Terudringen van het alcoholgebruik bij jongeren - Hoofdinhoud
Spreektekst bij het debat in de Eerste Kamer
Het is goed als opgroeiende jongeren geen alcohol drinken. Niet alleen om uitwassen te voorkomen, want dat geldt bij volwassenen net zo. Overmatig drankgebruik leidt vroeger of later nu eenmaal vaak tot medische en maatschappelijke problemen. Maar bij jongeren is er een extra reden en die ligt in de effecten van alcoholgebruik op hun in ontwikkeling zijnde hersenen.
Alcoholgebruik op jonge leeftijd heeft ernstige schadelijke effecten op de dan nog onvolgroeide hersenen. Reden genoeg dus om goed naar het voorliggende wetsvoorstel te kijken. Ik zou dat wel met de nodige nuchterheid willen doen, niet alleen vanwege het tijdstip - we kunnen misschien na het diner kijken of het glaasje wijn onze discussie beïnvloedt - maar vooral omdat het onderwerp zich ook makkelijk leent voor overdrijving en angst. De berichten over comazuipen, indrinken en drankketen zijn immers wel zorgelijk, maar ze betreffen gelukkig ook maar een klein deel van onze jongeren. Onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie meldde kort geleden dat Nederlandse jongeren gemiddeld gezonder, braver en gelukkiger zijn dan hun leeftijdsgenoten elders. Bovendien neemt het alcoholgebruik af. Dat geldt vooral voor de jongste groep, waar één procent van de 11-jarigen en vier procent van de 13-jarigen minstens een keer per week alcohol drinkt. Ja, dat is te veel, maar internationaal gezien hebben wij zo ongeveer de nuchterste jongeren. Excessen als comazuipen nemen inderdaad toe, of in elk geval de aandacht daarvoor, maar de gemiddelde consumptie daalt.
Als we het alcoholgebruik onder jongeren verder willen terugdringen, en ik hoop dat dat ideaal hier niet ter discussie staat, dan moeten we vooral aansluiten bij wat er feitelijk gebeurt. En dan constateer ik dat dit wetsvoorstel op een aantal punten het paard achter de wagen spant. De speelruimte voor alcoholverstrekkers wordt versoepeld onder het mom van vermindering van de administratieve lasten, de jongere zelf wordt strafbaar als hij alcohol bij zich heeft, en aan preventie gebeurt niets. Drie ongelukkige elementen die het doel niet dichterbij brengen.
Het eerste punt is de regelgeving voor alcoholverstrekkende bedrijven. Ja, daar zet de minister wel stapjes en dat is mooi, maar ik kijk nu vooral naar de three strikes out-regel: als een supermarkt binnen een jaar drie maal betrapt is op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de 16, dan kán de burgemeester de alcoholafdeling laten sluiten. Kán. Het hoeft niet, want er kunnen lokale redenen zijn om het open te laten. Voorzitter, ik begrijp dat niet. Als we erop uit zijn om alcoholgebruik door jongeren te voorkomen vanwege overlast en vanwege gezondheidsaspecten, dan zou dit gewoon een harde regel moeten zijn en geen discretionaire bevoegdheid van de burgemeester. Waarom laat de regering jaar na jaar na jaar toe dat supermarkten een loopje nemen met de regels? Hersenbeschadigingen door alcoholgebruik vragen niet om lokale flexibiliteit, maar om een strikt handhaven van een verkoopverbod. Het is aan de alcoholverstrekkers om zich daaraan te houden, bijvoorbeeld met een leeftijdscheck. Maar zo kloek als de minister is naar jongeren toe, zo soft is ze opeens als het om de bedrijven gaat, terwijl ze daar effectief kan doorpakken. Ze weet immers niet precies wie de jongeren zijn die zouden kunnen gaan drinken, maar ze weet wel precies wie de alcoholverkopers zijn. Waarom pakt ze hier niet door, zo vraag ik de minister. Waarom wordt de handhaving niet veel meer aangescherpt?
