Opinieartikel Volkskrant

Met dank overgenomen van J.C. (Jan) Vos i, gepubliceerd op donderdag 7 februari 2013.

Sinds 1963 heeft Nederland ruim 200 miljard Euro verdiend aan de aardgasbel in Groningen, maar het einde lijkt nu in zicht.

Vorige week verzond Minister Kamp een brief aan de Tweede Kamer: onderzoeken naar het verband tussen het winnen van aardgas en de kans op aardbevingen stellen dat zowel de frequentie van de bevingen als de zwaarte van de bevingen toe zijn genomen als gevolg van de winning van aardgas. Dit heeft ernstige gevolgen gehad voor de lokale bevolking en die gevolgen zullen in de toekomst mogelijk nog groter zijn als de bevingen inderdaad 4 - 5 op de schaal van Richter kunnen zijn. Circa 40.000 inwoners van Groningen hebben te maken met ernstige overlast en leven soms in grote angst.

Een advies van Staatstoezicht op de Mijnen stelt dat de gaswinning in het Groninger veld dan ook per direct moeten worden ingeperkt. Minister Kamp legt dit advies naast zich neer. De Minister zal daarvoor goede argumenten moeten hebben. Staatstoezicht op de Mijnen is verantwoordelijk voor het toezicht op het maatschappelijk verantwoord winnen van gas.

Kamp gaat in zijn argumentatie vooral in op de economische gevolgen en lijkt de belangen van de locale bevolking minder zwaar te wegen. Overigens zijn de economische gevolgen significant. Een inperking van de winning vermindert de kans op bevingen, maar leidt tot een inkomstenderving van 2 miljard Euro op jaarbasis. Kamp en minister-president Rutte stelden in de media dat het technisch niet mogelijk zou zijn om de winning te minderen omdat het hier om laag-calorisch gas gaat, dit ligt echter iets genuanceerder: hoog-calorisch gas uit andere Nederlandse velden kan met stikstof geschikt worden gemaakt voor gebruik in onze huizen. Verminderen van winning is ook een andere reden niet zo’n gekke gedachte: het gas blijft in de grond zitten en is niet weg. We winnen het alleen niet meteen. Stoppen met winnen is op korte termijn technisch niet mogelijk bij gebrek aan alternatieven en zal uiteindelijk leiden tot een vrijwel onacceptabele derving van inkomsten van 11-12 miljard op jaarbasis.

De PvdA-fractie in de Tweede Kamer is van mening dat er nu een onafhankelijk vervolgonderzoek moet komen en het is goed dat de minister de onderste steen boven wil halen. We stellen vraagtekens bij de beoogde rol van de NAM als onderzoeker. De slager moet je niet zijn eigen vlees laten keuren. De directie van de NAM heeft bij monde van CEO Bart van de Leemput begrip getoond voor ons verzoek tot een onafhankelijk onderzoek. Hij stelde op het 8-uur journaal: ‘Ik kan mij levendig voorstellen van ja, dat onderzoek moet de NAM niet doen, want de NAM is geen betrouwbare partner in dezen.’

Tevens vinden wij dat de klachten van bewoners ten aanzien van de wijze waarop de NAM de schadeafhandeling verwerkt serieus moeten worden genomen. Deze afhandeling dient op afstand van de NAM te worden geplaatst, onverminderd de wettelijke aansprakelijkheid van de NAM. Dit geldt ook voor de verbeteringen en versterken aan bestaande woningen die ernstige problemen bij nieuwe bevingen moeten voorkomen.

Tot slot dient er versneld geinvesteerd te worden in het moderniseren van ons gasnetwerk en het veranderen van de eisen aan consumentenproducten zoals een gaskooktoestel en een HR-ketel. Op die manier zijn we beter voorbereid op een mogelijk verminderde winning van laag-calorisch gas (gas uit de Groninger gasbel).

De eisen van Max van de Berg, deze week, voor een vergoeding van 1 miljard Euro, zijn echter niet verstandig en doen geen recht aan de Groningers. Er is terecht zorg voor de gevolgen van trillingen op Groninger sluizen en dijken en daarvoor draagt heel Nederland zorg. In mijn gesprekken met de bevolking kwam het woord ‘compensatie’ echter zelden voor. De bewoners van Groningen willen veilig wonen en ze willen weten waar ze aan toe zijn. Terecht claimen ze ook een vergoeding voor geleden schade, maar het zijn geen geldwolven. In het wilde weg bedragen roepen doet geen recht aan de zeer ernstige situatie waar we gezamenlijk besluiten over zullen moeten nemen.