Memorie van toelichting - Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot het houden van een referendum over de wenselijkheid van een verbod op de bouw van minaretten (Wet referendum minarettenverbod) - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 33010 - Initiatiefvoorstel Wet referendum minarettenverbod i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot het houden van een referendum over de wenselijkheid van een verbod op de bouw van minaretten (Wet referendum minarettenverbod) ; Memorie van toelichting (initiatiefvoorstel); Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 22-09-2011 |
Publicatiedatum | 22-09-2011 |
Nummer | KST330103 |
Kenmerk | 33010, nr. 3 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2011–2012
33 010
Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot het houden van een referendum over de wenselijkheid van de invoering van een verbod op de bouw van minaretten (Wet referendum minarettenverbod)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
-
1.Inleiding
De islam is een totalitaire levensbeschouwing. Het omvat alle facetten van het leven, van het persoonlijke tot het politieke. Er bestaat geen scheiding tussen «kerk» en staat in de islam en het is missionair en imperialistisch van aard. Islam betekent letterlijk: onderwerping. Onderwerping en overheersing van de niet-islamitische omgeving wordt onder meer symbolisch uitgedrukt middels de minaret.
Met de opening van de eerste moskee in Nederland in 1955, kreeg de islam concreet vorm in de publieke ruimte. Onder invloed van de snel groeiende islamitische gemeenschap – in 2011 rond de 975 000 personen – is het aantal moskeeën fors toegenomen. Inmiddels telt Nederland meer dan 450 moskeeën en ten minste tussen de 75 en 100 minaretten. Een minaret kan gedefinieerd worden als een islamitisch architectonische toren behorend tot een moskee. Vaak is de toren hoger dan de rest van het gebouw. Het komt voor dat de toren(s) losstaan van het moskeegebouw. Minaretten hebben vanuit historisch perspectief een symbolische betekenis. Zij drukken de dominantie van de islam over de omgeving uit. In praktische zin worden zij soms gebruikt voor de gebedsoproep.
De eerste moskee in Nederland, de Mobarak-moskee in Den Haag, werd zonder minaretten gebouwd. Enkele decennia later zien wij in Rotterdam de grootste moskee van West-Europa staan, met minaretten van 50 meter hoog. Gelet op het feit dat minaretten primair symbolen zijn die de islamitische wil tot politieke macht uitdrukken en geen religieuze betekenis hebben, is het des te zorgelijker dat er in de Nederlandse politiek zo ambivalent wordt omgesprongen met de komst vele nieuwe moskeeën met minaretten.
In 2009 is er in Zwitserland een referendum gehouden over een minaret-tenverbod. De uitslag heeft tot gevolg gehad dat het bouwen van nieuwe minaretten daar niet langer toegestaan is. Het Zwitserse initiatief heeft een precedent geschapen. In navolging hierop komt de PVV daarom met een initiatiefwetsvoorstel om ook in Nederland te komen tot een referendum over de invoering van een minarettenverbod. De indiener is van mening dat bij de Nederlandse burger behoefte bestaat aan het spelen van een grotere rol in de ontwikkelingen aangaande de voortschrijdende islamisering van Nederland. In de Memorie van Toelichting zal duidelijk worden gemaakt waarom een raadplegend referendum wenselijk is. Dat raadplegend referendum dient zo spoedig mogelijk gehouden te worden, te weten binnen een periode van zes maanden na het in werking treden van deze wet.
-
2.Geschiedenis
De eerste minaretten deden hun intrede in de periode van de Omayyaden-dynastie (661–750). De Omayyaden introduceerden diverse gebouwstructuren, waaronder ook moskeeën met minaretten. Kalief Moe’awija I (602–680) liet (door Ziyad ibn Abi Sufyan) in 665 als eerste minaretten toevoegen aan een moskee, in Basra.1 De voornaamste beweegreden van kalief Moe’awija I om minaretten toe te voegen aan moskeeën was het uitdrukken van de dominantie van de islam over het christendom. De eerste minaretten werden dus pas enkele decennia na de dood van Mohammed (632) gebouwd. De oproep tot het gebed, de adhan, waar de minaret in praktische zin soms ook voor gebruikt kan worden, werd, in de tijd dat de stichter van de islam nog in leven was, voornamelijk verricht door de vrijgekochte slaaf Bilal, vanaf het dak van de moskee. Er waren geen minaretten. Zij worden ook niet genoemd in de koran, de ahadith en de soenna. De minaret kent dan ook geen «religieuze» oorsprong. De historische essentie van de minaret is het uitdrukken van dominantie over de niet-islamitische omgeving en kent dus een politieke dimensie.