Het tweede punt is de strafbaarstelling van het bezit van alcohol door jongeren onder de 16. Ik heb daarnaar gevraagd in de schriftelijke ronde, omdat mijn fractie het een wonderlijke stap vindt. De minister denkt dat jongeren minder snel alcoholhoudende drank gaan kopen omdat het nu verboden is. Voorzitter, mijn kinderen zijn iets ouder dan die van de minister, en het zijn nog jongens ook, maar die illusie ben ik in elk geval kwijt. Ja, de brave gehoorzame kinderen zullen zich laten afschrikken (‘oe, het mag niet van de minister’), maar dat waren toch al niet de kinderen die probeerden alcohol te kopen. Dat betekent dat deze strafbaarstelling eigenlijk vooral gebruikt zal worden als een extra middel om kinderen strafrechtelijk aan te pakken als ze overlast veroorzaken. Maar waren er voor die overlast niet al voldoende verbodsbepalingen te vinden, vraag ik de minister? En is zij het niet met mij eens dat dat iets heel anders is dan een volksgezondheidsargument? Mijn fractie vindt dat we zeer terughoudend moeten zijn met verboden die mensen tegen zichzelf zouden moeten beschermen. Daar zijn andere instrumenten voor dan strafbaarstelling. Is de minister het daarmee eens? Wat betekent het dat zij in de memorie van antwoord schrijft dat het gebruik van alcohol niet strafbaar is maar het bezit wel?
Het derde punt is preventie. Dat is namelijk het punt dat in de wet ontbreekt. We hebben daar de minister natuurlijk wel eens over gehoord, en in de Memorie van Antwoord valt het woord ook - als er naar gevraagd wordt - maar dan is ook direct duidelijk waar de minister aan denkt. Verbieden. Oh ja, daar zijn we weer. Maar voorzitter, dat is echt een verkeerde keuze. De minister geeft zelf aan in de Nadere Memorie van Antwoord dat zeker de jongere kinderen vooral thuis alcohol drinken. Vanaf een jaar of 14 verschuift dat naar uitgaansgelegenheden. En dan hebben we nog de keet-, park- en indrinkers. Van deze risicogroepen wordt maar een klein deel geraakt door het beoogde verbod, dus erg effectief zal dat niet zijn. Als we aan preventie willen doen, dan moeten we heel precies analyseren welke jongeren waar en wanneer risico’s lopen en daar gerichte programma’s op ontwikkelen. Bijvoorbeeld als het gaat om thuisdrinken. Bijvoorbeeld als het gaat om drankketen. Bijvoorbeeld als het gaat om drankverkoop in discotheken en clubs. Dat vraagt allemaal om specifieke doelgroepbenaderingen en daar zijn inmiddels ook heel effectieve interventies voor ontwikkeld. Maar wat doet de minister op dat punt? Blijft ze steken in haar riedel van eigen verantwoordelijkheid voor mensen? Of neemt ze het heft in handen om de preventie krachtig in te zetten? Welke preventieprogramma’s heeft deze minister in werking gesteld en welke heeft ze beëindigd? Ik zou daar graag een overzicht van krijgen, maar meer nog: visie op de verantwoordelijkheid van de regering voor preentiebeleid.
Voorzitter, wie geen cent overheeft voor preventie en alleen inzet op repressie, wie de volksgezondheid wil regelen met het strafrecht, wie overlast kennelijk belangrijker vindt dan jongere met hersenbeschadigingen, wie de alcoholverstrekkers ontziet en de kinderen strafbaar maakt, wie met algemene verboden komt zonder naar specifieke doelgroepen te kijken, die spant het paard achter de wagen.
Ik herhaal waar ik mee begon: het terugdringen van alcoholgebruik door opgroeiende jongeren is een belangrijke zaak die ons allemaal aangaat. Dat vraagt om beleid. Helder en doortastend preventiebeleid om te beginnen. En wettelijke instrumenten om diegenen die alcohol verkopen aan te pakken. En het vraagt om een creatiever en actiever opstelling dan wat dit wetsvoorstel beoogt. Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden van de minister omdat ze hoopt dat we in elk geval hetzelfde doel hebben.