Volksvertegenwoordiger

Met dank overgenomen van R.R. (Ruard) Ganzevoort i, gepubliceerd op zaterdag 16 juli 2011, 3:28.

Column in Christelijk Weekblad 15.07.2011

Zo. Ik ben ingewerkt, geloof ik. De eerste weken in de Eerste Kamer zitten erop en het is nu reces. Tijd om even stil te staan en terug te blikken. Zo’n eerste periode is toch een soort achtbaan waar je instapt. Zonder te weten hoe het precies werkt, kom je in allerlei bewegingen terecht.

Ik had mijzelf een simpel doel gesteld: de eerste week wilde ik snappen op welk moment ik op welke plek moest zijn met welke papieren. Dat lijkt simpel, maar het vergadercircus op de dinsdagmiddag is nogal complex voor een nieuwkomer met allerlei commissies, plenaire zittingen, dossiers, een, twee, drie, of vier keer bellen. En natuurlijk alle procedures en gewoonten waarvan het wel zo handig is als je je daar een beetje aan houdt. De tweede week was een bijzondere omdat toen de parlementen van de vier Koninkrijkslanden samen vergaderden. Een leerzame en boeiende ontmoeting die goed helpt om de complexiteit te gaan zien van het Koninkrijk.

Voor de derde week had ik mezelf als doel gesteld de stukken te snappen. Dat is met een stapel van tien centimeter per week al een hele opgave, maar vervolgens mag je daar schriftelijke vragen over indienen. Die worden dan in de commissievergadering verzameld en aan de regering voorgelegd. Grappig om mee te maken, want dat is het grondwettelijke recht van volksvertegenwoordigers om vragen aan de regering te stellen en antwoord te krijgen.

Voor de vierde week stond dan het leerdoel van het plenaire debat, in dit geval over onderwijs. Met maiden speech en interrupties. En - bijzondere ervaring - mijn motie over de gevolgen van de langstudeerdersmaatregel voor deeltijdstudenten werd unaniem aangenomen. Vier weken in vogelvlucht. Inwerken met ‘stoom en kokend water’, zoals dat in het jargon heet.

En toch was dat allemaal niet het meest indrukwekkende van de afgelopen weken. Wat me het meest getroffen heeft, zijn de vele mails, brieven, berichten van gewone mensen die aandacht vragen voor hun situatie. Soms de tragiek van het leven, soms de gevolgen van het regeringsbeleid. Soms schrijnende gevallen van mensen die tussen de wielen van de samenleving komen.

Of het nu gaat om studenten die hun toekomstplannen zien vastlopen en niet weten hoe ze hun studie moeten betalen, kunstenaars, mensen met een PGB of met psychische problemen, asielzoekers en opstandelingen in een land als Libië, allemaal vertellen ze hun verhaal van machteloosheid en uitzichtloosheid. Ze maken duidelijk dat hoe wij de samenleving organiseren altijd gevolgen heeft voor gewone, echte mensen.

Je kunt dat makkelijk vergeten, zo is me na een paar weken Eerste Kamer wel duidelijk. Het is heel eenvoudig om alleen te denken in taakstellingen, macrobekostigingen en wat voor mooie woorden beleidsmakers ook maar bedenken. En dan komen er plannen uit die op papier kloppen en waarmee de abstracte doelstellingen gehaald worden. Maar waar zijn de mensen? Wie kijkt er naar de gevolgen voor mensen die geen nummer, klant of consument zijn, maar gewone mensen die proberen hun leven op orde te houden of te krijgen?

Dat is wat me het meest geraakt heeft. Daarom kan ik ook niet gelukkig zijn met een wet die op hoofdlijnen wel nut heeft maar voor sommige groepen grote problemen veroorzaakt. Uiteindelijk moet het om mensen gaan, en dan is ieder mens er een. Natuurlijk snap ik wel dat je het niet ieder naar de zin kunt maken. Ik begrijp ook dat er bezuinigd moet worden en dat dat gevolgen heeft. Maar ik wil niet voor de verleiding zwichten daar een papieren werkelijkheid van te maken.

De brieven en mails die bij de Kamerleden binnenkomen, herinneren mij er in elk geval aan dat we in de eerste plaats volksvertegenwoordigers zijn. Dat we er niet zitten voor het ene of het andere belang, maar voor mensen, burgers. En dat die allemaal hun eigen verhaal hebben en in elk geval voor een deel afhankelijk zijn van onze beslissingen. Ik denk dat dat mijn belangrijkste leerervaring was.