissie de fictie overeind dat na de financiële nachtmerrie binnenkort het morgenrood gloort, om maar een socialistisch begrip uit vervlogen tijden aan te halen. Wie dat gelooft is naar de mening van mijn fractie toe aan langdurige verpleging in een omgeving geschilderd in rustgevende kleuren. Men schijnt niet te beseffen dat het enige dat gloort de Gouden Dageraad is, een onverdund fascistische politieke partij in Griekenland met een verontrustend grote en nog groeiende aanhang. Is het scheppen van een financiële transferunie, waarbij gedurende een onafzienbare reeks van jaren middelen van de rijkere naar de armere landen worden overgeheveld de oplossing? De vraag stellen is hem beantwoorden. Naar de mening van mijn fractie is de oogkleppenpolitiek die de euro tot elke prijs wil redden, gedoemd te falen en zal dit beleid de kosten voor de Nederlandse belastingbetaler alleen maar verder opjagen. Al vele miljarden zijn in een zwart gat verdwenen, en daar zal het niet bij blijven. Intussen wordt de Nederlandse economie, om maar niet te spreken over die van grote delen van Zuid-Europa, kapot bezuinigd.

Hoe kijkt Nederland aan tegen de Griekse problematiek? Onder de vorige regering beweerde onze Minister van Financiën dat financiële steun aan Griekenland een goede zaak was omdat Nederland daar door de hoge te vorderen rente grandioos aan zou verdienen. Een paar maanden later stelde hij dat er weliswaar geen winst gemaakt zou worden, maar dat we toch zeker quitte zouden spelen. Inmiddels dient een bedrag in de orde van vier miljard Euro als verloren te worden beschouwd, terwijl er garanties gegeven zijn ten bedrage van tientallen miljarden met onbekende of in elk geval verzwegen risico’s. De huidige Minister van Financiën stelt nu dat inderdaad miljardenbedragen als afgeschreven dienen te worden beschouwd. Hiermee wordt slechts bevestigd wat iedereen al wist, hoewel het niettemin een trendbreuk betekent met de communicatie uit een recent verleden. Echter, ook de huidige minister waagt zich niet aan kostenschattingen noch aan scenario’s. Toch wil ik hem daar hier en nu expliciet naar vragen.

Dat de economie te belangrijk was om aan economen over te laten was al lang genoegzaam bekend. Dat Europa te belangrijk is om aan de pro-Europese elitaire lobby over te laten, is een harde les die we momenteel aan het leren zijn. Harrie Verbon en David Hollanders uit Tilburg becijferen in de Volkskrant van 18 april 2012 dat als Griekenland, Portugal en Ierland echt failliet gaan, dit ons 12 miljard per jaar zal gaan kosten. We laten dan voor onze gemoedsrust onze gerechtvaardigde zorgen over Spanje, Italië en Frankrijk maar even buiten beschouwing. Daarmee vergeleken zijn de afgelopen en aangekondigde bezuinigingen waar Nederland onder zucht klein bier. Het is bizar dat de Nederlandse regering deze problematiek hardnekkig buiten beeld probeert te houden. Zijn de dagen van Colijn wellicht weergekeerd?

Terug naar onze vraag: Zijn bezuinigingen in de voorgestelde vorm en in het voorgestelde tempo nodig? Laten we die vraag vanuit een aantal gezichthoeken belichten. Is het zinvol om als we Europa uit het economische slop willen halen om zowel in de armere als in de rijkere landen een rigoureus bezuinigingsbeleid te voeren? Is dat de manier om het Nederlandse en Europese investeringsklimaat te verbeteren en het vertrouwen van de burger terug te winnen? Anderzijds, als we dan toch bezuinigen, heeft het dan zin om meer en sneller te bezuinigen dan de omliggende landen? Valt in redelijkheid te verwachten dat landen als Italië, Frankrijk, Spanje, of zelfs Duitsland dezelfde route zullen kiezen? Het zijn in het verleden juist Frankrijk en Duitsland geweest die de begrotingsdiscipline aan hun laars gelapt hebben. Heeft het zin dat Nederland weer eens het braafste jongetje van de klas is, de gekke Henkie van Europa, door te kiezen voor deze neoliberale vorm van begrotingsmasochisme? Mij dunkt dat de tijd is aangebroken voor een grondige analyse die te lang door allerlei verkiezingsretoriek overschaduwd is.