Dit zien we door de geschiedenis heen terug in alle door de islam veroverde gebieden, van Syrië tot India, van Spanje tot Constantinopel. Zo werden onder andere in het begin van de 8e eeuw de minaretten van de Omayyaden moskee in Damascus, in navolging van die in Basra, gebouwd om de macht van de islam over het christendom uit te drukken, werd in Dehli de Qutb Minar gebouwd door Qutb-ud-din Aybak, om de islamitische macht over het hindoegebied te symboliseren2, en werd na de verovering van het christelijke Constantinopel de Hagia Sophia kerk veranderd in een moskee en werden om de overwinning van de islam uit te drukken, vier minaretten gebouwd.
1 R.J.H. Gottheil, «The Origin and History of the Minaret», Journal of the American Oriental Society, vol. 30, nr. 2, maart 1910.
2 M.A. Khan, «Minarets: The «Bajonets of Islam»?», Islam Watch, 5 december 2009; M.A. Khan, Islamic Jihad. A Legacy of Forced Conversion, Imperialism and Slavery, New York Bloomington: iUniverse 2009.
3 T. Widmer, «Das Minarett: Eine Art Siegessäule», Die Weltwoche, 19, 2007.
4 J. Bölsche, «Domes and Minarets? Not in My Backyard, Say an Increasing Number of Germans», Der Spiegel online International, 16 juli 2008.
5 M. Tanner , Streit um das Minarett: Zusammenleben in der religiös pluralistischen Gesellschaft, Theologischer Verlag Zürich, 2009; http://www.kirchenbote-sg.ch.
6 T. Kahlaoui, «Misunderstanding the minaret», Arab News, 12 december 2009.
Minaretten waren het symbool bij uitstek van de overheersende macht van de islam. Ook in onze huidige tijd is de historische betekenis van de minaret nog springlevend, getuige de uitspraak van de Turkse premier Erdogan: «Minaretten zijn onze bajonetten, koepels onze helmen, moskeeën onze kazernes en gelovigen onze soldaten.»
Verschillende specialisten op het gebied van de islam doceren de visie dat minaretten symbolen van politieke macht en expansie zijn. Zo stelt de oriëntalist Thomas Widmer dat minaretten een visuele uitdrukking zijn van islamitische macht en voegt hij daaraan toe dat minaretten in het bijzonder boven gebouwen van de concurrerende religie van het christendom moesten uitstijgen3, noemt professor godsdienstwetenschappen Ursula Stegemann moskeeën en minaretten politieke symbolen en geeft zij aan dat de islam onder andere middels minaretten zijn aanwezigheid kenbaar wil maken4, stelt professor islamologie Andreas Kaplony dat minaretten sinds de Middeleeuwen tekens zijn van controle en verovering5 en geeft assistent professor islamitische geschiedenis Kahlaoui aan dat minaretten geïntroduceerd zijn in het proces van verovering.6 Ze moesten visueel tot uitdrukking brengen dat de islam
(letterlijk) boven alles ging. Tenslotte was het wijlen Annemarie Schimmel, de Duitse professor oriëntalisme aan Harvard University, die stelde dat minaretten zichtbare tekens van de aanwezigheid van de islam in een nieuw veroverd gebied zijn. Zij vergeleek minaretten met overwin-ningstorens.1
In Nederland zien we ook dat minaretten op zeer dominante wijze een stempel drukken op de omgeving. Zo blijven de 50 meter hoge minaretten van de Rotterdamse Essalaam-moskee niet onopgemerkt. De bouw van minaretten is tevens een symbool van de voortschrijdende islamisering van het land. Zo werd de eerste moskee in 1955 nog gebouwd zonder minaretten. Echter, in 1963 en 2006, met de snelle groei van de islamitische gemeenschap in Nederland, werden er minaretten bijgebouwd. Inmiddels kent ook de Mobarak-moskee er drie.
