Enquetewet door Eerste Kamer en een venijnig debatje in de Tweede Kamer

Met dank overgenomen van C.G. (Kees) van der Staaij i, gepubliceerd op dinsdag 5 februari 2008.

Rond twee uur vanmiddag was ik niet in de Tweede Kamer voor het vragenuur. Samen met Wim van de Camp (CDA), Laetitia Griffith (VVD) en Staf Depla (PvdA) zat ik achter de regeringstafel in de fraaie zaal van de Eerste Kamer voor de laatste loodjes van ons wetsvoorstel tot herziening van de Wet op de Parlementaire Enquête. Na een korte termijn, die nodig was omdat PvdA-er Rehwinkel nog een motie had herzien, werd er bij zitten en opstaan gestemd over ons wetsvoorstel. Uiteindelijk bleef iedereen zitten, wat betekende dat het wetsvoorstel met algemene stemmen was aangenomen. Een bijzonder moment, dat luister werd bijgezet doordat we vele handen mochten schudden van senatoren die ons feliciteerden met het dit resultaat.

Daarna gauw naar het vragenuur in de Tweede Kamer, waar inmiddels met minister Plasterk een venijnig debatje was gevoerd over de uitzonderingsbepalingen in de Algemene wet gelijke behandeling. Die zijn de in de jaren negentig in de wet opgenomen, om tegemoet te komen aan de zorgen dat een doorgeschoten anti-discriminatiebeleid de vrijheid voor kerken en christelijke organisaties zou aantasten. De nogal opdringerige Europese Commissie heeft allerlei landen, waaronder Nederland, kritisch aangesproken op de precieze vormgeving van de anti-discriminatiewetgeving. Ik herinner me dat al onder het tweede paarse kabinet, een jaar of acht geleden is toegezegd dat de Europese regels hierover de bepalingen die kerken en religieuze organisaties de nodige vrijheid bieden, niet zouden ondermijnen. Toch is nu de discussie hierover plotseling opgelaaid. Als je het fanatisme van partijen als GroenLinks en D66 vandaag weer ziet, zou het goed kunnen zijn dat de grootste risico's van de huidige discussie wel eens meer in de Haagse politiek, dan in de Europese juristerij kunnen liggen.