Theo Quené
Theo Quené, 1996
Tussen een vergadering van de Nederlandse parlementaire delegatie naar de Raad van Europa en het afscheidsetentje van de vertrekkende leden van het College van Senioren uit de Eerste Kamer, zocht ik op het stille Binnenhof een bankje op om de NRC te lezen.
Mijn nieuws van de dag stond op pagina 1: Theo Quené is overleden. De eerste gedachte die bij mij opkwam was dat de wereld daardoor een beetje minder beschaafd was geworden.
Theo was voor mij het model van een beschaafd mens. Erudiet, bijster intelligent, betrouwbaar en integer, aangenaam in de omgang en altijd constructief. De wereld moest beter worden en dat kon alleen door goed na te denken over de inrichting van land en samenleving en door goed met anderen om te gaan en samen te werken.
Kort na zijn benoeming tot voorzitter van de SER drukte Jelle Zijlstra hem op het hart er alles aan te doen om de SER in stand te houden en daarbij vooral oog te hebben voor het niveau van de SER dat volgens Zijlstra gedaald was.
Van 1985 tot 1996 heeft Theo daaraan gewerkt en wie kennis neemt van het werk dat de SER in die periode heeft verricht weet dat hij daar trots op mocht zijn. Daarom was het voor hem ook een enorme teleurstelling dat aan het eind van zijn voorzitterschap een discussie over de positie van de SER oplaaide. Bolkestein, ook beschaafd, maar altijd laatdunkend over anderen zonder eigen creatief vermogen, sprak over de SER als de Sociaal-Economische Rem. Het voorlopig einde van die politieke discussie was de afschaffing van de verplichting van de regering om de SER over bepaalde onderwerpen advies te vragen.
Dom en onverdiend, vond Theo. De discussie over de SER ging volgens hem niet meer over argumenten maar over onderbuikgevoelens. En met de onderbuik van de Bolkesteinen van deze wereld kon hij niet discussiëren. Mensen moeten de verworvenheden van de beschaving begrijpen en daarop voortbouwen. Met ‘creatieve destructie’ als basishouding had hij niets.
Het is jammer dat Theo toen met pensioen ging. Nog geen jaar later kwamen delegaties uit alle landen van de wereld naar de SER om het wonder van het poldermodel te bestuderen.
De levensloop van Theo is om vele redenen fascinerend. Hij werd geboren in een kansarme omgeving: geen cent te makken, slecht onderwijs. Tot zijn tiende verveelde hij zich op school. Alle boekjes werden daar zeven keer gelezen. Pas op het gymnasium ging de grote wereld voor hem open. Dankzij zijn uitzonderlijk talenten bereikte hij snel de top van bestuurlijk Nederland waar hij zich onvermoeibaar voor de publieke zaak inzette.
Wie hem kenden en met hem werkten hebben veel redenen om hem dankbaar te zijn.
- 1.Dominante PvdA-politicus met een grote staat van dienst. Zoon van een protestantse Limburgse leraar. Studeerde staatsrecht na eerst in de VS een opleiding voor acteur te hebben gevolgd. Onderscheidde zich in de Tweede Kamer al jong als defensiewoordvoerder en was daarna onder meer fractiesecretaris en voorzitter van de enquêtecommissie bouwsubsidies. Na hoofddirecteur van de VNG en voorzitter van de SER te zijn geweest, keerde hij in 1998 terug in de Haagse politiek als minister van Sociale Zaken in het kabinet-Kok II. In 1999 stapte hij over naar Binnenlandse Zaken. Kwam in 2002 als één van de weinige paarse ministers terug in de Kamer en dong mee naar het leiderschap van de PvdA. Kruiste vaak de degens met minister Verdonk over het asielbeleid. Na 2007 acht jaar een prominent Eerste Kamerlid. Scherp debater, die met een nuchtere zakelijkheid zijn tegenstanders nooit spaarde.