-
3.Waarom een raadplegend referendum over een minaretten-verbod in Nederland?
De Nederlandse burger zou om verschillende redenen een raadgevende stem moeten hebben in de advisering van de regering over de wenselijkheid van minaretten in ons land. Hieronder wordt een aantal van deze redenen samengevat.
Islamisering
Dat de invloed van de islam op Nederland toeneemt, is een gegeven. Op verschillende terreinen in de Nederlandse samenleving zien wij de islam zijn stempel drukken: bij politie en justitie, in het onderwijs, de kunsten, defensie en de zorg. Overal zien wij de bestaande situatie wijzigen om ruimte te creëren voor een systeem van onderdrukking en ongelijkheid. Zo zijn er inmiddels Nederlandse politiecellen met pijlen op de grond die de juiste islamitische gebedsrichting aanwijzen, hoeven islamitische advocaten niet langer op te staan voor de rechter, kennen we tientallen islamitische onderwijsinstellingen, geven openbare scholen islamlessen en gaan zij soms zelfs dicht op islamitische feestdagen. In de kunst- en cultuursector zien we censuur en angst voor de islam. Schilderijen die worden verwijderd omdat de afbeeldingen mogelijk aanstootgevend zijn voor aanhangers van de islam, toneel- en cabaretvoorstellingen die niet doorgaan onder druk van islamitische gelovigen en zelfs doodsbedreigingen aan het adres van een kunstenares die homoseksualiteit en islam in haar werk samenbrengt. Bij Defensie worden inmiddels halalmaaltijden aangeboden, vindt er overleg plaats om moslimmilitairen tijdens de ramadan vrij te stellen van oefeningen en zijn er zelfs legerimams aangesteld. In de zorg worden artsen en verpleegsters geconfronteerd met moslims die op basis van hun levensbeschouwing niet geholpen willen worden door personen van het andere geslacht of om die reden, als verzorgende, zelf geen hulp willen verlenen.
De islamisering van de Nederlandse samenleving wordt ook zichtbaar in gescheiden inburgeringscursussen, horecagelegenheden waar vrouwen gescheiden worden van mannen of zelfs helemaal niet welkom zijn, het toenemend antisemitisme, het toenemend anti-homogeweld, uitlatingen van politici die stellen dat je als islamitische man vrouwen geen hand hoeft te geven en dat moslims die hun vrouw discrimineren maar gewoon moeten worden geaccepteerd, de bedreiging van politici en de moord op een opiniemaker. De groeiende invloed van de islam is een zorgelijke ontwikkeling.
1 A. Schimmel, Deciphering the signs of God: a phenomenological approach to Islam, State University of New York Press, 1994.
Omdat minaretten een fysieke uiting zijn van de islamisering en de islamitische drang tot onderwerping en overheersing, is een verbod op de bouw van nieuwe minaretten, een middel om de islamisering tegen te gaan.
Beschermen van de joods-christelijke en humanistische cultuur
Fundamentele waarden zoals onder meer de vrijheid van meningsuiting, de individuele vrijheid, de culturele vrijheid, de gelijkheid van man en vrouw en van homo en hetero, zijn voortgekomen uit de joods-christelijke en humanistische traditie die Nederland kent. Met de groeiende invloed van de islam op Nederland staan deze waarden steeds meer onder druk.
Een ideologisch systeem dat stelt dat vrouwen geslagen mogen worden1 en in rechtszalen niet gelijkwaardig zijn aan de man2, dat homoseksuelen doodt, het strafbaar stelt dat iemand een deviante visie ventileert over Mohammed of Allah, dat de doodstraf eist voor afvalligheid en de onderwerping van niet-moslims eist3, vormt een gevaar voor de open en vrije samenleving.
