Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Hoofdinhoud
Deze bijlage(n) is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 33000 - Miljoenennota 2012.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën ; Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën |
---|---|
Documentdatum | 20-09-2011 |
Publicatiedatum | 20-09-2011 |
Nummer | KST330002 |
Kenmerk | 33000, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2011–2012
33 000
Nr. 2 NOTA OVER DE TOESTAND VAN ’S RIJKS FINANCIËN
Aangeboden 20 september 2011
Bijlagen bij de Miljoenennota 2012
Toelichting op de bijlagen
De Miljoenennota 2012 omvat in totaal dertien bijlagen. Hiervan worden vier bijlagen, evenals voorgaande jaren, gepubliceerd op www.rijksbegroting.nl. Het betreft de bijlagen «Horizontale toelichting», «Verticale Toelichting», «Toelichting op de belastingontvangsten» en «Toelichting op de belastinguitgaven». Door de publicatie van deze omvangrijke bijlagen op het internet, wordt papierbesparing mogelijk gemaakt.
De volgende negen bijlagen vindt u in de Miljoenennota 2012:
Bijlage 1 Uitgaven en niet-belastingontvangsten 4
Bijlage 2 De belasting- en premieontvangsten 11
Bijlage 3 EMU-saldo 19
Bijlage 4 EMU-schuld 22
Bijlage 5 Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven 23
Bijlage 6 Beleidsonderzoek 32
Bijlage 7 Budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiële sector 37
Bijlage 8 Garantieoverzicht van het Rijk 2012 42
Bijlage 9 Onderbouwing accressen Gemeente- en Provinciefonds 46
1 Uitgaven en niet-belastingontvangsten
Tabel 1.1 laat zien hoe op basis van de totale netto uitgaven op de Rijksbegroting op kasbasis gekomen wordt tot de netto uitgaven van de centrale overheid op EMU-basis (conform tabel 2.1 in hoofdstuk 2). De uitgaven op de Rijksbegroting zijn gebaseerd op de totale uitgaven per departement zoals weergegeven in tabel 1.2. Daarvan worden de niet-belastingontvangsten in mindering gebracht zoals die zijn opgenomen in tabel 1.3. Het resultaat zijn de netto Rijksuitgaven op kasbasis. Naast begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er premiegefinan-cierde uitgaven. Deze uitgaven van de sociale fondsen worden toegevoegd om tot de netto uitgaven van de centrale overheid te komen, terwijl de rijksbijdragen en rentebaten van de sociale fondsen in mindering worden gebracht, aangezien dit onderlinge betalingen tussen Rijk en sociale fondsen zijn. De laatste stap is om van uitgaven op kasbasis te komen tot uitgaven op EMU-basis door te corrigeren voor kas-transverschillen en financiële transacties. De Rijksbegroting wordt namelijk op kasbasis opgesteld, terwijl het EMU-saldo – volgens Europese methodiek – wordt berekend op transactiebasis.1 Daarnaast tellen financiële transacties, zoals leningen en aan- en verkoop van staatsbezit, niet mee in het EMU-saldo.
Tabel 1.1 Van netto uitgaven Rijksbegroting (kas) naar netto uitgaven centrale overheid (EMU-basis) (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
bron
Totale uitgaven Rijksbegroting Niet-belastingontvangsten Rijksbegroting
Netto Rijksuitgaven op kasbasis
Bij: Uitgaven sociale fondsen
Af: Rijksbijdragen en rentebaten sociale fondsen
Af: Ktv’s en financiële transacties netto uitgaven
Netto uitgaven centrale overheid EMU-basis
188 879 |
183 816 |
189 420 |
197 702 |
200 484 |
zie tabel 1.2 |
34 834 |
31 733 |
26 297 |
27 712 |
27 316 |
zie tabel 1.3 |
154 044 |
152 083 |
163 123 |
169 990 |
173 168 |
|
109 896 |
113 351 |
118 616 |
124 949 |
130 544 |
zie tabel 3.4 |
16 775 |
18 513 |
19 489 |
20 469 |
21 231 |
zie tabel 3.4 |
4 850 |
1 585 |
8 816 |
10 663 |
12 564 |
zie tabel 1.4 |
242 315 |
245 335 |
253 433 |
263 807 |
269 918 |
zie H2 tabel 2.1 |
1 In een begroting op kasbasis worden transacties geboekt in de periode waarin de betaling plaatsvindt, in een begroting op transactiebasis worden transacties geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan.
Uitgaven en niet-belastingontvangsten
Tabel 1.2 Uitgaven begrotingen (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
1 De Koning
2A Staten-Generaal
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten
3 Algemene Zaken
4 Koninkrijksrelaties
5 Buitenlandse Zaken
6 Veiligheid en Justitie
7 Binnenlandse Zaken
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 9B Financiën
10 Defensie
12 Infrastructuur & Milieu
13 Economische Zaken, Landbouw & Innovatie
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport
50 Gemeentefonds
51 Provinciefonds
55 Infrastructuurfonds
58 Diergezondheidsfonds
59 BTW-compensatiefonds
63 Waddenfonds
64 BES-fonds
AP Aanvullende posten
90 Consolidatie1
HGIS Internationale Samenwerking2
40 |
40 |
40 |
39 |
39 |
144 |
142 |
134 |
132 |
131 |
123 |
111 |
107 |
106 |
104 |
69 |
60 |
61 |
60 |
61 |
446 |
428 |
278 |
257 |
257 |
10 844 |
11 724 |
11 927 |
12 549 |
12 961 |
11 549 |
11 408 |
11 223 |
10 996 |
10 852 |
5 294 |
4 809 |
4 859 |
4 400 |
4 327 |
34 131 |
33 694 |
34 043 |
33 942 |
33 570 |
18 649 |
15 637 |
20 036 |
25 311 |
27 299 |
9 987 |
10 773 |
9 968 |
9 658 |
9 516 |
8 379 |
7 866 |
7 730 |
7 780 |
7 702 |
11 234 |
10 806 |
10 485 |
10 561 |
9 421 |
6 080 |
5 373 |
5 091 |
4 722 |
4 566 |
30 806 |
31 066 |
31 398 |
31 679 |
32 167 |
18 383 |
17 565 |
16 969 |
17 221 |
16 922 |
18 573 |
18 334 |
18 298 |
18 193 |
17 800 |
1 218 |
1 117 |
1 131 |
1 117 |
958 |
8 250 |
7 987 |
8 113 |
8 432 |
7 374 |
22 |
10 |
10 |
10 |
10 |
3 026 |
0 |
0 |
0 |
0 |
82 |
0 |
0 |
0 |
0 |
25 |
25 |
25 |
25 |
25 |
|
2 218 |
5 048 |
8 387 |
11 141 |
|
|
|
|
|
(5 487) |
(5 181) |
(5 004) |
(5 378) |
(5 650) |
Totaal
188 879 183 816 189 420 197 702 200 484
1 Dit betreft de toerekening van de uitgaven van het Infrastructuurfonds aan de begroting van Infrastructuur & Milieu.
2 In deze tabel zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.
Tabel 1.3 Niet-belastingontvangsten (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
1 De Koning
2A Staten-Generaal
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten
3 Algemene Zaken
4 Koninkrijksrelaties
5 Buitenlandse Zaken
6 Veiligheid en Justitie
7 Binnenlandse Zaken
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 9B Financiën
10 Defensie
12 Infrastructuur & Milieu
13 Economische Zaken, Landbouw & Innovatie
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 55 Infrastructuurfonds
58 Diergezondheidsfonds
63 Waddenfonds
AP Aanvullende posten
90 Consolidatie1
HGIS Internationale Samenwerking2
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
6 |
5 |
5 |
5 |
5 |
6 |
7 |
7 |
7 |
7 |
64 |
33 |
33 |
32 |
32 |
737 |
741 |
757 |
772 |
784 |
1 600 |
1 351 |
1 560 |
1 556 |
1 520 |
974 |
666 |
665 |
1 611 |
2 124 |
1 211 |
1 198 |
1 267 |
1 345 |
1 416 |
2 089 |
2 185 |
1 975 |
4 219 |
3 465 |
12 294 |
9 698 |
4 944 |
4 667 |
4 644 |
500 |
341 |
323 |
337 |
297 |
67 |
57 |
759 |
759 |
738 |
12 525 |
12 933 |
11 664 |
10 141 |
9 841 |
2 276 |
1 848 |
1 708 |
1 635 |
1 656 |
132 |
46 |
50 |
43 |
106 |
7 895 |
7 987 |
8 113 |
8 432 |
7 374 |
9 |
10 |
10 |
10 |
10 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
3 |
6 |
10 |
14 |
|
|
|
|
|
(150) |
(142) |
(150) |
(144) |
(133) |
Totaal
34 834
31 733
26 297
27 712
27 316
1 Dit betreft de toerekening van de niet-belastingontvangsten van het Infrastructuurfonds aan de begroting van Infrastructuur & Milieu.
2 In deze tabel zijn de niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.
Uitgaven en niet-belastingontvangsten
Tabel 1.4 Kas-transverschillen en financiële transacties (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
Ktv aardgas |
|
350 |
|
|
50 |
Kasbeheer |
|
|
|
|
|
Verkoop staatsbezit |
|
|
0 |
0 |
0 |
Studieleningen |
|
|
|
|
|
Ktv’s en financiële transacties niet-belastingontvangsten |
|
|
|
|
|
Overige ktv’s |
|
520 |
3 |
|
|
Kasbeheer |
|
|
|
|
|
Aankoop staatsbezit |
|
|
0 |
0 |
0 |
Europees Stabilisatie Mechanisme (ESM) |
0 |
0 |
|
|
|
Lening Griekenland |
|
|
|
42 |
318 |
Lening VUT-fonds |
210 |
|
|
200 |
720 |
Studieleningen |
|
|
|
|
|
Overig |
|
|
|
|
|
Ktv’s en financiële transacties uitgaven |
|
|
|
|
|
Ktv’s en financiële transacties netto uitgaven |
4 850 |
1 585 |
8 816 |
10 663 |
12 564 |
Ktv belastingen |
346 |
583 |
781 |
705 |
483 |
Totaal ktv’s en financiële transacties |
5 196 |
2 169 |
9 597 |
11 368 |
13 046 |
Tabel 1.5 geeft een overzicht van de netto uitgaven van de centrale overheid (conform de budgettaire kerngegevens in hoofdstuk 2). Per uitgavenkader wordt vervolgens in de tabellen 1.6 tot en met 1.8 een overzicht gegeven van de betreffende uitgaven onder het kader, opgebouwd op basis van de departementale begrotingen. De overige netto uitgaven worden toegelicht in tabel 1.9.
Tabel 1.5 Netto uitgaven centrale overheid (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
Rijksbegroting in enge zin Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt Budgettair Kader Zorg
Netto uitgaven onder de kaders
Overige netto uitgaven
Totale netto uitgaven centrale overheid
114 894 |
116 257 |
118 808 |
122 809 |
123 615 |
zie tabel 1.6 |
69 679 |
69 675 |
71 822 |
74 135 |
76 439 |
zie tabel 1.7 |
61 157 |
63 546 |
66 961 |
70 659 |
73 986 |
zie tabel 1.8 |
245 729 |
249 478 |
257 591 |
267 603 |
274 040 |
|
|
|
|
|
|
zie tabel 1.9 |
242 315 |
245 335 |
253 433 |
263 807 |
269 918 |
zie tabel 1.1 |
Uitgaven en niet-belastingontvangsten
Tabel 1.6 Netto uitgaven Rijksbegroting in enge zin (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
1 |
De Koning |
39 |
40 |
40 |
39 |
39 |
2A |
Staten-Generaal |
141 |
139 |
131 |
129 |
128 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten |
117 |
106 |
102 |
101 |
99 |
3 |
Algemene Zaken |
63 |
54 |
54 |
53 |
54 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
187 |
146 |
89 |
85 |
84 |
5 |
Buitenlandse Zaken |
10 107 |
10 983 |
11 169 |
11 777 |
12 177 |
6 |
Veiligheid en Justitie |
9 949 |
10 057 |
9 662 |
9 440 |
9 332 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
4 528 |
4 043 |
3 813 |
3 748 |
3 682 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
31 510 |
31 072 |
31 458 |
31 425 |
31 106 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
9 847 |
10 444 |
11 870 |
12 856 |
13 545 |
9B |
Financiën |
1 431 |
1 913 |
1 670 |
1 982 |
2 077 |
10 |
Defensie |
7 782 |
7 417 |
7 301 |
7 339 |
7 306 |
12 |
Infrastructuur & Milieu |
11 208 |
10 792 |
10 471 |
10 547 |
9 400 |
13 |
Economische Zaken, Landbouw & Innovatie |
5 581 |
4 965 |
4 699 |
4 414 |
4 264 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
274 |
256 |
246 |
228 |
214 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
4 327 |
3 911 |
3 805 |
3 697 |
3 484 |
50 |
Gemeentefonds |
17 117 |
16 893 |
16 856 |
16 751 |
16 358 |
51 |
Provinciefonds |
1 218 |
1 117 |
1 131 |
1 117 |
958 |
55 |
Infrastructuurfonds |
355 |
0 |
0 |
0 |
0 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
60 |
Accres Gemeentefonds |
0 |
0 |
144 |
549 |
641 |
61 |
Accres Provinciefonds |
0 |
0 |
12 |
45 |
52 |
64 |
BES-fonds |
25 |
25 |
25 |
25 |
25 |
80 |
Prijsbijstelling |
0 |
592 |
1 252 |
1 956 |
2 585 |
81 |
Arbeidsvoorwaarden |
0 |
1 286 |
2 724 |
4 179 |
5 555 |
84 |
Indexering WSF |
0 |
4 |
17 |
29 |
40 |
86 |
Aanvullende post Algemeen |
|
5 |
67 |
299 |
409 |
HGIS1 |
(5 338) |
(5 039) |
(4 855) |
(5 234) |
(5 516) |
|
Netto uitgaven kader RBG-eng |
114 894 |
116 257 |
118 808 |
122 809 |
123 615 |
1 In deze tabel zijn de netto uitgaven voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale netto uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.
Tabel 1.7 Netto uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (in miljoenen euro)
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
||
15 AP |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aanvullende posten |
19 856 - 7 |
19 220 267 |
18 922 639 |
18 534 996 |
18 512 1 382 |
40 |
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven Sociale Verzekeringen |
19 849 49 829 |
19 488 50 187 |
19 561 52 261 |
19 530 54 604 |
19 894 56 545 |
Netto premiegefinancierde uitgaven Netto uitgaven kader SZA |
49 829 69 679 |
50 187 69 675 |
52 261 71 822 |
54 604 74 135 |
56 545 76 439 |
Tabel 1.8 Netto uitgaven Budgettair Kader Zorg (in miljoenen euro)
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
||
16 50 AP |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport Gemeentefonds (WMO) Aanvullende posten |
1 727 1 456 0 |
1 773 1 442 56 |
1 657 1 442 111 |
1 675 1 442 173 |
1 731 1 442 238 |
41 |
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven Premiegefinancierde uitgaven Zorg |
3 183 57 974 |
3 270 60 276 |
3 209 63 752 |
3 290 67 369 |
3 411 70 576 |
Netto premiegefinancierde uitgaven Netto uitgaven kader Zorg |
57 974 61 157 |
60 276 63 546 |
63 752 66 961 |
67 369 70 659 |
70 576 73 986 |
Uitgaven en niet-belastingontvangsten
Tabel 1.9 Overige netto uitgaven (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
Gasbaten
Zorgtoeslag
BTW-compensatiefonds
Landbouw- en overige bestemmingsheffingen
Klimaatverandering en luchtkwaliteit (ETS)
Doorstroming huurmarkt
SDE+
Werkgeversbijdrage kinderopvang
Bemiddelingskosten zorgverzekeraars
Netto opbrengsten interventies financiële sector
Ktv’s Rijk
Overige posten
11 600 |
|
|
|
|
4 626 |
4 150 |
3 591 |
3 728 |
3 281 |
3 026 |
3 124 |
3 078 |
3 078 |
3 078 |
|
|
|
|
|
0 |
0 |
|
|
|
0 |
0 |
0 |
|
|
0 |
0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
2 092 |
2 888 |
2 522 |
2 578 |
2 635 |
|
|
|
|
|
239 |
172 |
603 |
216 |
|
38 |
|
|
|
|
Totaal overige netto uitgaven
3 415
4 143
4 158
3 796
4 122
In de tabellen 1.10 tot en met 1.13 worden de actuele uitgaven onder de kaders getoetst aan de hoogte van de uitgavenkaders. De tabellen tonen per deelkader eerst de bepaling van het reële kader door de raming ten tijde van het regeerakkoord te defleren met de raming voor de prijsontwikkeling van de Nationale Bestedingen (NB-deflator). Vervolgens wordt weergegeven hoe de actuele raming van de uitgaven zich verhoudt tot het uitgavenkader in lopende prijzen.
Het uitgavenkader in lopende prijzen is te bepalen door het reële uitgavenkader te corrigeren voor de actuele raming van de deflator. Daarnaast wordt gecorrigeerd voor de overboekingen tussen de Rijksbegroting in enge zin enerzijds, en de sectoren Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA) en het Budgettair Kader Zorg anderzijds. Ook worden de kaders aangepast voor statistische correcties. De actuele ramingen van de uitgaven zijn afkomstig uit de tabellen 1.6 tot en met 1.8. Indien de actuele uitgaven hoger zijn dan het uitgavenkader, wordt gesproken van een overschrijding; vice versa van een onderschrijding van het uitgavenkader.
