‘Voor het slachtoffer is geen verhaal. Dat vind ik onacceptabel’ - Hoofdinhoud
Op een vergadering van de Werkgroep Moderne Theologie met als thema seksueel misbruik sprak Ruard Ganzevoort over theologie uit het perspectief van het slachtoffer. Adrem ondervroeg hem erover. Het leverde een gesprek op over straf, dader en slachtoffer, en de taak van de theologie in de moderne samenleving.
(Interview in Ad Rem, remonstrants maandblad, 22/19, november 2011)
De rol van het slachtoffer bij een strafproces staat de laatste tijd nogal in de belangstelling. Kun je iets zeggen over de recente ontwikkelingen?In de afgelopen tien jaar is geleidelijk aan het slachtofferperspectief een rol gaan spelen in de rechtspraak, bijvoorbeeld dat slachtoffers gehoord kunnen worden door de rechter. Dat is een van de belangrijkste voorbeelden waarbij slachtoffers het gevoel krijgen dat ze gehoord worden. Toch heb ik er gemengde gevoelens over. Met name het laatste jaar lijkt het niet te gaan om het laten horen van de stem van het slachtoffer. Het lijkt eerder te gaan om argumenten voor het steeds strenger straffen van daders. Daar hebben slachtoffers volgens mij niks aan. De vraag wat slachtoffers nodig hebben is een andere dan die of we daders omwille van het slachtoffer zwaarder moeten straffen. Voor slachtoffers ligt de winst niet in de straf, maar in de erkenning van het lijden dat hen is aangedaan.
Nederland is inderdaad de afgelopen jaren strenger gaan straffen. Het blijkt zelfs een van de landen in Europa waar het zwaarst gestraft wordt. Dat vind je geen goede ontwikkeling? Nee, ik vind het dom. Zwaarder straffen helpt niet. Ik ben niet tegen straffen, maar wil je misdaden voorkomen, dan moet je andere dingen doen dan alleen maar straffen. De zaken waar men de zwaarste straffen voor wil, zijn bijvoorbeeld zedenzaken. Die worden terecht ervaren als misdaden die de meeste inbreuk doen op het leven van slachtoffers. Maar juist bij zedenzaken hebben daders in veel gevallen zelf een geschiedenis van slachtofferschap. Door hen alleen aan te spreken op hun daderschap, versterk je alleen hun slachtofferschap. Zo draag je eerder bij aan recidive, dan dat je herhaling voorkomt.
Hoe bedoel je dat? Je ziet het op dit moment bij de discussie over pedofilie. Die discussie is zwaar vertroebeld en heeft kenmerken van een soort heksenjacht. Pedofilie wordt zo gecriminaliseerd dat deze mensen zich in het duister terugtrekken en daarmee des te gevaarlijker worden. Dit is heel onverkwikkelijk. Om te beginnen zijn niet alle pedofielen misbruikers. Het is een aanleg en nog geen daad. Bovendien wordt het merendeel van het seksueel misbruik niet door pedofielen gepleegd, maar door brave huisvaders die incest plegen, door therapeuten, hulpverleners, predikanten, noem maar op. Door zich op dat kleine groepje pedofielen te richten, wil men het grote probleem van seksueel misbruik beheersbaar maken. De enge man in de bosjes is weg, dus nu bestaat het probleem niet meer. Daarmee wordt noch aan slachtoffers, noch aan daders recht gedaan.
Kun je een voorbeeld noemen van een omgang met pedofilie die naar jouw idee meer recht doet aan beide? In Zuid-Afrika is nu een begeleidingsprogramma voor veroordeelde pedoseksuelen met de naam PedoStop. Dat programma heeft een opzet, vergelijkbaar met de Anonieme Alcoholisten. Zij zeggen, ‘wij hebben een gevaarlijke neiging en als we die niet serieus nemen, dan lopen anderen risico. Dus, willen we dat voorkomen, dan moeten wij verantwoordelijkheid nemen voor onze problematiek. En niemand die zo goed de drogredenen en manipulaties van een pedoseksueel kan doorgronden als een pedoseksueel zelf.’ Zulke initiatieven moeten we geloof ik heel sterk ondersteunen en waarderen. Als je dan hier weldenkende mensen hoort beweren dat je het gewoon maar het beste de kop in kan drukken, dan vind ik dat gewoon heel dom.