Minaretten zijn de zegepralen van deze ideologie, die in de kern met zich meedraagt dat zij overheersend en dominant wil zijn. De basis van deze levensbeschouwing, de koran, laat geen twijfel bestaan over de verhouding van de islam tot de omgeving: «Strijdt tegen hen tot de afgodendienst niet meer bestaat en de religie geheel aan Allah behoort» (soera 8:39).2 De islam is permanente strijd.
Het bouwen van minaretten is de symbolische uitdrukking van de steeds prominentere plaats die de islam in onze samenleving inneemt. Dit brengt met zich mee dat de dominante joods-christelijke en humanistische cultuur, oftewel de Leitkultur, wordt aangetast. Met een minarettenverbod wordt de islamisering deels tegengegaan en de cultuur die voortgekomen is uit de joods-christelijke en humanistische traditie beschermd.
Behoud van de traditioneel niet-islamitische identiteit van dorpen en steden
1 M.W. Pickthall, The Meaning of the Glorious Qur’an, Beltsville: Amana Publications 1996.
2 Pickthall, The Meaning of the Glorious Qur’an.
3 A.N. Al-Misri, Umdat al-Salik wa Uddat al-Nasik, Beltsville: Amana Publications 1997.
4 E.R. Roose. The Architectural Representation of Islam. Muslim-Commissioned Mosque Design in The Netherlands. Amsterdam: Amsterdam University Press 2009.
Moskeeën met minaretten zijn zeer bepalend voor de directe omgeving en het aangezicht van het landschap. Het drukt op symbolische wijze de aanwezigheid van de islam uit. Nederland is geen land met een islamitische traditie. De Nederlandse bevolking is traditioneel geen moslim en als zodanig is de islam een wezensvreemde levensbeschouwing.
Het argument geen minaretten toe te staan vanwege de omgeving werd ook al gebruikt bij de bouw van de eerste moskee in Nederland. De welstandscommissie, en in navolging daarvan ook het Haags gemeentebestuur, vond destijds dat het islamitisch gebedshuis er zo min mogelijk als een moskee uit moest zien. Het ontwerp van de eerste moskee is ook verschillende malen herzien door de eis dat de vier geplande minaretten zouden verdwijnen. Zo’n moskee paste niet in de omgeving. In het proefschrift van Eric Roose (2009) «The Architectural Representation of Islam. Muslim-Commissioned Mosque Design in The Netherlands» lezen we tevens dat de bezwaren volgens architect de Lyon niet beperkt waren tot puur architectonische.4
Het argument dat een moskee met minaretten niet in de omgeving past, kan vanwege de traditioneel niet-islamitische identiteit van Nederland overal en altijd opgaan.
De dominante aanwezigheid van een moskee als gevolg van minaretten geeft het aangezicht van een dorp of stad direct een islamitische uitstraling. Door de aantasting van de niet-islamitische identiteit van steden en dorpen door minaretten, kan er ook vervreemding optreden bij de inwoners zonder islamitische achtergrond. Men voelt zich niet langer thuis in de eigen stad of het eigen dorp. Protesten tegen de komst van herkenbare moskeeën met minaretten rechtvaardigen de vraag naar draagvlak onder de bevolking.
-
4.Internationaal
Een minarettenverbod in Nederland zou internationaal geen unicum zijn. De Zwitserse burgers hebben op 29 november 2009 middels een referendum aangegeven voor een minarettenverbod te zijn. Ruim 57 procent van de kiezers en 22 van de 26 kantons heeft voor dit verbod gestemd.1 Volgens de initiatiefnemers van dit referendum, vertegenwoordigers van de Zwitserse Volks Partij (SVP), zijn minaretten een teken van islamisering. Het primaire doel van de volksstemming was het voorkomen van een verdere islamisering van Zwitserland. Op democratische wijze is dat op het punt van de minaretten gerealiseerd. Het is in Zwitserland verboden nieuwe minaretten te bouwen.