Tabel 1.10 Kadertoets Rijksbegroting in enge zin (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
-
1.Raming uitgaven bij regeerakkoord 2010
-
2.pNB ten tijde van MLT 2011–2015
-
3.Reëel kader
-
4.NB-deflator
-
5.Overboekingen
-
6.Statistische correcties
-
7.Uitgavenkader RBG-eng in lopende prijzen
117 924 |
118 297 |
119 913 |
123 007 |
123 467 |
1,0188 |
1,0413 |
1,0644 |
1,0867 |
1,1091 |
115 746 |
113 610 |
112 658 |
113 188 |
111 322 |
1,0182 |
1,0385 |
1,0616 |
1,0839 |
1,1062 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
231 |
116 702 |
116 746 |
118 862 |
122 349 |
123 314 |
-
8.Actuele ramingen uitgaven
-
9.Over/onderschrijding kader RBG-eng (9=8–7)
114 894 - 1 808
116 257 - 488
118 808 - 54
122 809 461
123 615 301
Uitgaven en niet-belastingontvangsten
Tabel 1.11 Kadertoets Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
-
1.Raming uitgaven bij regeerakkoord 2010
-
2.pNB ten tijde van MLT 2011–2015
-
3.Reëel kader
-
4.NB-deflator
-
5.Overboekingen
-
6.Statistische correcties
-
7.Uitgavenkader SZA in lopende prijzen
69 326 |
70 064 |
72 276 |
74 820 |
77 100 |
1,0188 |
1,0413 |
1,0644 |
1,0867 |
1,1091 |
68 045 |
67 287 |
67 904 |
68 848 |
69 517 |
1,0182 |
1,0385 |
1,0616 |
1,0839 |
1,1062 |
|
|
|
|
|
0 |
|
|
|
|
69 239 |
69 691 |
71 875 |
74 387 |
76 673 |
69 679 |
69 675 |
71 822 |
74 135 |
76 439 |
19 849 |
19 488 |
19 561 |
19 530 |
19 894 |
49 829 |
50 187 |
52 261 |
54 604 |
56 545 |
440 |
|
|
|
|
-
8.Actuele ramingen uitgaven
wv. begrotingsgefinancierd wv. premiegefinancierd
-
9.Over/onderschrijding kader SZA (9=8–7)
Tabel 1.12 Kadertoets Budgettair Kader Zorg (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
-
1.Raming uitgaven bij regeerakkoord 2010
-
2.pNB ten tijde van MLT 2011–2015
-
3.Reëel kader
-
4.NB-deflator
-
5.Overboekingen
-
6.Statistische correcties
-
7.Uitgavenkader BKZ in lopende prijzen
59 666 |
63 067 |
66 993 |
71 018 |
74 190 |
1,0188 |
1,0413 |
1,0644 |
1,0867 |
1,1091 |
58 564 |
60 568 |
62 940 |
65 349 |
66 893 |
1,0182 |
1,0385 |
1,0616 |
1,0839 |
1,1062 |
149 |
97 |
62 |
65 |
74 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
59 780 |
62 997 |
66 878 |
70 895 |
74 068 |
61 157 |
63 546 |
66 961 |
70 659 |
73 986 |
3 183 |
3 270 |
3 209 |
3 290 |
3 411 |
57 974 |
60 276 |
63 752 |
67 369 |
70 576 |
1 377 |
549 |
84 |
|
|
-
8.Actuele ramingen uitgaven
wv. begrotingsgefinancierd wv. premiegefinancierd
-
9.Over/onderschrijding kader BKZ (9=8–7)
Tabel 1.13 Kadertoets totale uitgavenkader (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
-
1.Reëel kader
-
2.NB-deflator
-
3.Overboekingen
-
4.Statistische correcties
-
5.Uitgavenkader in lopende prijzen
242 356 |
241 465 |
243 502 |
247 385 |
247 732 |
1,0182 |
1,0385 |
1,0616 |
1,0839 |
1,1062 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
|
|
|
25 |
245 721 |
249 434 |
257 615 |
267 631 |
274 055 |
-
6.Actuele ramingen uitgaven
-
7.Over/onderschrijding totaalkader (7=6–5)
245 729
8
249 478 45
257 591 - 24
267 603 - 28
274 040 - 15
In het regeerakkoord zijn de nieuwe begrotingsregels vastgesteld. Hierin is de rentemeevallerformule opgenomen: «De rentelasten vallen onder het uitgavenkader. Om te voorkomen dat meevallende rentelasten leiden tot extra bestedingen in plaats van aflossing van de staatsschuld, wordt het uitgavenkader gedurende de kabinetsperiode gecorrigeerd (verlaagd) voor zover de rentelasten lager zijn dan de oorspronkelijk (aan het begin van de kabinetsperiode) geraamde rente-uitgaven.»
Bij startnota is de hoogte van de rentebox vastgesteld; dit dient als toetssteen voor de rentemeevallerformule. In tabel 1.14 wordt deze hoogte weergegeven op de derde regel, rentekader na doorrekening regeerakkoord. Eventuele mutaties in de toerekenbare rentelasten van de financiële interventies worden gecorrigeerd op de hoogte van de rentebox. Hetzelfde geldt voor statistische correcties. Analoog aan de kadertoetsing bij de uitgaven, worden ook bij de rente-uitgaven de actuele uitgaven getoetst aan de rentebox.
Uitgaven en niet-belastingontvangsten
Tabel 1.14 Rentebox (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
-
1.Raming rentelasten na doorrekenen regeerakkoord
-
2.Toerekenbare rentelasten als gevolg van financiële interventies
-
3.Rentekader na doorrekenen regeerakkoord
-
4.Mutatie toerekenbare rentelasten financiële interventies
-
5.Statistische correcties
-
6.Rentebox na correcties
10 895 |
11 721 |
12 744 |
13 504 |
13 659 |
|
|
|
|
|
9 396 |
10 692 |
11 594 |
12 315 |
12 260 |
167 |
|
|
|
72 |
|
|
|
|
|
9 511 |
10 420 |
11 410 |
12 152 |
12 304 |
-
7.Actuele raming relevante rentelasten rentebox
-
8.Over/onderschrijding (8=7–6)
8 515 - 996
9 189 1 231
10 574 - 836
11 537 - 615
12 218 - 86
Tabel 1.15 geeft een overzicht van aardgasbaten. De aardgasbaten worden met name beïnvloed door de productie van aardgas, de hoogte van de olieprijs en de euro/dollarkoers. De olieprijs is van belang, omdat de prijs van aardgas is gerelateerd aan de prijs van olie in dollars. De tabel laat zien dat de aardgasbaten niet alleen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. Dit wordt gedaan omdat het EMU-saldo – volgens Europese methodiek – wordt berekend op transactiebasis, terwijl de rijksbegroting op kasbasis wordt opgesteld.
Tabel 1.15 Aardgasbaten (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
Olieprijs (in dollars) Euro/dollarkoers (in dollars) Productie (x miljard kubieke meter)
Niet-belastingontvangsten Vennootschapsbelasting
Totaal kas
Niet-belastingontvangsten Vennootschapsbelasting
Totaal Kas-transverschil (ktv)
Niet-belastingontvangsten Vennootschapsbelasting
Totaal trans
110,00 |
106,00 |
78,20 |
79,70 |
81,00 |
1,42 |
1,43 |
1,30 |
1,33 |
1,35 |
76,00 |
72,00 |
71,00 |
68,00 |
64,00 |
11 600 |
12 100 |
10 800 |
9 250 |
8 850 |
1 700 |
1 800 |
1 550 |
1 300 |
1 150 |
13 300 |
13 900 |
12 350 |
10 550 |
10 000 |
650 |
|
600 |
250 |
|
|
|
50 |
50 |
50 |
550 |
|
650 |
300 |
0 |
10 950 |
12 450 |
10 200 |
9 000 |
8 900 |
1 800 |
2 050 |
1 500 |
1 250 |
1 100 |
12 750 |
14 500 |
11 700 |
10 250 |
10 000 |
2 De belasting- en premieontvangsten
2.1 Inleiding
Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belasting- en premieontvangsten gezamenlijk gepresenteerd.
De belastingontvangsten worden in overeenstemming met de Comptabiliteitswet op kasbasis verantwoord. De premies volksverzekeringen worden tezamen met de loon- en inkomstenbelasting op kasbasis gepresenteerd. Voor het EMU-saldo zijn de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis2 relevant. Deze worden via een aparte aansluiting op EMU-basis vermeld. De werknemerspremies worden direct op EMU-basis gepresenteerd.
De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI). In de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een nadere toelichting opgenomen van de ramingen voor de AWBZ en de ZVW. De overige fondsen worden toegelicht in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
In paragraaf 2.2 wordt de raming van de belasting- en premieontvangsten van 2011 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van het vorige ramingsmoment (Voorjaarsnota 2011), waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 2.3 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2012 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Voor een meer uitgebreide toelichting op de belastingramingen wordt tevens verwezen naar de internetbijlage van deze Miljoenennota (www.rijksbegroting.nl). Paragraaf 2.4 presenteert de technische meerjarige ontvangstenraming tot
De belasting en premie volksverzekeringen op EMU-basis zijn voor de meeste ontvangstensoorten gelijk aan de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis. Dit betekent dat de ontvangsten op EMU-basis voor een bepaald jaar worden bepaald door de kasontvangsten van februari van dat jaar tot en met januari van het daaropvolgende jaar. Op deze wijze wordt zo goed mogelijk de opbrengst benaderd die samenhangt met de economische transacties uit het lopende jaar. Alleen de successierechten, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de inkomensheffing zijn hiervan uitgezonderd. Voor deze belastingsoorten geldt dat EMU-basis gelijk is aan kasbasis, omdat voor deze belastingsoorten geldt dat de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis geen betere aansluiting vormt met de onderliggende economische transacties.
2
De belasting en premieontvangsten
en met 2015. Tot slot geeft paragraaf 2.5 een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten voor 2011 en 2012.
2.2 De belasting- en premieontvangsten in 2011
In tabel 2.2.1 wordt de nieuwe raming voor 2011 vergeleken met de raming ten tijde van de Voorjaarsnota en wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste bijstellingen. Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2011 is de raming voor de totale belasting- en premieontvangsten op EMU-basis met 4,8 miljard euro neerwaarts bijgesteld op basis van het meest recente economische beeld en de gerealiseerde kasontvangsten over 2011 tot en met de maand juli.
Tabel 2.2.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2011 op EMU-basis (x € miljoen)
Voorjaarsnota 2011
Vermoedelijke uitkomsten 2011
Verschil
Indirecte belastingen (kasbasis)
Omzetbelasting
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen
Accijnzen
Belastingen van rechtsverkeer
Motorrijtuigenbelasting
Belastingen op een milieugrondslag
Verpakkingenbelasting
Bankbelasting
Overig
Directe belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)
Loonheffing
Inkomensheffing
Dividendbelasting
Vennootschapsbelasting
Overig (inclusief niet nader toe te rekenen belastingontvangsten)
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)
Aansluiting op EMU-basis
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (EMU-basis)
Premies werknemersverzekeringen
71 536 |
69 099 |
|
42 631 |
41 275 |
|
2 054 |
2 054 |
0 |
11 308 |
11 234 |
|
4 204 |
3 415 |
|
3 795 |
3 595 |
|
4 607 |
4 576 |
|
304 |
302 |
|
0 |
0 |
0 |
2 633 |
2 648 |
16 |
103 685 |
101 920 |
|
89 606 |
89 435 |
|
|
|
|
2 729 |
2 317 |
|
14 142 |
13 888 |
|
2 133 |
2 199 |
66 |
175 221 |
171 047 |
|
430 |
451 |
21 |
175 651 |
171 498 |
|
50 302 |
49 699 |
|
Totaal belasting- en premieontvangsten (EMU-basis)
225 952
221 197
4 756
De verwachting over de nominale economische ontwikkeling in 2011 is sinds de Voorjaarsnota 2011 verslechterd met – 0,5%. Vrijwel alle onderliggende macro-economische indicatoren die relevant zijn v oor de belasting- en premieontvangsten 2011 zijn sinds Voorjaarsnota 2011 (die gebaseerd was op het CEP-beeld van het CPB) verslechterd. Dit slechtere beeld leidt samen met de gerealiseerde belastingontvangsten tot en met juli 2011 bij vrijwel alle belastingsoorten tot negatieve mutaties.
De indirecte belastingen zijn in totaal ten opzichte van de Voorjaarsnota 2011 met 2,4 miljard euro neerwaarts bijgesteld. Allereerst is de raming van de omzetbelasting (BTW) met 1,3 miljard euro naar beneden bijgesteld. Dit is mede gebaseerd op de gerealiseerde belastingontvangsten tot en met juli 2011. Bij Voorjaarsnota 2011 is de raming van de BTW-ontvangsten ten opzichte van de Startnotaraming nog met 1,3 miljard opwaarts bij gesteld. Deze bijstelling is nu weer volledig teruggedraaid. De opwaartse bijstelling in de Voorjaarsnota 2011 was gebaseerd op de uiteindelijke realisatie van de BTW-ontvangsten over 2010 die fors hoger uitkwamen dan de Startnotaraming. De realisaties tot
De belasting en premieontvangsten
en met juli 2011 samen met het meest recente verwachting over de ontwikkeling van de particuliere consumptie geven echter aanleiding tot het terugdraaien van de meevaller bij de Voorjaarsnota. Hiermee komt de raming van de BTW-ontvangsten weer op het niveau van de Startnotaraming voor 2011. Ten tweede is de raming van de belastingen van rechtsverkeer (waaronder de overdrachtsbelasting) met 0,8 miljard euro neerwaarts bijgesteld met name als gevolg van de verlaging van de overdrachtsbelasting voor woningen van 6% naar 2% per 1 juli 2011 (– 0,6 miljard euro). Ten slotte is op basis van de realisaties de raming van de motorrijtuigenbelasting met 0,2 miljard euro bijgesteld.
De ontvangsten uit de directe belastingen zijn met 1,7 miljard naar beneden bijgesteld. De belangrijkste bijstelling bij de directe belastingen betreft de inkomensheffing (– 1,0 miljard euro). Deze bijstelling volgt geheel uit de realisaties en betreft grotendeels lagere ontvangsten van IB-ondernemers als gevolg van een lagere winstontwikkeling dan verondersteld bij Voorjaarsnota. De raming van de dividendbelasting is met 0,4 miljard neerwaarts bijgesteld. Enerzijds volgt de bijstelling uit een minder gunstige ontwikkeling van de dividenduitkeringen dan verondersteld en anderzijds uit het feit dat in 2011 meer dividend in aandelen is uitgekeerd in plaats van dividend in contanten vergeleken met andere jaren. Over dividend in aandelen hoeft geen dividendbelasting te worden betaald. Dit is met name aantrekkelijk voor buitenlandse aandeelhouders omdat zij de dividendbelasting niet kunnen verrekenen met de vennootschapsbelasting of de inkomstenbelasting. Ten slotte zijn de vennootschapsbelasting en de loonheffing met respectievelijk – 0,3 en – 0,2 miljard bijgesteld op basis van de realisaties.
2.3 De belasting- en premieontvangsten in 2012
In tabel 2.3.1 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de geraamde belasting- en premieopbrengsten in 2012. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het effect van beleidsmaatregelen op de ontvangsten en het effect van de economische groei.
De belasting en premieontvangsten
Tabel 2.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2012 op EMU-basis (x € miljoen)
Vermoedelijke Maatre- uitkomsten gelen
2011
Endogeen
Endogeen in %
2012
Indirecte belastingen (kasbasis)
Omzetbelasting
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen
Accijnzen
Belastingen van rechtsverkeer
Motorrijtuigenbelasting
Belastingen op een milieugrondslag
Verpakkingenbelasting
Bankbelasting
Overig
Directe belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)
Loonheffing Inkomensheffing Dividendbelasting Vennootschapsbelasting
Overig (inclusief niet nader toe te rekenen belastingontvangsten)
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)
Aansluiting op EMU-basis
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (EMU-basis)
Premies werknemersverzekeringen
69 099 |
377 |
1 424 |
2,1% |
70 901 |
41 275 |
174 |
852 |
2,1% |
42 301 |
2 054 |
|
20 |
1,0% |
2 068 |
11 234 |
48 |
235 |
2,1% |
11 517 |
3 415 |
86 |
193 |
5,6% |
3 693 |
3 595 |
|
8 |
0,2% |
3 599 |
4 576 |
|
38 |
0,8% |
4 394 |
302 |
0 |
0 |
0,2% |
302 |
0 |
300 |
0 |
0,0% |
300 |
2 648 |
0 |
78 |
3,0% |
2 727 |
101 946 |
1 460 |
4 523 |
4,4% |
107 931 |
89 435 |
542 |
2 789 |
3,1% |
92 766 |
|
266 |
144 |
|
|
2 317 |
|
269 |
11,6% |
2 536 |
13 888 |
706 |
1 274 |
9,2% |
15 868 |
2 199 |
|
46 |
2,1% |
2 240 |
171 047 |
1 837 |
5 947 |
3,5% |
178 832 |
451 |
315 |
766 |
||
171 498 |
1 837 |
6 262 |
3,7% |
179 598 |
49 699 |
1 040 |
1 574 |
3,2% |
52 313 |
Totaal belasting- en premieontvangsten (EMU-basis)
221 197
2 878
7 837
3,5% 231 911
In 2012 bedragen de totale ontvangsten op EMU-basis naar verwachting 231,9 miljard. Ten opzichte van de vermoedelijke uitkomsten 2011 is dit een toename met 10,7 miljard euro. Deze ontwikkeling is voor 2,9 miljard het gevolg van beleidsmaatregelen. Dit betreft zowel beleid van dit kabinet als het beleid van vorige kabinetten. De verwachte endogene groei van de belasting- en premieontvangsten in 2012 bedraagt 7,8 miljard (3,5%). In de volgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan. In de internetbijlage van deze Miljoenennota staat een uitgebreidere toelichting voor de grootste belastingsoorten (www.rijksbe-groting.nl).
2.3.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2012
De endogene toename van de ontvangsten volgt uit de economische ontwikkelingen zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2012. Voor 2012 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een groei van het nominale economische groei van 3,0%. De endogene groei van de totale ontvangsten bedraagt in 2012 naar verwachting 3,5%. De ontvangsten groeien daarmee iets harder dan de nominale economische ontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt met name veroorzaakt door de directe belastingen. De ontvangsten uit de vennootschapsbelasting (Vpb) nemen als gevolg van de economische ontwikkeling met circa 9% toe en de loon- en inkomensheffing met circa 3,5%. Daarnaast wordt voor de ontvangsten uit de dividendbelasting een positieve ontwikkeling van circa 12% verwacht in 2011. De indirecte belastingen zoals de omzetbelasting (BTW) en de accijnzen blijven in 2012 daarentegen achter bij de economische groei.
