De weigerambtenaar - Hoofdinhoud
Column verschenen in CW 03.11.2011
Het woord weigerambtenaar is betrekkelijk nieuw. Met de openstelling van het huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht gingen de gewetensbezwaren spelen van trouwambtenaren die daar moeite mee hebben. Het is wat vreemd dat ze niet worden aangeduid met alles wat ze wel doen - trouwen bijvoorbeeld - maar met iets wat maar een klein deel uitmaakt van hoe ze hun rol zien. Zo heb ik er zelf altijd moeite mee als ik homotheoloog wordt genoemd. Want al ben ik het allebei, mijn theoloog-zijn wordt niet gedomineerd door mijn geaardheid. Net zo moeten we niet doen alsof het weigeren bepalend is voor het werk van deze ambtenaren.
Dat we hen toch zo noemen, komt natuurlijk omdat precies dat deel omstreden is. Ze nemen er een positie mee in die afwijkt van de meerderheid in Nederland. Meer nog: ze willen op dat punt niet meewerken aan de uitoefening van de wet omdat ze daar principiële bezwaren tegen hebben. Het is de vraag hoe lang deze kleine groep die gewetensruimte gegund wordt. Aan de ene kant is het goed om te bedenken dat de openstelling van het huwelijk voor gelijkgeslachtelijke paren nog maar tien jaar geleden plaatsvond. We kunnen niet verwachten dat iedere Nederlander, ambtenaar of niet, daar ook direct achter staat. Bovendien is in elk geval gegarandeerd dat een trouwlustig koppel bij elke gemeente terecht kan.
Aan de andere kant is het moeilijk te verkroppen dat de overheid van haar eigen uitvoerders accepteert dat die een onderscheid maken dat nu juist is opgeheven omdat het discriminerend is. Gelukkig horen we niet van trouwambtenaren die weigeren een huwelijk te sluiten tussen mensen van een verschillend ras, maar principieel anders ligt dat niet. Juist ambtenaren moeten de uitvoerders en verdedigers zijn van de wet en de rechtsstaat. Discrimineren past daar niet bij.
Ik denk echter dat er nog iets anders meespeelt. Geleidelijk aan is de trouwplechtigheid op het stadhuis - of beter: op een idyllische trouwlocatie - belangrijker en ceremoniëler geworden. Vroeger was het vanzelfsprekender dat op het stadhuis het burgerlijk huwelijk werd voltrokken en dat het ceremoniële zwaartepunt in de kerkdienst lag. Het burgerlijk huwelijk was daarmee vooral een juridische en contractuele kwestie en de ambtenaar van de burgerlijke stand hoefde slechts de benodigde formele handelingen te verrichten. Het toespraakje hoefde dan ook helemaal niet zo persoonlijk te zijn.
Dat is vandaag anders. Met de ontkerkelijking is het zwaartepunt verschoven naar de huwelijkssluiting zelf en de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft zich ontwikkeld tot een ritueelbegeleider. Op de websites van de gemeenten bieden ze zich aan zodat elk koppel de juiste trouwambtenaar kan kiezen. Na een stevige kennismaking bereidt hij of zij een persoonlijk vormgegeven viering voor met naast de verplichte onderdelen vaak een toepasselijke toespraak en wat al niet meer. Zeg maar: een seculiere trouwdienst met een seculiere voorganger.
Dat betekent allemaal wel dat de hedendaagse trouwambtenaar veel persoonlijker betrokken is bij het sluiten van huwelijken en daardoor ook eerder aanloopt tegen mogelijke gewetensbezwaren. Het invullen van formulieren is nu eenmaal een minder grote aanslag op het geweten dan het houden van een persoonlijke toespraak. (Dat bleek vorige week toen een Haagse weigerambtenaar ontdekte toch een homostel te hebben geaccepteerd en dat wilde oplossen door hen te trouwen zonder toespraak).
Het is de vraag of we in deze richting verder moeten. De overheid biedt nu een trouwservice aan die eigenlijk niet bij de kerntaken van de overheid hoort. Laat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich beperken tot het registreren van de huwelijkssluiting, net zo als dat gebeurt bij geboorte en overlijden. Ook daar houdt de ambtenaar zich niet bezig met rituelen en ceremonieën, maar is zijn taak het bijhouden van de burgerlijke stand. Waarom is dat anders bij een huwelijk? De huwelijksceremonie kan veel beter aan de rituele markt worden overgelaten. Ook de bijzondere ambtenaren kunnen op die markt hun nuttige werk doen naast andere ritueelbegeleiders en religieuze gemeenschappen. Daar kan ieder dan vinden wat hij of zij zoekt en zich desgewenst richten op speciale doelgroepen.
Het lijkt mij een heldere beperking van de overheid tot haar kerntaken. En het helpt ons ook direct af van het dilemma van de weigerambtenaar. Het probleem van de weigerambtenaar is niet ‘weiger’ maar ‘ambtenaar’.