Voorstel van wet - Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 32855 - Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden; Voorstel van wet; voorstel van wet |
---|---|
Documentdatum | 02-09-2011 |
Publicatiedatum | 02-09-2011 |
Nummer | KST328552 |
Kenmerk | 32855, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2010–2011
32 855
Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verlofregelingen van de Wet arbeid en zorg en de bepalingen inzake aanpassing van de arbeidsduur in de Wet aanpassing arbeidsduur te wijzigen opdat daardoor de gebruiksmogelijkheden van deze wetten worden vergroot, alsmede om technische aanpassingen door te voeren in de Arbeidstijdenwet en om het overgangsrecht met betrekking tot de Wet arbeid en zorg te actualiseren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van artikel 1:1 komt te luiden: De begrippen werkgever en werknemer.
B
Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van artikel 1:1, onderdeel b, door een punt, vervallen de onderdelen c tot en met f.
C
Aan artikel 3:1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5.Als een kind tijdens het bevallingsverlof vanwege zijn medische toestand in een ziekenhuis is opgenomen, wordt het bevallingsverlof verlengd met het aantal opnamedagen, te rekenen vanaf de achtste dag van opname tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken. De in de eerste zin bedoelde verlenging van het bevallingsverlof is uitsluitend van toepassing voor zover de ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee het bevallingsverlof als gevolg van de werkelijke datum van bevalling op grond van het derde lid wordt verlengd.
D
Artikel 3:2 wordt gewijzigd als volgt:
-
1.In het tweede lid, eerste zin, wordt «achttien weken» vervangen door: zesentwintig weken.
-
2.In het tweede lid, tweede zin, wordt «vanaf twee weken» vervangen door: vanaf vier weken.
-
3.Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
4.In afwijking van het tweede lid, eerste zin, kan de werknemer de werkgever verzoeken om het verlof te spreiden gedurende een tijdvak van zesentwintig weken. De werkgever kan dit verzoek afwijzen, indien zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.
-
4.In het vijfde lid (nieuw) wordt «en derde lid,» vervangen door «, derde en vierde lid» en wordt «3:3, tweede lid,» vervangen door: 3:3, derde lid,.
E
In artikel 3:3 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:
-
2.De vrouwelijke werknemer meldt de werkgever de dag waarop het kind vanwege zijn medische toestand tijdens het bevallingsverlof in het ziekenhuis is opgenomen alsmede wanneer de opname is beëindigd. Uiterlijk op de laatste dag van het bevallingsverlof geeft het ziekenhuis op verzoek van de vrouwelijke werknemer een verklaring af, waarin de gehele duur van de opname van het kind in het ziekenhuis tijdens het bevallingsverlof staat vermeld. De vrouwelijke werknemer verstrekt deze verklaring onverwijld aan de werkgever.
F
Artikel 3:7 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «artikel 3:1, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 3:1, tweede, derde en vijfde lid.
-
2.In het tweede lid wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.
G Aan artikel 3:8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5.Als een kind tijdens de periode waarop een recht op uitkering in verband met bevalling bestaat vanwege zijn medische toestand in het ziekenhuis is opgenomen, wordt het recht op uitkering in verband met bevalling verlengd met de tijd dat het kind in het ziekenhuis heeft doorgebracht vanaf de achtste dag van opname tot en met de laatste dag waarop het recht op uitkering bestaat tot een maximum van tien weken.
De in de eerste zin bedoelde verlenging van het recht op uitkering in verband met de bevalling is uitsluitend van toepassing voor zover de aldaar bedoelde ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee de uitkering in verband met de bevalling als gevolg van de werkelijke datum van bevalling op grond van het derde lid wordt verlengd. Artikel 3:3, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
H
In artikel 3:9, tweede lid, wordt «achttien weken» telkens vervangen door «zesentwintig weken» en wordt «twee weken» vervangen door: vier weken.
I
In artikel 3:10, eerste lid, wordt «3:8, eerste lid» vervangen door: 3:8, eerste en vijfde lid.