2 Draagt het voorgestelde financieel-economische beleid bij aan het oplossen van de Eurocrisis?

Financiële problemen zijn niet voorbehouden aan Europa. In de Verenigde Staten kan men er ook iets van. De snel toenemende staatsschuld daar bereikt binnenkort zijn bij wet voorgeschreven maximum, en dan zijn harde maatregelen onvermijdelijk. De kans om over de rand van de ‘’fiscal cliff’’ te rollen is daarbij niet denkbeeldig. Dat een dergelijke situatie de oplossing van de Europese crisis nu niet bepaald dichterbij zal brengen, moge duidelijk zijn. Maar hoe dient Europa de eigen winkel op orde te brengen? Eerst maar weer een uitstapje naar hoe de zaak tot dusver in Nederland is aangepakt.

De wijze waarop in Nederland de discussie over de Eurocrisis gevoerd wordt, heeft alle voordelen van simpelheid en voltrekt zich vooral langs de lijnen van extreme standpunten die als een religie beleden worden. Er is een duidelijk minderheidsstroming die betoogt dat er geen cent meer naar Europa moet, dat Grieken lui, corrupt en onbetrouwbaar zijn en geen enkele financiële steun meer verdienen, en dat elk land maar beter terug kan gaan naar zijn oorspronkelijke munt. Nu denkt mijn fractie niet dat het wegduiken achter verhoogde dijken een erg goed idee is. Vergaande economische samenwerking in Europa is een bron van een flink deel van onze welvaart, en het lijkt verstandig dat te beseffen. Dat is overigens iets anders dan een pleidooi voor het handhaven van de monetaire unie in de huidige vorm en tot elke prijs. Tot elke prijs, het klinkt iets te omineus allemaal. Want dat is het probleem met de aanhangers van de meerderheidsstroming in de discussie. Het behoud van de Euro in zijn huidige vorm gaat boven alles. Overdracht van nationale soevereiniteit aan Brussel wordt enerzijds ontkend of gebagatelliseerd, of anderzijds zelfs als wenselijk afgeschilderd. Een begrotingstekort van maximaal 3% is tot heilige graal verheven, terwijl niet overwogen wordt dat de economie van bezuinigen, van austerity, ons gemakkelijk als lemmingen over de ‘’austerity cliff’’ kan storten. Dat is dan erger dan de gevreesde spiraal omlaag, omdat het meer lijkt op een vrije val. En dan zijn we veel verder van huis. Bij lemmingen dient de collectieve zelfmoord nog een biologisch doel. Datzelfde kan waarschijnlijk niet gezegd worden van het economisch verderf dat steeds meer op de loer ligt. Dit speelt des te meer omdat de voorgestelde bezuinigingen vooral ten laste van de koopkracht van de burger komen, en niet bijvoorbeeld gevonden worden in het afstoten van overheidstaken.

Wat mijn fractie node mist, is een grondige rationele discussie over alternatieve scenario’s. Die zijn er natuurlijk wel degelijk, zoals het regelmatig kennis nemen van de berichtgeving in toonaangevende kranten in Duitsland leert. Bij een recente commissievergadering in de Eerste kamer waarbij minister Rosenthal en staatssecretaris Knapen aanwezig waren, heb ik gevraagd naar waar de toenmalige regering stond op het punt van alternatieve scenario’s. Het antwoord was ronduit ontluisterend. Alternatieve scenario’s mochten wellicht intellectueel bevredigend zijn, maar waren politiek irrelevant. Ik ben bijzonder benieuwd te vernemen of ook de huidige minister voorstander is van een dergelijk ontmoedigingsbeleid ten aanzien van creatief nadenken.