De belasting en premieontvangsten
De endogene groei bij de indirecte belastingen bedraagt 2,1% en blijft dus wat achter bij de nominale ontwikkeling van het BBP. Dit wordt met name veroorzaakt door de BTW-ontvangsten, Dit betreft verreweg de grootste post bij de indirecte belastingen en drukt daarmee zwaar op de totale ontwikkeling van de indirecte belastingen. De endogene ontwikkeling van de BTW-ontvangsten bedraagt in 2012 naar verwachting 2,1% als gevolg van een positieve maar ten opzichte van het BBP achterblijvende waardeontwikkeling van de particuliere consumptie. Ook de accijnzen blijven met een ontwikkeling van 2,1% achter bij de economische ontwikkeling. Deze achterblijvende ontwikkeling betreft met name de tabaksaccijns. Verder blijft de ontwikkeling van de BPM in 2012 naar verwachting op het niveau van 2011. Hoewel een toename in het aantal verkochte auto’s wordt verwacht, zet de ontwikkeling van een steeds zuiniger wagenpark zich ook voort. Deze ontwikkeling doet zich sinds de eerste helft van 2010. In deze periode is het aantal autoverkopen fors toegenomen ten opzichte van het lage niveau van 2009, maar blijven de BPM-ontvangsten vrijwel op het niveau van 2009. Dit omdat er veel meer dan voorheen zuinige auto’s worden gekocht waarvoor een lager BPM-tarief geldt en in een aantal gevallen een vrijstelling. De ontvangsten van de motorrijtuigenbelasting laten ook nauwelijks groei zien in 2012. Ook het bestaande wagenpark wordt steeds zuiniger waardoor voor steeds meer auto’s een nihiltarief in de MRB kennen. Ten slotte wordt in 2012 een positieve ontwikkeling van de ontvangsten uit de overdrachtsbelasting verwacht als gevolg een toename in het aantal woningverkopen.
De endogene ontwikkeling van de directe belastingen bedraagt 4,4% en daarmee dus positiever dan de nominale ontwikkeling van het BBP. Vooral de vennootschapsbelasting (Vpb) en de dividendbelasting kennen zoals hierboven al genoemd een forse ontwikkeling met circa 9% respectievelijk 12%. Dit moet afgezet worden tegen een forse daling in de Vpb-ontvangsten in 2009 met meer dan 30% en een daling in de dividendbelasting met bijna 50%. De winstverwachtingen over 2012 zijn net als in 2011 positief. Daarnaast zal er in 2012 naar verwachting minder dan in 2011 en eerdere jaren sprake zijn van negatieve kaseffecten als gevolg van bijgestelde winstverwachtingen over oudere jaren. In navolging van een gunstige winstontwikkeling in 2012 wordt ook een gunstige ontwikkeling van de dividenduitkeringen en daarmee de dividendbelastingontvangsten verwacht in 2012. Ondanks de relatief gunstige ontwikkeling van deze belastingsoorten bevindt het niveau van de ontvangsten zich nog steeds op een beduidend lager niveau dan dat van 2008.
De ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing ten slotte groeien in 2012 met 3,5%. Deze ontwikkeling kan worden gerelateerd aan de ontwikkeling van de contractuele en incidentele loonontwikkeling en een bescheiden positieve ontwikkeling van de winst van zelfstandigen in 2012.
2.3.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten.
In 2012 bedraagt het effect van beleidsmaatregelen op de belastingen en premieontvangsten 2,9 miljard euro. Dit betreft een saldo van vele maatregelen en betreft zowel maatregelen van dit kabinet als effecten van maatregelen van vorige kabinetten.
Beleid met betrekking tot de premies werknemersverzekeringen (waaronder de zorgpremies) zorgen voor 1,0 miljard euro hogere ontvangsten. Dit betreft in 2012 met name hoger WW-sectorfondspremies. Bij de belastingen en premies volksverzekeringen zorgen maatregelen voor 1,8 miljard euro hogere ontvangsten. Het grootste deel van dit effect betreft het aflopen van de maatregelen willekeurige afschrijving over 2009 en 2010 die door vorige kabinetten zijn genomen (1,3 miljard euro). Daarnaast leiden de maatregelen van het huidige kabinet per saldo tot
De belasting en premieontvangsten
hogere ontvangsten in 2012. De fiscale maatregelen uit het regeerakkoord leiden tot 0,5 miljard hogere ontvangsten. De rest van de beleidsmatige toename van de ontvangsten 2012 betreft het saldo van grondslagverbre-dende maatregelen (vpb) en diverse lastenverlichtende maatregelen voor burgers en bedrijven.
In tabel 2.3.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen (oftewel de endogene mutatie) op de ontvangsten in 2012 per belastingsoort getoond. Dit effect betreft zoals gezegd zowel beleid van vorige kabinetten en die in 2012 nog een op- of neerwaarts effect hebben in 2012 ten opzichte van 2011, als om beleid van het huidige kabinet. Zo betreft de autonome mutatie van – 0,2 miljard euro bij de belastingen op milieugrondslag de afschaffing van de grondwaterbelasting en de afvalstoffenheffing en de autonome mutatie van 0,3 miljard euro bij de bankbelasting de invoering van deze belastingsoort.
De autonome mutatie bij de loon- en inkomensheffing van in totaal 0,8 miljard euro is het resultaat van vele minnen en plussen. Zo leidt het aflopen van de eerder genoemde maatregelen willekeurige afschrijving over 2009 en 2010 ook bij de inkomensheffing tot positieve kasontvangsten in 2012. Dit betreft het deel met betrekking tot IB-ondernemers. Bij de loonheffing betreft het effect van de autonome mutatie met name het afschaffen van de spaarloonregeling respectievelijk de arbeidskorting ouderen.
Tabel 2.3.2 geeft een overzicht van het budgettaire beslag van beleidsmaatregelen op zowel kas- als transactiebasis en tevens het effect daarvan op de lastenontwikkeling in 2012. Het verschil tussen het totale effect van het beleid op de ontvangsten en de lastenontwikkeling wordt veroorzaakt doordat sommige maatregelen wel gevolgen hebben voor de inkomsten maar niet relevant zijn voor de lastenontwikkeling. Zo is de zorgtoeslag vanwege de directe koppeling met de nominale premie wel relevant voor de lastenontwikkeling, maar betreft dit geen belasting- en premieontvangsten. Hetzelfde geldt voor de lasten voor de lokale overheden (OPL) en de bruteringscorrectie. Deze zijn wel relevant voor de lastenontwikkeling, maar niet voor de belasting- en premieontvangsten Rijk.. Het omgekeerde geldt ook: de eerder genoemde afschaffing van de BU is wel relevant voor de kasontvangsten, maar niet relevant voor de lastenontwikkeling. Daarnaast zijn er ook verschillen tussen het transactiemoment van belasting- en premieontvangsten en het moment waarop de betreffende belasting of premie daadwerkelijk in kas wordt ontvangen.
Tabel 2.3.2 Budgettair effect van belasting- en premiemaatregelen 2012 (x € miljoen)
Belastingen en premies kas
Belastingen en premies op transactiebasis
Totaal lasten
Zorgpremies
Zorgtoeslag
Koopkracht
Liquiditeitsverruiming
Invoeren bankbelasting
Innovatie
Vpb grondslagverbreding
Sectorfondspremies/Sociale premies
Regeerakkoord (exclusief bedrijfslevenenveloppe)
Afschaffen spaarloon (lh-deel) en arbeidskorting ouderen
OPL en Brutering
Afschaffen kleine belastingen
Rest
645 |
637 |
637 |
0 |
0 |
556 |
642 |
|
|
721 |
1 399 |
270 |
300 |
300 |
300 |
316 |
|
|
523 |
949 |
449 |
699 |
699 |
1 013 |
552 |
660 |
660 |
457 |
508 |
508 |
0 |
0 |
49 |
221 |
|
|
160 |
228 |
|
Totaal Beleidsmaatregelen 2012
2 878
4 453
3 490
De belasting en premieontvangsten
2.4 Meerjarige ontvangstenraming
De ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten voor de periode 2011–2015 is weergegeven in tabel 2.4.1. De ramingen voor 2011 en 2012 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht.
Tabel 2.4.1. Meerjarige belasting- en premieraming op EMU-basis (x miljard euro)
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis |
221,2 |
231,9 |
241,0 |
250,8 |
250,7 |
wv belastingen op kasbasis |
134,2 |
139,6 |
147,5 |
156,1 |
161,4 |
2.5 De belastingraming 2011–2012
Tabel 2.5.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten 2011 en 2012 op kasbasis en de aansluiting naar EMU-basis.
De belasting en premieontvangsten
Tabel 2.5.1. Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2011–2012 (x €miljoen)
Vermoedelijke uitkomsten 2011
Ontwerpbegroting 2012
Indirecte belastingen
Invoerrechten
Omzetbelasting
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen
Accijnzen
– Accijns van lichte olie
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie
– Tabaksaccijns
– Alcoholaccijns
– Bieraccijns
– Wijnaccijns
Belastingen van rechtsverkeer
– Overdrachtsbelasting
– Assurantiebelasting
Motorrijtuigenbelasting
Belastingen op een milieugrondslag
– Grondwaterbelasting
– Afvalstoffenbelasting
– Energiebelasting
– Waterbelasting
– Brandstoffenheffingen
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.
Belasting op zware motorrijtuigen
Verpakkingenbelasting
Bankbelasting
Directe belastingen
Inkomstenbelasting kas
Loonbelasting kas
Dividendbelasting
Kansspelbelasting
Vennootschapsbelasting
– Gassector kas
– Niet-gassector kas
Successierechten
69 099
2 352 41 275
2 054
11 234 4 067
3 687
2 530 300 380 269
3 415
2 395
1 020
3 595
4 576 179
43
4 234
126
1
155
149
302
0
65 027
-
-858 47 586
2 317 464
13 888 1 750
12 138 1 607
70 901
2 427 42 301
2 068 11 517
4 174
3 834
2 574 285 377 273
3 693
2 553
1 141
3 599
4 394
1
0
4 271
126
1
155
149
302
300
68 638
-
-185 48 279
2 536 474
15 868 1 900
13 968 1 643
Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten
78 30
74 26
Totaal belastingen
134 231
139 640
Premies volksverzekeringen kas Premies werknemersverzekeringen Aansluiting naar EMU-basis
36 816
49 699
451
39 192
52 313
766
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis
221 197
231 911
3 EMU-saldo
De collectieve uitgaven bestaan uit de begrotingsgefinancierde uitgaven van het Rijk, de premiegefinancierde uitgaven van de sociale fondsen3 en de uitgaven van de lokale overheden. Hetzelfde geldt voor de collectieve inkomsten. Omdat zowel de inkomsten als de uitgaven op de verschillende begrotingen op kasbasis worden gerapporteerd, moet gecorrigeerd worden voor kas-transverschillen (ktv’s), aangezien het EMU-saldo een begrip op transbasis is. Daarnaast tellen financiële transacties niet mee in het EMU-saldo, maar alleen in de EMU-schuld. De ramingen voor 2011 en 2012 zijn gebaseerd op de Macro Economische Verkenning 2012 van het CPB. De ramingen voor 2013 tot en met 2015 zijn technische extrapolaties op basis van de MLT 2011–2015.
Om dubbeltellingen te voorkomen, moeten de onderlinge betalingen van het totaal worden afgetrokken (zowel bij de collectieve uitgaven als bij de collectieve inkomsten). Een voorbeeld van een onderlinge betaling van het Rijk aan de lokale overheden is de Wet werk en bijstand (WWB). Het Rijk neemt dit op als een uitgave, terwijl de lokale overheden dit als inkomsten boeken, waarmee zij op hun beurt uitgaven bekostigen. Om uitgaven niet twee keer mee te nemen, wordt hiervoor gecorrigeerd in de vorm van een consolidatiepost.
3 De sociale fondsen zijn de «verzekeringsfondsen» betrekking hebbende op de volksverzekeringen (inclusief zorg) en de werknemersverzekeringen.
EMU-saldo
Tabel 3.1 EMU-saldo collectieve sector (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
bron
Inkomsten Rijk |
161 512 |
165 829 |
172 380 |
181 062 |
187 486 |
|
w.v. belastingontvangsten |
134 231 |
139 640 |
147 511 |
156 073 |
161 368 |
zie tabel 2.4.1 |
w.v. niet-belastingontvangsten |
34 834 |
31 733 |
26 297 |
27 712 |
27 316 |
zie tabel 1.3 |
w.v. ktv’s en financiële transacties1 |
|
|
|
|
|
zie tabel 1.4 |
Inkomsten sociale fondsen |
103 395 |
110 202 |
112 174 |
114 451 |
118 982 |
zie tabel 3.4 |
Inkomsten lokale overheden |
95 176 |
96 874 |
97 169 |
97 854 |
99 462 |
zie tabel 3.5 |
Consolidatie: Rijk aan sociale fondsen2 |
|
|
|
|
|
zie tabel 3.4 |
Consolidatie: Rijk aan lokale overheden |
|
|
|
|
|
zie tabel 3.5 |
Inkomsten collectieve sector |
273 062 |
282 924 |
291 100 |
301 431 |
312 198 |
|
Uitgaven Rijk |
176 129 |
176 103 |
178 395 |
183 612 |
186 240 |
|
w.v. uitgaven |
188 879 |
183 816 |
189 420 |
197 702 |
200 484 |
zie tabel 1.2 |
w.v. ktv’s en financiële transacties |
|
|
|
|
|
zie tabel 1.4 |
Uitgaven sociale fondsen |
109 896 |
113 351 |
118 616 |
124 949 |
130 544 |
zie tabel 3.4 |
Uitgaven lokale overheden |
99 625 |
101 273 |
100 518 |
100 603 |
101 202 |
zie tabel 3.5 |
Consolidatie: Rijk aan sociale fondsen2 |
|
|
|
|
|
zie tabel 3.4 |
Consolidatie: Rijk aan lokale overheden |
|
|
|
|
|
zie tabel 3.5 |
Uitgaven collectieve sector |
298 629 |
300 747 |
306 905 |
317 229 |
324 255 |
|
EMU-saldo collectieve sector |
|
|
|
|
|
|
Bruto binnenlands product (in miljarden |
||||||
euro) |
605 |
623 |
644 |
663 |
682 |
|
EMU-saldo collectieve sector (in |
||||||
procenten bbp) |
|
|
|
|
|
1 Dit betreft de optelling van de ktv belastingen en ktv’s en financiële transacties niet-belastingontvangsten.
2 De onderlinge betalingen tussen Rijk en sociale fondsen bestaan uit de Rijksbijdragen, de rentebaten en rente-uitgaven (zie tabel 3.4)
Tabel 3.2 bevat de EMU-saldi van de drie samenstellende delen van de collectieve sector. Deze saldi kunnen ook worden berekend door in tabel 3.1 de uitgaven van de inkomsten af te trekken.
Tabel 3.2 Opbouw EMU-saldo collectieve sector (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
bron
EMU-saldo Rijk EMU-saldo sociale fondsen EMU-saldo lokale overheden
EMU-saldo collectieve sector EMU-saldo collectieve sector (in % bbp)
14 617 |
|
|
|
1 246 |
zie tabel 3.3 |
|
|
|
|
|
zie tabel 3.4 |
|
|
|
|
|
zie tabel 3.5 |
25 567 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de tabellen 3.3 tot en met 3.5 wordt per overheidslaag een onderbouwing voor het betreffende EMU-saldo gegeven.
Tabel 3.3 EMU-saldo Rijk (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
bron
Belastingontvangsten
Af: Netto Rijksuitgaven op kasbasis
Bij: Ktv’s en financiële transacties
EMU-saldo Rijk
134 231 |
139 640 |
147 511 |
156 073 |
161 368 |
zie tabel 2.4.1 |
154 044 |
152 083 |
163 123 |
169 990 |
173 168 |
zie tabel 1.1 |
5 196 |
2 169 |
9 597 |
11 368 |
13 046 |
zie tabel 1.4 |
|
|
|
|
1 246 |
EMU-saldo
Tabel 3.4 EMU-saldo sociale fondsen (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
bron
Premie-inkomsten
Rijksbijdragen
Rentebaten
Inkomsten sociale fondsen
Premiegefinancierde uitgaven SZA Premiegefinancierde uitgaven Zorg Rente-uitgaven Bemiddelingskosten zorgverzekeraars
Uitgaven sociale fondsen
EMU-saldo sociale fondsen
86 620 |
91 689 |
92 685 |
93 981 |
97 751 |
zie tabel 2.4.1 |
16 701 |
18 477 |
19 489 |
20 469 |
21 231 |
|
74 |
36 |
0 |
0 |
0 |
|
103 395 |
110 202 |
112 174 |
114 451 |
118 982 |
|
49 829 |
50 187 |
52 261 |
54 604 |
56 545 |
zie tabel 1.7 |
57 974 |
60 276 |
63 752 |
67 369 |
70 576 |
zie tabel 1.8 |
0 |
0 |
81 |
398 |
790 |
|
2 092 |
2 888 |
2 522 |
2 578 |
2 635 |
|
109 896 |
113 351 |
118 616 |
124 949 |
130 544 |
6 501
3 149
6 441
10 498
11 563
Tabel 3.5 EMU-saldo lokale overheden (in miljoenen euro)1
2011
2012
2013
2014
2015
Belastinginkomsten
Rijksbijdragen2
Overige inkomsten3
Inkomsten lokale overheden Uitgaven lokale overheden EMU-saldo lokale overheden
8 561 |
8 806 |
9 040 |
9 309 |
9 583 |
70 246 |
71 467 |
71 216 |
71 865 |
73 290 |
16 369 |
16 601 |
16 914 |
16 680 |
16 589 |
95 176 |
96 874 |
97 169 |
97 854 |
99 462 |
99 625
4 449
101 273
4 399
100 518
3 349
100 603
2 749
101 202
1 740
1 De ramingen voor de belastinginkomsten en uitgaven van de lokale overheden zijn gebaseerd op de MEV 2012 voor 2011 en 2012 en MLT 2011–2015 voor 2013 tot en met 2015.
