Debat over huurverhoging

Met dank overgenomen van C.A. (Kees) de Lange i, gepubliceerd op donderdag 28 maart 2013, 15:21.

33129 Huurverhoging op grond van inkomen

33130 Huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens

C.A. de Lange (OSF) Voorzitter.

Op 19 juni 2012 was er een debat gepland over wetsvoorstel 33129, huurverhoging op grond van inkomen. Dat debat werd op het allerlaatste moment door de toenmalige minister afgeblazen. Dat is jammer, want dan had een slecht wetsvoorstel al acht maanden geleden te ruste kunnen worden gelegd. Dan was er tijd voor bezinning geweest. Dan hadden veel ongewenste maatschappelijke effecten die het gevolg zijn van de huidige aanpak vermeden kunnen worden. Dat ik als woordvoerder mijn bijdrage in de afgelopen periode al drie maal heb moeten herschrijven, is wel een heel duidelijke illustratie van de onduidelijkheid en de onzekerheid die het directe gevolg zijn van de aanpak van deze minister, uiteraard namens de regering.

Mijn fractie blijft het merkwaardig vinden dat er een regeerakkoord gesloten is dat niet op voorhand kon rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Staten Generaal. Deze weeffout breekt ons nu allen op. Nu deze regering er wat laat achter komt dat de Staten Generaal uit iets meer bestaan dan de Tweede Kamer alleen, wordt alles uit de kast gehaald om alsnog naar wankele ad hoc meerderheden te zoeken. Dat proces speelt zich af in achterkamertjes, met inbreng van sommigen in plaats van allen, en in grote haast. En vandaag wordt van de Eerste Kamer verwacht dat we overijld debatteren en nog veel overijlder stemmen over een enigszins aangepast wetsvoorstel. Laat me helder en duidelijk zijn: deze manier van doen beschouwt mijn fractie als een gênante miskenning van de rol van de Eerste Kamer als ‘Chambre de Réflexion’. Deze procedure alleen al is voldoende reden om tegen dit voorstel te stemmen. Dat zullen wij dus ook doen. Maar natuurlijk ook op inhoudelijke gronden. Ik kom daar zo meteen op.

In het kader van de wetsvoorstellen 33129 en 33130 wordt vaak de term ‘scheefwonen’ gebezigd. Op die manier worden mensen die jarenlang geheel conform de geldende regels gewoond hebben, opeens weggezet als profiteurs. Gebruikers van het woord ‘scheefwonen’ dienen zicht te realiseren dat hun woordkeus niet bepaald bijdraagt aan draagvlak onder de mensen, tenzij men natuurlijk vermoedt dat de Nederlandse bevolking grotendeels uit masochisten bestaat.

In het verlengde daarvan een belangrijke observatie. De regering beweert te pas en te onpas dat de woningmarkt gebaat is bij stabiliteit en bij vertrouwen van de burger. Diezelfde regering bereikt door haar wankelmoedige optreden precies het tegendeel. Maandenlang gesteggel over allerlei details, burgers die terecht in opstand komen, begrijpelijke en niet onverwachte commotie en emotie op een schaal die ik nog niet eerder gezien heb, en een woningmarkt die nog meer in het slop zit dan ooit te voren. Gaat de nu voorliggende wetsvoorstellen tot verbetering leiden? Laten we maar kijken.

Allereerst is er sprake van grote zorgen op het gebied van privacy. Een dag nadat het eerdere wetsvoorstel in de Tweede Kamer was aangenomen, sprak de rechter in Den Haag op 13 april 2012 in kort geding uit dat de belastingdienst niet vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel inkomensverklaringen mag verstrekken aan de verhuurders van een aantal eisende huurders. Dit is tegelijk begrijpelijk en zorgwekkend. De regering heeft een belangrijke taak om het vertrouwen van de burgers in de overheid te behouden en waar mogelijk te versterken. Om op een cruciaal onderdeel van een wetsvoorstel door de rechter teruggefloten te worden, draagt naar het oordeel van mijn fractie bepaald niet bij aan deze doelstelling. Is de minister dat overigens met mijn fractie eens?

Ook niet onvermeld mag blijven dat er op verzoek van de Woonbond een notitie is opgesteld door advocatenkantoor Kennedy van der Laan over de wetsvoorstellen. Hierin wordt onderbouwd betoogd dat ook de huidige versies strijdig zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ook de huidige versies geven naar hun mening niet op de juiste wijze invulling aan de eisen die voortvloeien uit de toepasselijke wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming en privacy. Wat is de mening van de minister over de zeer kritische analyse van zijn plannen die in deze notitie verwoord wordt?

Nu naar de wetsvoorstellen zelf. Op zichzelf genomen is mijn fractie voorstander van de wens om sociale huurwoningen vooral beschikbaar te houden voor huurders met lagere inkomens, en het bevorderen van doorstroming op de woningmarkt. De vraag is of deze doelstellingen met de voorliggende wetsvoorstellen bereikt worden. Is er sprake van de oplossing van een probleem, of ligt het probleem juist in de voorgestelde oplossing?

De Raad van State heeft over wetsvoorstel 33129 een aantal behartigenswaardige opmerkingen gemaakt. Allereerst wordt gesteld dat het beter was geweest een totaalaanpak van de zo duidelijk disfunctionerende woningmarkt, koop zowel als huur, te presenteren. Financiële aanmoediging om midden- en hogere inkomens door te laten stromen faalt vanwege het ontbreken van realistische en betaalbare mogelijkheden om door te stromen. In die zin komt het wetsvoorstel op het slechts denkbare moment, een moment waarop de woningmarkt door een ongekend moeilijke fase gaat en nog jaren zal gaan. Graag de reactie van de minister op dit punt.

Het gevolg zal dan ook zijn dat er weinig verandert, maar dat een kleine groep huurders met een inkomen, te beginnen bij 33614 euro maar met name vanaf 43000 euro aanzienlijk meer huur voor dezelfde woning betaalt dan de meerderheid van huurders. Overigens laadt de regering de schijn op zich om alleen maar de huuropbrengsten te willen verhogen. Als we ons bij deze problemen ook nog eens realiseren dat binnen ons land grote regionale verschillen op de woningmarkt optreden, dan wordt het speelveld voor burgers die in dezelfde omstandigheden verkeren zo mogelijk nog ongelijker. Graag de reactie van de minister.

De regering zet met deze wetsvoorstellen, die ook nog eens gaan over een eerste levensbehoefte, de deur open naar ongelijke behandeling van mensen in identieke situaties, afhankelijk van de grillen en grollen van de individuele verhuurder. Curieus genoeg wordt het aan de verhuurder overgelaten om al dan niet actie te ondernemen in de richting van de huurder. Die verhuurder krijgt daarmee dus de facto invloed op het inkomensbeleid. En dat het vertrouwen van de burger in verhuurders in de vorm van woningcorporaties niet enorm groot is, mag toch niet verbazen. Laat ik hier voorzichtig zeggen dat gebleken is dat de ene woningcorporatie de andere niet is. De enige correcte en evenwichtige wijze om inkomensbeleid te voeren is via de belastingheffing. Het feit dat de verhuurder door de belastingdienst geïnformeerd wordt over het inkomen van huurders zet de deur open voor allerlei vormen van misbruik. Ik zou zeggen dat de recente geschiedenis ons geleerd heeft dat woningcorporaties dit soort wetgeving echt niet nodig hebben om op eigen kracht misstanden te scheppen. Anders wordt voor we het weten over de prijs van een halfje bruin door de bakker op de hoek pas beslist nadat hij het belastbaar inkomen van zijn klant heeft vastgesteld. Graag de reactie van de minister.

Tenslotte het feit dat de regering meent dat het inkomen van thuiswonende kinderen meegeteld moet worden in de totale afweging. Een dergelijk voornemen koppelt de economische situatie van ouders en kinderen op onaanvaardbare wijze aan elkaar. Dit onderdeel van het voorstel zal slecht leiden tot calculerend gedrag waardoor of kinderen op uitsluitend financiële gronden het huis verlaten, of tot frauduleuze handelingen worden aangemoedigd. Dit moeten wij als samenleving simpelweg niet willen. Graag de reactie van de minister op dit punt.

Doorgaans is de inzet van een debat in de Eerste Kamer om de minister toezeggingen te ontlokken. Laat me de zaak vandaag maar eens omdraaien en van mijn kant de minister ongevraagd een toezegging doen. Zolang de minister woonbeleid probeert te voeren dat wel heel erg verschillend uitpakt voor verschillende bevolkingsgroepen, waarbij de rekening in de huursector bij de gewone burger wordt gelegd zonder dat in de koopsector de ‘fat cats’ met torenhoge aftrekbare hypotheken worden aangepakt, zal mijn fractie tegen zijn beleid stemmen. Dat spaart in elk geval een stuk overleg in achterkamertjes uit.

Afrondend, mijn fractie heeft overwegende bezwaren tegen beide wetsvoorstellen. Bovendien weigeren wij uit zelfrespect te functioneren als een stempelmachine die haastklussen sanctioneert.

Den Haag, 12 maart 2013