Tolerantie en orthodoxie (2) - Hoofdinhoud
Naar aanleiding van een debat bij de SGP-jongeren in Barneveld over tolerantie, godsdienstvrijheid en orthodoxe gelovigen, ontstond er in het Reformatorisch dagblad enig debat (1, 2, 3). Op verzoek van de redactie een briefwisseling in drie etappes met de adjunct-hoofdredacteur, dr. S. de Bruijn. Vandaag verscheen deel 2, waarin ik ook reageer op de antwoordbrief van De Bruijn.
Geachte heer De Bruijn,
Dank voor uw antwoord. Ik begrijp uw zorgen goed, maar ik denk dat er genoeg filtermogelijkheden blijven bestaan, in elk geval voor de bescherming van kinderen. Als zij het door hun ouders aangebrachte filter kunnen omzeilen, kunnen ze dat ook met een filter van de provider en andersom.
Natuurlijk moeten we jongeren beschermen, dat doen we ook met alcohol, tabak en wapens. De vraag is alleen of je het allemaal bij hen weg moet houden of dat je hen ermee leert omgaan. Hoe ouder het kind, des te meer gaat het om eigen verantwoordelijkheid en bewustwording. Ouders en scholen moeten aandacht geven aan verantwoord mediagebruik. Enkel verbieden betekent vooral dat het ondergronds gaat, zoals dat ook in reformatorische kring volop gebeurt.
Ik wil ook even reageren op uw opmerking over het probleem van porno: „het verwrongen beeld van vrouwen als lustobject.” Ik ben het daar in de kern mee eens. Maar u zult begrijpen dat ik de reformatorische visie op de ondergeschikte positie van vrouwen ook verwrongen vind. Op een andere manier, maar toch. Op het spel staan gelijke rechten van vrouwen en de bescherming van hun waardigheid. Zowel als het gaat om seksualiteit als wanneer het gaat om bijvoorbeeld politiek.
Dat brengt me bij een dieper punt. Onze briefwisseling vindt plaats onder het motto: ”intolerant christendom of onverdraagzaam gelijkheidsdenken”. Ik hoor in reformatorische kring vaker de typering onverdraagzaam gelijkheidsdenken. Eigenlijk kan ik daar weinig mee. Ik geloof namelijk helemaal niet dat mensen gelijk zijn. Ik ben er diep van overtuigd dat mensen verschillend zijn. Mannen en vrouwen, mensen met verschillende lichamelijke en verstandelijke vermogens, mensen uit verschillende culturen, mensen met verschillende geloofsovertuigingen.
Bedrijven weten inmiddels dat het goed is voor de organisatie om die diversiteit te omarmen. En ook voor de samenleving is die veelkleurigheid van grote waarde. Daarbij moet de overheid die diversiteit in goede banen leiden en ruimte voor minderheden garanderen. Democratie is er niet voor de macht van de meerderheid, maar voor de bescherming van de minderheid.
Ik kan dus helemaal niets met termen als gelijkheidsdenken en onverdraagzaamheid. Want mensen hoeven helemaal niet gelijk te zijn. Maar al die verschillende mensen hebben wel gelijke rechten. De overheid maakt geen verschil tussen mannen en vrouwen, moslims, christenen en atheïsten. Dat is de kern van artikel 1 van onze Grondwet en dat bouwt rechtstreeks voort op de traditie van onze grondrechten. Wat begon bij de vrijheid van geweten en van godsdienst, heet nu artikel 1. Als uitvloeisel is ook discriminatie tussen burgers onderling niet acceptabel. Een uitgaansgelegenheid die Marokkaanse jongeren weigert, zit fout. Evenals een bedrijf dat vrouwen voor hetzelfde werk minder betaalt dan mannen.
Die soep wordt niet overal even heet gegeten. Voetbalteams maken onderscheid naar sekse, studentenverenigingen laten alleen studenten toe als lid en sommige kerken willen geen vrouw op de kansel. Soms is dat pragmatisch, soms principieel. De overheid is in deze gevallen terughoudend met ingrijpen. Terecht, want de vrijheid van vereniging betekent dat groepen zich ook op hun eigen manier mogen organiseren en eigen grenzen mogen trekken.
Op dit grensvlak ontstaan wel de grote vragen. Want die gelijke rechten, mensenrechten, kunnen ook in het geding zijn bínnen religieuze groepen. Dan schuurt het. We leggen bijvoorbeeld reformatorische gelovigen geen haarbreed in de weg om hun geloof en leven in te richten zoals zij denken dat goed is. Maar gelden mensenrechten ook binnen die geloofsgemeenschap? Ook als het gaat om gelijke rechten? Ook als het gaat om jezelf mogen zijn? Ook voor vrouwen, homo’s et cetera?
Hier wordt het spannend omdat orthodoxe gelovigen zich bij die vraag direct aangevallen en in hun vrijheid bedreigd voelen. Maar waarom eigenlijk? Als zij ruimte vragen voor hun eigenheid, hoe zit dat dan met anderen? En als ze die gelijke rechten binnen de eigen kring niet als uitgangspunt nemen, waarom eisen ze dan wel zelf die rechten op in de samenleving? Met die vragen blijf ik zitten. Ik ben benieuwd naar uw visie daarop.
Vriendelijke groet,
Ruard Ganzevoort
Lees hier het antwoord van Dr. De Bruijn