Verder kennen ook de Oostenrijkse deelstaten Karinthië en Vorarlberg wetgeving die het de facto onmogelijk maakt dat moskeeën met minaretten gebouwd worden. Op 12 februari 2008 werd er in Karinthië een wet aangenomen die stelt dat bouwaanvragen voor constructies die architectonisch of qua omvang te veel afwijken van de omliggende gebouwen, en zo niet passen in de bestaande omgeving, tegengehouden kunnen worden wanneer een speciaal daarvoor ingestelde welstandscommissie dit constateert en vastlegt in een bindend rapport.2
In Vorarlberg werd in april 2008 een wet van kracht die, net als in Karinthië, voorziet in de eis dat gebouwen moeten passen in de lokale omgeving.3 Past dit niet dan wordt er geen vergunning afgegeven voor de bouw van de constructie.
-
5.Godsdienstvrijheid en specifieke gerichtheid
De specifieke gerichtheid van het verbod op het islamitische symbool van de minaret vindt legitimatie in de praktijk van islamisering waar onze samenleving zich mee geconfronteerd ziet. Het tegengaan van de islamisering maar ook het behoud van de traditioneel niet-islamitische identiteit van dorpen en steden zijn zaken die enkel aan de islam gerelateerd kunnen worden.
Men kan zich afvragen in hoeverre er überhaupt ruimte geboden moet worden aan een ideologie die streeft naar de vernietiging van democratische, open en vrije samenlevingen. Echter, ook met de huidige regels omtrent godsdienstvrijheid is een verbod op het bouwen van nieuwe minaretten niet strijdig.
1 S. Erlanger & N. Cumming-Bruce, «Swiss Ban Building of Minarets on Mosques», The New York Times, 29 november 2009.
2 «Regierungssitzung. Landesregierung beschließt Minarett-Verbot», ORF Kärnten, 11 februari 2008.
3 J. Berger, «Vorarlberg verhindert Minarette per Gesetz», Der Standard Online, 10 april 2008.
Hoewel de islam streeft naar overheersing en onderwerping van de niet-islamitische omgeving, vinden we de symbolisering hiervan, door middel van de bouw van minaretten, op geen enkele wijze terug in de bronnen van de islamitische levensbeschouwing, te weten de koran, ahadith en soenna.
Voor zover men kan spreken over de islam als godsdienst, wordt de vrijheid om deze levensovertuiging individueel of in gemeenschap met anderen te belijden en/of uit te oefenen (behoudens ieders verantwoorde- lijkheid volgens de wet) dus op geen enkele wijze beperkt door het verbod minaretten te bouwen, daar minaretten geen «religieuze» betekenis hebben (in de zin van een vermeend voorschrift of gebod) maar van oorsprong de politieke dominantie over de niet-islamitische omgeving symboliseren. Een verbod om minaretten te bouwen is dan ook niet in strijd met artikel 6 van de Grondwet.
Ook is een verbod niet strijdig met artikel 9 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) omdat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, met inbegrip van de vrijheid zijn godsdienst te belijden, zijn levensovertuiging tot uitdrukking te brengen, openbaar of privé in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan of in het onderhouden van geboden en voorschriften, niet wordt beperkt door een verbod minaretten te bouwen.
-
6.De rol van de Nederlandse burger in de bouw van minaretten
Volgens de indiener van dit wetsvoorstel zou de Nederlandse burger zich moeten kunnen uitspreken over het bouwen van nieuwe minaretten in Nederland door middel van een raadplegend referendum. Met de vraag «Bent u voor of tegen de invoering van een verbod op de bouw van minaretten?» kan de Nederlandse burger een zwaarwegend advies geven aan de Nederlandse regering. De regering kan vervolgens het zwaarwegend advies van de burger omzetten in beleid.
Een «voorstem»
Met een voorstem wordt de Nederlandse regering door de burger geadviseerd om het minarettenverbod in Nederland in te voeren. De Nederlandse burger verzoekt de regering om de bestaande wet dusdanig te wijzigen dat het bouwen van nieuwe minaretten in Nederland verboden wordt. Dit zou kunnen geschieden door het toevoegen van een weige-ringsgrond aan artikel 2:10, eerste lid, van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht.
