Wanneer mag een mens sterven? - Hoofdinhoud
Afgelopen week vond het plenaire debat plaats over het burgerinitiatief Voltooid Leven. De indieners vragen om het wettelijk mogelijk te maken dat mensen stervenshulp krijgen als ze hun leven voltooid achten. Het is een ingewikkelde kwestie, die uiteindelijk draait om de vraag wanneer een mens mag sterven en wie dat mag bepalen.
Lees het opiniestuk van Tweede Kamerlid Linda Voortman en senator Ruard Ganzevoort.
Het antwoord begint met de eenvoudige vaststelling dat uiteindelijk alleen de persoon zelf kan beslissen over het eigen leven. Er is immers geen plicht om te leven en deze meest fundamentele keuze kan niemand anders voor je maken. Dat geldt, als je verder doordenkt, niet alleen voor de groep ouder dan 70, die Voltooid Leven noemt. In het initiatief vervagen de grenzen tussen euthanasie en hulp bij zelfdoding en dan is er geen principiële basis voor een leeftijdsgrens.
Maar er speelt natuurlijk meer. Om te beginnen de vraag of het inderdaad gaat om een werkelijke en vrijwillige doodswens. Die vraag zou je ook mogen stellen bij de wens om te leven, maar hier is het nijpender. Mensen mogen zich niet gedwongen voelen voor de dood te kiezen, bijvoorbeeld omdat ze denken dat ze hun kinderen in de weg zitten of omdat ze zich eenzaam voelen. En als we de (medische? sociale?) reden waarom iemand wil sterven kunnen wegnemen, dan heeft dat de voorkeur. Begeleiding vanaf het eerste verzoek tot de laatste adem is dan ook een cruciale voorwaarde.
Het is ook de vraag wie die begeleiding moet geven. Is (willen) sterven eigenlijk wel een medische kwestie? Dat is nog duidelijk bij euthanasie, omdat het daar gaat om ondraaglijk en terminaal lijden. Het is aan artsen om dat vast te stellen, hoe moeilijk dat ook is. Het sterven zelf en de wens daartoe zijn echter geen medische zaken maar existentiële. Dat alleen al is een reden om artsen niet te verplichten mee te werken, maar ook om te zorgen dat mensen met een doodswens wel de begeleiding vinden die ze nodig hebben. Mensen in nood moeten niet van het kastje naar de muur gestuurd worden.
Is het dan een taak voor de geestelijke gezondheidszorg? Psychiaters en psychologen kunnen onderzoeken of zo’n doodswens diepgaand en vrijwillig is. Dat wil nog niet zeggen dat de hele begeleiding daar moet liggen, want dan wordt de doodswens eenzijdig als probleem gedefinieerd. Existentiële wensen en morele vragen zijn nog geen psychische problemen. Misschien zijn hier andere beroepsgroepen nodig, zoals counselors of geestelijk verzorgers die kunnen begeleiden bij de keuze over leven en dood.
Toch ontbreekt hier nog een wezenlijke schakel. De mens, ook de mens die dood wil, is geen los atoom maar maakt deel uit van een netwerk met andere mensen, familie, omstanders. Er zijn (problematische) uitzonderingen, maar in principe zijn mensen sociale wezens. Dat betekent dat ook de doodswens geen puur individuele kwestie is. We zijn ook deel van het leven van anderen, spelen een rol in hun leven en dat betekent dat onze keuzes ook anderen aangaan. Zeker deze keuzes. Daarom moet, als het maar enigszins kan, het netwerk van degene die sterven wil bij de begeleiding betrokken worden. Dat wil niet zeggen dat anderen zeggenschap over de keuze krijgen. Vrijwilligheid en de eigen keuze staan voorop. Maar eigen regie is niet hetzelfde als totale autonomie. En - tegen de draad van de huidige cultuur in misschien - autonomie is niet hetzelfde als kwaliteit van leven of menselijke waardigheid. De mens die kiest, is een relationeel mens en dat betekent dat sterven ook een relationele kwestie is.
Daarom gaat het bij het vrijwillige levenseinde vooral om goede zorg. Niet alleen, zoals sommigen denken, omdat slechte zorg de reden zou kunnen zijn voor een doodswens. Natuurlijk moeten we ons als land schamen als dat de reden zou zijn. Maar veel belangrijker is het dat eigen regie en goede zorg hand in hand gaan. Betere zorg draagt bij aan kwaliteit van leven en aan de vrijheid eigen keuzes te maken. Minder bureaucratie, meer aandacht. Minder regels, meer ruimte voor wat het leven én het sterven waardevol kan doen zijn. Bij de meest fundamentele levensvragen verdienen mensen goede zorg.
Ook als de zorg optimaal zou zijn, en ook als er volop aandacht is voor het sociale netwerk waarin mensen leven, zijn er mensen die kiezen voor een einde aan hun leven. Dat vraagt goede begeleiding om de vrijwilligheid en menswaardigheid te waarborgen. Uiteindelijk kan niemand anders die keuze maken dan de persoon zelf. Eigen regie geldt ook bij het sterven. De samenleving moet niet die keuze onmogelijk maken, maar bij die ultieme keuze goede zorg bieden. Alles is beter dan mensen alleen te laten op de eenzame en pijnlijke weg van ophanging of vergiftiging.
Wanneer mag een mens sterven? Het complexe antwoord op die vraag moet recht doen aan de keuzevrijheid van mensen, aan de zorg voor hen en hun omgeving, en aan de zorgvuldigheid in de begeleiding: medisch, psychologisch, existentieel. GroenLinks kiest voor goede zorg, en een vrijwillig levenseinde kan daar deel van uitmaken. Van het huidige kabinet kunnen we geen stappen in deze tegelijk liberale én sociale richting verwachten. Laten we dan in elk geval deze tijd gebruiken om de behoeften en afwegingen goed te onderzoeken.