J
Aan artikel 3:11, eerste lid, worden twee zinnen toegevoegd, luidende: Indien het bevallingsverlof van de vrouwelijke werknemer of het recht op uitkering van de vrouwelijke werknemer of gelijkgestelde wordt verlengd op grond van artikel 3:1, vijfde lid, onderscheidenlijk 3:8, vijfde lid, brengt de werkgever het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen daarvan op de hoogte. De werkgever verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de op verzoek van de vrouwelijke werknemer of gelijkgestelde door het ziekenhuis af te geven verklaring, bedoeld in artikel 3:3, tweede lid.
K
Artikel 3:12, eerste lid, tweede zin, komt te luiden: Artikel 3:11, eerste lid, tweede volzin, is van toepassing. Indien het recht op uitkering van de vrouwelijke gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, wordt verlengd op grond van artikel 3:8, vijfde lid, brengt zij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen daarvan op de hoogte. Artikel 3:3, tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing. De vrouwelijke gelijkgestelde verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de op haar verzoek door het ziekenhuis af te geven verklaring, bedoeld in artikel 3:3, tweede lid.
L
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 3:17, eerste lid, onderdeel b, sub 6, door een puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
-
c.winst uit onderneming: de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet, en de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in paragraaf 3.2.5, van die wet;
-
d.dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van de Ziektewet;
-
e.aanmerkelijk belang: aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
-
f.inkomsten uit tegenwoordige arbeid: het gezamenlijke bedrag van: 1°. het belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid, bedoeld in afdeling 3.3
van de Wet inkomstenbelasting 2001;
2°. het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten van arbeid, bedoeld in afdeling 7.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
3°. het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in afdeling 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en
4°. het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland, bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
M
Artikel 3:18 wordt gewijzigd als volgt:
-
1.Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 3:1, vijfde lid, en artikel 3:3, tweede lid, tweede volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.
-
2.Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 3:1, vijfde lid, en artikel 3:3, tweede lid, tweede volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.
N
Aan artikel 3:22, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de op haar verzoek door het ziekenhuis af te geven verklaring, bedoeld in artikel 3:3, tweede lid.
O
In paragraaf 3 van hoofdstuk 3 wordt een nieuw artikel met opschrift ingevoegd, luidende:
Artikel 3:31 Overgangsrecht in verband met zwangerschap- en bevallingsverlof en de uitkering van anderen dan de vrouwelijke werknemer
-
1.Indien de vrouwelijke werknemer op het tijdstip waarop de Wet van
...... houdende wijziging van de Wet arbeid en zorg en de Wet aanpassing arbeidsduur in verband met vergroting van de gebruiksmogelijkheden van deze wetten, alsmede technische aanpassing van de Arbeidstijdenwet en actualisering van het overgangsrecht met betrekking tot de Wet arbeid en zorg (Stb. ....) in werking treedt reeds met zwangerschaps- of bevallingsverlof is, blijven op dat verlof afdeling 1 en afdeling 2, paragraaf 1, van dit hoofdstuk van toepassing zoals die luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van genoemde wet.
-
2.Indien de vrouwelijke gelijkgestelde, de vrouwelijke zelfstandige en de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde wet in werking treedt een uitkering heeft in verband met haar zwangerschap of bevalling blijft op die uitkering afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk van toepassing zoals die luidde op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wet.
Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onder verlettering van het eerste lid, onderdelen a, b en c tot b, c en d, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
a.onvoorziene omstandigheden die een onmiddellijke onderbreking van de arbeid vergen;.
-
2.Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel b, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd luidende:
-
c.spoedeisend, onvoorzien of redelijkerwijze niet buiten werktijd om te plannen arts- of ziekenhuisbezoek door de werknemer of de noodzakelijke begeleiding daarbij van de personen, bedoeld in artikel 5:1;
-
d.noodzakelijke verzorging op de eerste ziektedag van de personen, bedoeld in artikel 5:1.