Een «tegenstem»
Met een meerderheid van stemmen tegen het minarettenverbod in een raadplegend referendum, zou worden aangegeven dat de Nederlandse burger de bouw van nieuwe minaretten in ons land goedkeurt. De Nederlandse burger zou de regering adviseren om het bestaande beleid inzake de bouw van minaretten voort te zetten. Het bouwen van nieuwe minaretten wordt niet door het bestaande beleid verboden. In feite betekent een stem tegen het minarettenverbod een goedkeuring van het bestaande beleid.
-
7.Een raadplegend referendum over de bouw van minaretten in Nederland zes maanden na de invoering van dit wetsvoorstel
Indiener is van mening dat een raadplegend referendum zo spoedig mogelijk gehouden dient te worden, te weten binnen zes maanden na de invoering van dit wetsvoorstel. Op deze wijze kan de burger zich zo snel mogelijk uitspreken en kan de voortschrijdende islamisering van Nederland wat betreft de islamitische zegepraal die minaret heet worden tegengegaan.
-
8.Waarom een referendum?
De parlementaire behandeling van het voorstel om een raadplegend referendum te houden over de Europese Grondwet toonde al aan dat de Nederlandse burger behoefte heeft om meer betrokken te worden bij gewichtige, ingrijpende zaken. Getuige de huidige samenstelling van de Kamer en een peiling van 31 juli 2011 waaruit blijkt dat bijna twee derde (63%) van de Nederlandse kiezers zich grote zorgen maakt over de invloed van de islam op het Westen, kan men aannemen dat islam gerelateerde onderwerpen een gewichtige zaak zijn in het Nederlands maatschappelijk debat.
Verder kunnen we in de studie «Directe democratie: feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum» (Verhulst en Nijeboer, 2007) lezen dat in Nederland een grote meerderheid van de kiezer voor invoering van het referendum is. Zo worden een SCP-peiling uit 2002 aangehaald waaruit blijkt dat 81 procent van de kiezers het referendum ingevoerd wil zien, een NIPO-peiling uit april 1998 die aangaf dat 73 procent van de kiezers een referendum over de invoering van de euro wilde, en uit een peiling van september 2003 bleek dat 80 procent een referendum wilde over de Europese Grondwet.
Indiener van dit wetsvoorstel is dan ook van mening dat men kan stellen dat de burger betrokken wil worden bij gewichtige politieke besluiten. Een kans om dit mogelijk te maken is een raadplegend referendum. Voor een uitgebreide behandeling van de rol van het raadplegend referendum in een vertegenwoordigende democratie wordt verwezen naar het uit 1985 daterende rapport van de commissie Biesheuvel.
Ten slotte wijst de indiener op het advies van de Raad van State bij het Voorstel van de Wet Referendum Europese Grondwet. In dit advies erkent de Raad dat een raadplegend referendum toegestaan is zolang in de referendumwet de hoofdzaken van het referendum worden geregeld. Het onderhavige voorstel volgt op dit vlak de WrrEG.
-
9.Opzet van het wetsvoorstel
De opzet van dit initiatiefwetsvoorstel komt sterk overeen met de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet. Het gaat hierbij om een raadplegend referendum. De Grondwet staat het niet toe dat de wetgever gebonden is aan de uitslag van het raadplegend referendum. De wetgever zal de uitslag van het raadplegend referendum als zwaarwegend advies beschouwen en kan uiteraard besluiten om de uitslag -voor of tegen een minarettenverbod- naast zich neer te leggen.
De indiener van dit wetsvoorstel is tegen de opstelling van een onafhankelijke referendumcommissie. Hier zijn twee redenen voor: (1) Het is volgens de indiener niet nodig om te komen tot een onafhankelijke vraagstelling. De indiener is van mening dat de huidige vraagstelling neutraal is. (2) Een referendumcommissie zal niet nodig zijn voor onafhankelijke informatievoorziening. Bij een referendum over een minarettenverbod zal het gelegen moeten zijn aan alle groepen om campagne te voeren zonder subsidies -hetzij voor, tegen of neutraal- en verantwoordelijkheid te dragen voor de informatievoorziening en de opkomst bevorderende campagne. Hierdoor is de verstrekking van subsidies overbodig.
