Tolerantie en orthodoxie (3) - Hoofdinhoud
Naar aanleiding van een debat bij de SGP-jongeren in Barneveld over tolerantie, godsdienstvrijheid en orthodoxe gelovigen, ontstond er in het Reformatorisch dagblad enig debat (1, 2, 3). Op verzoek van de redactie een briefwisseling in drie etappes met de adjunct-hoofdredacteur, dr. S. de Bruijn. Vandaag verscheen deel 3, waarin ik ook reageer op de antwoordbrief van De Bruijn.
Geachte heer De Bruijn,
U maakt in uw laatste bijdrage duidelijk hoe belangrijk moraliteit is bij het omgaan met ongewenste inhoud op het internet. Die moraliteit vindt u bij uitstek in de Bijbel, die u superieur acht aan ‘algemene fatsoensnormen en humanistische uitgangspunten’. En daarom willen orthodoxe christenen dat de hele samenleving die volgt.
Dat mag. Iedere stroming in de politiek probeert haar beeld van de ideale samenleving gestalte te laten krijgen. Dat doe ik op mijn manier ook met idealen als tolerantie, democratische kernwaarden, ruimte voor diversiteit, zorgvuldige omgang met de natuur en gelijke kansen en rechten voor iedereen. In de politieke arena voeren we de strijd over die idealen.
Maar u gaat verder. U baseert uw visie op de Bijbel en claimt op grond daarvan een bijzondere taak voor de overheid. Ik snap die redenering wel als theologische uitspraak. Het is religieuze taal voor het idee dat de overheid een sturende rol heeft in het ordenen van de samenleving tot welzijn van allen. Gelovigen kunnen dan ook de overheid zien als dienares van God en daar dankbaar voor zijn. En als zij voor zichzelf uit datzelfde geloof conclusies trekken voor hun eigen leven, wat ze wel en niet mogen doen, dan is dat prima.
U zegt echter meer dan dat. Aan deze geloofstaal ontleent u het recht om dat ook aan anderen op te leggen. Uw boodschap is niet vrijblijvend, zegt u. ‘Het past alle Nederlanders om naar die normen te leven. Nog meer: om in Jezus Christus te geloven.’ Dat is, zoals u het noemt, de ‘exclusieve, intolerante’ boodschap die tot heil van iedereen is.
Alles goed en wel, maar daar hebben anderen geen boodschap aan. U mag dat geloven en anderen mogen dat afwijzen. In de samenleving heeft u net zo veel ruimte om uw visie uit te dragen als anderen hebben voor hun visie. En vanuit de overheid gezien zijn die twee standpunten even acceptabel. Daar gaat de overheid namelijk niet over. Dat is nu precies de kern van godsdienstvrijheid dat de overheid geen oordeel heeft over geloof en levensbeschouwing van burgers. U mag dus die overheid wel zíen als dienares Gods, maar die overheid kan en mag dat niet waarmaken op de eenzijdige manier zoals u dat wilt. Het is juist de plicht van de overheid om verschillende visies te respecteren.
Het springende punt in onze discussie is dus niet het verschil van mening. Dat u op onderdelen andere ideeën heeft dan ik is geen probleem. Het punt is ook niet dat u uw ideeën religieus verwoordt. Dat zou ik ook kunnen doen en dan hebben we dezelfde discussie in andere woorden. Het springende punt is dat u in een exclusieve waarheid gelooft die dan ook aan anderen mag, moet worden opgelegd en dat ik niet geloof dat er voor de samenleving, voor de politiek en zelfs voor het eigen leven absolute waarheden zijn. Wij gaan onze weg naar eer en geweten, maar daar houdt het ongeveer op.
Het gevolg van dat verschil is dat we botsen in onze plurale samenleving. Want ik heb er geen moeite mee dat u zo’n (goed bedoelde) exclusieve, intolerante visie hebt, zolang u hem aan niemand oplegt. En dat kunt u nu juist niet vanwege het appel en de waarheid die die visie voor u inhoudt. En als die exclusieve visie leidt tot intolerantie ten opzichte van anderen, dan heb ik het daar weer moeilijk mee omdat in een plurale samenleving tolerantie essentieel is. Volgens mij is dat ons dilemma.
Ik weet dat orthodoxe christenen dat dan weer als intolerant ervaren en bovendien het gevoel hebben dat hun vrijheid steeds meer wordt aangetast. Ze hebben moeite met liberale wetten die vrijheden toestaan die er vroeger niet waren: abortus, euthanasie, openstelling van het huwelijk voor paren van gelijke sekse, verruiming van de winkelsluitingstijden, softdrugs, enzovoorts. Maar bij geen van die verruimingen is de vrijheid van de gelovigen aangetast. Reformatorische christenen wordt geen haar in de weg gelegd. Ze mogen het ermee oneens zijn, maar hun vrijheid is niet in het geding.
Behalve, zo zult u tegenwerpen, bij het verbod op discriminatie. Enkele-feit, trouwambtenaar, vrouwen zijn de symboolwoorden van deze strijd. En inderdaad, een plurale tolerante samenleving verdraagt alles, behalve intolerantie. Uw geloofsvrijheid zal ik verdedigen en uw visie respecteren, maar uw intolerantie moet ik bestrijden.
Met dank voor de briefwisseling en vriendelijke groet
Ruard Ganzevoort
Lees hier het antwoord van Dr. De Bruijn
Nawoord: Omdat de briefwisseling is beëindigd, kan ik daar niet meer reageren. Ik waardeer de opening die het Reformatorisch Dagblad heeft gegeven voor deze discussie. We zijn het erover eens dat de overheid moreel niet neutraal is (dat heb ik eerder ook betoogd). Het verschil is dat ik claim dat de morele kern van de overheid ligt in het bewaken van de pluralistische democratie en mensenrechten terwijl mijn gesprekspartner de morele kern zoekt in zijn geloofsovertuiging die in die plurale samenleving slechts een van de stemmen is.