2 Rijksbijdragen zijn bedoeld voor uitgaven die door de gemeente gedaan worden, maar bekostigd worden door het Rijk. Hierbij moet gedacht worden aan het GFPF, de WWB, WSW, BDU en het bijzonder onderwijs.
Overige inkomsten zijn de ontvangsten uit leges, eigen betalingen, rente, dividenden etc.
Tabel 3.6 Historisch overzicht EMU-saldo
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
EMU-saldo (in miljarden euro) Bbp (in miljarden euro) EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)
8,2 |
|
|
|
|
|
2,9 |
1,0 |
3,1 |
|
|
418 |
448 |
465 |
477 |
491 |
513 |
540 |
572 |
594 |
571 |
588 |
2,0% - 0,2% - 2,1% - 3,1% - 1,7% - 0,3% 0,5% 0,2% 0,5% - 5,6% - 5,1%
3
4 EMU-schuld
Tabel 4.1 Financieringsbehoefte Rijk (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
bron
EMU-tekort Rijk
Bij: Ktv’s en financiële transacties Bij: Overbruggingskrediet FBN/ABN Bij: Derdenrekening
Financieringstekort Rijk op kasbasis
14 617 |
10 275 |
6 015 |
2 550 |
|
zie tabel 3.3 |
5 196 |
2 169 |
9 597 |
11 368 |
13 046 |
zie tabel 1.4 |
|
0 |
0 |
|
|
|
136 |
|
|
|
|
|
19 125 |
12 258 |
15 291 |
13 428 |
10 917 |
Tabel 4.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
bron
EMU-schuld primo
Financieringstekort Rijk EMU-tekort lokale overheden ING back-up faciliteit EFSF
EMU-schuld ultimo EMU-schuldquote (in procenten bbp)
369 894 |
391 418 |
407 011 |
425 234 |
440 115 |
|
19 125 |
12 258 |
15 291 |
13 428 |
10 917 |
zie tabel 4.1 |
4 449 |
4 399 |
3 349 |
2 749 |
1 740 |
zie tabel 3.5 |
|
|
|
|
|
|
1 455 |
824 |
284 |
104 |
0 |
|
391 418 |
407 011 |
425 234 |
440 115 |
451 472 |
|
64,7% |
65,3% |
66,1% |
66,4% |
66,2% |
Tabel 4.3 Opbouw EMU-schuldquote (in procenten bbp)
2011
2012
2013
2014
2015
Bron
EMU-schuldquote primo
EMU-tekort collectieve sector1 Interventies in financiële sector Ktv’s en overige financiële transacties Noemereffect bbp
EMU-schuldquote ultimo
62,9% |
64,7% |
65,3% |
66,1% |
66,4% |
4,2% |
2,9% |
2,5% |
2,4% |
1,8% zie tabel 3.2 |
|
|
0,0% |
|
|
0,0% |
0,1% |
0,4% |
0,1% |
0,2% |
|
|
|
|
|
64,7% |
65,3% |
66,1% |
66,4% |
66,2% |
De rente-uitgaven en dividendontvangsten als gevolg van de interventies in de financiële sector lopen mee in het totale EMU-saldo.
Tabel 4.4 Historisch overzicht EMU-schuld
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
EMU-schuld (in miljarden euro) Bbp (in miljarden euro) EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp)
224,8 227,1 235,1 248,0 257,6 266,1 255,9 259,0 347,5 347,1 369,9
418 448 465 477 491 513 540 572 594 571 588
53,8% 50,7% 50,5% 52,0% 52,4% 51,8% 47,4% 45,3% 58,5% 60,8% 62,9%
5 Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
5.1 Inleiding
Deze bijlage bevat informatie over inkomstenbeperkende regelingen en de belastinguitgaven.
Inkomstenbeperkende regelingen zijn regelingen die de te betalen inkomstenbelasting beperken, maar wel onderdeel zijn van de primaire heffingsstructuur. Ze vormen nadere bepalingen voor de draagkracht, die als maatstaf dient voor de inkomstenbelasting. Er zijn veel regelingen die als nadere (inperkende) afbakening van de grondslag kunnen worden beschouwd. In de begrotingsregels 2011–2015 is afgesproken dat in de Miljoenennota bij de inkomstenbeperkende regelingen alleen het budgettaire beslag van de fiscale behandeling van de eigen woning en de pensioenen wordt opgenomen4. Dit zijn de belangrijkste inkomstenbeper-kende regelingen. Een belastinguitgave (in enge zin) is een derving of uitstel van belastingontvangsten, die voorvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingstructuur.
De budgettaire gevolgen van fiscale maatregelen voor 2012 in de sfeer van zowel de inkomstenbeperkende regelingen als de belastinguitgaven worden weergegeven in tabel 5.2.1.
De budgettaire overzichten van de inkomstenbeperkende regelingen en de belastinguitgaven zijn opgenomen in de tabellen 5.3.1 tot en met 5.3.3. De toelichting op de afzonderlijke belastinguitgaven – onder meer bestaande uit een beschrijving van de regeling en een weergave van de doelstelling, het verantwoordelijke ministerie en de uitgevoerde evaluaties – is als internetbijlage beschikbaar op www.rijksbegroting.nl.
In paragraaf 5.4 wordt ingegaan op de evaluatie van de belastinguitgaven. De evaluatieprogrammering voor het afgelopen jaar, het lopende jaar en het vervolgtraject worden in het kort beschreven.
Tenslotte wordt in paragraaf 5.5 aandacht besteed aan de ramingsbijstellingen ten opzichte van de raming zoals opgenomen in de startnota. Deze paragraaf zal de belangrijkste mutaties toelichten zodat duidelijk wordt of het beleidskeuzes betreft, endogene ontwikkelingen of technische ramingsbijstellingen. Deze nieuwe paragraaf is de uitwerking van de afspraak in de begrotingsregels 2011–2015 dat het budgettaire beslag van de belastinguitgaven in enge zin wordt afgezet tegen de aan het begin van de kabinetsperiode verwachte ontwikkeling.
Kamerstuk II, 32 500, nr. 29/30
Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
5.2 Maatregelen inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven per 2012
Tabel 5.2.1 bevat een overzicht van de maatregelen op het gebied van de inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven per 2012, zoals opgenomen in het Belastingplan 2012, de Overige Fiscale Maatregelen 2012, het wetsvoorstel Geefwet en het wetsvoorstel uitwerking Autobrief. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar deze wetsvoorstellen.
Tabel 5.2.1 Maatregelen per 2012, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)*
2012
Inkomstenbeperkende regelingen per 2012
Verruiming vrijwillige voortzetting pensioen ZZP-ers 15
Totaal inkomstenbeperkende regelingen 15
Belastinguitgaven per 2012
Verlaging dotatieplafond FOR – 8
Invoering research & development aftrek (RDA) 250
Inperking aftrek monumenten – 10
Incidentele verhoging WBSO 149
Afschaffen kindertoeslag box 3 – 25
Afschaffen spaarloonregeling – 218
Afschaffing arbeidskorting voor ouderen – 290
Doorwerkbonus 1 jaar opschuiven – 130
Omzetting zelfstandigenaftrek en niet-indexeren 60
Giftenaftrek: fiscale inzet cultureel ondernemerschap 12
ANBI-status en commerciële activiteiten 15
Introductie negatieve giftenaftrek – 5
Verruiming giftenaftrek en introductie plafond 5
Tijdelijke uitbreiding nihiltarief bijtelling auto’s 2
Totaal belastinguitgaven – 193
-
=opbrengst; + = derving;
Horizonbepaling
In de Fiscale Agenda heeft het kabinet onderschreven dat aan het toetsingskader voor nieuwe belastinguitgaven een nieuwe bepaling wordt toegevoegd, de zogenaamde horizonbepaling. Hierin wordt expliciet aangegeven voor welke duur de belastinguitgave geldt. Alleen indien er vóór het verstrijken van die termijn een positieve evaluatie beschikbaar is, kan besloten worden om de belastinguitgave te continueren voor een nieuwe periode. Als er geen positieve evaluatie is, vervalt de belastinguitgave automatisch. Als er wel een positieve evaluatie beschikbaar is, dwingt de horizonbepaling om opnieuw de afweging te maken of aan de belastinguitgave opnieuw prioriteit wordt gegeven. Voor een drietal nieuwe regelingen in het pakket Belastingplan 2012 c.a. is een zogenoemde horizonbepaling van toepassing. In de eerste plaats is een horizonbepaling van toepassing op de werkbonus. Het jaar van inwerkingtreding van deze belastinguitgave is 2013. In de tweede plaats betreft het de regeling voor stimulering van cultureel ondernemerschap. Deze maatregel is opgenomen in het wetsvoorstel Geefwet met 2012 als jaar van inwerkingtreding. In de derde plaats is een horizonbepaling van toepassing op de nieuwe regeling die in de Autobrief wordt voorgesteld, namelijk een nihiltarief bijtelling voor auto’s met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km (jaar van inwerkingtreding is 2012). Ook zal er een horizonbepaling gaan gelden voor de nieuwe research & development
Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
aftrek (RDA). De overige maatregelen betreffen aanpassingen van bestaande regelingen.
5.3 Een overzicht van inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
In tabel 5.3.1 wordt de budgettaire derving weergegeven van de inkom-stenbeperkende regelingen voor de eigen woning en voor de pensioenen voor de periode 2010–2016.
Tabel 5.3.1 Overzicht inkomstenbeperkende regelingen 2010–2016, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljard)
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
|
Eigen woning (hypotheekrenteaftrek -/- EWF) Pensioenen (box 1 en box 3) |
9,6 11,7 |
9,4 12,8 |
10,1 13,6 |
10,5 13,9 |
10,7 14,4 |
11,1 14,8 |
11,4 15,6 |
Totaal |
21,3 |
22,2 |
23,6 |
24,4 |
25,1 |
26,0 |
27,0 |
percentage BBP |
3,62 |
3,67 |
3,78 |
3,72 |
3,71 |
3,73 |
3,77 |
De tabellen 5.3.2 en 5.3.3 bevatten meerjarige overzichten van de belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen respectievelijk de belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen voor de periode 2010 – 2016. Bij de ramingen is rekening gehouden met voorgenomen kabinetsbeleid.
In tabel 5.3.2 is eveneens het equivalent van de belastinguitgave voor de premie-inkomsten werknemersverzekeringen opgenomen. Een nadere uitsplitsing is opgenomen in de begroting van SZW.
Tabel 5.3.2 Belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen 2010 – 2016, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)*
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Verlaging lastendruk op ondernemingen
-
a)algemeen
Zelfstandigenaftrek
Extra zelfstandigenaftrek starters
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
FOR, niet omgezet in lijfrente
Meewerkaftrek
Stakingsaftrek
Doorschuiving stakingswinst
Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in successiewet
Doorschuiving inkomen uit aanmerkelijk belang
Landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting
-
b)investeringen in het algemeen
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
Willekeurige afschrijving starters1
Willekeurige afschrijving zeeschepen1
Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
Willekeurige afschrijving investeringen bedrijfsmiddelen1
Research & Development aftrek (RDA)
-
c)investeringen ten behoeve van het milieu
VAMIL1
Energie-investeringsaftrek (EIA)
Milieu-investeringsaftrek (MIA)
Bosbouwvrijstelling
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer
3 444 3 422 3 579 3 762 3 984 4 055 4 127
1 469 |
1 467 |
1 574 |
1 601 |
1 629 |
1 657 |
1 686 |
95 |
99 |
104 |
108 |
112 |
116 |
121 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
75 |
85 |
79 |
81 |
83 |
84 |
86 |
8 |
8 |
7 |
7 |
6 |
6 |
6 |
14 |
14 |
14 |
14 |
14 |
14 |
14 |
196 |
204 |
216 |
228 |
242 |
256 |
271 |
185 |
189 |
193 |
196 |
200 |
204 |
209 |
90 |
92 |
93 |
95 |
96 |
98 |
99 |
352 |
312 |
305 |
300 |
297 |
301 |
304 |
343 |
346 |
356 |
366 |
376 |
387 |
398 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
3 |
4 |
4 |
4 |
4 |
5 |
5 |
81 |
81 |
82 |
84 |
86 |
87 |
89 |
4 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
221 |
219 |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
250 |
375 |
500 |
500 |
500 |
52 |
24 |
24 |
24 |
40 |
40 |
40 |
115 |
151 |
151 |
151 |
161 |
161 |
161 |
123 |
101 |
101 |
101 |
111 |
111 |
111 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Verlaging lastendruk op arbeid
-
a)gericht op werkgevers
Afdrachtvermindering onderwijs
Afdrachtvermindering zeevaart
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO
-
b)gericht op werknemers
Werknemersspaarregelingen (o.a. spaarloon)2
Feestdagenregeling2
Verlaging fiscale bijtelling (zeer) zuinige auto’s Ouderschapsverlofkorting Arbeidskorting voor ouderen3 Levensloopverlofkorting
Doorwerkbonus3
Werkbonus
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Kindertoeslag forfaitair rendement
Ouderentoeslag forfaitair rendement
Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement
Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement
Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement
Vrijstelling sociaal-ethisch beleggen forfaitair rendement
Vrijstelling cultureel beleggen forfaitair rendement
Vrijstelling durfkapitaal forfaitair rendement
Vrijstelling spaarloon- en premiespaarregeling forfaitair rendement
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden forfaitair rendement
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen forfaitair rendement
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
Gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur
Aftrek kosten monumentenwoning
Heffingskorting groen beleggen
Heffingskorting sociaal-ethisch beleggen
Heffingskorting cultureel beleggen
Heffingskorting durfkapitaal
Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal
Overige regelingen
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)
Giftenaftrek
Faciliteiten successiewet algemeen nut beogende instellingen
Totaal generaal directe belastingen percentage BBP Totaal premie-uitgaven3
2 336 2 473
1 929 2 327
2 126 2 135 2 155
377 |
367 |
372 |
378 |
384 |
390 |
396 |
105 |
101 |
103 |
104 |
106 |
107 |
109 |
868 |
870 |
864 |
715 |
715 |
715 |
715 |
207 |
204 |
|||||
64 |
53 |
30 |
13 |
- |
- |
- |
129 |
196 |
240 |
263 |
272 |
261 |
261 |
61 |
62 |
63 |
64 |
65 |
66 |
67 |
244 |
271 |
- |
- |
- |
- |
- |
7 |
16 |
21 |
248 |
15 |
15 |
15 |
274 |
332 |
235 |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
542 |
569 |
580 |
592 |
1 541 |
1 547 |
1 545 |
1 565 |
1 588 |
1 637 |
1 693 |
24 |
25 |
- |
- |
- |
- |
- |
111 |
110 |
112 |
115 |
119 |
122 |
125 |
6 |
6 |
6 |
6 |
7 |
7 |
7 |
5 |
5 |
5 |
5 |
6 |
6 |
6 |
74 |
71 |
73 |
74 |
76 |
77 |
79 |
4 |
4 |
4 |
5 |
5 |
5 |
5 |
2 |
2 |
2 |
3 |
3 |
3 |
3 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
9 |
6 |
12 |
8 |
4 |
0 |
0 |
19 |
19 |
19 |
20 |
21 |
22 |
23 |
716 |
755 |
782 |
810 |
839 |
868 |
899 |
351 |
348 |
362 |
376 |
391 |
406 |
421 |
37 |
37 |
39 |
41 |
43 |
45 |
47 |
69 |
75 |
66 |
65 |
66 |
67 |
68 |
88 |
63 |
43 |
22 |
0 |
0 |
0 |
3 |
2 |
2 |
1 |
0 |
0 |
0 |
2 |
2 |
1 |
1 |
0 |
0 |
0 |
9 |
7 |
4 |
2 |
0 |
0 |
0 |
4 |
3 |
3 |
2 |
2 |
1 |
1 |
752 |
771 |
820 |
922 |
947 |
973 |
999 |
221 |
229 |
239 |
288 |
300 |
312 |
324 |
346 |
353 |
376 |
449 |
459 |
469 |
480 |
185 |
189 |
193 |
197 |
201 |
205 |
209 |
8 073 |
8 213 |
7 872 |
8 575 |
8 644 |
8 799 |
8 973 |
1,37 |
1,36 |
1,26 |
1,31 |
1,28 |
1,26 |
1,25 |
1 369 |
1 348 |
1 202 |
1 543 |
1 525 |
1 498 |
1 539 |
1 Het betreft hier niet de kasderving maar de contante waarde van het rentevoordeel voor de betrokken belastingplichtigen c.q. het rentenadeel voor de overheid.
2 Het spaarloon en de feestdagenregeling hebben ook invloed op de premies voor de werknemersverzekeringen WW (AWF en sectorfonds), WIA en ZVW. Wijzigingen in deze belastinguitgaven veranderen zowel het fiscale loon als het premieloon (en in het verlengde daarvan het uitkeringsloon, waardoor de hoogte van uitkering kan veranderen). Deze effecten zijn onderdeel van de regel premie-uitgaven.
3 Een premie-uitgave is een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van premieontvangsten die voortvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.
-
*«–» = regeling is in dat jaar niet van toepassing; «0» = budgettair beslag van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
Tabel 5.3.3 Belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen 2010 – 2016, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)*
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Energiebelasting
Verlaagd tarief glastuinbouw
Teruggaaf kerkgebouwen
Teruggaaf non-profit
Vrijstellingen grootverbruik in de energiebelasting
117 |
127 |
129 |
131 |
133 |
135 |
137 |
83 |
91 |
91 |
92 |
93 |
93 |
94 |
7 |
7 |
8 |
8 |
9 |
9 |
10 |
19 |
21 |
22 |
22 |
23 |
24 |
25 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Afvalstoffenbelasting
Fiscale stimulering sanering oude stortplaatsen
Omzetbelasting verlaagd tarief
Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen
Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d.
Kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie
Circussen, bioscopen, theaters en concerten
Sierteelt
Arbeidsintensieve diensten
Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)
Logiesverstrekking (incl. kamperen)
Voedingsmiddelen horeca
Omzetbelasting – vrijstellingen
Sportclubs
Post
Vakbonden, werkgeversorg., politieke partijen, kerken
Fondswerving
Omzetbelasting – speciale regelingen
Kleine ondernemersregeling Landbouwregeling
Accijnzen
Verlaagd tarief kleine brouwerijen
Vrijstelling communautaire wateren
Vrijstelling luchtvaartuigen
Tariefdifferentiatie tractoren en mobiele werktuigen
Belastingen op personenauto’s en motorrijwielen
Teruggaaf ambulance
Teruggaaf taxi’s
Uitbreiding bonus zuinige auto’s
Stimulans Euro-6 dieselpersonenauto’s
Motorrijtuigbelasting
Nihiltarief OV-bussen op LPG
Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 25 jaar
Vrijstelling taxi’s
Vrijstelling reinigingsdiensten
Vrijstelling wegenbouw
Vrijstelling ambulances
Nihiltarief zeer zuinige auto’s
Overige vrijstellingen
Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)
Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer
Overdrachtsbelasting
Vrijstelling overdrachtsbelasting bedrijfsoverdracht in familiesfeer
Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering
Vrijstelling landinrichting
Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden
Vrijstelling cultuurgrond
Vrijstelling natuurgrond
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
3 582 |
3 806 |
3 786 |
3 908 |
4 035 |
4 167 |
4 303 |
477 |
484 |
491 |
497 |
504 |
510 |
517 |
115 |
109 |
114 |
119 |
125 |
131 |
137 |
131 |
135 |
139 |
143 |
148 |
152 |
157 |
147 |
76 |
71 |
75 |
79 |
84 |
89 |
206 |
207 |
209 |
211 |
213 |
215 |
218 |
468 |
576 |
472 |
497 |
523 |
551 |
580 |
681 |
712 |
745 |
780 |
816 |
853 |
893 |
223 |
230 |
239 |
247 |
256 |
265 |
275 |
1 134 |
1 275 |
1 306 |
1 339 |
1 372 |
1 405 |
1 440 |
492 |
493 |
497 |
501 |
505 |
510 |
514 |
66 |
70 |
71 |
73 |
74 |
75 |
77 |
207 |
194 |
191 |
187 |
184 |
180 |
177 |
98 |
104 |
107 |
111 |
114 |
118 |
121 |
121 |
125 |
128 |
130 |
133 |
136 |
139 |
133 |
129 |
133 |
137 |
142 |
147 |
152 |
100 |
101 |
105 |
109 |
113 |
117 |
121 |
33 |
27 |
28 |
29 |
29 |
30 |
31 |
2018 |
2 055 |
2 067 |
2 082 |
2 105 |
2 125 |
2 147 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
878 |
861 |
843 |
827 |
813 |
798 |
783 |
917 |
964 |
984 |
1 004 |
1 029 |
1 051 |
1 075 |
222 |
228 |
239 |
250 |
263 |
275 |
288 |
79 |
73 |
78 |
78 |
71 |
74 |
77 |
2 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
65 12 |
60 |
62 |
65 |
67 |
70 |
73 |
9 |
12 |
9 |
- |
- |
- |
|
264 |
321 |
382 |
436 |
221 |
225 |
212 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
153 |
158 |
157 |
153 |
150 |
147 |
144 |
52 |
53 |
54 |
56 |
58 |
59 |
61 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
53 |
105 |
164 |
220 |
6 |
11 |
0 |
2 |
2 |
3 |
3 |
3 |
3 |
4 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
129 |
137 |
140 |
142 |
144 |
147 |
149 |
16 |
19 |
19 |
19 |
20 |
20 |
21 |
3 |
11 |
11 |
11 |
11 |
11 |
11 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
15 |
11 |
11 |
11 |
11 |
11 |
11 |
91 |
91 |
93 |
95 |
97 |
99 |
101 |
3 |
4 |
4 |
5 |
5 |
5 |
5 |
Totaal generaal indirecte belastingen |
6 834 |
7 162 |
7 232 |
7 434 |
7 376 |
7 549 |
7 711 |
percentage BBP |
1,16 |
1,18 |
1,16 |
1,13 |
1,09 |
1,08 |
1,08 |
-
*«–» = regeling is in dat jaar niet van toepassing; «0» = budgettair beslag van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
5.4 Evaluatie van belastinguitgaven
In deze paragraaf van de Miljoenennota wordt jaarlijks verslag gedaan van de voltooide evaluaties sinds de vorige Miljoenennota. Kort wordt aandacht geschonken aan de conclusies en eventuele beleidsconsequenties van uitgevoerde evaluaties. Voorts wordt aangegeven welke
Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
evaluaties naar verwachting nog worden gerealiseerd en komt het vervolgtraject van evaluaties aan bod.
Gerealiseerde evaluaties sinds de vorige Miljoenennota
In Belastingplan 2011 is een onderzoek naar de fiscale stimulering van (zeer) zuinige auto’s aangekondigd. Dit onderzoek is in het voorjaar 2011 uitgevoerd door onderzoeksbureau Ecorys in opdracht van het ministerie van Financiën. Het onderzoek heeft zich niet specifiek gericht op de belastinguitgaven (nihiltarief zeer zuinige auto’s in de MRB, en verlaagde bijtelling (zeer) zuinige auto’s in de LB/IB), maar betrof het totale fiscale stimuleringsbeleid voor zuinige en zeer zuinige auto’s in de afgelopen jaren. Ecorys concludeert dat het beleid sterke effecten heeft gehad op de omvang en samenstelling van de nieuwverkopen. Nieuw verkochte auto’s zijn de afgelopen jaren aanzienlijk zuiniger geworden, waardoor de totale CO2-uitstoot is gedaald. Het beleid heeft echter ook geleid tot substantiële derving van de BPM- en de MRB-inkomsten. Ecorys heeft, rekening houdend met de te verwachten ontwikkelingen in de autobranche, voorstellen gedaan in de vorm van aanpassingen van CO2-grenzen en tarieven die zouden moeten leiden tot robuuste en solide autogerela-teerde belastingopbrengsten, waarbij de consument gestimuleerd blijft om te kiezen voor de meest zuinige auto. De voorstellen zijn voor het merendeel overgenomen en in de zogenoemde Autowet als wetsvoorstel vormgegeven.
Nog af te ronden evaluaties
De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (regeling Hillen) wordt op dit moment geëvalueerd. Zodra de evaluatie is afgerond, worden de conclusies met de Kamer gedeeld.
Een andere nog af te ronden evaluatie is de evaluatie van het fiscaal stimuleringspakket naar aanleiding van de crisis, waaronder enkele belastinguitgaven, zoals de willekeurige afschrijving investeringen bedrijfsmiddelen en het verlaagde Btw- tarief voor renovatie en isolatie. Deze evaluatie wordt in 2011 afgerond. De eerder aangekondigde beleidsevaluaties op het terrein van een aantal bestaande categorieën met het verlaagde Btw-tarief worden als afgerond beschouwd door de beleidsvisie die is uiteengezet in de Fiscale Agenda. Bij de invoering van het algemene Btw-tarief op de podiumkunsten is afgesproken dat na verloop van tijd een evaluatie zal plaatsvinden naar de effecten op de sector.
Vervolgtraject evaluaties
In de vorige Miljoenennota is al melding gemaakt van het toesturen van de beleidsdoorlichting evaluaties belastinguitgaven aan de Tweede Kamer (Kamerstuknummer 31 935, nr. 6). In oktober 2010 zijn door de Vaste Commissie van Financiën vragen gesteld over deze beleidsdoorlichting evaluatie belastinguitgaven. Tevens heeft het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) een notitie geschreven: «Belastinguitgaven in de Miljoenennota 2011 en beleidsdoorlichting evaluatie belastinguitgaven» (kamerstuk 32 500, nr. 15) waarin een aantal vragen en opmerkingen zijn opgenomen. De antwoorden hierop zijn door de minister van Financiën in februari 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuknummer 31 935, nr. 8).
Op verzoek van het BOR is hierin een overzicht gegeven van welke evaluaties van belastinguitgaven de komende jaren worden meegenomen in reguliere beleidsdoorlichtingen (bijlage 1. Programmering beleidsdoor-lichtingen, Kamerstuknummer 31 935, nr. 8). In 2011 / 2012 zijn volgens dit
Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
overzicht voor de volgende belastinguitgaven beleidsdoorlichtingen voorzien: fiscale faciliteiten gericht op ondernemerschap, de EIA, MIA en VAMIL, de WBSO, de afdrachtvermindering onderwijs en een aantal vrijstellingen gericht op het verlagen van de lastendruk op inkomsten uit vermogen. Deze belastinguitgaven liggen voornamelijk op het terrein van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie.
5.5 Toetsen aan de benchmark
In lijn met het regeerakkoord zullen de belastinguitgaven in enge zin worden vergeleken met de raming volgens de startbrief van dit kabinet (bijlage 5 startbrief).
De benchmark zal jaarlijks alleen worden aangepast voor aanvullende beleidsmaatregelen op het terrein belastinguitgaven. De vergelijking van de huidige raming met de benchmark dient ter bepaling of er sprake is van een substantiële afwijking. Bij substantiële opwaartse afwijkingen van de endogene ontwikkeling ten opzichte van de aan het begin van de kabinetsperiode verwachte ontwikkeling kan dit aanleiding geven tot maatregelen, waarbij deze maatregelen niet relevant zijn voor het inkomstenkader.
Het verschil tussen de huidige raming voor het belastingjaar 2012 en de benchmark wordt in de onderstaande tabel toegelicht voor de posten met de grootste aanpassing (meer dan 10% of 25 mln). De aanpassingen zijn onderverdeeld in technische en endogene bijstellingen. Endogene mutaties zijn het gevolg van onder andere conjuncturele ontwikkelingen, trendmatige groei of andere factoren die van invloed zijn op de mate waarin gebruik wordt gemaakt van een bepaalde belastingfaciliteit. Technische bijstellingen staan los van beleidsmatige of endogene ontwikkelingen, maar worden veroorzaakt door een correctie op de eerder gebruikte ramingstechniek of door een totale herziening van de tijdreeks door het beschikbaar komen van databronnen.
De totale bijstelling van maatregelen (autonoom) sinds de benchmark wordt veroorzaakt door de aanpassingen tijdens de behandeling van het vorige belastingplan, tussentijdse maatregelen en nieuwe maatregelen. Voor een toelichting op nieuwe beleidsmaatregelen die in 2012 ingaan (autonoom beleid) wordt verwezen naar tabel 5.2.1.
Tabel 5.5.1 Verschil huidige raming en Startbrief (x € miljoen)
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
totaal |
|
|
|
|
technisch |
|
|
|
|
endogeen |
|
|
|
|
autonoom1 |
|
443 |
111 |
118 |
cumulatief 2011–2012, inclusief effect kamerbehandeling BP 2011
Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
Tabel 5.5.2 Nadere Toelichting verschillen raming en startbrief 2012 (x € miljoen)
Belastinguitgaven (belastingjaar 2012) |
Benchmark |
MN2012 |
Mut (euro) |
Mut (%) |
technisch |
endogeen |
Technisch |
||||||
FOR |
228 |
79 |
|
|
|
|
Vrijstelling OVB cultuurgrond |
300 |
93 |
|
|
|
|
Vrijstelling OVB stedelijke herstructurering |
28 |
11 |
|
|
|
|
Energiebelasting non profit |
32 |
22 |
|
|
|
|
Endogeen |
||||||
Zelfstandigenaftrek |
1 413 |
1 574 |
161 |
11% |
100 |
|
Aftrek voor scholingsuitgaven |
203 |
239 |
36 |
18% |
36 |
|
Verlaagde Btw-tarieven |
||||||
– Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen |
581 |
491 |
|
|
|
|
– Vervoer van personen |
822 |
745 |
|
|
|
|
– Logiesverstrekking (incl. kamperen) |
273 |
239 |
|
|
|
|
Accijnsvrijstelling luchtvaartuigen |
1 177 |
984 |
|
|
|
|
Verlaging fiscale bijtelling (zeer) zuinige auto’s |
211 |
240 |
29 |
14% |
29 |
|
Nihiltarief zeer zuinige auto’s |
114 |
164 |
50 |
44% |
50 |
|
Overige (<25 mln en/of < 10%) |
10 224 |
0,6% |
64 |
|||
Totaal |
15 104 |
|
|
Technische ramingsbijstelling
De raming van de budgettaire derving van de belastinguitgave door toevoeging aan de Fiscale Oudedagsreserve is substantieel neerwaarts bijgesteld. Tot vorig jaar was de raming gebaseerd op vaste parameters uit het verleden. Nieuwe modellen en toegankelijk geworden informatie van de belastingdienst hebben tot het nieuwe inzicht geleid dat veel minder ZZP-ers een jaarlijkse toevoeging doen aan de FOR, dat de FOR minder hoog is en dat bij de afbouw van de FOR een kleiner deel niet overgaat tot de aankoop van de lijfrente.
De neerwaartse ramingsbijstellingen van de vrijstellingen overdrachtsbelasting voor stedelijke herstructurering en cultuurgrond en de teruggaafregeling energiebelasting non-profit zijn een correctie op de vorig jaar veel te hoge schatting. De vrijstellingen hebben naar hun aard een vrij grillig verloop. Uit realisaties blijkt dat het gemiddelde niveau van deze belastinguitgaven op een fors minder hoog niveau ligt.
Endogene bijstellingen
De uitgaven «nihiltarief zeer zuinige auto’s» in de MRB, en de «verlaagde bijtelling (zeer) zuinige auto’s» in de LB/IB laten een sterke stijging zien. Deze stijging is mede het gevolg van het fiscale stimuleringsbeleid, wat heeft geleid tot een sterke endogene groei van de verkoop van (zeer) zuinige auto’s. In de zogenoemde Autowet worden voorstellen gedaan voor aanpassingen van de CO2-grenzen binnen welke een gedifferentieerde bijtelling kan plaatsvinden. De vrijstelling voor zeer zuinige auto’s in de MRB wordt per 1 januari 2014 afgeschaft. Wel blijft er een tijdelijke vrijstelling (tot en met 2015) bestaan voor auto’s met een CO2- uitstoot tot 50 gr/km. De aanpassingen van de CO2-grenzen om in aanmerking te komen voor het 14% of het 20% tarief in de bijtelling moeten uiteindelijk leiden tot een stabiele omvang van deze belastinguitgave. De toename van de uitgaven in de zelfstandigenaftrek in 2012 komt enerzijds voort uit autonome beleidswijzigingen, maar anderzijds voor een groot deel voort uit een grotere toename van het aantal zelfstandigen dan vorig jaar werd verwacht. De trend in de groei van het aantal ZZP-ers is hoger dan aanvankelijk werd voorzien.
In het verlengde van het economisch beeld van de consumptieve bestedingen en meer specifiek de bestedingen op het gebied van boeken,
Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
tijdschriften en bibliotheken zijn de betreffende belastinguitgaven naar beneden bijgesteld. Dit geldt tevens voor de bestedingen aan logiesver-strekkingen.
De vrijstelling luchtvaartuigen is neerwaarts bijgesteld. De groei van deze belastinguitgave was in de vorige Miljoenennota nog gebaseerd op een langere termijn trend in de periode 2001–2008. De realisaties van de laatste jaren geven aan dat een raming op basis van die trend te hoog is. De aftrek scholingsuitgaven heeft naar verwachting een hogere budgettaire derving in 2012 dan vorig jaar is geraamd. Mede in het licht van de informatie over 2010 en de economische situatie zullen naar verwachting meer mensen van deze faciliteit gebruik maken.
6 Beleidsonderzoek
6.1 Beleidsdoorlichtingen 2012
Het beleid gericht op de realisatie van de algemene of operationele beleidsdoelstellingen – zoals die zijn geformuleerd in de beleidsartikel van de beleidsbegroting – wordt periodiek geëvalueerd in een beleidsdoor-lichting. Bij de programmering van beleidsdoorlichtingen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bij de beleidscyclus. Voor het periodiek evalueren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid, zijn de vakministers verantwoordelijk.
Drie kenmerkende eigenschappen van een beleidsdoorlichting als vorm van evaluatie zijn:
-
a)beleidsdoorlichtingen zijn evaluaties op het niveau van beleidsterreinen en niet op instrumentniveau, een beleidsdoorlichting heeft hierdoor het karakter van een synthese;
-
b)in een beleidsdoorlichting staan simpele doch fundamentele vragen centraal naar de nut en noodzaak van beleid en naar de effectiviteit van beleid.
-
c)bij de uitvoering worden onafhankelijken betrokken. Met onafhankelij-ken worden deskundigen bedoeld die geen verantwoordelijkheid dragen voor het te onderzoeken beleid (niet afkomstig uit de kring van kerndepartementen) en waarvan een onafhankelijk oordeel mag worden verwacht.
De programmering van beleidsdoorlichtingen is terug te vinden in de overzichtstabel per begroting, te vinden achter de beleidsagenda en in de internetbijlage. Op verzoek van de Tweede Kamer bevat deze paragraaf een overzicht van voorgenomen beleidsdoorlichtingen (per departement, artikel en operationeel doel) die in 2012 naar het parlement zullen worden gestuurd. Alle beleidsdoorlichtingen die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd inclusief de beleidsreactie van het vakdepartement daarop zijn in te zien op de website www.rijksbegroting.nl.
Beleidsonderzoek
Tabel 6.1 Beleidsdoorlichtingen 2012
Departement
Algemene/operationele doelstelling
Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie t.o.v. derde landen en regio’s.
Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden
Preventieve maatregelen
Interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering
Veiligheidsregio’s en Politie
Veiligheid (ICT)
Bestuurlijke en financiële verhoudingen
Energie en bouwkwaliteit
Integratie en maatschappelijke samenhang
Actieplan leerkracht
Emancipatiebeleid
Beheer materiële activa
Strategische luchttransportcapaciteit
Mensenhandel/mensensmokkel
Veiligheid scheepvaart en binnenvaart
Bescherming tegen moedwillige verstoring
Netwerk vaarwegen
Duurzame luchtvaart
Scheepvaart
Weer, klimaat en seismologie
Tegengaan klimaatverandering
Verbeteren luchtkwaliteit
Verbeteren milieukwaliteit van bodem en water
Veilig gebruik van chemische stoffen
Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen
Pensioenbeleid
De vermijdbare ziektelast neemt af door een goede bescherming tegen infectieziekten en chronische ziekten
Het bevorderen van ethisch verantwoord handelen in de gezondheidszorg en bij het medisch wetenschappelijk onderzoek
Zorgaanbieders worden gestimuleerd om het door de burger gewenste zorgaanbod te realiseren
De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren
BUZA |
3.2 |
BUZA |
4.2 |
V&J |
13.1 |
V&J |
14.1 |
V&J |
23 |
V&J |
25.2 |
BZK |
1.1 |
BZK |
4.1 |
BZK |
5 |
OCW |
9 |
OCW |
25 |
FIN |
7 |
DEF |
23 |
DEF |
24 |
I & M |
33.2 |
I & M |
33.4 |
I & M |
34.2 |
I & M |
36.3 |
I & M |
36.4 |
I & M |
37.1 |
I & M |
53.08 |
I & M |
53.14 |
I & M |
54.16 |
I & M |
56.34 |
I & M |
56.40 |
SZW |
45 |
VWS |
41.3 |
VWS |
41.4 |
VWS |
42.2 |
VWS |
43.3 |
6.2 Interdepartementale beleidsonderzoeken
Deze paragraaf geeft inzicht in de interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) die zijn gestart sinds de vorige Miljoenennota. In het de zomer van 2011 zijn twee IBO’s van start gegaan, de geplande afronding is in het voorjaar van 2012. Beide rapporten worden met een kabinetsreactie aan de TK verzonden. Op dit moment: – Beheer en Onderhoud – Academische Ziekenhuizen.
Taakopdracht Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Beheer en Onderhoud
Onderwerp
Nederland kent een uitgebreide infrastructuur die beheerd en onderhouden moet worden om aan de geldende kwaliteitsnormen te voldoen. Kwaliteitsnormen worden onder andere bepaald door de wettelijke normen, die strikter kunnen zijn dan Europese richtlijnen. De vraag die hieruit voortvloeit is welke concreet toepasbare maatregelen mogelijk zijn om de (structurele) kosten van Beheer en Onderhoud (B&O) te verlagen. Deze maatregelen vergen wijziging van wet- en regelgeving.
Beleidsonderzoek
Het IBO betreft de B&O/EPK uitgaven5, zie onderstaande tabel (x 1 000 euro):
Artikel |
Omschrijving |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
11.01.01 |
Basispakket Watermanagement |
14 216 |
12 785 |
12 392 |
13 416 |
13 416 |
11.02.01 |
Basispakket Waterkeren |
63 242 |
83 329 |
109 181 |
118 332 |
114 722 |
11.02.05 |
Basispakket Waterbeheren |
26 702 |
25 366 |
23 235 |
19 818 |
19 818 |
12.01.01 |
Basispakket Verkeersmanagement |
49 502 |
44 238 |
28 753 |
25 493 |
25 493 |
12.02.01 |
Basispakket B&O hoofdwegen |
368 916 |
257 748 |
288 103 |
272 923 |
226 263 |
15.01.01 |
Basispakket Verkeersmanagement |
23 070 |
23 630 |
15 264 |
12 928 |
12 928 |
15.02.011 |
Basispakket B&O hoofdvaarwegen |
154 163 |
80 548 |
116 433 |
97 886 |
73 741 |
Totaal |
699 811 |
527 644 |
593 361 |
560 796 |
486 381 |
Exclusief geoormerkte gelden voor het programma nota mobiliteit achterstallig onderhoud van vaarwegen (NOMO AOV).
Effecten van beleidsvarianten op programma- en apparaatsuitgaven worden onderzocht. Voor de apparaatsuitgaven geldt dat er een samenloop is met de in het RA opgenomen taakstelling.
Opdracht aan de werkgroep
Aanleiding
De Tweede Kamer is via de begrotingen 2010 en 2011 van het voormalig ministerie van Verkeer en Waterstaat geïnformeerd over de onder druk staande budgetten voor B&O. De afgelopen jaren waren de beschikbare budgetten voor B&O structureel lager dan volgens de beheer- en onderhoudsprogrammering nodig was. Destijds werd steeds in de loop van het jaar het budget aangevuld vanuit eventuele onderuitputting op andere budgetten, waarbij beslag werd gelegd op toekomstige middelen. Deze situatie is echter niet toekomstvast en derhalve niet gewenst. Dit voorjaar heeft, op basis van diverse audits van KPMG en OCC, besluitvorming plaatsgevonden over een pakket aan maatregelen (die geen wettelijke aanpassingen vergen) om ervoor te zorgen dat de beheer en onderhoudprogrammering is ingepast binnen de beschikbare budgetten voor B&O.
Deze combinatie van maatregelen is echter niet voldoende om de B&O problematiek in de periode tot en met 2020 in zijn geheel te dekken. Een deel van de dekking wordt namelijk gevonden in de verlengde periode van het Infrastructuurfonds van 2021 tot 2028 (1,6 miljard). Dit is de aanleiding om aanvullende en alternatieve doelmatigheids- en besparingsopties in kaart te brengen op het gebied van B&O.
Probleemstelling
Welke aanvullende concreet toepasbare maatregelen zijn mogelijk om de kosten van B&O structureel te verlagen? De aanpassing van de wettelijke kaders leidt tot concrete besparingsopties. Er wordt ten minste één verplichte besparingsvariant ontwikkeld van minimaal 20% van de B&O-programmauitgaven structureel per jaar.
Het IBO analyseert het huidige beleid en gaat daarbij in ieder geval in op de volgende vragen:
– Wat zijn de costdrivers voor Beheer en Onderhoud en wat is de omvang van de diverse uitgaven? Welk deel hiervan is wettelijk
Dit zijn Externe Produkt kosten. De apparaatuitgaven zijn niet in de tabel opgenomen.
5
Beleidsonderzoek
verankerd? Welke wetten, AMvB’s en Ministeriële regelingen zijn van toepassing?
– In hoeverre zijn die wettelijk verankerde costdrivers het gevolg van Europese regelgeving? In hoeverre is er, bij de costdrivers, sprake van nationale koppen op Europese regelgeving? Wat zijn de budgettaire gevolgen van deze nationale koppen?
– In hoeverre laten wet- en regelgeving toe dat partijen buiten de rijksoverheid (bijvoorbeeld gemeenten, provincies) eisen kunnen stellen die van invloed zijn op B&O? Wat zijn hiervan de budgettaire gevolgen?
– Welke van die costdrivers kunnen, met het oog op een doelmatiger Beheer en Onderhoud, worden geschrapt of versoepeld? Wat zijn in dat geval de budgettaire besparingen en de maatschappelijke consequenties (o.a. voor bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid)?
– Hoe loopt de uitvoering? Welke aspecten van de uitvoering kunnen, met het oog op doelmatiger B&O, worden aangepast?
Organisatie van het onderzoek
De deelnemende departementen zijn: I&M, AZ en Fin. Daarnaast nemen CPB, PBL en externe deskundigen deel in de werkgroep. De voorzitter is onafhankelijk. Het secretariaat wordt verzorgd door Fin (secretaris) en I&M (co-secretaris). De werkgroep start in mei 2011 en het rapport is uiterlijk in februari 2012 gereed. De omvang van het rapport is niet groter dan 30 bladzijden, de verplichte samenvatting is niet groter dan 5 bladzijden.
Taakopdracht Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Academische Ziekenhuizen
Onderwerp
Nederland kent acht Universitair Medische Centra (UMC’s). Een UMC heeft drie hoofdtaken: zorg, onderwijs en onderzoek. De publieke bekostiging van deze taken loopt via verschillende geldstromen, te weten: premies (3050 mln), academische component (635 mln), onderzoek en onderwijs (950 mln) en private bekostiging uit fondsen en opdrachten vanuit de industrie (500 mln).
Opdracht aan de werkgroep
De resultaten van de UMC’s op het gebied van onderwijs, onderzoek en zorg behoren tot de absolute wereldtop, zo wijzen citatiescores en internationale vergelijkingen uit. Hoe de financieringstromen bijdragen aan de resultaten is echter niet helder. In eerdere onderzoeken wordt dan ook gesteld dat de financiering werkt als een «bad met vijf kranen». Omdat activiteiten in een UMC vaak meerdere doelen dienen, mengen ook de geldstromen en is niet te achterhalen hoeveel geld precies voor welk doel is ingezet en in hoeverre sprake in van een doelmatige besteding. Dit wordt extra van belang door de stap naar prestatiebekos-tiging en de daarbij horende beschikbaarheidsbijdrage voor niet-declarabele prestaties.
Van belang is dat er in het IBO expliciet gekeken wordt naar de rol en plaats van de UMC’s in het (veranderende) Nederlandse onderwijs- en ziekenhuislandschap. Het ligt in de rede dat de financieringsstromen van de UMCs in de komende jaren ingrijpend zullen veranderen, en daarom rijst de vraag: is de huidige manier van financiering en aansturing van het academisch ziekenhuis nog doelmatig, of is vernieuwing van de verdeel-grondslagen, eventueel bundeling van de geldstromen en aanpassing van de aansturing wenselijk?
Beleidsonderzoek
De IBO-werkgroep gaat na of de wijze van aansturing en bekostiging van de UMC’s nog steeds optimaal is. Bundeling van de rijksgeldstroom, de verschillende convenanten (DHAZ, OVA etc.), prestatiebekostiging in de UMC’s en de aansturing van de UMC’s worden onderzocht, daarbij expliciet rekening houdend met de rol en plaats van de UMC’s in het (veranderende) Nederlandse onderwijs- en ziekenhuislandschap. Daarnaast wordt onderzocht of de juridische basis van academische ziekenhuizen in de WHW nog steeds de juiste basis is. De werkgroep komt met beleidsvarianten voor de bekostiging en aansturing, en analyseert de effecten daarvan. In de beleidsvarianten zal in ieder geval mogelijke doelmatigheidswinst worden betrokken. Deze doelmatigheidswinst zal zoveel mogelijk worden gekwantificeerd. Er dient minimaal één variant te zijn waarbinnen deze doelmatigheidswinst weer wordt ingezet en minimaal één variant waarbinnen deze vrijvalt. Het rapport bevat een tabel met de relevante grondslag.
Organisatie van het onderzoek
De deelnemende departementen zijn: VWS, OCW, Fin, AZ. Bovendien nemen twee externe deskundigen deel aan de werkgroep en er is een onafhankelijke voorzitter. Het rapport is uiterlijk gereed in februari 2012 (start mei 2011). Het secretariaat wordt verzorgd door Fin (secretaris), VWS en OCW (co-secretarissen). De omvang van het rapport is niet groter dan 30 bladzijden, de verplichte samenvatting is niet groter dan 5 bladzijden.
7 Budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiële sector
Tabel 7.1 Budgettair overzicht kredietcrisismaatregelen (in miljoenen euro)
2008-2010 |
Δ Nota |
2011 |
2012 |
Bron: |
||
A. Verwerving Fortis/RFS/AA |
||||||
1. |
ABN AMRO Group N.V. – ASR Verzekeringen N.V. – RFS Holdings B.V. (incl. |
|||||
Z-share en residual N-share) |
27 971 |
27 971 |
27 971 |
Saldibalans |
||
2. |
Overbruggingskrediet Fortis |
4 575 |
3 750 |
3 750 |
Saldibalans |
|
3. |
Aflossingen overbruggingskredieten Fortis |
|
0 |
IX-A, artikel 1 |
||
4. |
Renteontvangsten overbruggingskredieten |
|||||
Fortis |
|
|
|
|
IX-A, artikel 1 |
|
5. |
Dividend RFS Holdings B.V. |
|
|
IX-B, artikel 3 |
||
6. |
Premieontvangsten Capital Relief Instrument |
|
IX-B, artikel 3 |
|||
7. |
Premieontvangsten counter indemnity |
|
|
|
IX-B, artikel 3 |
|
8. |
Dividend ABN Amro Group N.V. |
|
|
|
IX-B, artikel 3 |
|
Δ Staatsschuld (excl. rente MCN) |
30 844 |
|
|
|
||
B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.) |
||||||
9. |
Verstrekt kapitaal ING |
10 000 |
IX-B, artikel 3 |
|||
10. |
Verstrekt kapitaal Aegon |
3 000 |
IX-B, artikel 3 |
|||
11. |
Verstrekt kapitaal SNS Reaal |
750 |
IX-B, artikel 3 |
|||
12. |
Aflossing ING |
|
- 2 000 |
|
IX-B, artikel 3 |
|
13. |
Aflossing Aegon |
|
|
|
IX-B, artikel 3 |
|
14. |
Aflossing SNS Reaal |
|
IX-B, artikel 3 |
|||
15. |
Couponrente ING |
|
IX-B, artikel 3 |
|||
16. |
Couponrente Aegon |
|
IX-B, artikel 3 |
|||
17. |
Couponrente SNS Reaal |
|
IX-B, artikel 3 |
|||
18. |
Repurchase fee ING |
|
|
|
IX-B, artikel 3 |
|
19. |
Repurchase fee Aegon |
|
|
|
IX-B, artikel 3 |
|
20. |
Repurchase fee SNS Reaal |
0 |
IX-B, artikel 3 |
|||
Δ Staatsschuld |
5 659 |
|
|
|
||
C. Back-up faciliteit ING EUR/USD wisselkoers |
1,34 |
0,08 |
1,42 |
1,44 |
||
21. |
Funding fee (rente + aflossing) |
8 248 |
240 |
3 018 |
2 030 |
IX-B, artikel 3 |
22. |
Management fee |
106 |
|
39 |
32 |
IX-B, artikel 3 |
23. |
Portefeuille ontvangsten (rente + aflossing) |
|
|
|
|
IX-B, artikel 3 |
24. |
Garantiefee |
|
4 |
|
|
IX-B, artikel 3 |
25. |
Additionele garantiefee |
|
6 |
|
|
IX-B, artikel 3 |
26. |
Additionele fee |
|
5 |
|
|
IX-B, artikel 3 |
27. |
Saldo Back-up faciliteit ( 21 t/m 26) |
0 |
0 |
0 |
0 |
IX-B, artikel 3 |
28. |
Meerjarenverplichting aan ING |
13 084 |
|
9 579 |
7 692 |
Saldibalans |
29. |
Alt-A portefeuille |
16 376 |
|
12 787 |
10 388 |
Saldibalans |
Δ Staatsschuld = 27. Saldo Back-up faciliteit |
||||||
D. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.) |
||||||
30. |
Garantieverlening (geëffectueerd) |
50 275 |
IX-B, artikel 2 |
|||
31. |
Afname voorwaardelijke verplichting Stand openstaande garanties (30–31) |
|
2 594 |
|
|
IX-B, artikel 2 |
32. |
38 998 |
35 804 |
21 693 |
IX-B, artikel 2 |
||
33. |
Premieontvangsten garanties bancaire |
|||||
leningen (saldo) |
|
|
|
|
IX-B, artikel 2 |
|
34. |
Schade-uitkeringen |
0 |
||||
Δ Staatsschuld (excl. nr. 30, 31 en 32) |
Budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiële sector
2008-2010
Δ Nota
2011
2012
Bron:
E1. |
IJsland |
||
35. |
Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave |
1 428 |
|
36. |
Uitvoeringskosten IJslandse DGS door |
||
DNB |
7 |
||
37. |
Vordering op IJsland |
1 329 |
|
38. |
Opgebouwde rente op vordering |
51 |
|
39. |
Ontvangsten lening IJsland |
0 |
|
E2. |
Griekenland |
||
40. |
Lening Griekenland |
1 248 |
|
41. |
Vordering op Griekenland |
1 248 |
|
42. |
Ontvangsten lening Griekenland (i.) |
||
aflossing |
0 |
||
43. |
Ontvangsten lening Griekenland (i.) premie |
||
incl. servicefee |
-30 |
IX-B, artikel 2 |
||
IX-B, artikel 2 |
||
Saldibalans |
||
42 |
Saldibalans IX-B, artikel 2 |
|
2 191 |
1 091 |
IX-B, artikel 4 |
3 439 |
4 530 |
Saldibalans |
0 |
0 |
IX-B, artikel 4 |
|
|
IX-B, artikel 4 |
Δ Staatsschuld (excl. nr. 37, 38 en 41)
2 653
2 090
917
Europa
-
44.Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting
-
45.Garantieverlening NL-aandeel EFSF1)
-
46.Stand openstaande garanties (44 + 45)
-
47.Deelneming EFSF
2 946 25 872
28 818
1
30 039
58 857
1
IX-B, artikel 4 IX-B, artikel 4 IX-B, artikel 4 IX-B, artikel 4
Δ Staatsschuld (excl. nr. 44, 45 en 46)
G. Overige gevolgen
-
48.Uitvoeringskosten en inhuur externen
-
49.Terug te vorderen uitvoeringskosten inhuur externen
-
50.Ontvangen uitvoeringskosten externen
62 |
10 |
2 |
IX-B, artikel 3 |
|
0 |
0 |
0 |
Saldibalans |
|
|
|
0 |
IX-B, artikel 3 |
|
38 634 |
|
|
|
|
38 634 |
|
33 926 |
29 545 |
|
42 192 |
|
40 059 |
38 150 |
|
3 979 |
|
1 332 |
1 255 |
Δ Staatsschuld (excl rentelasten) Staatsschuld cumulatief (excl rentelasten) Uitstaande hoofdsom Toerekenbare rentelasten
Δ Nota betreft de mutatie in 2011 ten opzichte van stand Voorjaarsnota 2011
1) De begrotingstechnische verwerking van het nieuwe pakket aan Griekenland vindt vermoedelijk plaats bij Najaarsnota. Reeds is aan de kamer gecommuniceerd dat de garantieverplichting aan het EFSF hierbij mogelijk kan oplopen tot ca. 100 mld.
