Debat over wijziging Kieswet met betrekking tot Eerste Kamerverkiezingen

Met dank overgenomen van C.A. (Kees) de Lange i, gepubliceerd op donderdag 28 maart 2013, 15:21.

De bijdrage van Kees de Lange aan het debat op dinsdag 29 januari 2013. Ook dit onderwerp raakt direct aan de missie van de OSF. Ook deze mooie gelegenheid grijpt Kees de Lange aan om op een aantal belangrijke elementen in te gaan.

32191 Debat over wijziging Kieswet met betrekking tot Eerste Kamerverkiezingen

C.A. de Lange (OSF)

Voorzitter.

In een democratisch systeem is de manier waarop de volksvertegenwoordiging gekozen wordt dikwijls onderwerp van debat. Dat is natuurlijk in Nederland niet anders. Of de samenstelling van een parlement nu tot stand komt in een districtenstelsel of in landelijke verkiezingen, het één is niet meer of minder democratisch dan het ander, en een systeem zonder nadelen bestaat niet. Om een bestaand democratisch systeem te veranderen zijn in elk geval heel goede redenen nodig.

De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn in principe eenvoudig. Landelijke partijen die zich tijdig aangemeld hebben, doen aan de verkiezingen mee en ‘meeste stemmen gelden’. Een kwestie van optellen dus. Alleen voor de afronding van behaalde zetelaantallen zijn simpele afspraken vooraf nodig. In tegenstelling hiermee worden de leden van de Eerste Kamer gekozen in een getrapt systeem. De gekozen leden van Provinciale Staten in de diverse provincies kiezen kort na hun aantreden de leden van de Eerste Kamer. Elk statenlid heeft een bepaalde stemwaarde die bepaald wordt door de hoeveelheid geregistreerde kiezers in een provincie gedeeld door het aantal statenleden aldaar. Eerste Kamerleden worden door de statenleden gekozen met inachtneming van hun individuele stemwaarde. Ook over zaken als de restzetelverdeling bestaat natuurlijk vooraf duidelijkheid. Graag wordt gesuggereerd dat het bij deze procedure om een obscure tak van hogere wiskunde zou gaan. De werkelijkheid is natuurlijk heel wat meer met beide benen op de grond: behalve optellen komen bij deze verkiezing ook vermenigvuldigen en delen om de hoek kijken. Een simpel algoritme, dat iedereen die er even naar kijkt kan begrijpen, voldoet.

Laten we de zaak eens vanuit het perspectief van de burger bekijken, die zijn stem uitbrengt en graag ziet dat er een direct verband is tussen de verkiezingsuitslag en het beleid. Transparantie, om dit modewoord maar weer eens te gebruiken. Bij de Tweede Kamerverkiezingen is het verband tussen het stemgedrag van de burger en de samenstelling van de Kamer uitermate direct. Onduidelijkheid ontstaat pas op het moment dat blijkt dat een coalitieregering het enig haalbare is. Op dat moment ontstaat een vaak langdurig en ondoorzichtig onderhandelingsproces tussen partijen en uiteindelijk een formatie die de burger doorgaans in verbijstering achterlaat. Het eindresultaat van het hele proces dat leidt tot een landsregering komt voor de burger dus tot stand op een manier waarop hij niet of nauwelijks zicht heeft. Slechts weinig burgers reageren daar verheugd op.