Als we dan nu de stap maken naar de theologie. Je hebt vorig jaar bij de Werkgroep Moderne Theologie een voordracht gehouden over seksueel misbruik. Je vertelde daar iets over jouw ideeën over het slachtofferperspectief in de theologie. Kun je daar iets meer over vertellen? Waar ik de laatste jaren op dit punt vooral mee bezig ben geweest is de plek van het slachtoffer in de theologie. Wat mij treft, is dat de grote verhalen van de traditie gaan over traumatische ervaringen, terwijl de theologie het daar niet over heeft. Dat vind ik frustrerend. Het verhaal van de exodus in het Oude Testament is een verhaal van jarenlange onderdrukking en uitbuiting. Alleen door een, ik zou haast zeggen, kosmisch terroristische actie vindt de bevrijding plaats. Of in het Nieuwe Testament waar het grote verhaal de kruisiging is. Traumatischer dan dat kan het niet worden voor de betrokkenen en de omstanders. Deze dimensie van traumatisering is op de een of andere manier uit die verhalen gefilterd. Het zijn in plaats daarvan ofwel glorieuze verhalen geworden, of het zijn, als je kijkt naar de orthodoxie, verhalen die verwijzen naar onze zondigheid. Zo worden mensen die slachtoffer zijn niet geactiveerd om hun eigen slachtofferschap te verbinden bijvoorbeeld met dat van Jezus. Er is in de traditie veel gebeurd om de rol van de zondaar te definiëren, maar voor het slachtoffer is er geen verhaal. Dat vind ik onacceptabel. Zoals ik het nu zeg, is het gericht op de orthodoxie, maar in de vrijzinnige theologie is het niet veel beter. Daar wordt gezegd dat er elders in de wereld mensen zijn die het heel erg moeilijk hebben en dat wij mede schuldig zijn door onze rijkdom. Daar ben ik het mee eens, maar het verhaal blijft hetzelfde. Wij zijn nog steeds de daders en anderen het slachtoffer.
Hoe komt het slachtoffer-perspectief dan wel tot zijn recht? Het begint al bij de liturgie. Als we het Onze Vader bidden, bijvoorbeeld, wat betekent dat voor mensen voor wie het woord vader problematisch is? Het komt terug in de manier waarop ik teksten lees. Ik lees primair vanuit de marge en vraag me af: Wie wordt hier buitengesloten? Wie wordt in dit verhaal niet genoemd? Wie mag hier niet zijn? Het gaat erom voortdurend te denken vanuit de vraag: Wat gebeurt er met beschadigde mensen als ze dit verhaal horen? Ik ben er van overtuigd dat als je daar aandacht aan geeft, dat het uiteindelijk voor iedereen heilzaam is. Ik vraag me als het om vergeving gaat als eerste af wat voor theologie van vergeving heilzaam is voor slachtoffers. Vergeving voor daders is ook belangrijk, maar als het niet heilzaam is voor slachtoffers houden we het kwaad in stand.
Wat bedoel je precies met vergeving? Vergeving lijkt een begrip dat sterk verbonden is met een theologie vanuit het dader-perspectief? Vergeving gaat om de keuze wrok te laten varen en te kiezen voor loslaten. Kies ik ervoor om vast te houden aan de daad die onze relatie beschadigd heeft of kies ik voor loslaten met het oog op de toekomst? Voor het slachtoffer is dat belangrijk om uiteindelijk uit de slachtofferrol te komen. Zolang je vasthoudt, ben je slachtoffer, alleen het loslaten doorbreekt dat. Of je het nu vergeving noemt of iets anders, die stap is essentieel.