F.
1
1
0
Tabel 7.2 Balans (standen en mutaties – in miljoenen euro) |
|||||||
Omschrijving: |
2010 |
A |
2011 |
Omschrijving: |
2010 |
A |
2011 |
A. Verwerving Fortis/RFS/AA |
I: Financiering staatsschuld (excl. rentelasten) |
38 634 |
|
33 926 |
|||
II: Financiering uit resultaat (tabel 3) |
|
1 277 |
758 |
||||
|
III: Financiering uitgavenkader |
43 |
8 |
51 |
|||
N.V. – RFS Holdings B.V. (incl. Z-share en |
|||||||
residual N-share) |
27 971 |
27 971 |
|||||
Toerekenbare rentelasten cumulatief |
3 979 |
1 332 |
5 312 |
||||
|
4 575 |
|
3 750 |
C. Back-up faciliteit ING |
|||
B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.) |
|
13 084 |
|
9 579 |
|||
|
5 000 |
|
3 000 |
Te betalen funding fee |
22 |
|
0 |
|
1 500 |
|
0 |
Voorziening |
3 324 |
|
3 131 |
|
565 |
565 |
Verwacht resultaat IABF (voor voorziening) |
77 |
77 |
||
C. Back-up faciliteit ING |
|||||||
|
16 376 |
|
12 787 |
||||
Te ontvangen rente |
54 |
|
0 |
||||
F. Europa |
|||||||
|
1 |
1 |
2 |
||||
E1. IJsland |
|||||||
|
1 329 |
1 329 |
|||||
|
51 |
42 |
93 |
||||
Totale vordering op IJsland |
1 380 |
1 422 |
|||||
Totale vordering op IJsland |
|||||||
E2. Griekenland |
|||||||
|
1 248 |
2 191 |
3 439 |
||||
G. Overige gevolgen |
Technische correctie |
||||||
Saldo terug te vorderen uitvoeringskosten |
0 |
0 |
0 |
Aansluiting incl. afronding |
103 |
103 |
|
Totaal uitstaande activa: |
58 670 |
|
52 936 |
Totaal uitstaande passiva: |
58 670 |
|
52 936 |
Tabel 7.3 Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten (in miljoenen euro) |
||||||
(toerekenbare) Kosten 2008–2010 |
Δ Nota |
2011 |
(toerekenbare) Opbrengsten |
2008-2010 |
Δ Nota |
2011 |
Toerekenbare rentelasten 3 979 E1. IJsland Kosten i.v.m. topping up 106 G. Overige gevolgen
|
|
1 332 10 - 2 |
A. Verwerving Fortis/RFS/AA
|
1 374 6 193 26 0 |
37 200 |
137 0,24 26 200 |
B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)
|
900 507 |
375 |
0 1 750 |
|||
C. Back-up faciliteit ING Resultaat IABF (na vorming voorziening) |
0 |
0 |
||||
D. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)
|
523 |
3 |
361 |
|||
E1. IJsland
|
51 |
42 |
||||
E2. Griekenland
|
30 |
101 |
||||
Totale kosten: 4 128 |
|
1 340 |
Totale opbrengsten: |
3 610 |
615 |
2 617 |
Resultaat: – 519 |
719 |
1 277 |
Budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiële sector
Tabel 7.4 Garanties (in miljoenen euro)
Omschrijving:
2010
2011
A. Verwerving Fortis/RFS/AA
Counter indemnity
D. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)
Stand openstaande garanties
F. Europa
Garantie EU-begroting Garantie EFSF1)
950
38 998
2 946 25 872
3 194
30 039
950
35 804
2 946 55 911
Saldo openstaande garanties:
68 766
26 845
95 611
1) De begrotingstechnische verwerking van het nieuwe pakket aan Griekenland vindt vermoedelijk plaats bij Najaarsnota. Reeds is aan de kamer gecommuniceerd dat de garantieverplichting aan het EFSF hierbij mogelijk kan oplopen tot ca. 100 mld.
A
8 Garantieoverzicht van het Rijk 2012
Toelichting
Garanties
Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden doorgaans als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.
Tabel 8.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen groter dan 100 miljoen euro zijn uitgesplitst weergegeven, en alle regelingen kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de posten «overig».
Een garantieregeling van het Rijk kent vrijwel altijd een maximum, dus een plafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan risico worden verleend) of een totaalplafond zijn (er mag nooit meer risico verleend worden dan het plafond). In tabel 8.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Het bedrag dat onder het plafond daadwerkelijk als risico is verleend, heet in de tabel geëffectueerd risico.
In tabel 8.2 komen de bijbehorende uitgaven en ontvangsten aan de orde. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies of provisies en dergelijke, als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.
Achterborgstellingen
Naast het risico uit garantieregelingen wordt het Rijk ook indirect blootgesteld aan risico’s uit achterborgstellingen. In dit geval wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk, maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting. Het Rijk zal pas worden aangesproken wanneer de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden dergelijke achterborgstellingen niet als verplichting opgenomen (zolang er geen schade ontstaat vanuit de achterborgstelling). De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 8.3. Bij de kwantificering van de achterborgstellingen wordt aangesloten bij cijfers uit goedgekeurde jaarverslagen van de betreffende tussenpersoon. Derhalve zijn in tabel 8.3 voor het jaar 2011 en 2012 geen cijfers opgenomen.
Voor precieze details over garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar de begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen (in de tabellen is aangegeven op welke begroting, en op welk begrotingsartikel de verschillende regelingen zijn opgenomen).
Tabel 8.1 Door het Rijk verstrekte garanties (in miljoenen euro)
Geëffec- |
Reeds |
Reeds |
Geëffec- |
Garantie- |
Reeds |
Reeds |
Geëffec- |
Garantie- |
Totaal |
|||
tueerd |
geraamd te |
geraamd te |
tueerd |
plafond |
geraamd te |
geraamd te |
tueerd |
plafond |
plafond |
|||
risico |
verlenen |
vervallen |
risico |
verlenen |
vervallen |
risico |
||||||
Hfd- Art. stk. |
2010 |
2011 |
2011 |
2011 |
2011 |
2012 |
2012 |
2012 |
2012 |
|||
Garantie |
op kredieten |
|||||||||||
V 24 |
Garanties IS-NIO |
273,6 |
0,0 |
35,9 |
237,7 |
0,0 |
34,0 |
203,7 |
203,7 |
|||
VI 23 |
Veiligheidsregio’s en Politie |
1 404,9 |
700,0 |
0,0 |
2 104,9 |
0,0 |
0,0 |
2 104,9 |
2 104,9 |
|||
VIII 14 |
Achterborgovereenkomst |
163,8 |
35,0 |
13,0 |
185,8 |
30,0 |
14,0 |
201,8 |
680,0 |
|||
IXB 2 |
Garantie interbancaire leningen |
38 998,0 |
0,0 |
5 787,9 |
33 210,1 |
0,0 |
14 110,9 |
19 099,1 |
38 998,0 |
|||
IXB 4 |
DNB kredietverlening BIS |
0,0 |
113,4 |
0,0 |
113,4 |
113,4 |
113,4 |
113,4 |
113,4 |
113,4 |
||
IXB 4 |
EFSF |
25 872,0 |
30 039,0 |
0,0 |
55 911,0 |
0,0 |
0,0 |
55 911,0 |
55 911,0 |
|||
IXB 4 |
EFSM |
2 946,0 |
0,0 |
0,0 |
2 946,0 |
0,0 |
0,0 |
2 946,0 |
2 946,0 |
|||
IXB 4 |
Kredieten EU-betalings-balanssteun aan lidstaten |
2 457,5 |
0,0 |
0,0 |
2 457,5 |
0,0 |
0,0 |
2 457,5 |
2 457,5 |
|||
XIII 13 |
BBMKB |
2 230,7 |
1 000,0 |
400,0 |
2 830,7 |
1 000,0 |
705,0 |
400,0 |
3 135,7 |
705,0 |
||
XIII 13 |
GO |
858,9 |
824,0 |
250,0 |
1 432,9 |
0,0 |
250,0 |
1 182,9 |
1 432,9 |
|||
XIII 13 |
Groeifinancieringsfaciliteit |
63,7 |
170,0 |
0,0 |
233,7 |
170,0 |
170,0 |
0,0 |
403,7 |
170,0 |
||
XIII 13 |
Scheepsnieuwbouw garantieregeling |
0,0 |
1 000,0 |
0,0 |
1 000,0 |
1 000,0 |
1 000,0 |
0,0 |
2 000,0 |
1 000,0 |
||
XIII 14 |
COVA |
1 325,0 |
0,0 |
0,0 |
1 325,0 |
0,0 |
0,0 |
1 325,0 |
1 325,0 |
|||
XIII 16 |
Garantie voor investeringen&werkkapitaal landbouwondernemingen |
477,9 |
70,0 |
65,0 |
482,9 |
209,0 |
80,0 |
65,0 |
497,9 |
130,0 |
||
XIII 18 |
Garantie voor natuurge- |
479,9 |
0,0 |
14,4 |
465,5 |
34,5 |
0,0 |
12,9 |
452,6 |
34,4 |
||
bieden en landschappen |
||||||||||||
XVI 42 |
Inrichtingen voor de |
689,6 |
0,0 |
57,4 |
632,2 |
0,0 |
55,7 |
576,6 |
576,6 |
|||
gezondheidszorg |
||||||||||||
XVI 42 |
Voorzieningen voor |
204,1 |
0,0 |
17,7 |
186,4 |
0,0 |
12,8 |
173,6 |
173,6 |
|||
gehandicapten |
||||||||||||
A 13 |
Prorail |
380,4 |
0,0 |
35,0 |
345,4 |
0,0 |
31,8 |
313,6 |
313,6 |
|||
Overig |
1 564,5 |
184,6 |
143,9 |
1 605,2 |
70,3 |
8,0 |
8,5 |
1 604,7 |
73,3 |
2 265,0 |
||
Totaal garanties op |
80 390,4 |
34 136,0 |
6 820,1 |
107 706,3 |
2 597,2 |
2 106,4 |
15 109,0 |
94 703,7 |
2 226,1 |
109 387,7 |
||
kredieten |
(vervolg van tabel op volgende pagina)
Vervolg Tabel 8.1 Door het Rijk verstrekte garanties (in miljoenen euro)
Geëffec- |
Reeds |
Reeds |
Geëffec- |
||
tueerd |
geraamd te |
geraamd te |
tueerd |
||
risico |
verlenen |
vervallen |
risico |
||
Hfd- Art. |
2010 |
2011 |
2011 |
2011 |
|
stk. |
|||||
Garantie |
op deelnemingen |
||||
V 24 |
Garanties IS-Raad van Europa |
119,3 |
0,0 |
0,0 |
119,3 |
V 24 |
Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken |
1 949,6 |
0,0 |
0,0 |
1 949,6 |
IXB 3 |
Garantie en vrijwaring inzake verkoop van deelnemingen (uitv kn staatsdeeln) |
1 029,4 |
0,0 |
0,0 |
1 029,4 |
IXB 4 |
DNB – deelneming in kapitaal IMF |
28 792,8 |
4 142,0 |
0,0 |
32 934,8 |
IXB 4 |
EBRD |
365,8 |
223,3 |
0,0 |
589,1 |
IXB 4 |
EIB |
9 895,5 |
0,0 |
0,0 |
9 895,5 |
IXB 4 |
Wereldbank |
3 025,7 |
0,0 |
0,0 |
3 025,7 |
Overig |
26,4 |
0,0 |
0,0 |
26,4 |
Garantie- Reeds Reeds plafond geraamd te geraamd te verlenen vervallen
2011 2012 2012
Geëffec- Garantie- Totaal tueerd plafond plafond risico
2012 2012
Totaal garanties op deelnemingen
45 204,6
4 365,3
0,0 49 569,9
0,0
0,0 0,0 0,0
0,0
0,0
0,0
174,7
0,0
174,7
0,0 0,0 0,0
119,3 1 949,6 1 029,4
0,0 32 934,8
0,0 |
589,1 |
0,0 |
9 895,5 |
0,0 |
3 200,4 |
0,0 |
26,4 |
0,0 49 744,6
119,3 1 949,6 1 029,4
32 934,8
589,1
9 895,5
3 200,4
26,4
0,0 49 744,6
Garantie |
op moeilijk/niet te verzekeren risico’s |
|||||||||||
VIII 14 |
Indemniteitsregeling |
287,0 |
613,0 |
600,0 |
300,0 |
600,0 |
600,0 |
300,0 |
300,0 |
|||
IXB 2 |
WAKO (kernongevallen) |
14 023,0 |
0,0 |
0,0 |
14 023,0 |
0,0 |
0,0 |
14 023,0 |
14 023,0 |
|||
IXB 3 |
Deelneming ABN AMRO |
950,0 |
0,0 |
0,0 |
950,0 |
0,0 |
0,0 |
950,0 |
950,0 |
|||
IXB 5 |
EKV |
13 438,4 |
11 332,3 |
11 332,3 |
13 438,4 |
11 332,3 |
10 000,0 |
10 000,0 |
13 438,4 |
10 000,0 |
||
IXB 5 |
Regeling Investeringsga- |
213,8 |
453,8 |
453,8 |
213,8 |
453,8 |
453,8 |
453,8 |
213,8 |
453,8 |
||
ranties |
||||||||||||
Overig |
134,7 |
48,9 |
20,7 |
162,9 |
150,0 |
5,5 |
2,7 |
165,8 |
150,0 |
183,8 |
||
Totaal garanties op |
29 046,9 |
12 447,9 |
12 406,7 |
29 088,1 |
11 786,1 |
11 059,3 |
11 056,4 |
29 091,0 |
10 453,8 |
15 456,8 |
||
moeilijk/niet te verzekeren |
||||||||||||
risico’s |
||||||||||||
Overige garanties (o.a. liquiditeits- of exploitatiegarantie) |
||||||||||||
VIII 7 |
Bouwleningen academische ziekenhuizen |
295,7 |
0,0 |
14,4 |
281,3 |
0,0 |
19,0 |
262,4 |
295,7 |
|||
IXB 7 |
Vorderingenplafond RVOB |
155,5 |
0,0 |
0,0 |
155,5 |
0,0 |
0,0 |
155,5 |
207,0 |
|||
Overig |
112,0 |
0,3 |
44,7 |
67,6 |
0,3 |
2,6 |
65,2 |
67,2 |
||||
Totaal overige garanties |
563,2 |
0,3 |
59,1 |
504,4 |
0,0 |
0,3 |
21,5 |
483,1 |
0,0 |
569,9 |
||
TOTAAL Garanties van het |
155 205,1 |
50 949,5 |
19 285,9 |
186 868,7 |
14 383,3 |
13 340,7 |
26 187,0 |
174 022,4 |
12 679,9 |
175 159,0 |
||
Rijk |
||||||||||||
Bbp (in miljarden euro) |
588,4 |
604,9 |
623,0 |
|||||||||
TOTAAL als percentage bbp |
26,4% |
30,9% |
27,9% |
Garantieoverzicht van het Rijk 2012
Tabel 8.2 Uitgaven en ontvangsten op de door het Rijk verstrekte garanties (in duizenden euro)
Uitgaven |
Ontvangsten |
Saldo |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Saldo |
||
Hfdstk. |
Departement |
2011 |
2011 |
2011 |
2012 |
2012 |
2012 |
IV |
Koninkrijksrelaties |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
V |
Buitenlandse Zaken |
6 000,0 |
0,0 |
|
6 000,0 |
0,0 |
|
VI |
Veiligheid en Justitie |
560,0 |
0,0 |
|
692,0 |
0,0 |
|
VII |
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
VIII |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
IXB |
Financien |
147 545,0 |
494 646,0 |
347 101,0 |
126 445,0 |
392 639,0 |
266 194,0 |
XII |
Infrastructuur en Milieu |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
XIII |
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie |
142 377,0 |
103 230,0 |
|
114 459,0 |
102 230,0 |
|
XV |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
500,0 |
25,0 |
|
500,0 |
0,0 |
|
XVI |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
A |
Infrastructuurfonds |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Totaal |
296 982,0 |
597 901,0 |
300 919,0 |
248 096,0 |
494 869,0 |
246 773,0 |
Tabel 8.3 Achterborgstellingen van het Rijk (in miljoenen euro)
Hfdstk.
Art.
Omschrijving
Geborgd risico 2009
Geborgd risico 2010
Buffer-vermogen 2010
XVI |
42 |
VII |
3 |
VII |
3 |
Achterborgstelling Stichting Waarborgfonds Zorg Achterborgstelling WEW (NHG) Achterborgstelling WSW
Totaal Achterborgstellingen
8 071,2
108 879,0
75 800,0
192 750,2
8 441,3
126 422,0
85 300,0
220 163,3
463,9 643,0 472,0
1 578,9
Tot slot wordt gemeld dat het risico uit de achterborgstellingen (uit tabel 8.3) niet één op één te vergelijken is met het risico uit de garantieregelingen (uit tabel 8.1). Bij achterborgstellingen wordt de achterborg soms gedeeld met gemeenten (bij WEW (tot en met eind 2010) en WSW), of bezit de betreffende tussenpersoon (stichting) een omvangrijk bufferkapitaal waarmee een groot deel van de schades gedekt kan worden alvorens het Rijk wordt aangesproken (zie kolom buffervermogen). Bij WSW is een extra verschil dat het Rijk (pas) aangesproken wordt ná de woningcorporaties.
