Aanpak wapenhandel krijgt historische wending - Hoofdinhoud
In het enige café in het VN- gebouw in New York kijken Arabische diplomaten naar het WK-voetbal en roken sigaretten. Het is juni 2006. Egyptische en Syrische diplomaten hebben nog geen flauw vermoeden van de op handen zijnde revoluties in hun thuisland. In de vergaderzalen wordt gesproken over de gevolgen van ongecontroleerde wapenhandel.
Een groeiende groep landen deelt het belang dat er een eind moet komen aan de ongecontroleerde handel in wapens. De Arabische diplomaten moeten daar niets van weten. Rusland, de VS, China en Europese wapenexporteurs zijn maar al te graag bereid om wapens te exporteren naar deze landen.
Toch komt er eind 2006 een doorbraak. In de plenaire zaal wordt gestemd over een VN resolutie die voorziet in de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag. Slechts één land – ‘s werelds grootste wapenexporteur, de VS, goed voor 40 procent van alle wapenhandel – is uitgesproken tegen. Een groep van twintig importerende landen, waaronder Arabische landen, Iran en Israël en exporteurs als Rusland en China, onthouden zich van stemmen.
Een meerderheid van 153 landen stemt voor de resolutie. Een enorm succes. ‘Een schoolvoorbeeld van het moderne lobbyen’, wordt het later genoemd.
In 2009, met een nieuwe president in het Witte Huis, verandert ook de positie van de VS. Opnieuw wordt dat jaar een resolutie in stemming gebracht. Dit keer met een concreet tijdpad. In 2012 moet de tekst voor een wapenhandelsverdrag klaar zijn om ondertekend te worden. De VS stemt dit keer voor, maar de steun van het Witte Huis is voorwaardelijk.
De Amerikanen steunen het proces, maar vinden dat besluitvorming alleen op basis van consensus kan plaatsvinden. Deze maand zal stevig onderhandeld moeten worden om tijdens een VN-conferentie in juli een verdrag rond te krijgen. Terwijl vrachtschepen vol wapens nog altijd hun weg vinden naar landen waar grove schendingen van mensenrechten plaatsvinden, hebben tegenstanders van een wapenhandelsverdrag tal van mogelijkheden om de inhoud van het verdrag te laten verwateren.
Het is daarom belangrijk dat Nederland en andere landen in de kopgroep van voorstanders hun rug recht houden en niet toegeven aan landen die het verdrag willen afzwakken.
Heldere regels voor mensenrechten en humanitair recht, alle type wapens, munitie en handelsvormen, zoals doorvoer van wapens en een stevig toezicht zijn daarbij van belang. Een stevig verdrag kan de huidige mazen in nationale, regionale en multilaterale verdragen en controle-mechanismen dichten. Het kan gemeenschappelijke en juridisch bindende regels vaststellen, maar bovenal kan zo’n verdrag verzekeren dat de internationale wapenhandel onderworpen wordt aan noodzakelijke controle. Dat versterkt de verantwoordelijkheid die landen hebben voor de wapens die ze exporteren. Het vermindert daarmee de risico’s dat deze wapens worden doorverhandeld aan dubieuze regimes.
In het café in het VN-gebouw in New York mag inmiddels niet meer worden gerookt en Arabische diplomaten hebben na een roerig jaar van revoluties andere zaken aan hun hoofd. Intussen worden wereldwijd nog steeds flinke hoeveelheden wapens geëxporteerd naar landen waar grote risico’s bestaan voor mensenrechtenschendingen. De beelden uit landen als Egypte, Bahrein en Syrië hebben wapenexporterende landen in verlegenheid gebracht. Voor miljoenen mensen die snakken naar vrijheid en bescherming is een doorbraak in New York cruciaal.
De Nederlandse regering moet daarom samen met anderen zoveel mogelijk landen overtuigen van de historische kans om in juli een stevig en effectief verdrag te sluiten. Nederland kan daarbij een belangrijke rol spelen, maar dan moet ons land wel zijn nek durven uitsteken.
Arjan El Fassed is Tweede Kamerlid voor GroenLinks en stond in 2002 samen met anderen aan de wieg van een wereldwijde campagne voor een verdrag tegen wapenhandel. Dit artikel verscheen eerder in o.a. Eindhovens Dagblad.