Q
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 5:1, tweede lid, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
f.een ander die, zonder dat sprake is van een arbeidsrelatie, deel uitmaakt van de huishouding van de werknemer.
R
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 5:9, onderdeel c, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
d.een ander die, zonder dat sprake is van een arbeidsrelatie, deel uitmaakt van de huishouding van de werknemer.
S
Artikel 5:10 komt met opschrift te luiden:
Artikel 5:10 Omvang verlof
Het verlof bedraagt in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste zesmaal de arbeidsduur per week. De periode van twaalf maanden gaat in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten.
T
Artikel 6:2 komt met opschrift te luiden:
Artikel 6:2 Omvang verlof
-
1.Het aantal uren verlof waarop de werknemer ten hoogste recht heeft bedraagt zesentwintig maal de arbeidsduur per week.
-
2.Indien de arbeidsverhouding wordt beëindigd voordat het verlof volledig is genoten, heeft de werknemer, indien hij een nieuwe arbeidsverhouding aangaat, tegenover de nieuwe werkgever aanspraak op het resterende deel van het verlof met inachtneming van dit hoofdstuk. De werkgever is in dat geval verplicht aan de werknemer, op diens verzoek, een verklaring uit te reiken waaruit blijkt op hoeveel verlof de werknemer nog aanspraak heeft.
P
De artikelen 6:3 en 6:6, derde lid, vervallen. V Artikel 6:5 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het derde lid komt te luiden:
-
3.De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de door deze gewenste wijze van invulling van het verlof op grond van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang wijzigen, tot vier weken voor het tijdstip van ingang van het verbod.
-
2.Het vierde lid vervalt. W
In artikel 6:8 vervalt «6:2, vierde lid, onderdeel b, 6:3, eerste lid,».
X
Na artikel 6:9 wordt aan hoofdstuk 6 een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 4. Overgangsrecht
Artikel 6:10 Overgangsrecht in verband met ouderschapsverlof
Indien de werknemer op het tijdstip waarop de Wet van (...) houdende wijziging van de Wet arbeid en zorg en de Wet aanpassing arbeidsduur in verband met vergroting van de gebruiksmogelijkheden van deze wetten, alsmede technische aanpassing van de Arbeidstijdenwet en actualisering van het overgangsrecht met betrekking tot de Wet arbeid en zorg (Stb. ...) in werking treedt, zijn voornemen tot het opnemen van het ouderschapsverlof, bedoeld in artikel 6:1, heeft gemeld aan zijn werkgever en die heeft ingestemd met de invulling daarvan, blijven op dat verlof de artikelen van hoofdstuk 6 van toepassing zoals die luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip inwerkingtreding van die wet.
ARTIKEL II
Artikel 2 van de Wet aanpassing arbeidsduur wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «verzoeken om aanpassing» vervangen door «verzoeken om aanpassing voor al dan niet wisselende perioden en met al dan niet verschillende omvang» en wordt na «die werkgever» ingevoegd: , behoudens onvoorziene omstandigheden.
-
2.In het derde lid wordt «ten minste vier maanden» vervangen door «, behoudens onvoorziene omstandigheden, ten minste vier maanden» en wordt «ten hoogste eenmaal per twee jaren» vervangen door: , behoudens onvoorziene omstandigheden, ten hoogste eenmaal per jaar.
U
ARTIKEL III
In artikel 5:2, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet wordt «zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden,» vervangen door: onvoorziene omstandigheden of zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, als.
ARTIKEL IV
De Invoeringswet arbeid en zorg wordt ingetrokken.
ARTIKEL V
De Wet van 28 april 2005 tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het tot stand brengen van een recht op langdurig zorgverlof en het aanbrengen van enkele verbeteringen (Stb. 274) wordt ingetrokken.
ARTIKEL VI
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties,
De minister van Defensie,
De minister van Veiligheid en Justitie,