Brief regering; Voortgang grensoverschrijdende samenwerking met België en Duitsland - Grensoverschrijdende samenwerking (GROS) - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 32851 - Grensoverschrijdende samenwerking (GROS).
Inhoudsopgave
Officiële titel | Grensoverschrijdende samenwerking (GROS); Brief regering; Voortgang grensoverschrijdende samenwerking (GROS) met onze directe buurlanden België en Duitsland |
---|---|
Documentdatum | 16-10-2012 |
Publicatiedatum | 16-10-2012 |
Nummer | KST328513 |
Kenmerk | 32851, nr. 3 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2012–2013
32 851
Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2012
In de brief van 8 juli 2011 (TK, 2010–2011, 32 851, nr. 1) informeerden de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Buitenlandse Zaken u over grensoverschrijdende samenwerking (GROS) met onze directe buurlanden België en Duitsland. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer daarover nadere informatie verstrekt in een Algemeen Overleg op 6 december 2011 (zie verslag van het overleg, vastgesteld 17 januari 2012, TK, 2011–2012, 32 851, nr. 2). In dat overleg is toegezegd om rond de zomer van 2012 een voortgangsbericht te zenden. Dat bericht bied ik u hierbij aan, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken.*)
Zoals ik eerder aan uw Kamer berichtte is GROS géén doel op zichzelf maar een middel voor goed nabuurschap, voor verbetering van het regionale voorzieningenniveau en voor de stimulering van de sociaaleco-nomische ontwikkeling van de grensregio’s, met name door het voorkomen en wegnemen van knelpunten waarvoor burgers en bedrijfsleven zich gesteld zien bij wonen en werken over de grens, nu Nederlandse en buitenlandse regelgeving niet altijd op elkaar aansluit. GROS draagt bij aan een voor burgers beter functionerende Europese Unie omdat ook aan de grens meer kansen kunnen worden benut. GROS is als onderdeel van de bilaterale samenwerking met onze twee buurlanden van toenemend strategisch belang voor Nederland, niet in de laatste plaats vanwege de demografische teruggang in een aantal grensregio’s.
Een kernpunt is de omzetting van de Nederlandse knelpuntenlijst in gezamenlijke lijsten van actiepunten met de buurlanden, die binnen 2 à 2½ jaar tot aantoonbare vooruitgang leiden. Dat betekent een wederzijdse inspanningsverplichting. Onze buurlanden zijn bereid gevonden zich achter dit voornemen te scharen. Daartoe is o.m. op 22 november 2011 een bijeenkomst georganiseerd in Münster op hoog-ambtelijk niveau met Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen, met steun van Buitenlandse Zaken. Deze twee deelstaten hechten eraan dat de actielijst bestaat uit punten waarvan de oplossing binnen hun eigen bevoegdheden valt. Een Nederlandse actielijst met de Duitse federale overheid is thans niet aan de orde.
Met het Gewest Vlaanderen is op ambtelijk niveau overeenstemming bereikt over een gezamenlijke actiepuntenlijst. Omdat belangrijke knelpunten met België evenwel liggen op terreinen waar de federale overheid bevoegd is, nl. grensarbeid, veiligheid, gezondheidszorg en gerelateerde regelgeving, zal Nederland bezien of knelpunten vanuit België aangedragen vanuit Nederlandse optiek opgelost kunnen worden. Tijdens hoog ambtelijk overleg op 9 juli 2011 bleek dat de federale autoriteiten momenteel knelpunten inventariseren.
Ik verwacht dat naast de lijst met Vlaanderen ook de lijsten met Neder-saksen en Noordrijn-Westfalen binnen korte tijd kunnen worden vastgesteld. Een lijst met het Waals Gewest behoort eveneens tot de mogelijkheden.