Op welke manier is deze opvatting van vergeving heilzaam voor zowel het slachtoffer als voor de dader? Ook de dader kan niet in zijn rol van dader blijven steken. Dader en slachtoffer gaan door een parallel proces. Het gaat erom dat er ingegrepen wordt in de relatie, waardoor de relatie anders wordt. Even heel simpel gezegd kleeft aan de daad die de posities gedefinieerd heeft ook altijd een aspect van macht. Slachtofferschap heeft te maken met onmacht, daderschap met meer macht. Om dat te doorbreken moet de dader van zijn troon afkomen, zijn macht neerleggen, op de knieën gaan en om vergeving vragen. Een andere mogelijkheid is dat het slachtoffer afziet van onmacht. Soeverein slachtofferschap: ik kies ervoor om niet langer slachtoffer te zijn. Daarmee ontsla ik de ander impliciet van zijn daderschap, maar of dat aankomt, hangt van de dader af. Er is nog een derde manier. Het slachtoffer kan om allerlei redenen de daad herdefiniëren en zeggen ‘ik ben eigenlijk nooit slachtoffer geweest’. Dan is er weliswaar geen sprake van vergeving, maar het helpt wel bij het loslaten. Daar gaat het uiteindelijk om. Het slachtofferschap is geen ultieme positie. Het is een doorgangspositie, die je alleen te boven kunt komen als je hem eerst serieus neemt. Dat geldt voor daderschap net zo.
Daderschap en slachtofferschap lijken niet altijd zo duidelijk uit elkaar te houden. We leven in een wereld waar wat ik hier doe consequenties kan hebben voor iemand ver weg. Consequenties die ik niet ken. Er is geen zwart-wit onderscheid te maken tussen dader, slachtoffer, en onschuldige. Daar zit onze existentiële spanning. We zijn het uiteindelijk allemaal een beetje. Onze rijkdom is gebaseerd op de armoede elders. Dat wil niet zeggen dat je er niet van mag genieten, maar we dragen slachtofferschap en daderschap met ons mee. Dat helpt ons ook in de verbinding met elkaar. Hoe zal ik ooit begrip hebben voor iemand die een ander beschadigd heeft, als ik mij niet bewust ben van mijn beschadigen van anderen? In mijn beschrijving zet ik het wat tegenover elkaar, maar in de praktijk loopt het door elkaar heen en ben je in bijna elke situatie allebei.
We leven in een tijd waarin de kerken meer en meer in de marge van de samenleving terecht lijken te komen. Heeft deze theologie toch een grotere reikwijdte dan de kerkelijke context? In religieuze tradities zit zo veel wijsheid waar de samenleving behoefte aan heeft. Dat merkte ik bijvoorbeeld toen ik op een studiedag van Bureau Slachtofferhulp sprak over de Middeleeuwse boete- en biechtpraktijk. Die begint met gewetensonderzoek, zo gedetailleerd mogelijk onderscheiden tussen het deel waar ik schuld aan heb en het deel waar ik geen schuld aan heb Dat moet leiden tot oprecht berouw. Dat kun is niet te meten, maar het gaat om het besef, ‘ja, ik ben ten diepste dader, ik ben schuldig.’ Dat is de tweede stap. De derde stap is dat het moet leiden tot een belijdenis bij de mond. Het is niet genoeg om het alleen te voelen, het voor jezelf te houden, of met God in het reine te komen. Wat ik openlijk gedaan heb, moet ook openlijk beleden worden. De vierde stap is de genoegdoening met de daad. Dat kan zijn dat ik de schade betaal, het kan zijn dat ik mijn leven beter en goede werken ga doen. Er moet iets fysiek gebeuren. De balans moet hersteld worden om ruimte te maken voor de vijfde stap: absolutie. Loslaten, nu ben ik geen dader meer, nu ben ik vrij. Het slachtoffer gaat precies dezelfde route af en dat is net zo moeilijk. Gewetensonderzoek: Wat is er eigenlijk gebeurd? Wat was mijn aandeel? Wat is me overkomen? De tweede stap, parallel aan het berouw, is de erkenning. ja, ik ben inderdaad beschadigd. Ik ben slachtoffer gemaakt en getraumatiseerd. De derde stap is dat ik dat moet zeggen. Ik moet mijn stem verheffen en uitspreken dat ik slachtoffer ben. De vierde stap is dat ik uit de patronen stap die bij het slachtofferschap horen. Ik moet mijn leven veranderen, autonomie nemen of misschien wel de genoegdoening van de dader accepteren. Zo komen we bij de vijfde stap, parallel aan de absolutie, het loskomen van het slachtofferschap. De protestanten hebben op een gegeven moment gebroken met deze praktijk. Genoegdoening vonden ze niet meer nodig, want dat heeft Christus al gedaan. Kijk, theologisch is dat allemaal wel mooi, maar het werkt niet. Er moet iets van genoegdoening zijn, anders krijg je goedkope genade. Dit is iets van de wijsheid van eeuwen. Er wordt iets gezegd in religieuze taal over de relatie tussen mens en God, maar tussen mensen in de samenleving werkt het net zo. De therapeuten van Bureau Slachtofferhulp herkenden wat ik vertelde. Ze herkenden hun seculiere werk erin, maar ze begrepen ook waarom je religieuze taal nodig hebt om dit tot uitdrukking te brengen.
