Te politiek? - Hoofdinhoud
De Eerste Kamer staat meer dan ooit in de belangstelling. Omdat het kabinet in de Tweede Kamer wel een meerderheid heeft en in de Eerste niet, lopen allerlei plannen uit het regeerakkoord het risico te sneuvelen in de senaat. Het brengt politici van regeringspartijen tot de misplaatste verzuchting dat de Eerste Kamer zich niet goed aan haar rol houdt. Zo klaagde VVD-senator De Grave onlangs dat de senaat te politiek is geworden. En voor het gemak roepen voorstanders van het beleid dat het misschien tijd is de senaat af te schaffen omdat nu de Eerste en de Tweede Kamer tegenover elkaar komen te staan.
Het is een wonderlijke opeenstapeling van misverstanden. Om te beginnen staan de Kamers helemaal niet tegenover elkaar. Ze hebben alleen een andere samenstelling. In de meeste gevallen stemmen fracties in beide Kamers hetzelfde en dat ligt ook voor de hand: uiteindelijk worden wetsvoorstellen immers ook beoordeeld op hun politieke wenselijkheid. Daarover denken mijn partijgenoten aan de overkant van het Binnenhof ongeveer net zo als ik en dus stemmen we ook vaak hetzelfde. Maar dat kan gewoon betekenen dat een nipte meerderheid in de Tweede Kamer net een minderheid blijft in de Eerste.
Daarnaast is het een vreemde gedachte dat de Eerste Kamer niet politiek mag zijn. De werkelijkheid is heel anders. De Kamer bestaat grotendeels uit dezelfde partijen als de Tweede en is op basis van verkiezingen samengesteld. Dat zijn weliswaar indirecte verkiezingen, maar het is verder een gewone politieke samenstelling. Als we dat niet willen, moeten we er een constitutioneel hof van maken waar juristen de wetten kunnen toetsen. Als je politici benoemt, moet je niet raar opkijken als ze zich met politiek bezighouden.
Daar komt bij dat de taken en rechten van de Eerste Kamer niet heel anders zijn dan die van de Tweede. De senaat mag geen initiatiefvoorstellen indienen en wetten niet amenderen omdat dat de volgorde van de wetsbehandeling zou verstoren. Maar verder hebben beide Kamers gelijke rechten. De aandacht gaat in de senaat vaker uit naar wetstechnische vragen, de aansluiting bij internationale wetten en verdragen en discussies over de grondwet en grondrechten. In de praktijk is de Eerste Kamer ook terughoudend bij de controle op het beleid van de regering en beperkt ze zich vooral tot wetgeving, maar ook dat ligt niet vast.
Bovendien is de Eerste Kamer op het moment helemaal niet politieker dan vroeger. Oppositiepartijen zijn vaak kritisch en stemmen vaker tegen; coalitiepartijen stemmen meestal met de regering mee. Dat laatste gebeurt soms tegen heug en meug zoals nu bij de PvdA regelmatig te merken is. Ze conformeren zich dan aan het regeerakkoord, hoewel dat formeel helemaal niet hoeft. En zo is het bijna altijd geweest. Door en door politiek. De gedachte dat een kritische senaat politieker is dan een volgzame senaat is wel erg kortzichtig. Het is eerder andersom.
En ten slotte is het een vreemde gedachte dat politiek iets heel anders is dan de rest van de besluitvorming. Een grondige wetsbehandeling begint met de vraag of de wet een goed doel dient. Dat is een politieke vraag: het gaat om de fundamentele visie op de samenleving en het goede leven. Een senator die het doel van een wet slecht vindt, moet tegenstemmen, hoe correct de wet verder ook is opgeschreven. En verder gaat het bijna altijd over een afweging: het belang van economische vooruitgang tegenover ecologische schade; de vrijheid van ondernemers tegenover de rechten van werknemers; de veiligheid in de publieke ruimte tegenover het recht op privacy. Allemaal politieke afwegingen die tegelijk juridisch en inhoudelijk zijn. Het debat in de Eerste Kamer gaat nergens over als het niet ook politiek zou zijn.
Nee, het probleem ligt heel ergens anders: Rutte en Samsom beginnen door te krijgen dat ze een minderheidskabinet hebben en dat hun beleid veel kritiek oproept. Maar voor dat probleem is een ja-knikkende senaat geen oplossing.
Column in CW 22.03.2013