Na het opheffen van de positie van Grensmakelaar is het aanstellen van de Speciaal Vertegenwoordiger voor de Buurlanden (SVB) door het Ministerie van Buitenlandse Zaken – met een breder mandaat en als voltijds functie-, een uitstekende keuze gebleken. Zo heeft de SVB in zijn eerste jaar een betere verbinding tussen de betrokken overheidsdiensten kunnen bereiken. Ook heeft de SVB regionale overheden in buurlanden sterker voor grensoverschrijdende samenwerking kunnen engageren. Ook richting de grensprovincies, de euregionale en -in de Achterhoek-gemeentelijke belanghebbenden, heeft hij een rol kunnen spelen. In het kader van de strategische verdieping van de relatie met de buurregio’s heeft hij de contactgroep België en de contactgroep Duitsland in uw Kamer geïnformeerd.
De voorbereiding van Interreg V (een onderdeel van het Europese cohesiebeleid vanaf 2014) is in het overleg met Vlaanderen, Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen een terugkomend punt. De betrokken vakdepartementen en de buurlanden zijn sinds dit voorjaar in gesprek over de kansen die Interreg V kan bieden voor grensoverschrijdende samenwerking en de wijze waarop dit moet worden ingericht. Tussen NoordNederland en Nedersaksen vond hiertoe in april jl. reeds een bestuurlijke conferentie plaats. Intensieve gesprekken vinden inmiddels ook plaats met NRW en Vlaanderen en Nederlandse regionale stakeholders.
Zoals aangekondigd in de brief van 8 juli 2011 heeft dit Ministerie een juridisch-bestuurskundige studie laten uitvoeren naar de mogelijkheden om een pilot op te starten, waarbij in geval van implementatie van Europese regelgeving met mogelijke effecten in de grensgebieden de buurlanden geconsulteerd worden over de uitvoering en tijdsfasering van deze regelgeving. In die studie stond de vraag centraal op welke manier een signaleringssysteem voor mogelijke grenseffecten van Europese regelgeving vóór de implementatie van die regels het beste kan worden vormgegeven. Het eindrapport van deze studie door de Universiteit Leiden, getiteld «Wij doen dat zo», kwam in augustus gereed. Ik voeg het als bijlage bij deze brief.*) De studie concludeert dat veel voorbeelden van grenseffecten op nationale beleidsverschillen zijn gebaseerd en niet direct het gevolg zijn van Europees beleid. Europees beleid lijkt vooral grensef-fecten op te lossen of te verminderen, aldus de auteurs. Nu het kabinet in juli 2011 aangaf dat het toetsen van voorgenomen beleid en wetgeving op mogelijke grenseffecten als een te zwaar middel wordt beschouwd dat niet past in de wens van het kabinet om onnodige bureaucratie te vermijden, acht ik een rijksbreed signaleringssysteem voor de kennelijk nog geringere kans op grenseffecten van Europese regelgeving evenmin gewenst. Dit laat onverlet dat wanneer evidente signalen erop wijzen dat van een bepaalde maatregel grenseffecten worden verwacht, deze in kaart moeten worden gebracht met het oog op de wenselijkheid van eventueel corrigerend of flankerend beleid. Daarnaast staat het elk vakministerie vrij om bij de implementatie van nieuwe Europese regelgeving nauw af te stemmen met de buurlanden en de grensprovincies ter voorkoming van divergentie, of om zelf een signaleringssysteem op te zetten. De studie levert daarvoor reeds een praktisch instrument. Ook Commissarissen van de Koningin kunnen risico’s signaleren, bijv. in samenwerking met Euregio’s.
Aanvullend meld ik dat het Benelux Comité van Ministers het Secretariaat-generaal heeft gevraagd de haalbaarheid na te gaan van onderlinge samenwerking in de Benelux voor een efficiëntere uitvoering van Europese richtlijnen. Daarop besloot de Benelux in juni jl. na te gaan of de bestaande samenwerking, mede met het oog op de effecten in grensgebieden, in kaart kan worden gebracht.