Waarom is die religieuze taal nodig? Ik noem het vaak een wijsheidstraditie om het niet exclusief over het transcendente te laten gaan. Wat die traditie toevoegt, is de symbolisering. De symbolische taal van de religie biedt het kader waarin je dit soort dingen kunt zeggen. Het geeft iets van een ultieme horizon . Je kunt het ook in juridische taal zeggen, maar veel mensen missen dan toch iets. Ze willen het niet meteen religieus maken, maar ze ervaren de verbinding met de dieptedimensie van het bestaan als bijzonder waardevol.
Hoe zou je in dit kader de taak van de theologie beschrijven? De theologie is de wetenschap die in staat is dit soort wijsheden op te diepen en vanuit een niet autoritaire, maar juist dienstbare houding ter beschikking te stellen aan de samenleving. Dat wil zeggen, het gaat er niet alleen om dingen uit de traditie te halen en die ter beschikking te stellen. Het gaat er ook om vanuit de hedendaagse situatie die traditie ter discussie te stellen. In die wisselwerking worden beide bevraagd en bekritiseerd. Aan die taak zit een ambachtelijke kant. Theologen zouden in staat moeten zijn de cultuur en de samenleving te lezen, soms te verhelderen, en verbindingen met tradities te leggen. Daar zit dan geen claim of richting in, het gaat erom te snappen wat er gebeurt. Als theoloog kun je dingen naar voren brengen, waar een socioloog niet per se taal voor heeft. Er is echter ook een meer inhoudelijke kant. De theoloog mag zichzelf behartiger van de traditie weten en in missionaire of profetische zin die wereld proberen te beïnvloeden. De grondwaarden van je religie, of je die nu rechtvaardigheid, compassie, zuiverheid, of heiligheid noemt, vertalen in een kritische analyse van de samenleving.
Je bent niet alleen theoloog, maar ook politicus. Hoe verhoudt je taak als theoloog zich tot je rol als politicus? In de discussie over het ritueel slachten bijvoorbeeld probeer ik te verhelderen wat het belang van ritueel slachten is in een bepaalde religieuze traditie. Tegelijk probeer ik duidelijk te maken dat geen enkele traditie onveranderlijk is, maar dat onder druk van maatschappelijke veranderingen ook een religie meebeweegt. Als er een verbod komt op ritueel slachten houdt die religie niet op te bestaan. Dat is de ambachtelijke kant. De inhoudelijke kant komt aan de orde in hetzelfde debat als het gaat om de vraag hoe we omgaan met verschillen tussen mensen. Respecteren we dat de een andere keuzes maakt dan de ander? Respecteren we de normatieve aanspraken die vanuit tradities op mensen afkomen? En met name, wat betekent het dat deze discussie gevoerd wordt over de rug van minderheden? Betekent dat we ongebreidelde vleesproductie laten voortbestaan niet dat we het hedonistische recht op vlees eten kennelijk belangrijker vinden dan het religieuze recht op vlees eten? Daar sta ik voor een liberale religieuze traditie, voor een vrijzinnige theologie. In de politieke arena argumenteer ik niet met religieuze taal, maar mijn stellingname is wel primair ingegeven door mijn religieuze overtuiging.
(Interview door Martijn Junte, oktober 2011, Lid redactie Ad rem, predikant remonstrantse gemeente Eindhoven)