9 Onderbouwing accressen Gemeente- en Provinciefonds
Tabel 9.1 Ontwikkeling van netto gecorrigeerde rijksuitgaven: van begroting naar accrespercentage
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
1 De Koning |
39 |
40 |
40 |
39 |
39 |
2A Staten-Generaal |
141 |
139 |
131 |
129 |
128 |
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten |
117 |
106 |
102 |
101 |
99 |
3 Algemene Zaken |
63 |
54 |
54 |
53 |
54 |
4 Koninkrijksrelaties |
187 |
146 |
89 |
85 |
84 |
5 Buitenlandse Zaken |
10 107 |
10 983 |
11 169 |
11 777 |
12 177 |
6 Veiligheid en Justitie |
9 949 |
10 057 |
9 662 |
9 440 |
9 332 |
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
4 528 |
4 043 |
3 813 |
3 748 |
3 682 |
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
31 510 |
31 072 |
31 458 |
31 425 |
31 106 |
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) |
9 847 |
10 444 |
11 870 |
12 856 |
13 545 |
9B Financiën |
1 431 |
1 913 |
1 670 |
1 982 |
2 077 |
10 Defensie |
7 782 |
7 417 |
7 301 |
7 339 |
7 306 |
12 Infrastructuur & Milieu |
11 208 |
10 792 |
10 471 |
10 547 |
9 400 |
13 Economische Zaken, Landbouw & Innovatie |
5 581 |
4 965 |
4 699 |
4 414 |
4 264 |
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
20 130 |
19 476 |
19 168 |
18 762 |
18 726 |
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
6 054 |
5 684 |
5 462 |
5 372 |
5 215 |
50 Gemeentefonds |
18 573 |
18 334 |
18 298 |
18 193 |
17 800 |
51 Provinciefonds |
1 218 |
1 117 |
1 131 |
1 117 |
958 |
Aanvullende posten |
|
2 235 |
4 990 |
8 251 |
10 927 |
(A) Totaal netto uitgaven |
137 926 |
139 015 |
141 578 |
145 629 |
146 920 |
(B) Totaal correcties |
|
|
|
|
|
(C)Totaal NGRU (=A+B) |
91 965 |
91 490 |
92 280 |
94 509 |
95 019 |
Accres (%) = (Ct - Ct-1)/(Ct-1) |
|
0,86% |
2,42% |
0,54% |
Tabel 9.2 Totaal correcties
2011
2012
2013
2014
2015
Studieleningen en radiofrequenties
Rente 9A
EU-afdrachten
HGIS
WWB
GF/PF (excl. WMO)
WMO en opleidingsfonds
Overig (o.a. landbouwheffingen) Overboekingen RBG-eng – GF/PF Overige financieringsverschuivingen
Totaal correcties
1 408
-
-9 847
-
-5 870
-
-5 338
-
-4 312 18 335
-
-3 243
-
-1 355
201 731
45 961
1 423 10 444
-
-6 720
-
-5 039
-
-4 631 18 010
-
-3 270
-
-1 348
515 0
47 525
1 316 11 870
-
-6 875
-
-4 855
-
-4 512 18 143
-
-3 209
-
-1 164
464 - 147
49 298
1 171 12 856
-
-7 263
-
-5 234
-
-4 576 18 463
-
-3 290
-
-902 434
-
-142
51 121
1 047 13 545
-
-7 466
-
-5 516
-
-4 715 18 010
-
-3 411
-
-582 436
-
-138
51 901
Tabel 9.1 geeft de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (NGRU) weer, opgebouwd vanuit de departementale begrotingen die relevant zijn voor de accresberekening.
Optelling van de relevante departementale begrotingen resulteert in een totaal weergegeven onder (A) «Totaal netto uitgaven» (tabel 9.1). Op (A) Totaal netto uitgaven worden (B) correcties doorgevoerd voor de posten die niet relevant zijn voor het uitgavenkader van het Rijk
Onderbouwing accressen Gemeente- en Provinciefonds
maar wel voor de NGRU (studieleningen, radiofrequenties en landbouwheffingen) en voor uitgaven die niet relevant zijn voor het Gemeente- en Provinciefonds. Hieronder vallen o.a. de rente-uitgaven, EU-afdrachten, HGIS, WWB en de WMO. Deze correcties zijn gespecificeerd in tabel 9.2.
Met ingang van 2012 zijn de rente-uitgaven niet langer relevant voor de NGRU. Deze staan nu vermeld onder «Rente 9A» in tabel 9.2.
Tabel 9.3 Berekening accres (in miljoenen euro)
2011
2012
2013
2014
2015
-
1.Accres % (nominaal)
-
2.Grondslag normeringssystematiek
-
3.Accres (= 1 * 2)
0,00% 18 242
0
-
-0,52%
18 335
-
-95
0,86%
18 010
155
2,42%
18 143
438
0,54%
18 463
100
-
4.Accres (cumulatief) stand MN 2012 wv. Gemeentefonds wv. Provinciefonds
95 88 - 7
61 56
5
499
461
37
599
553
46
Regel 1 in tabel 9.3 geeft weer wat de geraamde accrespercentages zijn voor de jaren 2011–2015. Door deze percentages te vermenigvuldigen met de grondslag normeringssystematiek (regel 2) volgen de accresstanden GF/PF zoals vermeld onder regel 3. Regel 4 geeft weer wat het cumulatieve accres is bij Miljoenennota 2012 onderverdeeld naar het Gemeente- en Provinciefonds.
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Apparaatsuitgaven
Het totaal van de personeelsuitgaven en materiële uitgaven.
Automatische stabilisatie
Conjuncturele schommelingen in de collectieve inkomsten (en uitgaven) resulteren niet in een beleidsreactie, maar lopen in het begrotingssaldo. Bij versnelling van de conjunctuur nemen de belasting- en premieinkomsten toe en de uitgaven voor werkloosheid af. Hierdoor neemt het begrotingssaldo toe. Bij vertraging van de conjunctuur treedt het omgekeerde op. Automatische stabilisatoren hebben daarmee een dempende invloed op de intensiteit van de conjuncturele uitslagen.
Belastinguitgaven
Overheidsuitgaven in de vorm van derving of uitstel van belastingontvangsten, voortvloeiend uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.
Beleidsintensiveringen
Verhogingen van collectieve uitgaven en/of verlagingen van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt. Deze term wordt meestal beperkt tot beleidsmatige mutaties in de netto-uitgaven. Een beleidsmatige verlaging van de belastingontvangsten wordt doorgaans aangeduid met de term lastenverlichting.
Bruto binnenlands product (bbp)
De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.
Bruto nationaal product (bnp)
Het bnp is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Ook is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland.
Budgetdisciplinesector
Cluster van uitgaven die voor de regels budgetdiscipline op identieke wijze worden behandeld. Er zijn drie budgetdisciplinesectoren: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en het Budgettair Kader Zorg.
Buitensporigtekortprocedure
Een procedure waar een Europese lidstaat mee te maken krijgt wanneer de grenswaarde voor het feitelijke EMU-saldo wordt overschreden. Deze grenswaarde is gesteld op –3,0 procent bbp en is opgenomen in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Met de procedure wordt vastgelegd op welke manier een land haar EMU-saldo dient te verbeteren.
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Collectieve lastendruk
Het totaal van belasting- en premieontvangsten, vermeerderd met enkele niet-belastingontvangsten, uitgedrukt in procenten van het bruto binnenlands product.
Collectieve uitgaven
Het totaal van de relevante uitgaven van het Rijk (inclusief debudgette-ringen en de uitgaven van de agentschappen), de overige publiekrechtelijke lichamen (OPL) en de sociale fondsen. Onderlinge betalingen worden geconsolideerd.
Consolidatie
De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het bruto-boeken van onderlinge betalingen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de feitelijke betaling verricht, als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Dit geldt ook voor bijdragen van een departement aan een agentschap. Hierdoor wordt het rekenkundige niveau van de totale rijksuitgaven en rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door middel van de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd.
Contractloon
Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.
Derdenrekeningen
Rekening-courantverhoudingen die het Rijk heeft met derden en rekeningen waarop uitgaven en ontvangsten staan die conform de Comptabiliteitswet niet via de begroting lopen, omdat zij met derden of met andere onderdelen van het Rijk kunnen worden verrekend. De mutatie in het saldo van de derdenrekeningen is niet relevant voor het EMU-saldo.
Diergezondheidsfonds
Fonds waaruit uitgaven gedaan worden voor de bewaking en de bestrijding van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De middelen ter financiering van de uitgaven zijn afkomstig van de EU, de productschappen en het Rijk (minsterie van EL&I).
Economische en Monetaire Unie (EMU)
De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.
Eindejaarsmarge
Voorziening in de regels budgetdiscipline die inhoudt dat het is toegestaan om binnen een begroting tot maximaal 1,0% van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal aan gelden tussen opeenvolgende jaren te schuiven. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotings-gelden worden beperkt.
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
EMU-saldo
Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de sector Overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.
EMU-schuld(-quote)
Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het
Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.
Bij bepaling van de EMU-schuldquote wordt de EMU-schuld uitgedrukt in procenten van het bbp.
Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen (ESR)
Het ESR is een internationaal vergelijkbaar boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige beschrijving van een totale economie, de elementen waaruit deze economie is opgebouwd en haar betrekkingen met andere economieën. Het ESR is gericht op de omstandigheden en informatiebehoeften in de Europese Unie.
Financieringssaldo
Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie van de derdenrekeningen.
Fonds Economische Structuurversterking (FES)
Het FES wordt gevoed met een deel van de gasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, en eventueel opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds; vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk. In het regeerakkoord is besloten het FES af te schaffen.
Geharmoniseerd bbp
Definitie van het bbp zoals door alle EU landen wordt gehanteerd.
Gemeentefonds
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, word het accres genoemd.
Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)
De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.
Inkomstenindicator
Elke wijziging in bestaand overheidsbeleid die effect heeft op de voor het EMU-saldo relevante collectieve inkomsten.
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Inkomstenkader
Aan de inkomstenkant zijn de beleidsmatige wijzigingen in de belastingen premietarieven over de kabinetsperiode begrensd in het inkomstenkader.
Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)
De evaluatie van beleidsterreinen en ontwikkeling van beleidsvarianten volgens een door de regering vastgestelde interdepartementale procedure. Deze procedure voorziet onder meer in de totstandkoming van openbare rapportages.
In- en uitverdieneffecten
Besparingen (verliezen) die in de uitgaven van een bepaalde regeling kunnen optreden ten gevolge van beleidsintensiveringen (ombuigingen) in een andere regeling. Bijvoorbeeld: het intensiveren ven de arbeids-marktmaatregelen kan leiden tot grotere uitstroom of minder instroom in de werkeloosheidsregelingen.
Kasbegrip
Het moment van feitelijke uitgave of ontvangst van middelen wordt als meetmoment genomen.
Kas- en transverschillen
De verschillen die ontstaan door toepassing van zowel het kas- als het transactiebegrip.
Lastenverlichting (en -verzwaring)
Een verlaging (verhoging) van belastingtarieven dan wel verruiming (beperking) van fiscale aftrekmogelijkheden of een verlaging (verhoging) van de tarieven van de socialeverzekeringspremies.
Leen- en depositofaciliteit
Een budgettaire faciliteit waarvan dienstonderdelen van het Rijk die een baten-lastenstelsel voeren gebruik kunnen maken; zij kunnen bij de minister van Financiën geldmiddelen lenen om investeringen te plegen, dan wel rentedragend geld uitzetten.
Loonbijstelling
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.
Macro-economische veronderstellingen
De overheidsfinanciën zijn in grote mate afhankelijk van macro-economische veronderstellingen. In Nederland wordt in de budgettaire ramingen traditioneel gebruik gemaakt van de onafhankelijke macro-economische veronderstellingen van het Centraal Planbureau (CPB).
Medium Term Objective (MTO)
Een doelstelling (binnen Europees verband) voor het structurele EMU-saldo voor de middellange termijn. Deze doelstelling is opgenomen in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
Najaarsnota
Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten. De Najaarsnota moet uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Prijs Nationale Bestedingen (pNB)
De Nationale Bestedingen bestaan uit particuliere consumptie, de overheidsconsumptie, de bedrijfsinvesteringen en de overheidsinvesteringen. De prijs van deze bestedingen is het gemiddelde prijspeil van deze afzetcategorieën. De reële uitgavenkaders worden op basis van de pNB omgerekend in lopende prijzen, zodat de geraamde uitgaven aan deze kaders kunnen worden getoetst. De Nationale Bestedingen-deflator (NB-deflator) geeft de ontwikkeling van de pNB weer.
Nationale Rekeningen
De Nationale Rekeningen is het statistische systeem waarmee de Nederlandse economie in kaart wordt gebracht. Ook wel de Nationale Boekhouding genoemd.
Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin
Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid dan wel tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.
Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.
Niet-belastingontvangsten
Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de gasbaten (exclusief vennootschapsbelasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.
Normeringssystematiek
De normeringssystematiek zorgt dat de ontwikkeling van het gemeenteen provinciefonds gekoppeld is aan de jaarlijkse ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (gelijk «trap op trap af»).
Prijsbijstelling
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Prijsbijstelling.
Provinciefonds
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)
Rechtspersonen met een Wettelijke Taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT’s kunnen tevens zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn, maar er bestaan ook RWT’s die geen ZBO zijn en ZBO’s die geen RWT zijn.
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Ruilvoetontwikkeling
Een zodanig verschil in ontwikkeling tussen het niveau van prijs nationale bestedingen (pNB) enerzijds en het loon- en prijsniveau in de collectieve sector anderzijds, dat er sprake is van een uitgavenmeevaller (respectievelijk uitgaventegenvaller) ten opzichte van het uitgavenkader.
Signaalmarge en signaalpad
In de startnota is een zogenoemd signaalpad vastgelegd van het feitelijk EMU-saldo. Indien het EMU-saldo meer dan 1 procentpunt van dit signaalpad afwijkt (de zogenoemde signaalmarge) dan moet het kabinet aanvullende maatregelen nemen om het beoogde saldo weer in zicht te krijgen.
Sociale fondsen
Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekeringswetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.
Staatsbalans
Een balans waarin de grootte en de samenstelling van het staatsvermogen wordt weergegeven.
Stabiliteits- en Groeipact
Samenstel van Europese afspraken, waarin de lidstaten van de Europese Unie zich verplichten om op middellange termijn te streven naar een begroting die nabij evenwicht is of een overschot vertoont. In dit kader stellen de lidstaten elk jaar een stabiliteitsprogramma op – een rapportage over de stand van zaken en verwachtingen voor de economie en overheidsfinanciën.
Startnota
De startnota is de eerste budgettaire nota van het huidige kabinet waarin de begrotingsregels en de budgettaire kaders voor de gehele kabinetsperiode zijn vastgelegd.
Transactiebegrip
Het moment van economische handeling die leidt tot een uitgave of ontvangst – de transactie – wordt als meetmoment genomen.
Trendmatig begrotingsbeleid
Bij een trendmatig begrotingsbeleid wordt, op basis van doelstellingen of randvoorwaarden voor het overheidstekort en de inkomstenontwikkeling, aan het begin van de kabinetsperiode een uitgavenkader vastgesteld. Daar wordt tijdens de kabinetsperiode op gekoerst. Mutaties die tijdens die periode in de belasting- en premieontvangsten optreden komen tot uitdrukking in een mutatie van het saldo en van de lasten.
Uitgavenkader
Een jaarlijks uitgavenplafond, waarin de netto-uitgaven (uitgaven min de niet-belastingontvangsten) voor de gehele kabinetsperiode zijn vastgelegd. Het totaalkader is onderverdeeld in drie deelkaders: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en het Budgettair Kader Zorg.
Vermoedelijke Uitkomsten
Ten tijde van de Miljoenennota voorziene uitkomsten van de begrotingsuitvoering van het lopende jaar.
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Verticale Toelichting
Een verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van alle veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de vorige begroting.
Voorjaarsnota
Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Voorlopige Rekening
De laatste budgettaire nota over de voorlopige realisatie van de begroting van het voorgaande jaar. De Voorlopige Rekening moet uiterlijk op
1 maart van het opvolgende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO)
Orgaan waaraan de uitoefening van een wettelijke taak is opgedragen, zonder dat er sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de minister, en die voor de uitoefening van de taak uit collectieve middelen (rijksbijdragen en heffingen) worden gefinancierd.
Lijst van gebruikte afkortingen
ABK Aanvullend beleidsakkoord
AOW Algemene Ouderdomswet
AZ Algemene Zaken bbp Bruto Binnenlands Product
BKZ Budgettair Kader Zorg bnp Bruto Nationaal Product
BPM Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen
BTW Belasting Toegevoegde Waarde
BuZa Buitenlandse Zaken
BZK Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAO Collectieve Arbeidsovereenkomst
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CKB Centraal Kasbeheer
CPB Centraal Planbureau
CVZ College voor Zorgverzekeringen
DNB De Nederlandsche Bank
ECB Europese Centrale Bank
EC Europese Commissie
EFSF Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit
EFSM Europees Financieel Stabiliteitsmechanisme
EL&I Economische Zaken, Landbouw & Innovatie
EIA Energie-investeringsaftrek
EMU Economische en Monetaire Unie
ESRB European Systemic Risk Board
EU Europese Unie
FES Fonds voor Economische Structuurversterking
GCI Global Competitiveness Index
GHF Gedragscode Hypothecaire Financieringen
GGZ Geestelijke Gezondheids- en Verslavingszorg
I&M Infrastructuur & Milieu
IMF Internationaal Monetair Fonds
ISV Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
MCN Mandatory Convertible Note
MEV Macro Economische Verkenning
MKB Midden- en Kleinbedrijf
MLT Middellange Termijn Verkenning
MN Miljoenennota
MR Ministerraad
MRB Motorrijtuigenbelasting
MTO Medium Term Objective
NBO Niet-belastingontvangsten
NZa Nederlandse Zorgautoriteit
OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OV Openbaar Vervoer
OVB Overdrachtsbelasting
pNB prijscomponent van de Nationale Bestedingen
RGB-eng Rijksbegroting in enge zin
RWT Rechtspersoon met een Wettelijke Taak
S&O Speur- en Ontwikkelingswerk
SGP Stabiliteits- en Groeipact
SZA Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid
UWV Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen
Lijst van gebruikte afkortingen
V&J Veiligheid & Justitie
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VS Verenigde Staten
VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAZO Wet Arbeid en Zorg
WBSO Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk
WSW Wet Sociale Werkvoorziening
WTCG Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten
WTO World Trade Organisation
WW Werkloosheidswet
WWB Wet Werk en Bijstand
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan
ZVW Zorgverzekeringswet
ZW Ziektewet