Bij de wijze waarop de Eerste Kamer wordt samengesteld, is het voor de burger al evenmin zo helder allemaal. Ja, er is een direct verband tussen de keuze van de burger voor een bepaalde provinciale partij of afdeling van een landelijke partij en de samenstelling van Provinciale Staten die van die verkiezing het directe gevolg is. Maar bij de verkiezing door statenleden van leden van de Eerste Kamer wordt de zaak meteen ondoorzichtig. De reden is vooral dat tussen partijen en statenleden in principe, voordat de verkiezingen voor de Eerste Kamer plaatsvinden, onderhandeld kan worden over hoe (rest)zetels bezet gaan worden. Die onderhandelingen, en dus ook het eindresultaat onttrekken zich aan het zicht van de burger. En als statenleden dan ook nog buiten de heldere regels om met het verkeerde potlood stemmen, is de verwarring natuurlijk compleet. Weliswaar is het gebrek aan helderheid dat insluipt bij de resultaten van Eerste en Tweede Kamerverkiezingen heel verschillend van aard, maar voor de appreciatie van de burger maakt dat allemaal ongetwijfeld weinig verschil.

Op 16 november 2010 heeft de Eerste Kamer zonder stemming wetsvoorstel 32191 aangenomen. Daarbij heeft ondermeer de Onafhankelijke Senaats Fractie om aantekening verzocht. De wet schrapt de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties voor de Eerste Kamerverkiezingen en ook wordt de mogelijkheid voor politieke groeperingen om meer dan één kandidatenlijst binnen een provincie in te dienen geschrapt. Ook de voorkeursdrempel wordt verhoogd., en verkiezingen voor de Eerste Kamer zullen voortaan op dezelfde dag en hetzelfde tijdstip plaatsvinden. De bezwaren van mijn fractie indertijd betroffen met name het schrappen van de mogelijkheid van lijstverbindingen. Zoals mijn voorganger Ten Hoeve toen terecht betoogde, werkt deze regel in het nadeel van kleine ideologische stromingen die vrijwel zeker zetels zullen verliezen aan de grote partijen. Het verhogen van de voorkeursdrempel kon overigens wel op instemming van de OSF rekenen. Ook dat de stemming voor de Eerste Kamer voortaan op dezelfde dag op hetzelfde tijdstip plaatsvindt, beoordeelt mijn fractie als positief.

De mogelijkheid om lijstencombinaties aan te gaan voor de Eerste Kamer na afloop van de verkiezingen van de Provinciale Staten wordt vaak als onwenselijk beoordeeld, waarbij grote woorden als manipulatie niet worden geschuwd. Het argument is dat op basis van de uitslag van de verkiezingen voor de Provinciale Staten tussen partijen kan worden onderhandeld - en wordt onderhandeld - over de optimale samenstelling van de Eerste Kamer. Het is mijn fractie niet duidelijk wat er zo mis is met dit onderhandelingsproces. Het is heel wat transparanter dan de manier waarop na de Tweede Kamerverkiezing een coalitie gevormd wordt. Een voordeel van de manier waarop de Eerste Kamer gekozen wordt, is in elk geval dat vanuit alle provincies regionale invloed op de samenstelling kan worden uitgeoefend.

De Onafhankelijke Senaats Fractie is overtuigd voorstander van een bestuurlijke bottom-up benadering, met oog voor kleinschaligheid en de menselijke maat. Ik heb het eerder gezegd vandaag: bestuur begint op het niveau van de burger, en bouwt stap voor stap op tot het landelijke niveau. E pluribus unum, eenheid die uit verscheidenheid voortkomt, om het motto van de Verenigde Staten sinds 1776 nog maar eens te citeren. In die visie neemt gemeentelijke en provinciale autonomie een centrale plaats in. Voor zowel partijen die vanuit deze visie werken, als voor partijen die een meer centralistisch wereldbeeld aanhangen, dient er onder alle omstandigheden voor gewaakt te worden dat het speelveld gelijk blijft. Het ene uitgangspunt mag niet bevoordeeld worden boven het andere. Hoewel ik uiteraard besef dat in het parlement deze uitgangspunten van de OSF nauwelijks gedeeld worden, meent mijn fractie niettemin dat een democratisch systeem slechts kan gedijen door ruimte te geven aan pluriformiteit. Het is niet voor niets dat veel burgers speciaalbieren verkiezen boven standaardpils.

Den Haag, 29 januari 2013