Al veel eerder en bij meerdere gelegenheden heeft mijn fractie in de Eerste Kamer gepleit voor het bestuderen van alternatieve scenario’s. Ik denk dan met name aan het principe van Parallelwährung zoals dat onder meer door de Deutsche Bank bepleit wordt. Dit idee is overigens een variant van de Matheo Solution zoals die door de Nederlander André ten Dam al jaren geleden is voorgesteld. Is het nu echt nodig dat de wal het schip keert voordat de politiek bereid is om het geringe prestigeverlies voor lief te nemen dat nu eenmaal hoort bij het verlaten van eerder ten onrechte ingenomen standpunten? Mijn fractie hoort graag de mening van de minister op dit punt.

Inmiddels is de rol van de Europese Centrale Bank, de ECB, een heel andere geworden zonder dat van enige democratische controle sprake is. Waren de vroegere presidenten Duisenberg en Trichet nog zeer terughoudend om het beleid van de ECB door politieke overwegingen te laten leiden of bepalen, onder de nieuwe man Draghi waait er een totaal andere wind. Niet alleen heeft hij zijn functie als president ten opzichte van de overige ‘’board members’’ aanzienlijk versterkt, bovendien is het mandaat van de ECB opgerekt tot proporties die met niet al te veel fantasie zorgwekkend genoemd kunnen worden. Het democratisch tekort en het ontbreken van ‘’checks and balances’’ wreekt zich hier in volle omvang.

Terug naar onze vraag: Draagt het voorgestelde financieel-economische beleid bij aan het oplossen van de Eurocrisis? Naar de overtuiging van mijn fractie is het voor de volksvertegenwoordiging op deze manier onvoldoende mogelijk om zich over dit cruciale onderwerp een afgewogen oordeel te vormen, terwijl de potentiële gevolgen hoogstwaarschijnlijk zeer ingrijpend zijn. De reden is dat de regering buitengewoon geheimzinnig omgaat met het verstrekken van scenario’s die de risico’s van allerhande gegeven garanties zouden dienen te kwantificeren. Bovendien wordt het nadenken over alternatieven bepaald niet aangemoedigd. Dat de rol van de volksvertegenwoordiging op deze manier wordt uitgehold, zou geen enkele partij zich vanuit democratisch oogpunt moeten laten aanleunen.

3 Is er een betere aanpak?

Een valsere start dan die van het VVD-PvdA kabinet is niet denkbaar. Het ‘feest van de nivellering’ via de inkomensafhankelijke zorgpremie van PvdA partijvoorzitter Spekman ontaardde binnen de kortste keren in een afterparty die een wel erg katterig gevoel achterliet. Bij alle discussie over bezuinigingen gold dat zeker niet voor het inktbudget van De Telegraaf die in letters van ongekend formaat zichzelf tot verdediger van de middengroepen uitriep. Toen vervolgens het ene onbekookte voorstel vervangen werd door een ander, was de emotie al weer zover afgedempt dat het nieuwe plan wel bekritiseerd maar niet afgeschoten werd. Wat de afgelopen weken betreft verdient dit kwartetkabinet de rode kaart.

Gevolg van alle commotie was helaas wel dat andere onderdelen van de regeringsverklaring ternauwernood aandacht kregen. Toch valt op dit document veel af te dingen, omdat je er geen toekomstvisie voor Nederland in zult aantreffen. Noch nivellering via een inkomensafhankelijke ziektekostenpremie, noch verhoging van belastingen zal de oplossing van de crisis ook maar een millimeter dichterbij brengen, eigenlijk integendeel. De kosten van de crisis worden vooral bij de burger gedeponeerd en nivellering heeft slechts herverdeling tot doel. Alleen de ideologen zijn tevreden. Hadden we in het verleden een minister die als tamelijk onschuldig tijdverdrijf het fokken van ponies beoefende, nu moeten we helaas constateren dat het berijden van allerlei politieke hobbyponies is uitgegroeid tot een wijd verbreid fenomeen.