De kosten van nationale referenda, zoals met andere verkiezingen, worden door het Rijk aan de gemeenten vergoed. De gemeenten zullen de kosten voor het raadplegend referendum op grond van deze wet door het Rijk vergoed krijgen. Aan de hand van de evaluatie van het referendum over de Europese Grondwet worden de totale kosten voor het referendum geschat op circa 30 miljoen euro.1
II. ARTIKELSGEWIJS
Dit wetsvoorstel komt voor een groot gedeelte overeen met de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet (WrrEG). Een groot deel van de artikelen heeft daarom geen nadere toelichting nodig – in die artikelen worden de procedures uit de WrrEG gevolgd. Wel moet worden opgemerkt dat de artikelen uit de Tijdelijke referendumwet (Trw) die in de WrrEG nog van overeenkomstige toepassing waren verklaard in dit voorstel zijn uitgeschreven in verband met het vervallen van de Trw op 1 januari 2005. Hieronder bevinden zich in elk geval de strafbepalingen.
In het algemeen deel van de toelichting is al ingegaan op de keuze om geen referendumcommissie in te stellen. De vraag die zal worden voorgelegd ligt vast in het voorstel en de indiener kiest ervoor om geen subsidies te verstrekken en ook geen neutrale informatievoorziening te regelen. Dit betekent dat de bepalingen over de referendumcommissie, de subsidieregeling en het maken van een samenvatting en het verzenden ervan niet in dit voorstel zijn opgenomen. Voor het bepalen van de datum van het referendum is aangesloten bij het systeem van de Trw.
Artikel 2
Artikel 2 stelt dat een raadplegend referendum wordt gehouden over de invoering van een verbod op de bouw van minaretten. In het algemene deel is reeds ingegaan op de vraag waarom een referendum over dit onderwerp dient te worden gehouden.
Artikel 3
Op grond van de Trw waren voor nationale referenda kiesgerechtigd diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de datum van het besluit waarin de datum van de stemming wordt bepaald bepalend. Ook voor het referendum op grond van dit wetsvoorstel wordt aangesloten bij de kiesgerechtigdheid voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Artikel 13
Aangezien er geen referendumcommissie ingesteld wordt die de datum van het referendum vaststelt, zal dit overeenkomstig de systematiek van de Trw bij koninklijk besluit gebeuren.
Een van de aanbevelingen van de referendumcommissie die was ingesteld bij de WrrEG is om de tijd tussen het uitschrijven van een referendum en de daadwerkelijke datum van het referendum langer te laten zijn. Deze aanbeveling vloeit echter in belangrijke mate voort uit het feit dat de referendumcommissie een samenvatting moest maken van het grondwettelijk verdrag en deze moest verspreiden en tevens een subsidieregeling moest opstellen en uitvoeren. Aangezien in dit voorstel geen samenvatting gemaakt hoeft te worden en er ook geen subsidies worden verstrekt, kan de periode die nodig is voor het organiseren van het referendum op maximaal zes maanden gesteld worden.
Kamerstuk 29 993, nr. 19.
De periode die in het derde lid uitgezonderd wordt in verband met de zomervakantie is verruimd. Op deze manier wordt voorkomen dat het referendum gehouden wordt gedurende de zomervakantie.
Artikel 15
In dit artikel wordt geregeld wat er op het stembiljet wordt vermeld. Het stembiljet zal een vakje hebben met «voor» en een vakje met «tegen». Rondom het referendum over de Europese Grondwet was er enige onduidelijkheid over de mogelijkheid om blanco te stemmen. Net als bij reguliere verkiezingen is dit mogelijk door het stembiljet oningevuld in te leveren. Bij stemmachines en stemcomputers – indien deze worden gebruikt – is hiervoor op het apparaat een knop aangebracht.
Artikel 36 en 37
Het centraal stembureau stelt de uitslag van het referendum vast. In het algemene deel is reeds ingegaan op het feit dat het hier een raadgevend referendum betreft en welke gevolgen dit voor de uitslag heeft.
Van Klaveren