Bericht uit Doha (4)

Met dank overgenomen van J.C. (Jan) Vos i, gepubliceerd op maandag 10 december 2012.

De resultaten van de onderhandelingen.

In Doha ging het op hoofdlijnen over drie onderwerpen: de verlenging van het Kyoto Protocol tot 2020, een nieuw klimaatinstrument vanaf 2020 (Durban) en klimaatfinanciering.

Verlenging Kyoto

Het Kyoto Protocol wordt met een tweede verplichtingenperiode verlengd tot 2020. Minpunt is wel, dat minder landen dan voorheen meedoen: de VS Canada, Japan en Nieuw-Zeeland doen niet meer mee. Positief is dat de reducties in deze tweede verplichtingenperiode 18% zijn ten opzichte van 1990, terwijl dit eerst maar 5.2% was. Bovendien zorgt de verlenging ervoor dat alle regels en afspraken, bijvoorbeeld over emissiehandel en rapportage, niet verloren gaan. Vorig jaar was al besloten dat ontwikkelde landen, op vrijwillige basis, nieuwe doelstellingen onder het Kyoto-protocol op zich konden nemen.

Naast de EU, die de in de EU-wetgeving vastgelegde doelstelling van 20% emissiereductie in 2020 heeft ingeschreven, heeft een kleine groep andere landen (o.a. Australië, Noorwegen en Zwitserland) reductiedoelstellingen op zich genomen onder het Kyoto-protocol. In Doha moest dit formeel worden bekrachtigd met een amendering van het protocol. Een amendement moet worden geratificeerd door alle partijen (in Nederland moet het parlement hiervoor toestemming geven), maar omdat de nieuwe doelstellingen al vanaf 1 januari 2013 moeten ingaan is er bepaald dat landen het op voorlopige basis direct kunnen toepassen (zogenaamde provisional application). De EU lidstaten kunnen dit reeds doen op basis van de EU-klimaatwetgeving waarmee de 20% doelstelling al is geïmplementeerd.

De belangrijkste discussiepunten bij de onderhandelingen onder het Kyoto-protocol waren: 1. de mogelijkheid om de ambities tussentijds te verhogen, waarop vooral door kwetsbare ontwikkelingslanden werd aangedrongen, en 2. het beperken van de overschotten aan emissierechten die sommige Oost Europese landen overhouden uit de eerste verplichtingenperiode onder het protocol (de zogenaamde hot air of AAU’s).

Een nieuw klimaatinstrument (Durban)

Omdat de verplichtingen uit het oorspronkelijke Kyoto Protocol alleen gelden voor de oude ontwikkelde landen (minus de VS) en de wereld er inmiddels anders uitziet (door de opkomst van nieuwe economieën, zoals China en Brazilië, zorgt de oude groep van Kyoto landen nog maar voor een klein deel van de mondiale uitstoot) is een nieuw plan noodzakelijk. Daarom is er vorig jaar in Durban afgesproken om te komen tot een nieuw, juridisch bindend, instrument. In 2015 moeten de afspraken over dit nieuwe instrument door alle landen ondertekend worden, waarna het dan in 2020 in werking kan treden. Dit nieuwe plan betreft ook een verbreding: naast afspraken over vermindering van uitstoot, ook de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie), zoals overstromingen.

Klimaatfinanciering

De onderhandelingen over de nieuwe mondiale klimaatovereenkomst, die in 2015 moet worden afgesproken en waarvan de doelstellingen vanaf 2020 zullen gelden, werden gegijzeld door het onderwerp klimaatfinanciering. Drie jaar geleden tijdens de top in Kopenhagen zijn afspraken gemaakt over de zogenaamde fast-start finance aan ontwikkelingslanden in de periode 2010-2012. De ontwikkelde landen zijn deze afspraken inmiddels grotendeels nagekomen. Ook is in Kopenhagen afgesproken dat de ontwikkelde landen in 2020 100 miljard USD per jaar zullen mobiliseren, uit publieke en private bronnen, voor klimaatfinanciering aan ontwikkelingslanden. Aangezien de fast-start finance periode nu is afgelopen, eisten ontwikkelingslanden duidelijkheid over de financiering vanaf 2013 en wilden zij afspraken maken over o.a. een bedrag van 60 miljard USD in 2015. Hieraan wilden ontwikkelde landen zich niet committeren, onder meer doordat er nog geen duidelijkheid is over de acties die ontwikkelingslanden op zich zullen nemen in de nieuwe overeenkomst in 2015.

Een aantal EU lidstaten, waaronder Nederland, heeft op vrijwillige basis aangekondigd welk aandeel aan klimaatfinanciering zij in 2013 of in de periode 2013-2015 zullen nemen. Daarnaast is besloten dat alle ontwikkelde landen zullen proberen de financiering in de periode 2013-2015 minstens op het niveau van 2010-2012 te handhaven en in 2013 zullen aangeven hoe zij van plan zijn de financiering daarna verder op te schalen. Nederland is de afspraak uit Kopenhagen voor “Fast Start Finance” nagekomen. Het betrof startkapitaal om in de periode 2010-2012 direct concrete actie te kunnen nemen. Hoewel deze afspraak na dit jaar afloopt, zal Nederland de internationale klimaatfinanciering ten behoeve van ontwikkelingslanden voortzetten, voor 2013 met 200 miljoen.

In Doha is afgesproken dat het komend jaar nader overleg zal plaatsvinden over hoe de financiering van klimaat tussen nu en 2020 kan worden vormgegeven. Meerdere, vooral Europese, landen kondigde aan in 2013 klimaatfinanciering voort te zetten. Deze toezeggingen waren belangrijk om de ontwikkelingslanden de zekerheid te geven dat zij ook het komend jaar op steun kunnen rekenen om hun economieën te vergroenen en de effecten van klimaatverandering te bestrijden.