Zaken die voor miljoenen Nederlanders van elementair belang zijn - zoals de toekomst van onze pensioenen- komen niet of nauwelijks aan de orde. Bij alle discussies over koopkracht moet nadrukkelijk gesteld worden dat alleen gesproken wordt over zeer aanzienlijke koopkrachtverliezen die voortvloeien uit het voorgenomen regeringsbeleid. Voor de gewone burger komen die natuurlijk gewoon bovenop de grote koopkrachtverliezen die ze in de afgelopen paar jaar al ervaren hebben. Of je nu door de hond of de kat gebeten wordt maakt voor diezelfde burger weinig uit. De drie miljoen gepensioneerden die ons land telt en die door opeenvolgende regeringen consequent als rijk worden afgeschilderd behoren in elk geval tot de groepen waar de klappen vallen. Niet uitgekeerde indexatie uit het verleden, de te verwachten kortingen voor zeer velen op hun nominale pensioenen, en de groeiende inflatie hebben wel degelijk grote koopkrachteffecten maar worden in de huidige discussie voor het gemak niet meegenomen. Overigens valt ouderen zelf zeer veel te verwijten doordat men heeft nagelaten zich te organiseren in een krachtige eenstemmige lobby of in een politieke partij die op basis van kennis van zaken en een evenwichtige benadering van de problemen respect afdwingt.

Het is in Den Haag een goed bewaard geheim dat alle pogingen om de Euro te behouden en de steun voor het rentebeleid van de ECB van de afgelopen jaren desastreus zijn voor de Nederlandse pensioensituatie. De zorgwekkende toestand van de meerderheid van onze pensioenfondsen is deels te verklaren als resultante van het gevoerde overheidsbeleid. Niettemin kampen we ondanks alle retoriek die graag het tegendeel beweert met een pensioenstelsel dat met de beste wil niet meer als eigentijds beschreven kan worden. Met name op het gebied van de ‘governance’ en de leeftijdsbestendigheid liggen de problemen hoog opgetast zonder dat verbeteringen in zicht zijn. Want ook voor jongeren zijn de vooruitzichten op een goed pensioen verder over de horizon dan ooit. In plaats van het voeren van een uitzichtloze discussie over welke generatie de slechtste pensioendeal krijgt, zouden generaties hun gemeenschappelijke belangen voorop moeten stellen. Aan politieke lapmiddelen is geen gebrek, maar een fundamentele discussie over hoe we met ons pensioenstelsel verder moeten zal naar het zich laat aanzien ook gedurende de zittingsperiode van dit kabinet op de lijst van gemiste kansen bijgeschreven kunnen worden. Het vertrouwen van miljoenen Nederlanders in hun overheid zal er niet door groeien.

Samenvattend, laat me komen tot een afronding van mijn eerste termijn. Als we de retoriek van de regeringsverklaring en de met de mond beleden ambitie afzetten tegen het gebrek aan visie op uitermate belangrijke financieel-economische vraagstukken, dan maakt mijn fractie zich grote zorgen. De mantra dat we sterker en socialer uit de crisis gaan komen wordt zo vaak herhaald dat je gaat vermoeden dat deze regering snakt naar het uitbreken van de volgende crisis, bij voorkeur nog wat dieper dan de huidige. Om daar vervolgens nog veel veel sterker en nog veel veel socialer uit te gaan komen. De ambities van mijn fractie zijn wat meer met beide benen op de grond. Laten we eerst maar eens proberen de huidige crisis te overleven, zonder onherstelbare schade aan de broodnodige koopkracht van veel weerloze burgers en aan het broodnodige vertrouwen van grote delen van onze samenleving in de economie en in een overheid die geacht mag worden voor de fundamentele belangen van iedere burger op de bres te staan. Daar zullen we de handen meer dan vol aan hebben.

En om ten slotte mijn vraag of er een betere aanpak is maar zelf te beantwoorden: het antwoord is ja. Namelijk door te luisteren naar de burgers in dit land die zich nu eens niet verenigd hebben in extern gefinancierde organisaties die lobbyen voor deelbelangen, en door te kijken en te luisteren naar mensen die door hun eigen vrijwillige inzet deze samenleving ondanks alle opgeworpen barrières draaiend proberen te houden. Laat de regering op basis daarvan daadwerkelijk een visie ontwikkelen om juist dat soort processen die de burger direct aangaan te versterken. Dan is er hoop voor dit land.