In het Kabinetsstandpunt gaf ik aan dat de Commissarissen van de Koningin een nadrukkelijker rol in het GROS-proces kunnen spelen. Hiermee worden initiatief en aandacht voor grensoverschrijdende samenwerking ook op het regionale niveau bestuurlijk verankerd. Op 1 oktober jl. heb ik hier in het CdK-overleg met hen over gesproken, op basis van een notitie van de CdK’s uit de zeven grensprovincies, opgesteld o.l.v. gouverneur Bovens. De betreffende CdK’s bieden aan een bijdrage te leveren aan GROS als communicatie- en coördinatiestructuur door een verbindende en stimulerende rol te spelen binnen hun respectievelijke Colleges van Gedeputeerde Staten; door zichtbaarheid aan deze rol te geven in de eigen provincie; door het thema GROS op geschikte momenten te bespreken in de contacten met de buurregio’s, en door signalen af te geven aan de ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken over GROS in het algemeen en over de thema’s van de actielijsten in het bijzonder.
Ik honoreer dit initiatief van de CdK’s en ik zal in samenwerking met mijn collega van Buitenlandse Zaken op nationaal niveau hetzelfde doen en hierbij ruimte en ondersteuning bevorderen voor regionale grensoverschrijdende initiatieven. In het genoemde CdK-overleg zal de voortgang van GROS tussen mij en de CdK’s tweemaal per jaar worden besproken; de coördinerend CdK heeft hierin een trekkersrol.
In het eerste jaar van de uitvoering van GROS tweede fase is nog niet onderzocht welke uitvoerende taken aan het Secretariaat-Generaal van de Benelux kunnen worden opgedragen binnen de opdracht zoals geformuleerd in het Nieuwe Benelux Verdrag van 2008. De onderbrenging van het «Grensarbeid info-portal» bij het Secretariaat-Generaal is reeds een feit (zie gerealiseerde actiepunten in bijlage).
Het belang van grensoverschrijdende samenwerking heeft het afgelopen jaar een extra impuls gekregen vanuit het thema bevolkingsdaling. GROS en bevolkingsdaling hebben meerdere raakvlakken; het is daarom van belang de aanpak van beide beleidsterreinen op elkaar af te stemmen. Dat gebeurt o.m. met convenanten tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en drie grensprovincies waar de demografische problematiek zich sterk doet voelen. Zie voorts de bijlage bij deze brief.
Veel nuttige grensoverschrijdende samenwerking vindt op micro-niveau plaats. Lokale initiatieven dragen fors bij aan het totaalbeeld en onderhouden de onmisbare goede nabuurschap. Dat kan hier niet allemaal genoemd worden. In de bijlage bij deze brief volsta ik met een greep uit de grensoverschrijdende en bilaterale aangelegenheden die relevant zijn voor GROS en waarbinnen zich het afgelopen jaar concrete ontwikkelingen hebben voorgedaan:
Veelal zijn bij het oplossen van een knelpunt veel bestuurslagen en instanties aan beide zijden van de grens betrokken. Voor een ander knelpunt zijn dat weer andere instanties. Die hebben allen hun eigen interne dynamiek, institutionele capaciteit en bevoegdheden. Hun prioriteitstellingen lopen niet altijd synchroon en hun inzet voor grensoverschrijdende samenwerking kan soms baat hebben bij aanmoediging van buitenaf. Coördinatie is een vereiste. De zwakste en traagste schakel bepaalt kwaliteit en tempo waarmee resultaten kunnen worden behaald. Maar ook goede plaatselijke en concrete stappen helpen al, wanneer zij anderen op het spoor zetten. Die resultaten -brede en punctuele- laten zich daarom niet gemakkelijk sturen of voorspellen. Overigens bestaat grensoverschrijdende samenwerking niet uitsluitend uit het oplossen van actie- of knelpunten. Een goede samenwerking en communicatie met een buurland heeft ook een eigen, intrinsieke waarde.
In de komende periode zal ik, met de collegae, op de ingeslagen weg voortgaan. De in het Kabinetsstandpunt 2011 uitgestippelde route geeft een juiste richting. Een meer afgewogen oordeel kan ik echter pas vellen als over een jaar of twee de resultaten van het gezamenlijk werken aan de actiepunten tastbaar zal worden.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies
*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer