Brief aan de Paus - Hoofdinhoud
Beste Paus,
Of ik u een brief wilde schrijven. Dat was het verzoek van de KRO.
Ik schrijf dit bijna bij u op de stoep. Aan de andere kant van de Tiber. Op Piazza Colonna, om precies te zijn. Ruim 35 jaar geleden kwam ik hier vaak. Ik mocht de brommer lenen van buurmeisje Tiziana en reed daarop vanaf de Via Cassia naar hartje stad. Hier werd besloten of ik mee mocht, met een groepje, naar Curva Sud in Stadio olimpico, voor een thuiswedstrijd van AS Roma.
Maar als wij gasten uit Nederland hadden, kwamen wij op zondagochtend altijd de zegen van uw voorganger Paulus VI halen. Hij verscheen dan aan een raam van zijn vertrekken, rechts van de Basiliek, vanaf het plein gezien. Een tengere gestalte, in het wit gestoken, sprak eerst een boodschap uit en hief vervolgens zijn rechterhand om ons allen op het plein te zegenen. Voor veel van onze gasten had het iets magisch. Mijn magisch moment kwam altijd weer bij het bezoek aan Michelangelo’s Pietà, bij binnenkomst in de Basiliek rechts. Toen nog voor de aanslag, dus niet achter glas. Daar kreeg ik nooit genoeg van. Een moeder die verdriet heeft om de dood van haar zoon.
Nee, niet een moeder; dé moeder en dé zoon.
Kijk, zo was ik natuurlijk opgevoed. God was altijd ongenaakbaar. En zijn zoon ook nogal. Maar de moeder van die zoon, ja, dat was iets anders. Zij was geen God, maar een mens, die een onvoorstelbare klus volbracht had. Dus zij wist het één en ander van ellende. En de zoon van God zou dan misschien niet meteen naar mij willen luisteren, zijn moeder vast wel. Daarna zou zij voor mij een goed woordje doen bij Jezus. En welke zoon luistert nu niet naar zijn moeder?
Ik was lid van de Amerikaanse Boy Scouts in Rome.
Die Boy Scouts werden geleid door aankomende collega’s van u. Jonge priesters van het North American College of Rome. Een aantal van hen besteedde hun hele vrije tijd aan de scouts. Zij leerden ons waarden die op straat niet bestonden, zoals respect voor wat zwak en kwetsbaar is, in plaats van alleen voor wat brutaler, gewelddadiger, groter en sterker is dan jijzelf. Zij namen ons mee naar armenhuizen om schoon te maken, naar parken om heroïnenaalden en condooms op te ruimen, naar buitenwijken om speeltuinen op te knappen. Dat zal ik nooit vergeten. Net zo min als ik ooit kan vergeten dat een van hen misbruik maakte van mijn vertrouwen.
Overal langs de wegen hier hangen nu banieren met de beeltenis van weer een voorganger. Hij was, als ik mij niet vergis, ook een goede vriend van u. Johannes Paulus II is onlangs zalig verklaard en niet alleen alle Polen, ook alle Romeinen zijn daar trots op. Of ze nu geloven of niet, ze blijven natuurlijk wel goede katholieken.
Hij heeft een geweldige rol gespeeld bij het verjagen van de communisten uit zijn vaderland en zo ook een wezenlijke bijdrage geleverd aan de sloop van het IJzeren Gordijn. Jammer genoeg heeft hij met evenveel inzet en overtuiging alle progressieve katholieken uit de kerk weten te verjagen. Daardoor hebben u en ik vandaag nog wel hetzelfde geloof, maar niet meer dezelfde kerk. Begrijp mij niet verkeerd, uw kerk zal altijd vertrouwd blijven en uw kerk heeft vele dienaren die de wereld op hun manier echt beter maken. Ik zal dan ook nog heel vaak op bezoek komen. Maar het is helaas geen thuiskomen meer. Daarvoor zitten de ramen veel te dicht, wordt teveel mensen de deur gewezen en wordt er onvoldoende met de fouten uit het verleden afgerekend. Zet de ramen open, beste Benedictus, haal de bezem door het huis en begroet ons met een aan Cicero ontleende spreuk: “Domus mea tibi patet”.
Met hartelijke groet,
Frans Timmermans
Origineel bericht alleen toegankelijk voor leden facebook