Moord en doodslag - Hoofdinhoud
Waar moet je allemaal aan denken als je geconfronteerd wordt met een moord? Welke technische hulpmiddelen zijn er om een dader te vinden? Dit soort vragen kwamen vandaag aan de orde bij een werkbezoek vanuit de kamercommissie van Justitie. Inderdaad, we waren op bezoek bij de politie. Eerst op het hoofdbureau van politie Rotterdam-Rijnmond, en daarna op het bureau in Krimpen aan den IJssel. Centraal stond het programma versterking opsporing. Na de Schiedammer Parkmoord van 2005 bleek achteraf dat er toentertijd bij het zoeken naar een dader teveel vanuit een ‘tunnelvisie’ was gewerkt. Deze zaak stond niet op zichzelf. Daarom is er sinds die tijd stevig aan gewerkt om meer ‘tegenspraak’ te organiseren binnen de opsporing: steeds weer kritische vragen stellen en laten stellen bij de richting die wordt ingeslagen. We kregen vandaag hierover heldere presentaties. Dat kwam erg positief en professioneel over.
Duidelijk werd ook hoe het opsporingsproces zich steeds meer in een internationale omgeving afspeelt - in een kinderpornozaak kan je wel eens goede afstemming met bijvoorbeeld Hamburg en Toronto nodig hebben. Heel boeiend was ook om met duidelijke voorbeelden te zien hoe ook de technische hulpmiddelen zich ontwikkelen, 3D-filmjes van de plaats van het delict, een vloeistof die op schoongemaakte vloeren toch weer bloedsporen zichtbaar maakt. Ik vind dat deze innovaties politiek en financieel stevige ondersteuning verdienen. Zorgelijk is wel dat het Nederlands Forensisch Instituut, waar de recherche intensief mee samenwerkt, een fors capaciteitsprobleem blijkt te hebben in het verwerken van ‘sporen’. Dat is zeker iets om in Den Haag weer eens aan te kaarten.